Ze was en is een legende: de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh (1862- 1948). Kort na de oorlog stierf ze, maar tot op de dag van vandaag hebben mensen baat bij haar kennis van kruiden, planten, wortels- en wat er nog meer aan geneeskrachtigs komt uit de Indonesische natuur. De foto is uit 1906.
Ik schreef haar biografie, en nog altijd intrigeert ze me.
Er zit een verhaal achter haar verhaal.
Dat begin ik geleidelijk te begrijpen.
Eigenlijk is dat ook het geval met elk levensverhaal met een Indische achtergrond. Je hebt:
- de feiten
- de betekenis die de mensen het toen gaven
- de context, die we nu kunnen zien en duiden
Indische vrouw
Mevrouw Kloppenburg was uitmuntend in haar eigen publiciteit. Die was bepaald geen luxe. Want: in de koloniale tijd was weinig ruimte voor een Indische vrouw die medische kennis bezat, een eigen praktijk leidde, boeken publiceerde en dit alles met succes volbracht zonder enige westerse opleiding in de medicijnen.
In de regel was een arts toen een witte man in een witte jas. Een autoriteit.
Dus geen Indische vrouw zoals mevrouw, die door haar moeder was opgeleid.
Moeder
De moeder heette Albertina van Spreeuwenburg. Door haar huwelijk met Carel Versteegh werd zij het hoofd van de huishouding op de onderneming Soekamangli (Java). Njonja besar. De grote mevrouw.
Of iemand haar daarop heeft voorbereid, betwijfel ik.
Ze ontdekte dat de bevolking die werkzaam was op de onderneming, bij haar kwam met ziekten en kwalen. Wat te doen? Via haar man kende ze een westerse arts en aan hem zond ze bodes per paard met een leitje, waarop ze de symptomen had beschreven. Per kerend leitje kreeg ze advies.
Daarbij moet ze een levendige interesse hebben gehad in plantengeneeskunde.
Dus haar kennis groeide.
Geschrapt
Dat is al een bijzonder mooi verhaal, verteld door haar dochter. Wat hierin ontbreekt is: hoe ontdekte ze die geneeskrachtige kruiden? Vast niet door experimenteren. Vermoedelijk door omgang met de inheemse bevolking. Dat paste niet zo goed in het koloniale verhaal. Dus werd het geschrapt.
In het verhaal van de dochter zelf, staan al iets meer bronnen.
In het kort gaat dit zo.
De dochter groeit op tot jonge vrouw, trouwt met Herman Kloppenburg en krijgt kinderen. Dan wordt Tina, het oudste meisje, ziek. Mevrouw Kloppenburg haalt er een westerse arts bij. De man stelt een verkeerde diagnose en Tina sterft. Dat is 1899.
Mevrouw Kloppenburg is radeloos van verdriet en schuldgevoel.
Dan stort ze zich op aanraden van haar moeder op de studie van de plantengeneeskunde. Het is wat we nu zingeving noemen. Geef aan anderen wat je zelf nodig had. Daar zit de troost.
Er kwamen patiënten en boeken. Vooral van Indische planten en haar geneeskracht (1907) verschenen in de loop der jaren verschillende edities, al dan niet met een platenatlas waarin afbeeldingen stonden van de te gebruiken planten. Met de twee boeken kon iedereen zelf medicijnen maken. Maar wie zelf naar mevrouw Kloppenburg kon, deed dat. Ze woonde het langste in Semarang, Bodjongweg 80.
Ik was er in 2008 en keek naar het huis. Haar achterkleinzoon Fred had me verteld wat-waar was, als kleine jongen liep hij er rond. En ik wist er door hem ook de weg.
Mevrouw Kloppenburg was toen dichtbij me.
Maar hoe legitimeerde mevrouw nu haar succes? Ik bedoel: in die tijd.
- Het was liefdewerk, want ze vroeg geen geld aan haar patiënten
Dus ze manifesteerde zich niet als arts, wat ze eigenlijk wel was. En daarbij, haar echtgenoot Herman wilde niet dat zijn vrouw geld verdiende, want in het huwelijk moest alleen de man kostwinner zijn en dat was hij. - God wilde het, dus niemand kon ertegen zijn
Mevrouw was overtuigd katholiek en verhaalde nogal eens over dromen waarin ze boodschappen en raadgevingen ontving. Zo werd duidelijk dat de Heilige Geest aan haar zijde stond. - Ze trad op als Europese vrouw van stand, het Indische aspect negeerde ze
Dit had te maken met de verhollandsing van de koloniale maatschappij; naarmate er meer vrouwen uit Nederland arriveerde, werd het belangrijker om Hollands te zijn. Taal, gedrag en uiterlijk werden daarop gericht. Mevrouw Kloppenburg voedde haar kinderen streng op. Iets dat ook maar zweemde naar het Indische, werd verboden. Haar jongste dochter vertelde me dat aan tafel geen “staltaal” mocht worden gesproken – wat een woord. - Ook schreef ze nogal dwingend van toon in haar boeken, ze liet weinig ruimte over voor discussie. Ze was een ijzeren vuist in een fluwelen handschoen.
Kettingganger
Een goed voorbeeld van dit alles staat in haar boek Eene nabetrachting (1940).
Hier volgt de dramatische geschiedenis van een kettingganger – een dwangarbeider, in de woorden van mevrouw zelf:
- Kapokboom
- Hieronder het verhaal hoe ik er toe gekomen ben om de jonge blaadjes van dezen boom tegen darmverwondingen en daaruit voortvloeiende darmbloedingen te gebruiken.
Wij woonden indertijd te Padang en bij het huis hoorde een erf, zoo groot, dat de kebon het onderhoud daarvan niet kon bijhouden en wij tot het destijds daar gebruikelijke middel overgingen om tegen f 0,40 kettinggangers – dat zijn veroordeelden – uit de gevangenis te betrekken. Terwijl ik door den tuin wandelde, zag ik op eens één dezer kettinggangers neervallen en dichterbij gekomen bemerkte ik dat hij in een plas bloed lag. - Eén der andere veroordeelden nam gauw wat jonge topblaadjes van een kapokboom, kneusde deze met wat water zacht en goot het vocht in den mond van zijn gezel. Deze viel daarop in een rustige slaap tot een uur of drie en om 4 uur – de tijd dat de kettinggangers naar de gevangenis moesten terugkeeren – ging hij alsof er niets gebeurd was met zijn kornuiten mee naar de gevangenis.
- Dit geval wekte in zoo’n mate mijn belangstelling op, dat ik door mijn man liet informeren hoe het verder met den patiënt gegaan was en wie toch die medegevangene was, die hem die jonge kapokblaadjes had toegediend. De patiënt was geheel genezen en deed gewoon zijn werk en zijn medegevangenen, die hem zoo goed geholpen had, bleek een ter dood veroordeelde hadji uit Tjilegon te zijn, wiens doodstraf wegens deelname aan het uitmoorden der Europeanen aldaar veranderd was in levenslange gevangenisstraf. In Tjilegon (Bantam) en omgeving was hij een bekend doekoen (dessa geneesheer; wonderdokter) geweest. Ook te Padang in de gevangenis was de man nog stug tegen blanda’s en haatte alles wat Europeaan was.
- Hoe dankbaar ben ik echter dat ik door tusschenkomst van dezen massa-moordenaar in het bezit gekomen ben van een middel tegen darmbloedingen, waarmede ik vele mijner medemenschen het leven heb mogen redden. Is het niet een tol, die deze dweepzieke hadji betalen moest, voor de menschenlevens waarvan hij, gedreven door geloofswaan, een einde maakte?
- Toeval, zullen enkelen, misschien velen zeggen, doch ik wil hierin weer liever zien de bestiering van den almachtigen God. Ik voor mij geloof niet aan het toeval, tenminste niet als aan eene gebeurlijkheid tengevolge van feitenwillekeur, doch zie in alles liever de doelbewuste leiding van den Schepper, ook al vermogen wij het doel zijner handelen niet te zien of te begrijpen. Geen toeval, maar een ingrijpen van God, in wiens handen wij slechts de nietige werktuigen zijn.
Dat schreef mevrouw Kloppenburg.
Het staat er bijna terloops: een kettingganger. Dat was een dwangarbeider, een veroordeeld man die dwangarbeid kreeg opgelegd. Een koloniale term is ook: kettingbeer. De mening van nu daarover staat haaks op de beleving van toen.
Maar in de interpretatie van mevrouw Kloppenburg moest het zo zijn, want hij was nu anderen weer tot zegen.
De ervaring leidde tot vermeldingen in haar kruidenboek:
Recept
D y s e n t e r i e III.
De jonge bladeren van den Randoe of Kapokboom, die overal in de warmte groeit, (hoe kouder het klimaat is, hoe schraler de kapok). De jonge bladeren bezigt men om de hevigste dysenterie te stoppen; men neemt er een goede handvol van vermengd met wat zout en een weinig water, de bladeren worden heel fijn gekneusd en uitgewrongen en met bijvoeging van een portglas water
door een fijnen doek gedaan. Men perst het sap uit en geeft het den lijder 2 maal daags te drinken ’s morgens op de nuchtere maag en ’s middags om 4 uur; als men het ’s morgens drinkt, dan ’s avonds te voren klaarmaken en in den dauw zetten. Bij gebruik van Randoe of Kapokbladeren mag men geen Katès en geen Ananas gebruiken.
Dysenterie is een zware vorm van diarree, met een risico op uitdroging, verzwakking en de dood. En in het tropische klimaat kan het snel gaan, dus dan wil je wel zelf iets kunnen maken. Ook al is het afkomstig van een massa-moordenaar. Of juist, zoals mevrouw Kloppenburg vindt.
Schrijftips
U ziet het, in een levensverhaal zitten meerdere lagen. Om die te zien, moet u wat afstand nemen en denken: wat mis ik, is er een deel van het verhaal dat ontbreekt, hoe zat het in de tijd van toen?
Ik hoop dat u ouderen in de familie hebt die verhalen kunnen vertellen. Dan is het tijd voor een interview om gewone en ongewone vragen te gaan stellen. Daar help ik u graag bij, evenals bij het schrijven van een levensverhaal. Wilt u van vrijblijvend gedachten wisselen in een telefoongesprek, klik hier om een dag en uur te boeken. (u komt dan op een nieuwe pagina) Ik ben benieuwd naar uw verhaal.
Ik had een wond op mijn ankle dat maar niet wilde helen. Alle toen beschikbare zalfjes gedurende de Japanse bezetting hielpen niets. De nurse sugereerde daon Sirih in heet water. De wond was genezen in 3 dagen. Daon Sirih is een blad van een klimplant, dat word gebruikt door mensen die tabak kouwen. In mijn geval was het een Indonesische vrouw. Het bald bevatte Chlorine of Fluoride, not sure.
Wat mooi dat het hielp!
De naam Kloppenburg herinner ik me nog. Ik was toen 12 jaar oud.