“Soms heb ik de indruk,” zegt Evert Mutter uit Batavia (1938) voorzichtig, “de indruk dat mijn jeugdherinneringen er niet mogen zijn.” En daarna zegt hij: “Veel mensen verketteren Indië en daarmee de door mij en anderen gekoesterde herinneringen. Omdat, zo is de redenering, de samenleving niet deugde.”
Goed punt, vind ik.
Er is immers een verschil tussen:
- wat we nu vinden van het koloniale systeem in Indië
- wat de persoonlijke levenservaring uit die tijd is
Batavia
Ik vraag aan Evert wat zijn eerste herinnering is.
“Wat ik me het eerst herinner, is in Batavia, we woonden in een groot huis in de wijk Tjideng. Wanneer mijn vader naar kantoor ging, stond de kebon klaar met de fiets. En ik keek toe vanaf de voorgalerij. Daar lag rood graniet, als ik eraan terugdenk, voel ik de kou van toen weer op mijn benen.
De vroege ochtend. Alles fris. De geur van de vochtige aarde uit de tuin. Dat kokkie al bezig was in de keuken, ze kookte op areng (houtskool).”
Hoe oud die herinnering is? Misschien wel tachtig jaar. En toch niet vergeten. We praten verder over herinneren en Evert vertelt:
- bij een barbecue ruik ik soms in een ogenblik de geur weer van kokkie
- ik herinner me ook meer van vroeger als ik op de Tong Tong Fair kom
- foto’s brengen ook herinneringen terug, vooral de fotoboeken van Tjaal Aeckerlin, er zijn foto’s waar de hitte af straalt
- in het park als ik de wind in de populieren hoor ruizen
- wanneer het zomers warm is, en er komt regen op het asfalt, die geur brengt me terug naar toen
- op onverwachte momenten, zoals:
Toko Toet
- We haalden eten bij Toko Toet. Het was er vol en omdat ik wachten haat, bleef ik wachten in de auto en ging mijn vrouw naar binnen.
- Ik zag een oudere Indischman naar buiten komen, met twee plastic tasjes en een ijsmuts op. Hij stopte even om een sjekkie te bouwen, met zo’n torpedopuntje er aan. Door de wind had hij moeite het sjekkie aan te steken. Uiteindelijk lukte het toch, de vlam kwam erin en ik zag hem genieten van het eerste trekje,
tegelijkertijd kwam Indië in me terug: het besef dat hij daar geboren en getogen was, en hier in Nederland straks in vreemde grond begraven zou worden. Alles van Indië voelde ik toen weer: de warmte, de geuren, hoe het was. Alles. - Dit soort ervaringen hou ik meestal voor mezelf. De meesten begrijpen het niet. Of willen het niet begrijpen.
Dat Evert dit zegt, heeft te maken met de hernieuwde belangstelling voor het koloniale verleden, en de weinige ruimte die hij daarin vindt voor persoonlijke en positieve verhalen. Daar is nog een andere ontwikkeling bij gekomen: mensen die zich Indisch noemen maar het niet zijn. Eerder mailde hij me een mooi stuk daarover, hier komt het:
- De term Indisch krijgt tegenwoordig een bredere betekenis. Ik reserveer het begrip Indisch nog altijd voor nazaten van mensen met gemengd bloed en voor zaken die te maken hebben met die groep. Ik merk nu dat totoks (dus volbloed Hollanders), die generaties lang in Indië hebben gewoond maar zich nooit vermengd hebben met de oorspronkelijke bevolking, zich ook Indisch noemen.
- Ik weiger dat consequent.
Immers deze totoks hebben in de koloniale samenleving, de Indischman altijd met een zeker dedain behandeld. Ze waren als de dood anders te verindischen. Natuurlijk ken je deze attitude ook uit de literatuur. - Overigens heb ik goede totok vrienden die deze houding van mij betreuren.
Ik vraag om een toelichting.
- Tokoks, Hollanders dus, hadden in Indië een goed leven. Ze hadden Indië lief en hebben zich later contre coeur in Nederland gevestigd. Noodgedwongen, net als de Indische gemeenschap. Dan is het gemakkelijk je daarmee te vereenzelvigen. Maar in de koloniale tijd keken ze wel met enige dedain naar ons.
- Indertijd had je ook die polemiek tussen Tjalie en Rob Nieuwenhuijs. Tjalie beschouwde Hella Haasse niet als een Indische schrijver en dat was ze niet, ook al wilde ze het graag.
- Een Indische afkomst mag niemand zich toe-eigenen. Dat kan niet. Wij zijn van gemengd bloed en dat is een specifiek element dat bij anderen niet aanwezig is.
- Veel totoks die daar lang woonden hebben een veel Indischer accent dan ik. En dat is echt zo. Dus niet gecultiveerd. Maar daarmee zijn ze nog niet Indisch. Voor mij is het verhaal van de Indische gemeenschap een verhaal van weemoed en heimwee, het besef niet helemaal hier thuis te horen, omdat je je geboorteland verloren hebt.
Kennis doorgeven
Een specifieke afkomst is ook een specifieke geschiedenis. Nu Evert met pensioen is – na een mooie carrière als ambtenaar -, is hij niet echt milder geworden. Niks van soedah laat maar. Hij zet zich actiever dan ooit in om de kennis van het Indisch verleden te bewaren en door te geven:
- als gastdocent op middelbare scholen
- als deelnemer aan de bijeenkomsten van de Stichting Dialoog Japan-Nederland-Indonesië
- voor interviews, onder meer voor het boek Kind in Indië
- vragen van onderzoekers van antwoord voorzien
- en met het lezen van de groeiende stapel boeken die hij thuis heeft
Zijn familieverhaal heeft hij al opgeschreven dus dat is af. Blijft over het grote verhaal van de Indische gemeenschap, van de cultuur, de historie, de persoonlijke herinneringen:
“De gemiddelde kennis hier van Indië is erbarmelijk. Ik zal blijven vechten voor meer begrip daarvan. De geschiedenis wil ik zoveel mogelijk uitdragen. Er zijn nog altijd mensen die denken dat de oorlog eindigde in mei, en niet op 15 augustus.”
Schrijftips
Heeft u weleens het gevoel beter van niet over iets van vroeger te kunnen vertellen? Zelfcensuur maakt schrijven lastig. Probeer dan eerst alleen voor uzelf op te schrijven wat u belangrijk vindt. Brengt u het naar buiten, bijvoorbeeld als boek voor de familie, dan kunt u altijd nog wat gaan herschrijven als u dat echt nodig vindt.
Een mooi standpunt waar ik mij in kan vinden. Zeker als je steeds meer over de geschiedenis lees van de indo’s in Indonesië. Ook de persoonlijke ervaringen van Indo’s geven daar een belangrijke bijdrage aan. Boeken zoals van Dido Michielsen (Lichter dan ik en Engel en kinnari), Barbara van de Kruk (Het wit tussen de regels) en Elle van Rijn, (Terug naar Insulinde). Het laatste boek van Thom Hoffmann (Indië, betovering en desillusie) spant bij mij de kroon op dit moment. Een helder boek waarin je de historische plaats van de Indo’s goed leert kennen. De persoonlijke familieverhalen zijn belangrijk en doen er ook toe.
Wat ik als 2de generatie Indo nu wel merk is het verschil in denken tussen de 1ste en 2de generatie Indo’s. Mijn denken nu conflicteert met het denken van mijn ouders over verschillende onderwerpen wat betreft Indië toen en Indonesië nu. Op mijn blog probeer il zoveel mogelijk informatie te verzamelen: peterflohr.blog
Dank voor uw reactie – ik meen wel dat de boeken van Dido romans zijn, dus fictie, en verzonnen, ook al zit er een historische sfeer in. Zelf geef ik de voorkeur aan de onversneden autobiografie. Het is interessant hoe per generatie die visie op het Indische verleden verandert, nu spreekt ook de derde en vierde generatie. We zien: het Indische gaat door.
Het standpunt van Evert begrijp ik wel alleen heb ik er wel moeite mee. Of je een Indische achtergrond hebt heeft heel veel met gevoel te maken. Als je je heel principieel opstelt en alleen mensen met Indisch bloed eronder laat vallen krijg je weer de discussie hoeveel Indisch bloed moet je dan wel hebben?
De verhoudingen in Indie waren, en zijn nog steeds, heel complex. Niet alleen was bepalend of je van gemengd bloed was maar ook hoe donker je was, welke opleiding je had gehad etc.
Hoewel het in het algemeen zo was dat ‘Hollanders’ (de benaming Totok zou ik hier niet zo snel gebruiken omdat het in dit verband een discriminatoir accent heeft) betere banen hadden, gold dat zeker niet voor alle Hollanders. Vooral veel oud KNILler’s die hun diensttijd erop hadden zitten verdwenen in kampongs en leefden het leven van een Indonesiër.
Verder waren er veel mensen met gemengd bloed die hoge positie bezetten en die helemaal niet met dedain werden behandel.
Mijn stelling is, dat je je Indisch voelen of noemen een zeer persoonlijk gevoel is en dat je niemand kan verbieden dat gevoel te hebben. Dat gevoel bij een ander ontkennen is een ontkenning van iemands persoonlijkheid en leid alleen tot een tweedeling die we al genoeg hebben in de ‘Indische’ gemeenschap.
Dank voor uw reactie, het trefwoord is wat mij inderdaad: complex, en dat is ook wat me al zo lang fascineert aan de Indische geschiedenis. Het is nooit eenduidig, er is altijd eem ja-maar. Ik hoop dat u mij een lijstje wilt zenden van Indische mensen op hoge posten, daar ben ik benieuwd naar.
Ha……. Thank you very much for formulating it clearly …… YOU NEED LOCAL DNA TOE BE “Indisch” and no one who cannot prove that is NOT….. although my grandfather GFEW Lowensteijn, my mother Loes, father Frits Cornelissen (KNILM, Bandung, were born in Lhosumaweh, spoke a “Maleis” as secret language for my brother and me … they always referred to culture, food and lifestyle they had was different from “Indisch” maar Lekker …… Opa also was always rolling his Sjekkie when they visited us in South Africa ….. Will always honour the added cultural inputs my parents got in “Indie” and made us aware of. Soedah, Salamat Tingel, and don’t forget Nasi goreng and Kroepoek udang.
Thank you!
Ik (1951) herken wel wat in het verhaal van Evert Mutter. Toen in begin jaren vijftig kinderen bruiner dan ik bij mij op school kwamen zeiden mijn klasgenootjes tegen mij ” dat zijn rijstepikkers!” , ” daar hoor jij ook bij”. Klaarblijkelijk omdat mijn grootmoeder met haar Javaanse achtergrond in 1898 met het zeilschip naar Nederland was gekomen. Bij een bijeenkomst later van het INOG (Indische naoorlogse generatie) vroeg daar een blonde mevrouw met blauwe ogen me “hoe Indisch ben jij eigenlijk?”. Blijkbaar maken de totoks of de belanda’s uit of je bij de blanke hollandse mensen of de bruine indische mensen mag horen. Gelukkig woon ik nu in Indonesia en geniet in de juiste omgeving van de herinneringen en verhalen van mijn grootmoeder met de juiste geuren, geluiden en klimaat er nog bij. Als vreemdeling gezien te worden in het land waar je niet geboren bent daar zit ik niet zo mee. Als vreemdeling gezien te worden in het land waar je geboren en opgetogen bent des te meer. Tabee Holland!
Dank voor uw reactie, ik begrijp wat u zegt!
Mijn moeder die het Indische afstootte, mijn vader die het omarmde. Lees: Sluipschutters in de Tuin.
Hoe kom je eigenlijk in het circuit van gastspreker op school? Ex- voorzitter Federatie Indische Nederlanders geweest toch?
Goede tip Hans. Je kunt je bij dat circuit aanmelden, via de website https://www.gastdocenten.com/
Je BENT Indisch als nazaat van een Europese voorvader en een Aziatische (Indonesische) voormoeder.
Ongeacht het percentage; dus geen half, kwart, zestiende, enz. bepaalt of je Indisch bent.
Je Indisch VOELEN is een persoonlijke beleving o.a. gevoed door (gezins)cultuur en maatschappelijke omgeving.
Voor mij is het niet aan de ander te bepalen waar ik toe behoor.
Veel gehoorde opmerking tot mij gericht: “o, kom je uit Indonesië, dan kan je goed koken!”
mijn antwoord: “neen, ik kan helemaal niet koken. Dat deed de kokkie. Ik kan goed eten”.
Dank voor deze reactie. Dat is een belangrijke nuance: zijn en ervaren, twee verschillende dimensies. En wat een goede opmerking over de kokkie! Dat waren belangrijke vrouwen.
Oeps …… daar gaan we weer: Wat is Indisch en wie of wat mag zich Indisch noemen?
Als we het eens uit een taalkundige hoek bekijken is “Indisch” alles wat uit “(Nederlands) Indië” komt of er hecht mee verbonden is, net zoals “Rotterdams” duidt op een accent uit die plaats of een bepaalde mentaliteit van mensen uit die stad en met “Haags” bekakt gedrag zou kunnen worden bedoeld of zuinigheid (een “Haags” kopje koffie).
Probleem met dát “Indisch” (dus in de betekenis van alles wat uit (Nederlands) Indië komt of er mee te maken heeft) is, dat (Nederlands) Indië, de bakermat van het begrip, naar mate de tijd vordert steeds dieper achter de horizon verdwijnt en van lieverlee uit beeld raakt in de Nederlandse samenleving.
In mijn dikke Van Dale, inmiddels zo’n 20 jaar oud, zijn twee betekenissen aan “Indisch” gewijd, één betekenis aan “Indische”, één aan “Indischgast” en “Indischman”, als synoniemen. Hoe lang zal het nog duren voordat de eerbiedwaardige Van Dale constateert dat “Indisch” in genoemde betekenissen niet meer in het dagelijkse Nederlandse spraakgebruik wordt aangetroffen en dus uit de Nederlandse woordenschatkist kan worden verwijderd. Toch maar eens in de bieb kijken hoe de laatste uitgave van de Pan Dale Gemoek nu tegen het begrip “Indisch” aankijkt.
Zo ver de taalkunde. Op de Indische plank in mijn boekenkast prijkt ook het boek “Indisch is een gevoel – De tweede en derde generatie Indische Nederlanders” van Marlene de Vries. Zeer lezenswaardig, voor wie tobt over wat en wie Indisch nu eigenlijk is. “Indisch is een gevoel”. Ik sluit me graag aan bij de titel van het boek, tevens slotconclusie van de onderliggende studie.
De eerste generatie, waaronder ik versta de groep mensen die nog als volwassene had geleefd in Nederlands Indië en die na de oorlog als volwassene aanspoelde aan koude Noordzeestranden, hield zich niet met de vraag bezig. Waarom zou ze ook. Zij voelde zich Indisch, sprak Indisch, kookte en at Indisch en verkeerde hoofdzakelijk met mensen die zij kenden uit hun jeugd en werk in “Indië”. Een konijn vraagt zich ook niet af waarom hij konijn is. Dat ziet hij aan zijn lange oren.
Ik (net als Evert Mutter van 1938, doch van Semarang) noem mijzelf van de generatie anderhalf, oftewel op z’n Indisch, dus natuurlijk in de oude Nederlandse spelling, “generasi satoe setengah”: Geboren onder de klapperbomen, in de wieg de tjemara’s horen ruisen, door de baboe in de selèndang meegedragen, op blote voeten de straten geslepen, gevliegerd, gebanjerd in de modder van de sawah, de katapult hangend om de nek, moeiteloos overschakelend van Nederlands (de taal voor thuis, familie en school), naar Javaans voor de communicatie met de Javaanse jongetjes uit de buurt kampong en naar pasar Maleis voor het spreken met bediendes, Chinese en inlandse toko- en waroenghouders.
Met die “Indische” bagage kwam ik in mijn midden teenage in Nederland. Geen tijd voor heimwee. Volledig gestort in het nieuwe leven. Tja …. hier en daar en af en toe hoorde ik “pinda” roepen. So what? Ik had geen lange tenen en het bleef meestal wel bij “pinda”.
Met Evert Mutter deel ik veel van zijn herinneringen. Als ik in het Haagje ben mis ik natuurlijk ook die oude Indo die vóór Toko Toet of bij de ingang van de Pasar Malam zijn zware puntsjekkie rolt en “oessss djiampoet” roept als de aansteker uit zijn handen glipt. Ik koester die herinneringen, zonder er last van te hebben. Ik heb ook geen Messiaanse drift om een iegelijk uit te leggen wat “Indië” was en “Indisch” is en waarom ik als bruine jongen een Franse familienaam heb en waarom ik niet in “Indië” was gebleven. Alleen desgevraagd ging ik er voor zitten, om wel te merken dat de blik van de vragensteller waziger werd, naar mate de uitleg vorderde. Dan was het tijd om voor mijzelf te besluiten: “Soedah, laat maarrrrr”.
Zo ver als Evert Muller wil ik zeker niet gaan. Citaat uit zijn betoog: “De term Indisch krijgt tegenwoordig een bredere betekenis. Ik reserveer het begrip Indisch nog altijd voor nazaten van mensen met gemengd bloed en voor zaken die te maken hebben met die groep. Ik merk nu dat totoks (dus volbloed Hollanders), die generaties lang in Indië hebben gewoond maar zich nooit vermengd hebben met de oorspronkelijke bevolking, zich ook Indisch noemen”.
Oeps ….. een bepaalde groep uitsluiten omdat zijn bloed niet “zuiver” gemengd is? Een totok met de zelfde Indische achtergrond als ik maar met bloed dat van vreemde smetten vrij is gebleven, het “Indisch zijn en voelen” ontzeggen? Muulek dese! Ik zou mij op heel glad ijs begeven als ik mijzelf een exclusiviteit zou aanmeten op grond van de samenstelling van mijn bloed.
Dan is er voor Evert Mutter nog een praktisch probleempje: Hoe zal hij moeten vaststellen wie op grond van haar/zijn bloedsamenstelling zich “Indisch” mag voelen en noemen? Terwijl het gemengde Indische bloed nog van de tjongors (smoelen) van zijn dragers uit de eerste generaties valt af te lezen, zal dat bij iedere volgende generatie moeilijker voor hem worden. Die wordt door niet te vermijden vermenging met oorspronkelijke Europeanen steeds witter, net zoals de kopi soesoe witter wordt naar mate alleen maar soesoe aan de kopi wordt toegevoegd. Ik heb het slechte voorbeeld al genomen: Al 53 jaar in eerste echt getrouwd met een blond blauwogig meisje uit het mooie Münsterland in Westfalen.
interessante reactie, dank daarvoor!
Waarom zo “zwart – wit” beoordeling maken? Ik ben als 18 jarige, dus “volwassen” met rijbewijs naar Nederland gegaan met mijn broer. Ik heb in de kampen gezeten met mijn moeder en jongere broer, mijn vader in Birma. Ook mijnneven en nichten van moeders kant. Mijn vader was een volbloed Hollander en trouwde met mijn moeder die onderwijzeres was in Jember. Mijn moeder was geboren in de olie raffinaderij plaats cepu, zoals al haar broers en zussen in Raffinaderij plaatsen geboren zijn, want mijn Opa was raffinaderij manager. Opa en Oma waren in semarang getrouwd. Beiden kwamen van een lange Indische familie met Duitse en Belgische en Nederlandse namen. Mijn Oma werd grootgebracht door een tweede vader, die Schout van de haven van Semarang was. Mijn Opa’s moeder was directrice van een weeshuis. Opa werkte voor BPM / Shell olie.
De Javaanse voorouder /moeders zijn zes generaties verwijderd van mijn moeder.
Mijn Opa sprak Hoog en Laag Javaans, en uiteraard Maleis. Mijn Oma had vaak Sarong en Kebaya aan.
Tja, zowel toen als nu waren er sociale rangen en standen. Hij had in Indie gestudeerd als ingenieur. De Delftse ingenieurs hadden een voorsprong, zelfs tot op heden bij Shell!! Maar Opa werd op Europese voorwaarden aangenomen als Indische jongen en zijn jaren telden dubbel. Tropen jaren. Lachen toch voor deze mensen, ha ha. Hij kreeg dus ook Europees verlof en reisde eerste klas met boot en hele familie, vijf kinderen, nar Europa. Stapte uit in Genoa en reisde kalmpjes sightseeing met familie door Italie, Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland naar Nederland waar ze na maanden aankwamen. Maar toch kreeg hij geen positie op het hoofdkantoor in Den Haag, want hij was geen “Delftenaar”
Toen hij 48 jaar was in 1932 had hij genoeg jaren om met pensioen te gaan. Zijn oudste zoon had hij op diens 18de jaar naar delft gestuurd en die was daar afgestudeerd. Nota bene gingen ze naar Nederland met pensioen. Helaas heb ik nooit gevraagd waarom. Achteraf wel goed in verband met de Tweede Wereldoorlog. Mijn moeders oudste zus was al getrouwd en had vijf kinderen. Hij nam alle jongere kinderen mee, ook mijn moeder die toen net onderwijzeres was. Ja dat ging zo. niks te zeggen. Hij deed haar op een dames school in London. Ze smeekte hem of ze terug mocht naar Indie en na drie maanden liet hij haar gaan. Het was een zeer katholieke familie. Ze werd onderwijzeres op de katholieke school in Jember waar ze mijn vader ontmoette.
Daar ben ik geboren. Ze gingen soms naar de soos in Surabaya en hun Madurese Mandur met zij Klewang zat de hele nacht voor mijn slaapkamer op wacht, tot ze in de ochtend thuis kwamen. Ik herinner me hier uiteraard niets van. Mijn echte eerste herinneringen waren de Jappaners die met hun tanks voor ons huis stopten en eruit sprongen en in onze tuin gingen ontlasten met hun stofmaskers op. Mijn vader was toen al opgeroepen door de KNIL en mijn moeders zwager ook, dus was haar zus met vijf kinderen bij ons thuis en de japse officier wilde haar verkrachten en mijn moeder als een feeks tekeer ging in het Engels, en toen viel ik van een opgerolde bultzak achterover op de stenen treden van de achtergallerij en mijn hoofd bloedde alsof het leegliep en er was grote paniek en de jap droop af. Maar dit laatste heeft niks met mijn reactie te maken.
Mijn Opa en Oma waren sociaal op een redelijk niveau
Ik heb ze pas in Nederland ontmoet, ook mijn vader toen we op verlof in 1948 een tijd naar Nederland gingen.
Ik ben met een Haarlemse getrouwd, dus zo langzamerhand wordt het % Javaanse DNA steeds kleiner.
Ik denk dat mijn moeder zo’n 10% had.
Ik heb nu kleinkinderen die ook Mexicaans Amerikaans, Native American en American, erbij hebben. En als de vermenging zo doorgaat komt er zeker ook Afrikaans bij. Dat is de toekomst.
Maakt niet meer uit hoeveel Indo je bent.
Het is net zoals hoe jong je je voelt. Dat bepaal jezelf.
Als een kind van ouders die uit Nederland kwamen en die in Indie geboren en getogen zijn zich Indisch noemen omdat ze zich zo voelen, dat is hun goed recht. Niet moeilijk doen.
Mijn leukste tijd was op de HBS in Surabaya. Daar zaten Indo’s, Indonesiers, Chinezen, Hollanders en andere Europeanen, Peranakan, Chinees-Europees, alles. Het was een homogeen geheel.
Dank voor uw reactie, ik hoop op een boek over de HBS-tijd met uw herinneringen, dat zal ik graag lezen,
Vilan
Dit doet mij zo’n verdriet. Ik ben een kind van nederlandse ouders. Mijn moeder is ook harstikke blank. Maar wel een oorlogsslachtoffer. Zij heeft in het jappenkamp Banjoe Biru gezeten.
En ik ben dus een tweede generatie oorlogslachtoffer. Een INOGer. De indische naoorlogse generatie.
Ik heb niets te maken met hoe er met de indische mensen werd om gegaan. Ik leefde toen nog niet.
Waar ik wel mee te maken heb, is het oorlogs verleden van mijn moeder. Alles draaide om haar. En waar was ik als kind? NIET GEZIEN. Ik ben op dit moment in psychotherapie bij centrum 45. Door de oorlog van mijn moeder. Ik ben onder andere altijd bang om afgewezen te worden. En lieve mijnheer Mutter, U wijst mij af.
Dat is voor mij ook de reden dat ik niet naar bijeenkomsten durf van INOGers. Bang om afgewezen te worden door de indische mensen daar aanwezig. Ik weiger mee te doen aan een wedstrijdje wie heeft het, het ergst gehad. Laten we elkaar omarmen en steunen. Laten we alstublieft stoppen met mensen af te wijzen. Want weet u daar komen oorlogen van.
Veel liefs aan een ieder die lijdt door de oorlog in Nederlands-Indie.
En ook voor u veel liefs Mijnheer Mutter
Angst voor afwijzing is moeilijk, dat begrijp ik. Wanneer u naar de INOG zou willen, kunt u misschien per telefoon eerst overleggen. Ik ken de organisatie als vriendelijk en gastvrij, zonder wat u zegt, die wedstrijd in leed. Iedereen mag er zijn zoals hij/zij is.