Of ik iets wilde lezen, vroeg Frank Melger. Het klonk goed dus ik mailde van stuur eens wat op. Wat ik las, mag ik delen: een verhaal over verbonden zijn en verbonden blijven. door de generaties heen. Hier is het verhaal van Frank. Eerder verscheen het in een familieboek.
Op de kade
“We kwamen aan op 12 december 1957,” vertelt Frank. “Vroeg in de morgen werd onze boot, de Johan van Oldenbarneveldt, de haven van IJmuiden binnengeloodst. Het eerste dat ik van Nederland zag, was de naargeestige verlichting van natriumlampen. Op de oever reed een man op een fiets zwoegend tegen de wind in. In koor werd er geroepen: Wij gaan niet van boord. Het is veel te koud.”
“Op de kade stond het vol van de mensen en tot mijn grote vreugde zag ik één bekend gezicht, Hetty, een vriendin uit Surabaya, die al veel eerder naar Nederland was vertrokken en met wie ik correspondeerde. Het was alsof er een zoeklicht op haar gezicht gericht was. Ik kan nauwelijks vertellen hoe onuitsprekelijk blij ik was dat ik een bekend gezicht zag, een lieve vriendin, die mij welkom heette, in een zee van vreemde gezichten. Dat is toch een onuitwisbare herinnering, gekoppeld aan een gelukmakend gevoel, hartverwarmend.”
Pension
“Het gezin waartoe ik behoorde, vader en drie kinderen, werd met een bus naar Utrecht gebracht, naar een pension op de Catharijnesingel in Utrecht. Bij ons vertrek uit Indonesie hebben wij Utrecht als woonplaats van voorkeur opgegeven. Dit gebeurde op aanraden van mijn halfzuster, die bij het Ministerie van Oorlog werkte en bij wie toevallig mijn brief met het verzoek om een studietoelage te verkrijgen, terecht kwam. Zij gaf de universiteit van Utrecht als beste aan voor de studie medicijnen die ik wilde volgen. Daarvandaan de opvang in Utrecht.
In het pension kregen wij een kamer, waaraan een serre verbonden was. In de zomer zal die serre lekker licht en warm zijn, in de winter van ’57 was die ijskoud en niet warm te krijgen.
In de kamer stond een kolenkachel. Ons werd geleerd hoe wij die moesten aansteken en onderhouden. Dat aansteken was een ramp, binnen mum van tijd stond de kamer vol rook en stof.
Dit was ook de tijd van de kennismaking met de Hollandse kost, o.a. een zure witte soep met een klontje bruine suiker, yoghurt. Ik kon het spul niet door mijn keel krijgen.
—Geef mij maar nasi goreng, met een gebakken ei, wat sambal en wat kroepoek en een goed glas bier erbij —-
(Een liedje vol nostalgie).
Studie
De studietoelage kwam en in februari ‘58 begon ik colleges te lopen en practicum te volgen, maar wel met een half jaar achterstand. De studie verliep niet succesvol. Ik haalde de propaedeuse niet.
“Waardoor het fout ging? Het was een combinatie van zaken. De belangrijkste oorzaak was wel het feit dat ik me niet kon concentreren op de studie. Ik was mijn basis kwijt, ik voelde me verloren; eenzaam en doelloos liep ik door de straten van Utrecht, weg van de stank van de petroleumkachel, op zoek naar ….? Tja, dat wist ik niet. Ik had geen houvast. Ik was op kamers in Utrecht, mijn familieleden verhuisden al snel naar familie in Amsterdam. Ik praatte met niemand, behalve met de hospes, die ik af en toe tegenkwam.
Introvert
“Ik denk dat die eenzaamheid voor een groot deel aan mijn eigen gedrag te wijten is. Ik was nogal introvert en verlegen. Ik maakte niet snel contact en meestal waren die contacten oppervlakkig. Waarschijnlijk ligt de oorzaak hiervan in mijn jeugd.
Ik heb mijn moeder nooit gekend, zij stierf toen ik een jaar was, een dag na de geboorte van mijn zusje. Van mijn tante hoorde ik dat mijn moeder een zware longontsteking had opgelopen tijdens de lange en zeer vermoeiende reis van Kesilir, in de verre oosthoek van Oost-Java, naar Malang. Met z’n drieën, mijn moeder, mijn broer en ik, gingen we naar Malang, naar het ziekenhuis waar mijn zusje geboren zou worden. Een dag na de geboorte van mijn zusje stierf mijn moeder. De communicatiemiddelen waren toentertijd nogal primitief en mijn vader kon niet op tijd op de hoogte worden gesteld van het overlijden van zijn vrouw. Toen mijn vader enkele dagen later in Malang kwam om zijn vrouw, kinderen en de nieuwe baby te bezoeken, kreeg hij te horen dat zijn vrouw inmiddels gestorven en begraven was. Hij viel ter plekke bewusteloos. Zo vertelde een van onze familieleden.”
Onzichtbaar maken
“Mijn vader, mijn broer en ik reisden terug naar Kesilir. Mijn zus verbleef om medische redenen in Malang achter, ze moest verscheidene keren een operatie ondergaan. We hebben niet lang in Kesilir gewoond. Bij de inval van de Jappen, in 1942, moest mijn vader zich bij de Landstorm melden, ter verdediging van het land. Dat heeft niet lang geduurd en mijn vader werd als krijgsgevangene afgevoerd naar Birma, waar hij aan de spoorweg moest werken. Hij was toen 45 jaar. Gelukkig heeft hij het overleefd, al was het maar op het nippertje. Wij kinderen werden ondergebracht bij familieleden van mijn moeder en van mijn vader. Wij verhuisden heel vaak van het ene gezin naar het andere. Eigenlijk waren we nergens gewenst. Dat heeft zo’n tien jaar geduurd. Die omstandigheden zijn van invloed geweest op mijn karakter. Ik voelde me meestal veilig als ik me onzichtbaar maakte. Het heeft vele jaren geduurd voordat ik dat gedrag kon corrigeren. Het overkomt me nu soms nog wel eens dat ik verbaasd ben als iemand interesse in mij toont.
Mijn vader leerde ik pas kennen toen ik een jaar of tien was. Wij waren buiten aan het spelen en werden naar binnen geroepen. “Je vader is hier, kom even een hand geven”, zei mijn tante.
Wij gingen naar binnen en zagen een vreemde man in de woonkamer. Ik gaf hem een hand en zei: “Dag meneer”.
Op een dag zei mijn broer tegen mijn zus en mij:”We gaan niet naar school, we gaan naar pappie en we zeggen dat we bij hem blijven”. Zo geschiedde het. Mijn vader woonde vlak bij een vliegveld, in de buurt van de haven van Surabaya. Dat werd hem aanbevolen om van het duiksyndroom af te komen dat hij in de oorlog had opgelopen. Iedere keer dat hij vliegtuigen hoorde, moest hij wegduiken, of hij het wilde of niet. Dat syndroom had hem wel het leven gered en ons een vader gegeven. De periode van ’48 tot ‘57 is in mijn herinnering wel de beste tijd van mijn leven in Indië geweest. Na mijn HBS-examen, in 1957, zijn we naar Nederland vertrokken, weggejaagd door Sukarno.”
Veranderingen
“Terugkijkend op de eerste jaren in Nederland zou ik zeggen dat ik dat geen prettige tijd heb gevonden. Ik had te veel problemen met mezelf, ik had geen rust in mijn lijf. Ik denk nu dat ik toen niet was opgewassen tegen al die veranderingen in mijn tienertijd.
Toen ik in Surabaya aan boord stapte was ik blij dat ik uit Indonesië weg kon. De sfeer in de stad Surabaya vond ik zeer vijandig jegens de Nederlanders. In de stad zag ik overal graffitty met de tekst: Bunuh Belanda. Toen we uit de haven van Surabaya wegvoeren had ik zeer gemengde gevoelens, enerzijds opgelucht, anderzijds droevig, met de gedachte dat ik daar nooit weer zou terugkomen. Ik voelde wel dat er een cruciale verandering in mijn leven was opgetreden, verdreven uit de bekende en vertrouwde omgeving en geen flauw idee van wat me te wachten stond.”
“Zoals al vermeld, in november 1957 stapten we op de boot, de Johan van Oldenbarneveldt. Ik was toen 19 jaar. De enige bezittingen die we meenamen waren onze kleren. Drie complete albums postzegels van Nederland en Overzeese Gebiedsdelen, die ik naarstig verzameld had, moest ik bij de douane afgeven.
Die bootreis, een maand van dolce far niente, was grandioos. De oneindige ruimte op de Indische Oceaan, water, niets dan water en dolfijnen. De bridgepartijen en de dansavonden; ik genoot naar hartelust.
Toen het nieuwe vaderland, waar de mensen dezelfde taal spraken als ik, maar toch totaal anders waren. Ik voelde me er niet thuis. Hoe vaak werd mij de verwonderde vraag gesteld: Je bent toch Indonesiër, maar je spreekt goed Nederlands, waar heb je dat geleerd, aan boord?
Uit Indië verdreven, in Nederland toch niet echt welkom geheten. Ik heb me heel lang een displaced person gevoeld.”
Een gezin
Frank heeft na de militaire dienst, geen leuke tijd bij de infanterie, het boerenbataljon in Steenwijk, toch nog geprobeerd verder te studeren. Hij ging naar de HTS in Dordrecht. Ook daar kwam van studeren niet veel terecht, maar dat had een plezierige reden, hij ontmoette daar het meisje dat later zijn vrouw werd. Haar moeder maakte wel enige bezwaren: Hoe kun je nou zo’n bruine jongen in huis halen? Haar dochter heeft gelukkig toch haar zin doorgedreven.
“Zodra je een gezin hebt om voor te zorgen, heb je geen tijd meer om terug te kijken en te filosoferen over hoe je je voelt, Nederlander of toch Indisch, westers of toch diep van binnen oosters.
Ik heb niet veel discriminatie ondervonden of ik verdrong snel de gekrenkte gevoelens, geen tijd voor die futiliteiten. Apa boleh buat: de zorg om een redelijk bestaan te krijgen voor het gezin was het belangrijkste. Ik heb wel heel vaak heimwee gehad, heimwee naar het leven op de middelbare school in Surabaya en het sociale leven van de laatste jaren daar.
Terug
Maar ik ben pas dertig jaar later weer teruggegaan naar Indonesië, om het land weer terug te zien, de klapperbomen en de pisangbomen, de warmte en de geuren, ze kwamen me weer bekend voor.
En ik voelde me er thuis. ‘Sentimental journey?’ vroeg de douanebeambte vriendelijk, toen hij mijn geboorteplaats, Malang, in mijn paspoort zag. Op de hele reis heb ik alleen maar vriendelijkheid ontmoet.”
“Toen ik het mij financieel kon permitteren ben ik nog vele malen naar Indonesië gegaan. Mijn kinderen zijn er ook geweest. Gelukkig hebben zij veel interesse in dat land van mijn herkomst. Naarmate ik ouder ben geworden heb ik steeds meer uitgekeken naar de drie of vier weken die ik daar kon doorbrengen. Ik ben ook Bahasa Indonesia gaan leren om nog beter te kunnen spreken met de plaatselijke bevolking en minder de toerist te gaan uithangen. Zo langzamerhand hebben we vrienden gekregen in Indonesië, in Imogiri (Yogya) en in Bali.”
“Het was in 2003, toen ik met mijn broer en zuster in Bali verbleef, dat wij het plan opvatten om te gaan onderzoeken hoe het met onze vroegere plaats- en schoolgenoten, de mensen uit onze jeugd in Surabaya, is vergaan. Ik was in Ubud in een internetcafé om een emailbericht naar mijn dochter te sturen, toen zij met het horrorbericht kwam van de vliegtuigen die in The Two Towers in New York waren gevlogen. De schrik van mijn leven. We zijn spoorslags teruggekeerd naar Nederland. Maar daarna zijn we toch nog vele malen naar Indonesië gegaan.”
Oosters
“Bij Philips, Eindhoven, heb ik een interne cursus tot technisch publicist gevolgd. Dat beroep heb ik mijn hele leven uitgeoefend, bij het Bouwcentrum, Rotterdam, bij DSM Kunstoffenverkoop in Zeist, bij Pensioenfonds PGGM in Zeist en ten slotte bij een actuarieel bureau in Rotterdam. Mijn beide dochters hebben een academische studie gevolgd en hebben een goede baan. Vorig jaar heb ik voor mijn kleindochter (10 jaar) een sarong en kabaya laten maken, in Bali. Ze ziet er, in die kleren, ondanks de hoogblonde haren en haar witte huid, toch lekker oosters uit.”
Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.
Geef een reactie