Telkens weer als ik in een toko of op de Pasar Malam tussen de Javaanse koekjes ook wadjik zie liggen denk ik even terug aan mijn Javaanse oma Raden Adjeng Momoh.
Een verhaal van: Arnold Herbig.
Muziek klinkt zacht uit de radio. Mammie en ik zitten in de huiskamer. Alhoewel, Mammie zit op de bank een tafelkleed te borduren terwijl ik naast haar lig te lezen. Het wachten is op Pappie want zodra hij thuis is, kunnen wij aan tafel voor het middageten.
Het geschuifel van blote voeten nadert ons en weldra staat Sanapi, onze baboe dalam, bij ons.
“Ndòrò”, zegt zij, “bij ons op de achtergalerij staat een vrouw die naar u of ndòrò toean vraagt.”
“Wie is het?” vraagt Mam.
“Dat weet ik niet ndòrò, dat zei de vrouw niet. Zij zei alleen dat zij de ndòro njonja en de ndòrò toean heel goed kent.”
Mammie legt haar handwerk naast zich neer en staat dan op. Gevolgd door Sanapi loopt zij mij voorbij. Nieuwsgierig als altijd heb ik het boek rap naast mij neergelegd en volg beide vrouwen op een afstand.
Vanaf de binnengalerij zie ik vóór de keuken Ira, onze kokkie, in gesprek met een oudere Javaanse vrouw. Naast de vrouw staat op de grond een koffertje van gevlochten rotan. Tijdens het gesprek draait de vrouw zich om en ziet Mammie op zich afkomen. Mammie houdt haar pas een tel in om daarna snel naar de vrouw toe te lopen.
Sedert ons gezin na de oorlog weer enkele jaren is herenigd, weet ik dat de vriendenkring van Pappie en Mammie ook Javanen en Chinezen omvat. Dit in tegenstelling tot de vriendenkring van Oma Juul door wie ik de eerste zes jaren van mijn leven ben grootgebracht. Daarom zijn er soms momenten dat ik mij nog verwonder over mijn ouders.
Kijk Mammie nu! Zo gauw zij bij de vrouw is aangekomen neemt zij haar in haar armen. Wanneer de vrouwen hun omhelzing hebben verbroken, zegt de oude vrouw: “Adoeh non, ik heb zó verlangd jullie weer terug te zien. Door de oorlog wist ik niet meer waar jullie zaten. Het is zo lang geleden, ja non?!”
Mammie en de vrouw raken elkaar steeds weer even aan. Het lijkt of zij zich ervan moeten overtuigen dat de ander voor haar staat.
Plotseling draait Mammie zich naar mij om en zegt: “Nolleke, kom jij eens hier en groet Oma eens netjes.”
Ik twijfel even want waar komt deze Oma opeens vandaan? Ik heb geen Javaanse familie dat weet ik zeker!
“Nolleke, hoor je wat ik gezegd heb? Kom hier!”
Mammies stem klinkt nu heel ongeduldig, voor mij een teken om subiet te gehoorzamen.
Ik loop naar de oude vrouw toe.
“Dag Oma”, zeg ik terwijl ik haar een hand geef.
“Allah njootje, wat ben jij groot geworden. Ik heb je zoveel gedragen toen je nog een baby was”, zegt mijn nieuwe Oma in het Indonesisch.
“Nolleke, breng jij Oma’s koffer naar jouw kamer. Lieke komt toch nog niet thuis dus kan Oma bij jou op de kamer slapen.”
‘Ook dat nog’, denk ik, ‘wij hebben hier achter toch een logeerkamer!’
Ik weet dat ik niets hoef te zeggen wanneer mijn mening niet wordt gevraagd dus doe ik maar wat mij is opgedragen.
Wanneer Pappie thuis komt, volgt hetzelfde toneel. Hij omarmt de oude vrouw die bijna in zijn omhelzing verdwijnt.
De volwassenen hebben elkaar heel wat te vertellen terwijl ik met mijn boek naar mijn kamer ga om weer verder te lezen.
Het middagmaal wordt opgediend en wij gaan aan tafel. Tot mijn verbazing schuift Oma niet bij ons aan tafel aan. Zij gaat weer naar achteren naar de bedienden. Op mijn vraag waarom zij dat doet, krijg ik van Pappie alleen als antwoord dat Oma bij het avondeten wel bij ons aan tafel zal zitten. Aan zijn stem hoor ik dat ik niets meer moet vragen en beter mijn bord kan leegeten.
Het is middag, Pappie is nog op kantoor en Mammie en ik zitten op het platje voor het huis. Op het tafeltje tussen ons in staat een kopje koffie voor Mam, een kopje thee voor mij en een schaal met plakken roti koekoes. Na over ditjes en datjes gekletst te hebben vertelt Mammie over mijn Javaanse Oma.
De ouders van Pappie waren Opa Charles en Oma Eugenie, zij woonden in Midden-Java. Zij hadden vijf kinderen waarvan Pappie de oudste was. Het huwelijk van Opa en Oma ging niet goed en daarom besloten zij uit elkaar te gaan.
Oma Eugenie leerde toen Opa Karel kennen. Zij besloten met elkaar te trouwen en vertrokken met de vier zusjes van Pappie naar Batavia.
En Opa Charles? Opa had een Soendanese vrouw leren kennen en vroeg haar of zij bij hem wilde komen wonen. Die vrouw was Oma Momoh. Opa en Oma Momoh vertrokken naar Oost-Java waar Opa, samen met Pappie, op een vezelonderneming ging werken. Opa en Oma kregen samen vijf kinderen. Zij waren gelukkig samen totdat kort na de geboorte van hun jongste dochter Opa overleed. Oma Momoh had het niet breed maar met de maandelijkse geldelijke bijdrage van Pappie kon zij haar gezinnetje draaiende houden.
Mammie was nog maar zestien jaar toen zij met Pappie trouwde, maar zij was nu wel de vrouw des huizes en daarom moest zij allerlei zaken leren die een huisvrouw diende te weten. Oma was daarbij een grote steun voor haar.
Tijdens de oorlog hadden zij elkaar uit het oog verloren tot niet zo lang geleden de vroegere chauffeur van Pappie achter de woonplaats van Oma was gekomen. Daarop had Pappie Oma een briefje gezonden en haar gevraagd een keer naar ons toe te komen.
Na mammies verhaal waren wij beiden even stil, maar dan wilde ik weten waar Oma nu was. Mammie dacht dat Oma bij de bedienden zou zitten.
Dat kan ik niet begrijpen, als zij mijn Oma is dan behoort zij bij ons te zitten en niet achter. Ik sta op en wil het huis ingaan.
“Wat ga jij doen?” vraagt Mam.
“Oma halen, zij hoort toch bij ons?”
“Laat Oma met rust. Zij komt heus wel als zij dat wil.”
“Neen, ik ga haar halen.“
“Nolleke luisteren!”
“Maaam”.
“Ga je gang zoek het dan maar zelf uit.”
Ik loop naar binnen. In de woonkamer komt de scherpe geur van een krètèk sigaret mij tegemoet. Bij mijn slaapkamer aangekomen zie ik Oma op de rand van haar bed zitten met een sigaret in haar hand.
“Oma djangan merokok di kamar saja toch. Niet in mijn kamer roken oma. Kom mee naar voren bij Mammie zitten.”
“Nee njootje, ik ga wel bij Ira zitten. Ik hoor niet bij jullie daar voor.”
“Oma maar ik wil dat u met mij meekomt.”
“Njootje luister jij nou naar Oma, ik hoor daar niet.”
Terwijl Oma opstaat pakt zij haar pakje sigaretten op, streelt mij even over het hoofd en verlaat de kamer.
“Oma wil niet bij ons zitten”, zeg ik tegen Mam als ik weer terug ben.
“Ik heb je gezegd om Oma met rust te laten maar jij wilt weer eens niet luisteren.”
“Maar als zij mijn Oma is dan …..”
“Nolleke houdt nu op. Ik wil er niets meer over horen!”
“Goed, mag ik naar Dolf?”
“Als je maar zorgt dat je op tijd thuis bent.”
“Mam, Dolf woont hier naast hoor.”
“Dag jong.”
Bij het avondeten zit Oma wél bij ons aan tafel. Ik durf daar niets over te zeggen maar ik begrijp de grote mensen soms niet.
Wanneer het voor mij bedtijd is geworden geef ik niet alleen Pap en Mam een nachtkus maar ook Oma Momoh.
“Njootje wat voor koek zal ik morgen voor jou maken?” vraagt zij voordat ik naar mijn kamer ga.
Ik hoef niet lang na te denken en zeg: “Wadjik graag Oma en lekker zoet.”
De volgende middag bij de thee staat een schaal met wadjik op tafel.
Wadjik is een heel simpele koek die gesneden is in een ruitvorm en is gemaakt van kleefrijst, goela Djawa en klappermelk. De wadjik die Ira maakt of Mammie een enkele keer voor mij koopt, is gemaakt volgens het geijkte recept en dus nooit zoet genoeg naar mijn smaak. Maar vandaag proef ik dan eindelijk de koek zoals ik die wil hebben.
De tijd verstrijkt en het is voor Oma weer tijd om naar huis te gaan, maar de dag vóór haar vertrek maakt zij nog een keer mijn koekje voor mij.
Sindsdien komt Oma Momoh regelmatig bij ons logeren en altijd staat dan de wadjik voor mij klaar. Dan wordt Mammie in het ziekenhuis opgenomen en ik zie Oma nog één keer aan Mammies ziekbed. De tijd verstrijkt. Pap ligt weer voor een lange tijd in het ziekenhuis. Tijdens de oorlog heeft hij TBC (tuberculose) opgelopen en door verwaarlozing heeft de ziekte weer zijn kop opgestoken. Nadat Pap op een gegeven moment wordt ontslagen terwijl hij in het ziekenhuis ligt, hertrouwt hij met Marian. Zij was voor ons geen onbekende. Zij werkte als verpleegster in het ziekenhuis waar Pappie na de oorlog was opgenomen. Mammie, Pappie en Marian werden vrienden en hielden door de jaren heen altijd contact me elkaar.
Na een bezoekje van Marian aan Oma Momoh, komt Oma regelmatig Pappie opzoeken. Een enkele keer ontmoet ik Oma in het ziekenhuis. Enkele weken na een valpartij in de badkamer van het ziekenhuis komt Pap te overlijden.
Een paar maanden daarna krijg ik toestemming om naar Nederland te vertrekken. In afwachting van mijn vertrek logeer ik tijdelijk bij de Chinese familie voor wie Marian werkt, wanneer op een dag Oma Momoh het voorerf komt oplopen. In haar hand heeft zij een pakketje gebonden in een theedoek. Oma mag niet via de voordeur naar binnen, neen, zij moet via de tuindeur naar achteren lopen! Oma is maar een eenvoudige Javaanse vrouw en is niet welkom in de woning van deze rijke Chinese familie. Ik schaam mij dat ik haar op deze wijze moet ontvangen. Fluisterend bied ik haar mijn verontschuldigingen aan maar dan zegt zij zacht: “Njootje, Oma is al oud en ik heb veel meegemaakt. Het is goed zo.”
Op de achtergalerij gezeten ontknoopt Oma de theedoek en ja, ik had het kunnen weten! In haar hand houdt zij een schaal met mijn geliefde, zoete wadjik. Oma vertelt dat zij op een dag Marian in de stad was tegengekomen en van haar had gehoord dat ik binnenkort naar Holland zal vertrekken. Zij is blij dat ik eindelijk kan gaan, want in Indonesië heb ik geen toekomst. Met tranen in onze ogen nemen wij afscheid van elkaar.
Als ik jaren later met Dick, mijn levenspartner, een bezoek breng aan Indonesië is mijn Javaanse Oma Raden Adjeng Momoh lang geleden heen gegaan en net als Oma is ook mijn heerlijke, zoete Javaanse koekje nog maar een herinnering.
Voor de Indonesische woorden heb ik de oude schrijfwijze aangehouden.
Raden Adjeng = titel voor vrouw van adel
of Momoh Oma’s echte naam was, kon niemand mij vertellen
later leerde ik dat Oma de Njai van Opa was. Gelukkig werd zij goed behandeld
baboe dalam = voor vrouwelijke bediende voor in huis
ndoro njonja/toean = Hoog Javaans voor mevrouw/meneer.
Naar gelang van haar leeftijd wordt een vrouw aangesproken met: non of nonnie (klein meisje), njonja moedah (jonge dame) of njonja (mevrouw). Bevindt de njonja zich in dezelfde kamer als haar moeder dan ‘zakt de njonja in waarde’ en wordt ze weer njonja moedah genoemd.
Het voorgaande geldt ook voor een man: sinjo, njo of njootje (kleine jongen), toean moedah (jonge heer) en daarna toean. Bevindt de toean zich in dezelfde kamer als zijn vader dan wordt de toean weer toean moedah.
Soenda = streek in Midden-Java waar, naar men zegt, de mooiste vrouwen van Java vandaan komen
krètèk sigaret = sigaret met kruidnagel al dan niet gerold in het fijnste binnenblad van de maïskolf
Geef een reactie