Afgelopen week gaf ik een seminar over Van Heutsz. Ik vertelde hoe hij vroeger als held werd gezien en nu als schurk. Geen van twee is waar. Een mevrouw vertelde dat ze de dochter was van een KNIL-militair. In de jaren ’60 had ze nogal wat naar haar hoofd gekregen en nu weer.
Zo gaat dat, kennelijk. De wind waait zus, de wind waait zo. Eerlijk is het allemaal niet.
Zwijgen
De mevrouw zei het met emotie: hoe gekwetst haar vader als veteraan indertijd was geweest door de verhalen in de pers over overmatig geweld. En hoe zij als dochter-van ook een soort schuld leek te dragen. Een onbewezen schuld. Zo leren mensen zwijgen, dacht ik. Waarom zou je nog verhalen vertellen, opschrijven, doorgeven? Het oordeel staat al bij voorbaat vast.
Nazaten
Voor mij is het daarom extra interessant om te praten met nazaten van de mannen die destijds naar Indië zijn gestuurd, maar vooral de nazaten van KNIL-militairen. Die zijn er nog genoeg. Zij hoorden verhalen over vroeger, vaak doorgegeven van de ene generatie op de andere, veilig binnen de familie.
Elke familie heeft een geheugen en vaak is er één persoon de archivaris. Hij of zij heeft spullen van vroeger. Weet wie wat weet. Kent de gevoeligheden. En verzamelt spullen om die te bewaren. Dat is mooi werk.
In Nederland zit meer KNIL DNA dan de meesten denken. ’t Is net of het niet meer mag.
Spreken
Ik hoop toch dat de (klein)kinderen van een KNIL-militair hun stem gaan gebruiken. Soms zijn er postuum nog onderscheidingen aan te vragen, in het blad van het Veteraneninstituut zie ik regelmatig een berichtje daarover. Het kan goed zijn, om de ervaringen als (klein)-kind van op te schrijven. Welke herinneringen zijn er, welke reacties zijn er geweest? En vooral: hoe voelt het van binnen? Is er trots op die ene voorvader bij het KNIL, die in principe bereid was zijn leven te geven als hoogste offer?
Geef een reactie