Gymzaal HBS te Semarang (Wikimedia Commons/Tropenmuseum)

Een klein berichtje op Facebook trok mijn aandacht. Fred Flohr over zijn jeugdherinneringen: “Ze lieten me op de HBS links liggen, maar – wat een wonder – leerlingen uit het ruige Westkapelle namen het voor me op.” Daar zit een verhaal achter, dacht ik. Hoe zat dat? Fred vertelt.

Heimwee naar Indië

“We kwamen in 1952 naar Holland. We hadden ons ingeschreven voor Gelderland, maar we werden in Zeeland geplaatst. Daar ging ik naar de HBS. Ik was 15 jaar, zat in de pubertijd en ging onderdoor aan heimwee naar Indië, zoals wel meer mensen toen.”

Die “we”, dat waren: zijn vader, moeder en hun drie zoons. Fred was de middelste. Het gezin reisde met slechts twee koffers en een persoonlijke geschiedenis die zwaar woog. “Mijn vader was niet onbeschadigd uit krijgsgevangenschap gekomen. Hij is in Singapore bevrijd, daar was hij door de Japanners op de kampafdeling gelegd om te sterven. Hij had beri beri. Toen hij begon te hikken, lieten ze hem liggen. Dat was hun manier om met deze zieken om te gaan, heeft mijn vader me verteld.”
“De Engelsen hebben die mannen opgekalefaterd en toen moesten ze terug in hun KNIL-uniform. Ik herinner me dat hij in uniform afscheid van ons nam. Na vier jaar kwam hij terug.”
Moeder en de kinderen hadden intussen de Bersiaptijd doorstaan. “We zaten in Semarang. Daar sliepen we met een rugzak om op de grond, als er in de naaste omgeving gevechtshandelingen waren. In vluchttoestand.”

Niet zeuren maar doen

Die herinneringen reisden mee. Het gezin kwam in een contractpension in Middelburg.

“Mijn vader was van Duitse afkomst. Henrich Reinhardt. Zijn instelling was: niet zeuren maar doen. In Nederland heeft hij allerlei baantjes aangepakt, wat er maar was, van brandwacht tot suppoost in een museum. Maar hij heeft niet lang geleefd hier. Toen stond Noes, mijn moeder, er alleen voor. ”

Op de achtergrond

En zo kwam Fred van vijftien jaar dus op de HBS. Dankzij het goede onderwijs in Indië kon hij gemakkelijk meekomen. Omgaan met de klasgenoten was iets anders. Fred hield zich op de achtergrond: “We hadden Ferry in de klas, dat was een Middelburger die was de grote ster.” Maar toch trok Fred de aandacht. “Ik zag er anders uit dan de rest, ze vonden me een vreemde snoeshaan. Ik voelde me niet op mijn gemak in die HBS. Er waren ook die vragen van ‘hoe heb je Nederlands geleerd’, en dan zei ik altijd ‘aan boord’.
Ze lieten hem ook links liggen. Je hoort er niet bij, was de boodschap. Oop een dag gebeurde het onverwachte: “Ik werd in bescherming genomen door leerlingen uit het ruige Westkapelle. Ze gingen me om heen staan. Kort erna ging ik naar een andere HBS, in Vlisssingen. Die lag me beter.”

Poekoel toeroes

Het is terugblikken op een tijd die ver weg is, maar toch, wanneer je erover praat en nadenkt, komt alles weer terug.

Nu is Fred gepensioneerd na een goede baan. Hij schildert, hij schrijft haiku’s en hij speelt in een eigen band. Poekoel toeroes, zegt hij. Alsof het vanzelf spreekt, zoveel doorzettingsvermogen te hebben.

 

Praktische schrijftip

De vraag naar waar u Nederlands heeft geleerd, heeft u misschien ook gekregen. Het is een pijnlijke klassieker. Schrijf eens op hoe het voor u was, wie de vraag stelde, wat u antwoordde en hoe dat voelde. En als u zegt: ‘Dat soort voorvallen weten we toch al’, dan zeg ik: ‘Uw persoonlijke ervaring telt óók mee.’