Zoek op trefwoord ’tangsi’ en dan komen de manschappen in beeld. Militairen in en voor de kazerne, op de slaapzaal, noem maar, noem maar.
En de vrouwen?
Daarover vertelt de Indische schrijfster Lin Scholte (1921-1997). Zij groeide op in de tangs, als dochter van een Hollandse militair en een Javaanse vrouw. Eerst was haar moeder zijn njai, daarna zijn echtgenote.
Djemini, heette ze.
Bij Tong Tong verscheen het verzameld werk van Lin Scholte, waarvoor ik een biografische inleiding schreef. Heerlijk, familiegeschiedenis.
Anak kompenie
Moeder en dochter staan op de voorkant van het boek Anak kompenie, dat in 1965 verscheen. Anak kompenie, kind van de compagnie, waarmee het Oost-Indische leger werd bedoeld.
We zitten dan diep in de militaire wereld. In de tangsi, het kampement waar vooral de lagere rangen militairen woonden.
En vrouwen.
En kinderen.
Door en met elkaar, een eigen samenleving, waar de maatschappij vaak weinig kennis van had.
Er zijn slaapzalen waar een zogeheten ‘zedelijkheidsgordijn’ hangt. Dat wordt tussen de bedden getrokken om de seks wat privé te houden.
Maar ja, daardoor wist je het juist.
En als je niet doof was, hoorde je bepaald geluiden.
In de tangsi leefde je met elkaar.
Er waren vrouwen die het slecht hadden, en ook vrouwen die het goed hadden. Vrouwen in een te afhankelijke positie. Vrouwen in een gelukkige relatie.
Dit laatste is belangrijk om te weten. Ik zie dat er een tendens is om deze vrouwen allemaal te beschouwen als slachtoffer. Dat waren ze niet.
Lin Scholte vertelt haar verhaal, en ook dat van haar moeder. Djemini groeide op in tangsi Soelung nabij Soerabaja. We zijn aan het begin van de twintigste eeuw.
Als jong meisje leefde Djemini mee met het leven van de volwassen vrouwen. Een militaire structuur bezat dit. In Anak Kompenie staat:
- Het leven van alledag was ingesteld op het signaal van de hoornblazer, terwijl de vrouwen en kinderen evengoed aan de militaire tucht en reglementen gebonden waren als hun mannen en vaders. Want vóór alles: orde en regel moest er zijn. Het begon ’s morgens in alle vroegte alom zes uur, wanneer de hoornblazer de reveille blies. Dit was het teken dat de chambrees moesten worden ontruimd; de mannen om hun dienst te verrichten na het ochtendappèl, de vrouwen en kinderen om te verhuizen naar de vrouwen-loodsen, die doorgaans achter op het terrein van de tangsi’s waren gebouwd.
- De kookloods, waar de gezinnen overdag grotendeels verbleven, was een grote, overdekte ruimte, waarin dwars op elkaar stenen aanrechten in carré waren geplaatst met ruimten eronder, waar de vrouwen hun kook-attributen in konden opbergen; op de aanrechten konden ze hun maaltijden koken.
- De vaatwas deden ze op de daarvoor bestemde plaatsen: hetzij in de kookloods zelf, hetzij vóór de kookloods op lange stenen tafels waarboven de waterleiding liep met enkele tapkranen eraan. De badkamers voor de gezinnen en die voor de mannen lagen apart, maar waren gelijk van opzet en bouw, eveneens bestemd voor het gemeenschappelijk gebruik.
- […] De vrouwen verrichtten hun gewone bezigheden in de loodsen, gingen daarna naar de pasar voor de dagelijkse inkopen, en kookten hun maaltje op hun afdeling van de kookloods.
- Om twaalf uur op het signaal: afslag-blazen, keerden ze terug naar hun chambrees, met de ijzeren rijstketel in de ene, en welgevulde rantangs in de andere hand.
- De maaltijden gebruikten ze naar believen op hun ‘eigen tampatje’ in de chambree of aan de lange houten tafels met dito banken in de corridors.
- Van twaalf tot vijftien uur mochten ze in hun chambrees verblijven. Dan moesten deze weer worden verlaten; de vrouwen begaven zich naar de loodsen, de mannen moesten soms nog dienst doen en zich in elk geval op het middag-appèl melden om zestien uur.
- Om zeventien uur mochten de gezinnen weer in hun chambrees, ook wel secties genoemd terugkomen, tot de volgende morgen.
Een leven met militaire structuur dus. Binnen de regels zaten de mogelijkheden. Djemini groeide op en moest trouwen. Nu komt het.
Man 1: Oerip
Oerip was ook militair en gelegerd in tangsi Sambongan. Djemini had er geen zin in, maar trouwde toch. Na het feest vertrok het jonge echtpaar naar zijn tangsi waar het huwelijk geconsumeerd zou worden.
- Gedurende de feestdagen had Djemini nog altijd op de grond geslapen tussen haar adiks en haar moeder. Nu zij Oerips vrouw was, diende ze het bed met hem te delen, begreep ze. Maar het zinde haar allerminst. Ze ontrolde haar matje op het bovenbed en klauterde erop.
- Verbaasd stak Oerip zijn hoofd uit de klamboe in het onderbed en vroeg zacht waarom ze niet bij hem kwam liggen.
- “Dank je feestelijk! Ik slaap niet met vreemden!” was Djemini’s antwoord.
Daar bleef ze bij. Na een half jaar ging Oerip klagen bij Djemini’s ouders. Toen verbeterde de situatie wat Oerop wat, maar het huwelijk consumeren was er niet bij.
Djemini wilde niet.
Na weer een half jaar ging Djemini terug naar haar ouders.
Einde huwelijk.
Man 2: Radian
Bij haar ouders werd Djemini flink gepest door de andere tangsivrouwen. Ze was te zelfstandig, te eigengereid – en ze paste daardoor minder goed in de groep.
In deze periode komt man 2 in beeld, schrijft Lin Scholte:
- Hij heette Radian en was ‘gelijkgesteld’; dit was mogelijk geweest door uitzonderlijke dienstprestaties. Een gelijkgestelde Inheemse onderofficier genoot dezelfde privileges als zijn Europese collega.
- Zijn bezoldiging lag aanmerkelijk hoger dan die van zijn Inheemse ranggenoot, al was deze niet dezelfde als van zijn Europese collega. Radian was een aanmatigend persoon, want hij sprak Nederlands.
- Hij maakte werk van Djemini; wachtte haar op de meest onverwachte plaatsen op en vroeg haar om met hem uit te gaan.
Na wikken en wegen besluit Djemini in te gaan op zijn avances: ‘ In tangsi Djagalan in Weltevreden werd ze officieel ingeschreven als Radians huishoudster.’ Nu zitten we in Batavia.
Ook Radian viel tegen. Hij was jaloers, controlerend en had losse handen. Ook maakte hij nare opmerkingen over Djemini’s familie.
Dus dat was evenmin een blijvende situatie.
Toen Radian een keer dronken thuis kwam, zag ze een kans:
- De vermoeiende morgen, de alcohol en het voedsel deden hun werk want Radian sliep als een os. Maar hij was niet zo aangeschoten dat hij van zijn gewoonte afweek om zijn geldbuidel onder het hoofdkussen te leggen.
- Op de grond gehurkt, aan het hoofdeinde van het bed, liet Djemini haar vingers onder het hoofdkussen glijden, tot haar vingers de geldbuidel raakten. Eindelijk kon ze de buidel grijpen in de klem van twee vingers. Centimeter voor centimeter trok ze deze naar zich toe. Telkens als Radians ademhaling onrustig werd, hield ze even op.
- Na wat haar een eeuwigheid leek, gaf de geldbuidel eindelijk mee. In een uiterste hoek van het vertrek knipte ze hem open en nam er twee rijksdaalders uit; de rest liet ze zitten.
Met dit geld kon ze weer terug naar haar ouders.
Die waren weer boos, Radian natuurlijk ook.
Maar: Djemini wilde niet.
En als zij niet wilde, dan gebeurde het niet.
Nu komt man 3.
Man 3: Piet Scholte
In Tangsi Soeloeng was Piet Scholte geplaatst. Een Hollandse militair, gelovig, en ongelukkig- zijn verkering in Nederland had het uitgemaakt. Hij zag Djemini aan het werk in de vrouwenloods en kwam opvallend vaak pisang ambon bij haar kopen.
Dat leidde tot samen uitgaan. Daarna tot het verzoek van Piet of Djemini zijn huishoudster wilde worden. En nu komen de overwegingen van Djemini, die haar dochter zeer informatief opschreef:
- Ze lichtte haar moeder in die het allang had zien aankomen, en die er meer mee ingenomen was dan Djemini-zelf. Want die had voorlopig haar bekomst van iedere verbintenis in welk verband ook. Behalve haar laatste ervaring met Radian en wat ze om zich heen zag aan verbintenissen van haar eigen bangsa, leek geen haar ideaal.
- Zo de mannen hun vrouwen niet sloegen dan verwaarloosden ze het gezin voor het ‘main-dadu’ – dobbelspel – , of ze hadden in de kampong wel een bini-muda – jonge vrouw- , waardoor het huwelijk vroeg of laat spaak liep. Maar haar was ook niet ontgaan, dat de verbintenis van een munti met een ‘wong-londo’ evenmin rooskleurig was. De blanda-man hield doorgaans veel van de ‘vierkante pot’, en was vaker ‘mabok’ dan hun muntji lief was. Bovendien sloegen ze de vrouwen evengoed als de mannen van haar eigen ras het deden.
- Tenslotte gingen de blanda’s vroeg of laat toch terug naar hun land en lieten hun muntji’s ziten. Met of zonder kinderen.
De vierkante pot: dat is de jeneverfles. Alcoholisme kwam nogal eens voor in het leger (en daarbuiten).
Deze Hollandse Piet Scholte was dus bepaald geen aantrekkelijke partij voor Djemini. Maar ze deed het toch, omdat bij haar ouders wonen niet meer ging.
Alweer, voor de derde keer was het Djemini zelf die een beslissing nam, weloverwogen en in de wetenschap dat ze altijd weg kon gaan.
Autonomie.
Dit laatste verhaal loopt goed af: ze werden verliefd, trouwden, kregen kinderen. De eerste was een meisje, dat bekend zou worden als de schrijfster Lin Scholte. Dankzij haar weten we meer over de vrouwen in de tangsi, de vrouwen die voor velen een voormoeder waren.
Schrijftips
Wanneer u over de familie schrijft, kijk dan vooral naar de tijd van toen. Niet naar de meningen en opvattingen van nu. Hoe de tijd van toen was, ontdekt u het beste in romans en herinneringsboeken uit die tijd. Dus niet van nu. Van toen. Daar zit de tijdgeest in. Bent u op zoek naar boeken om de vorige generaties beter te leren begrijpen? Ik denk graag met u mee. Klik hier en kijk op de pagina contact hoe u gemakkelijk een gratis overleg-gesprek met mij kunt boeken.
Calendy
Geef een reactie