Artikelen

Die boekpresentatie, hoe groot had u het gedacht?

boekpresentatie Een boekpresentatie is het moment waarop u tegen de wereld zegt: kijk, hier is het. Mijn boek bestaat per vandaag officieel. Lees het of niet, ik heb gedaan wat ik kon. Nee, niet iedereen doet zoiets. Is een boek alleen voor de familie bestemd, dan kunnen die exemplaren best overhandigd worden op een familiedag.
Verder geen soesah.

  • Bescheiden mensen raken verlegen van het idee alleen.
  • Verlegen mensen houden een presentatie in de huiskamer.
  • Praktische mensen kiezen voor de boekwinkel, dan kan iedereen meteen langs de kassa.

En dan zijn er mensen die nergens bang voor zijn, en die met een knoepertdik boek over Louis Couperus komen, waarvan je gewoon weet, wéét, daar gaat iedereen wat van vinden,
en die mensen gaan dan ook nog in een zaal van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte (De Witte) staan,
overhandigen het eerste exemplaar aan de directeur van het Literatuurmuseum,
en zulke mensen dragen daarbij een killer broekpak.

Hello there, Caroline de Westenholz.
Durfal.

Ik mocht komen en ik keek mijn ogen uit. Een zaal bomvol mensen, een tafel overladen met boeken, en een blije uitgever want de boeken gingen als warme lempers over de toonbank.
(Louis Couperus, een verwende vagebond- € 29,99 – 352 pagina’s; 450 afbeeldingen)

Beschaafde mensen waren we, maar niet iedereen had de kledingcode van De Witte meegekregen: stropdas verplicht voor heren. Dames ook in het netjes.
Zelf had ik een ver-over-de-knie jurk aan. Hooggesloten. Ik voelde me toch wuft.

Geen jongeren

Wat ik persoonlijk fijn vond, was dat er geen jongeren waren. Dat scheelt in de toespraken, want dan hoeft er immers minder uitgelegd te worden.
Je hebt vanzelf ook andere gesprekken.
Met Aad Meinderts – directeur Literatuurmuseum – had ik een aangenaam onderhoud over het fysieke lezen, dus niet van een telefoon of tablet. Hij prees het genoegen van terug kunnen bladeren, papier in handen, en het kwellend-heerlijke van zien ik heb het bijna uit, nog een dun stukje boek is er maar over, zal ik doorlezen of juist niet.
Dan heb je niet met een ebook.
We waren het innig eens.

Voor de overhandiging van het eerste exemplaar vertelde Caroline dat ze in haar boek ook veel aandacht besteedde aan de exposities het Couperus Museum waarvan zij de initiatiefneemster was. En dat ze er zondag weer was op de dag van het Louis Couperus Museum. En dat ze lezingen ging geven.
Aan het slot van haar speech declameerde Caroline de laatste regels die van Couperus waren gepubliceerd, een week voor zijn dood. Uit het hoofd. Op toon. Met volume.
In de zaal zag ik geknik. Ja, dat schreef hij. Ja, mooi en waar.
Aan achttienplussers is zoiets niet besteed.

Bewaren

Toen kwam Aad Meinderts. Van alles dat hij zei, kwam dat ene met een knal bij me binnen.
Alsdat Marcellus Emants, die andere Haagse schrijver, óók in 1923 was gestorven. Net als Couperus. Dus.
De mensen in de zaal namen het voor kennisgeving aan. Allemaal Couperianen, natuurlijk. Maar ik hou hartstochtelijk veel van Emants. En van bewaren van mensen uit het verleden.

Daar dacht ik in de trein naar huis over na.

(tekst gaat verder onder video)

(op de video ook: ik blader door het boek)

Wat hoe is de situatie?

  • we hebben nu wel een Couperus-jaar maar geen Emants-jaar, is dat eerlijk, neen.
  • als er al een Emantsgenootschap is, kan ik het niet vinden.
  • in de boekwinkels klinkt nu de naam van Couperus, maar Emants: “Hoe, zegt u?”

En: schrijven is blijven.

Zolang er over je verteld en geschreven wordt, zolang blijf je bestaan. Dat geldt voor Emants, voor Couperus en ook voor uw familieverhalen. Grote kans dat u degene bent die het meeste van vroeger weet.
Wat doet u met al die kennis?
Wordt het route Emants richting vergetelheid of wordt het route Couperus van bewaren?

Schrijftips
Wanneer u aan de jongere generaties van uw familie denkt, dan weet u: ze hebben tekst en uitleg nodig. Anders weten ze niets. Dat is uw verantwoordelijkheid, om door te geven wat u weet. Alleen, hoe begint u? Misschien door met mij te brainstormen, via een gratis telefoongesprek. Klik hier en kijk in mijn digitale agenda hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Wat is het moeilijkste van schrijven? (video)

Schrijven is iets anders dan typen. Dat laatste is eenvoudig. U rammelt wat op het toetsenbord en hopla, daar staan woorden op het scherm. U rammelt verder en na een uurtje zijn er drie kantjes vol. Maar daarmee heeft u nog geen verhaal geschreven.

Schrijven is een proces.
Het is iets van voor u uit staren en nieuwe gedachten laten opborrelen. Van een zin half typen en die toch opnieuw beginnen. Van drie kantjes inkorten tot een enkel kantje.
Schaven. Schrappen.

Ervaring

Inmiddels heb ik meer dan 30 boeken geschreven, kleiner en groter van omvang. Ik leef van de pen, mijn huiskamer is mijn werkkamer, mijn gezin bestaat uit huiskater Bert die meestal naast me ligt te snurken.
En toch gaat schrijven nooit zo gemakkelijk als anderen denken. Overal is afleiding, ik reageer er veel te snel op, en wat ik schrijf, is altijd minder goed dan wat ik in mijn hoofd heb.
Het moeilijkste van schrijven is eigenlijk de dosis doorzettingsvermogen die ik nodig heb. Dat kan voor u ook gelden.

Video


In deze video:

  •  eerlijk: wat voor mij het moeilijkste is van schrijven
  • waar de oplossing in zit
  •  een bemoedigend woordje

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Inheemse voorvaders: waren zij er eigenlijk ook?

inheemse voorvaders

Déwathia en Raden Mas Noto Soeroto, 1916

Inheemse voorvaders, het klinkt raar. We zijn nu gewend aan de uitdrukking van ‘inheemse voormoeder’ , terwijl een voormoeder ook gewoon je grootmoeder of overgrootmoeder kan zijn. Ik dacht dus aan de inheemse voorvader.

Voormoeders zijn een begrip geworden:

  • Reggie Baay publiceerde over de njai
  • Suze Zijlstra over voormoeders
  • Tong Tong Fair had een tentoonstelling over njais
  • en de Indische Genealogische Vereniging (IGV) heeft nu een project: 10.000 voormoeders

Eerste puntje: andersom of niet

Een voormoeder zoals ze nu in de aandacht staat, leefde veelal met haar Europese militair in de tangsi, al dan niet getrouwd. Het is moeilijk in te denken dat het ook andersom kan. Dus in de tangsi, een inheemse militair met een Europese vrouw.

Let op het verschil:

  •  we weten het niet
  •  het bestond niet

Er zijn altijd verboden of geheime relaties geweest, dat is zo oud als de mensheid. Je denkt: kan niet, tot je hoort: o, zo kan het.

Tweede puntje: de consequenties

Toen ik de biografie van Beata van Helsdingen-Schoevers schreef, ontdekte ik een korte passage in haar handboek De Europeesche vrouw in Indië (1914). Dat schreef ze op basis van haar lezingen in Nederland, waar het publiek haar negatief vond: ‘Men meende mij onder het oog te moeten brengen dat ik Indie van de zwartsste zijde bekeek.’
Eenmaal terug in Indië, schreef ze het handboek. Daarin staat de volgende passage:

  • De gemengde huwelijken zijn bijna uitsluitend verbindtenissen tussen Europeesche mannen en inlandsche vrouwen. Dat een Hollandsche vrouw een Inlander trouwt, komt weinig voor. Er zijn slechts enkele voorbeelden van jonge meisjes, die In het huwelijk traden met in Nederland studerende inlandsche jongelui.
  • Intusschen is niet algemeen bekend dat de Europeesche vrouw in zulk een huwelijk geheel de nationaliteit van haar echtgenoot volgt, dus voor de wet in inlandsche vrouw wordt.
  • Daardoor verandert ook haar rechtspositie, omdat de wetten, waaronder de inlanders, leven geheel anderen zijn dan die, welke voor ons, Nederlanders gelden. Deze ingrijpende verandering is wel een factor die bij dergelijke huwelijken door de vrouw dient overwogen te worden. Zij zelf is daarvan echter vaak niet op de hoogte, of wel, zij telt die omstandigheid al heel gering. Zeer ten onrechte, want men zou een boekdeel kunnen vullen met een opsomming hoe vele en welke désillusies en teleurstellingen een dergelijke lichtvaardigheid reeds na zich heeft gesleept.

Dat je zegt: oei-oei-oei. Een boekdeel vol, toemaar.
Ik snap het niet nadenken over consequenties, want nou ja, verliefdheid is een mengeling van extaze (spelling Couperus) en onnadenkendheid. Maar waar en wanneer trouw je dan, en zijn er dan geen anderen die waarschuwen voor gevolgen?

Derde puntje: de huwelijken

Vermoedelijk zijn de meeste huwelijken tussen inheemse/Indonesische mannen en Europese vrouwen in Nederland gesloten. Harry Poeze schrijft er uitgebreid over in zijn boek In het land van de overheerser (1986).

Eerst een vroeg huwelijk op Java:

  • In 1851 keerde Raden Saleh uiteindelijk naar Java terug, getrouwd met een “vermogend Europese dame”: mejuffrouw Winkelman, die grond in Weltevreden bezat. Het huwelijk, overigens, hield niet lang stand. Raden Saleh liet zich scheiden en zou uiteindelijk met een Javaanse hertrouwen.

Arme juffouw Winkelman. Hopelijk had ze na haar huwelijk nog wat van haar kapitaal over. De huwelijkswetten gaven de echtgenoot immers zeggenschap daarover.

Nu wat later, en een anti-reclame voor de Nederlandse vrouw, de zaak van Willem Iskander, een ‘Sumatraan’, schrijft Poeze, geboren in 1840. Hij wordt Christen, heeft een heel redelijke opleiding, en komt naar Nederland om hier de akte van hoofdonderwijzer te behalen. Dan staat er:

  • Begin 1876 huwt Willem Iskander met een Nederlandse, Maria Christina Jacoba Winter. Tot overmaat van ramp bleek dit al dadelijk geen gelukkig huwelijk te zijn. Het was een “onuitputtelijke bron van hartzeer en verdriet”.

Enkele maanden later pleegt Iskander zelfmoord. Dramatisch. Nu een ferme stap vooruit naar degenen die tegen deze gemengde huwelijken waren.
Deze. Want het feit dat een Europese vrouw met een inheemse/Indonesische man trouwt, lijkt veel meer weerstand op te roepen dan andersom. Waarom dat zo is, begon ik geleidelijk te begrijpen.
Vreemd genoeg leek hier een overeenstemming te bestaan tussen het koloniale standpunt en het nationalistische standpunt. Die overeenstemming komt kort samengevat neer op: nee. Niet doen.

Koloniaal: een vrouw daalt af in de raciaal verdeelde en aldus opgebouwde maatschappij
Nationiaal: een man ontzegt zo een vrouw van zijn eigen volk een echtgenoot

(Dit vat ik even samen in mijn eigen woorden)

Ter illustratie citeer ik weer uit dat informatieve boek van Poeze:

  • In 1899 kwam in Nederland ook Abdul Rivai aan, geboren in 1877, afkomstig van WestSumatra. Hij volgde de opleiding tot inlands arts en behaalde zijn diploma in 1894. Hij werd in Deli geplaatst als gouvernementsarts. Hij probeerde hier naast zijn salaris bij te verdienen om in staat te zijn naar Nederland toe te gaan voor verdere studie.
  • Al in zijn studietijd had hij cursussen gevolgd in de moderne talen en als vertaler en als journalist gewerkt. Hij trouwde een jonge Nederlandse weduwe. Zijn ouders braken met hem en meenden dat hij een “ongelovige” was geworden.
  • In Deli kreeg hij ruzie en nam hij ontslag. Hij vertrok naar Nederland, zonder betaling van de door het gouvernement opgeëiste schadevergoeding, omdat hij zijn contract als arts, afgesloten toen hij naar de Stovia ging, niet uitdiende.
  • Zijn huwelijk was toen al stukgelopen.

Destijds bestond de florerende vereniging ‘Oost en West’, die een studiecommissie had. Zij stond in contact met hier studerende Indonesische jongemannen. En van die huweljken vonden ze iets. Het volgende komt uit september 1914:

  • Elke jongeman, die zich na voltooiing zijner studie in en echt verbinden kan met een vrouw van zijn eigen volk, doet zijn vorming in grootere mate ten goede komen aan dat volk, dan dat hij door het huwelijk met een Europeesche vrouw zich min of meer van zijn volk vervreemdt.

Romantiek

Nu komt een romantisch stukje. De dichter Raden Mas Noto Soeroto trouwde in 1918 met zijn geliefde, zijn muze en zijn soulmate, de Hollandse Jo Meyer. Ze staan op de grote foto hierboven.
Niet iedereen was er blij mee. In het blad Wederopbouw verscheen er een artikel over, door R.M.S. Soeriokoesoemo. Daarin stonden zinnen als:

  • Als voorman gaf hij geen goed voorbeeld. Gezien de tijdsomstandigheden en de ontwikkelingstrap van ons nationaliteitsbegrip brengt het verwarring en is het onvergeeflijk en te veroordeelen; de daad op zichzelf getuigt van moed. Zoo stel ik mij tenminste de persoonlijkheid van de heer Noto Soeroto voor. […]
  • Om zelfs den minsten schijn van zwakheid te vermijden, gebeurde het, dat bij de huwelijksplechtigheid zijn bruid was gekleed in de Javaansche nationale kleederdracht. Is dat geschied op zijn uitdrukkelijk verlangen, dan zou ik die houding niet moedig kunnen vinden.
  • Is het gegaan uit vrije beweging van de kant van het meisje zelf, dan zou die daad niet genoeg gewaardeerd kunnen worden.

De dan bekende pastoor G. Jonckbloet SJ keurt het ook af, maar dat had meer te maken met het feit dat het eerste kind van beiden voor het huwelijk verwekt was. De biograaf van Noto Soeroto, René Karels, beschrijft mooi de reactie van de dichter op vragen:

  • En heel verrassend schrijft hij Jonckbloet dat Déwathia, zoals hij Jo noemt, reeds voor zijn huwelijk ’tot in haar ziel een Javaansche was geworden’ en dat zij al zijn denkbeelden tot de hare heeft gemaakt.

Kennelijk moest je dus kiezen tussen de twee culturen. Ofwel je werd tot in je ziel Javaansch, als vrouw zijnde dan, ofwel het leek op de duur stuk te lopen. Samen zijn en accepteren dat je een eigen cultuur hebt, dat is mogelijk is van onze tijd.

Waren die inheemse voorvaders er nou?

Ja en nee. Denk met mij mee over de veranderingen in de tijdgeest, vooral in de jaren 1910 en 1920. In deze periode werd het kazerneconcubinaat verboden, waardoor de positie van njai geleidelijk ingewisseld werd voor die van echtgenote (officieel, dan). En het woord voormoeder lijkt vooral naar de kazernevrouw te verwijzen.
Ook vertrokken meer Indonesische jonge mannen naar Nederland om hier te studeren. Een elitegroep. Dat woord: ‘Indonesisch’ voor studerenden leek het woord inheems te verdringen. Langzaam-langzaam aan. Of het werd: Javaans. Of anders.
Mogelijk lezen we daarom niet veel over een inheemse voorvader, wel over een Javaanse over/groot/vader.
Andere tijdgeest, andere gevoelens, andere woorden.

Bonus

En toen kreeg je in 1934 de roman die heel Indië schokte. In Schuim van goud beschreef J. Treffers de seksuele relatie tussen een Indo-Europees meisje en een inheemse bediende. Het boek moest uit de handel genomen worden, omdat het onzedelijk heette te zijn. Dat zat in het overschrijden van de scheidslijnen tussen de bevolkingsgroepen: een Indo-Europees meisje met een inheemse man? Dat kon niet, vond men. Pas in 1990 verscheen de roman weer, bij uitgeverij Conserve. Op de website Boekwinkeltjes.nl zag ik exemplaren te koop.

Schrijftips
O, de tijdgeest, de tijdgeest, wat is die toch belangrijk om het verleden te kunnen begrijpen en te duiden. In de boeken over Indië lezen we alleen de discussies uit die tijd. Misschien was er ook een zwijgende meerderheid die het min of meer best vond. Die houdt zich buiten de discussies. Dat heb je nu ook. Wat denkt u hoe uw familie het een paar generaties terug vond? Wilt u daar met mij telefonisch van gedachten over wisselen, maak dan een afspraak via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Mag je schrijven over goena goena? (video)

Familieverhalen uit het oude Indië kunnen om verschillende redenen gevoelig zijn. Ik hoor vaak iets over geheimen die (altijd) uitkomen, en dat is al gevoelig, maar soms hoor ik ook over dat andere.
Goena goena.

Iets dat razend fascinerend is, en me tegelijkertijd ook voorzichtig maakt. En eigenlijk ook een beetje bang, want je weet niet, je weet nooit. Het is een kracht, sterker dan mensen. Daarom, dus.

Ervaring

Toen ik voor de Stichting HALIN naar Indonesië ging, om daar Indische Nederlanders te interviewen, voelde ik dieper en dieper iets van de mogelijkheden daar.
Zo anders dan in Nederland.
In een gang bezocht ik een oude Chinese man, die me de toekomst voorspelde, onder andere door handlezen. En ik dacht, handlezen is het middel, de kracht zit in zijn gave. In mezelf wist ik: voorzichtig-voorzichtig. Ook bij het zien van een waringin. Ook toen ik toestemming vroeg aan Gene Zijde om een steentje uit Semarang mee te mogen nemen, het lag op het erf van mevrouw Kloppenburg.
Ik ken inmiddels genoeg verhalen over wat er kan gebeuren met brutale mensen. U vast ook.

Video


In deze video:

  •  waarom schrijven over goena goena een uitzondering is
  • wat u altijd mag opschrijven
  •  de voorwaarden om te schrijven over goena goena

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Karel Zaalberg (1873-1928): “Wie en wat is de Indo?”

zaalberg Wie eind negentiende, begin twintigste eeuw ‘Indo’ zei, dacht meteen aan Karel Zaalberg. De journalist zette zich jarenlang in voor de rechten van de Indische bevolkingsgroep. Bij zijn overlijden in 1928 schreef De Locomotief: ‘Maakten zijn gaven en talenten Zaalberg tot een der besten, die de Indische journalistiek had aan te wijzen, bovenal zal zijn nagedachtenis worden geëerd om zijn karakter.’

Indische man

Over Karel Zaalberg is nog lang niet genoeg geschreven. Ulbe Bosma publiceerde de biografie Journalist en strijden voor de Indo (1997) waarin hij wees op het grote gemis: er is geen persoonlijk archief van Zaalberg overgeleverd, wel duizenden artikelen waaruit de puzzel van zijn leven gemaakt kan worden. Deze biografie verscheen voordat de krantensite Delpher.nl online kwam, dus vermoedelijk is daar nog veel meer te vinden.
De belangrijkste lijn is wel: deze Indische man nam de pen op, maakte carrière als journalist en hij moet duizenden mensen, vooral Indisch, moed en zelfvertrouwen hebben geschonken. Eén persoon, iemand die kansen benutte en kon samenwerken.

Bataviaasch Nieuwsblad

De kans kreeg hij van P.A. Daum, de Hollandse hoofdredacteur van het Bataviaasch Nieuwsblad. Daar kwam Zaalberg ondanks een beperkte opleiding te werken als de rechterhand van Daum. Een training on the job, en wat voor eentje: heel Indië keek naar deze ongewone plaats voor een Indische man. Zaalberg deed het uitstekend. Hij schreef ook voor andere Indische kranten en weekbladen. Zo verbreedde hij het podium dat hij later zo goed wist in te zetten.

Zaalberg vertelt er zelf over in De Locomotief. Als jongen komt hij aan bij Kolff. De boekhouder:
– Zou je lust hebben om hier te werken?
– Jawel meneer, antwoordde de veelbelovende, die, alleen thuis, zich gruwelijk verveelde.
– Kan je dadelijk beginnen?
– Jawel, meneer, was het antwoord van den veelbelovende (zie boven).
– Ga dan maar mee.

Dan begin het: adressen schrijven. Daarna komen de kleine stukjes, dan de artikelen. Hij wil het en hij kan het. Maar: hij krijgt ook de kans. Karel Zaalberg had de gun-factor en kon met iedereen omgaan. Voor een journalist die altijd op zoek is naar nieuws, zijn dat belangrijke eigenschappen. Hoe kwam hij aan nieuws? Kopen van informanten. Of, zoals hij zelf vertelt:

  • Een ander middel was goede maatjes te worden met de politie, vooral de inlandsche, en dat was niet erg moeilijk.
  • Had bijv. de assistent-resident of de resident gehoord of gezien van een dobbel-partij, dan ontwikkelde de activiteit der politie zich minstens een week in die richting, en wijl de politie, traditioneel wel veel maar niet alles zag, kon je haar gauw een dienst bewijzen, op ’t spoor brengen van een gokje hier of daar.
  • Dan ging je mee met de overal; en onder de hand kreeg je van schout of djaksa nog een paar nieuwtjes te hooren er bij.

Zaalberg Indo-Europees Verbond

Na de eeuwwisseling kwamen in de kolonie nieuwe organisaties op, veelal als belangenbehartiger van degenen die in Indië waren geboren – destijds ook wel Indiërs genoemd- , waarbij dus de Indische bevolkingsgroep hoorde. Maar zij kwamen in toenemende mate in de knel, mede door het beleid van de regering. Steeds vaker verloren Indische werknemers hun betrekking aan goedkopere inheemse werknemers. Op 13 juli 1919 beleefde Karel Zaalberg zijn finest hour. Die dag leidde hij de oprichtingsvergadering van het Indo-Europeesch Verbond (IEV), waarvoor maar liefst tweeduizend mensen zich hadden aangemeld. Hij schreef erover:

  • De grieven, wenschen, verlangens der Indo’s zijn, op de keper beschouwd, van bescheiden aard. De Indo vraagt, los van alle andere overwegingen, zijn plaats in de Indische maatschappij. Een bescheiden plaats in generaal, met de kans op een betere voor wie uitblinken.
  • Zonder direct toe te geven aan superioriteitswaan vraagt hij, schoon in vele gevallen een product van dien waan zijn plaats naast, gelijkwaardig aan den Nederlander. In hem leeft nog voort de meerderheidsidee, op haar beurt product, zoo men wil, van de thans zoo fel bestreden overheerschers-idee; zijn ras-instinct, zijn behouds-instinct, drijft hem naar vasthouden aan zijn Europeesche afkomst. Historisch verklaarbaar en historisch volkomen juist, evenzoo volkomen juist als natuurlijk gevolg.
  • De zucht tot zelfbehoud doet den zwakkeren Indo zich klemmen aan den sterkeren Nederlander, want iedere Indo kent uit eigen ervaring en aanschouwing, dat het zich laten gaan in andere richting beteekent het terug zinken tot den zelfkant der Europeesche samenleving, Welke slechts aanknoopings punt vindt inde kampoeng.
  • Ter vergadering bleek een sterke strooming te bestaan om een verbond te stichten uitsluitend van en voor Indo’s.
  • Maar zoo gemakkelijk als dit neergeschreven wordt, zoo moeilijk bleek de oplossing.
  • Wie en wat is de Indo; hoe moet het begrip volkomen zuiver omschreven worden?
  • En daarbij: moet de stam-verwantschap, laat mij maar zeggen in eersten graad, uitgeschakeld worden?
  • M.a.w. moest de neiging naar Nederlandschen kant onderdrukt, de hulp van dien kant aanstonds afgewezen worden?
  • Gezien de van zoovele zijden betoonde belangstelling, kan uit de nieuwe organisatie een krachtig lichaam groeien, waarmede aanstonds rekening dient, te worden gehouden.
  • Daarover nader uit wijden, lijkt voorbarig;—ieder ziet voor zich de ontwikkeliugs-mogelijkheden. Ik voor mij weet mij, ondanks mijn medewerking, niet vrij van zeker scepticisme,—maar we zullen ons best doen to make the best of it.

Vragen

Zo was en is het altijd: wie zich gaat organiseren, krijgt met lastige vragen te maken. Indo, wat was dat eigenlijk? Bij het IEV vond Zaalberg een sterke medestander in Dick de Hoog, die uitgroeide tot het boegbeeld van de organisatie. De Hoog bezocht in 1928 de gouverneur-generaal De Graeff om over het ‘Indo-belang’ te spreken. De Locomotief publiceerde een verslag waarin onder meer stond:

  • Wij verwijten der regeering althans haar organen gebrek aan waardeering voor den Indo als landsdienaar en als staatsburger, gebrek aan belangstelling voor zijn positie, zijn behoeften en zijn rechtmatige wenschen, waardoor vooral in deze periode van voortvarende rassenpolitiek een gevoel van achterstelling is gewekt.

Zaalberg moet hier met grimmige tevredenheid kennis van hebben genomen. Ja, ze werden gehoord, maar zou er ook iets veranderen? Dat was januari 1928.
Nauwelijks een maand later, op 13 februari, stierf hij. Pas 53 jaar. Hij liet vrouw en kinderen achter. Alle persen in de kolonie stonden drie minuten stil. Een passend eerbetoon. Op zijn drukbezochte begrafenis prees IEV-man Dick de Hoog zijn vriend, die ‘een fiere Indo was, die zich opgewerkt had door zijn energie en zijn intellect’.

Het Bataviaasch Nieuwsblad schreef: “Zijn gedachtenis zal onder zijn collega’s, en onder zijn Indo-volk, welks belangen hij steeds op het hart droeg, in eere blijven.” Het IEV zou jaren lang in zijn geest verder werken, voor en door Indo-Europeanen in Indië.

Schrijftips
Indisch zijn is niet voor iedereen vanzelfspekend. Per generatie en per persoon is het anders, eigen en dan kan het ook nog eens in de loop van het leven veranderen. Nu noemen vooral de jongere generaties zich ‘Indo’, terwijl 80plussers het veelal hebben over ‘een Indische achtergrond’. Wanneer u over de oude Indische tijd schrijft, zijn de termen van belang. Wilt u daar eens vrijblijvend met mij over telefoneren, klik dan hier voor mijn digitale agenda (er opent dan een nieuwe pagina).


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Gebruikt u uitroeptekens? (video)

Uitroeptekens, dat schrijft lekker. Kracht bijzetten. Nog eentje erbij? Toe maar. Dat maakt alles duidelijk. Emotioneel ook. Heerlijk, zoiets.
Alleen: het is voor u fijn schrijven.
Het oog van de lezer wil minder uitroeptekens.

Elk uitroepteken maakt een woord of een zin harder van klank en kleur. Het is net of u staat te schreeuwen. Welke lezer wil dat nou?
Precies.

Ervaring

Op de planken in mijn werkkamer staan en liggen ikweetniethoeveel boeken. Ook frommel ik boeken tussen de andere boeken. En dan heb ik nog stapeltjes liggen. Maar van al die boeken weet ik precies: in dit en dat boek staan veel uitroeptekens.
Is het een voor mij waardevol boek, dan lees ik dat met een potlood in de hand. Daarmee zet ik een streepje door elk uitroepteken. Dan zie ik het niet, dan is het rustiger doorlezen.
Ik kan er gewoon niet tegen, dat schreeuwige, dat hijgerige van kijk-eens, kijk-eens. Als het echt zo belangrijk is, dan wil ik dat uitgelegd krijgen.
Voor mezelf hanteer ik de regel: maximaal 1 uitroepteken per boek. En liever nul.

Video


In deze video:

  •  waarom u beter geen uitroeptekens gebruikt
  • het voorbeeld van buitenkampers
  •  wat uw verhaal meteen beter gaat maken

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De vier zusters Ursulinen reizen naar Indië

zusters ursulinen Je hebt dus: de zusters Ursulinen, vrouwen die generaties meisjes hebben opgevoed naar westers model. Ik hoor van die meisjes en hun nazaten verschillende verhalen, positief en beladen met wrok, tot in de kleindochters en achterkleindochters toe.

Wat is er in die kloosters gebeurd?
De zusters Ursulinen fascineren me al jaren. Vooral de eerste generaties, die nog het zware habijt droegen in de tropen.
En dan de grote onbekenden van de generaties: de vrouwen die moeder-overste werden.
Min of meer de manager met zowel taken in het klooster, ten opzichte van het moederhuis in Nederland en dan dit alles – echt, alles – moeten verantwoorden aan de hoogste Overste.

Niet klagen maar dragen,
en bidden om kracht.

Wie waren die eerste vrouwen toch? Daar valt nauwelijks nog achter te komen. Bij intrede kreeg of koos de vrouw een zusternaam, en haar wereldse naam legde ze af.
Ja, je gaat niet in een klooster om beroemd te worden. Kijk eens naar deze foto, uit de periode 1900-1910:

zusters ursulinen

We zien oudere generaties zusters, en ook jongere, die vermoedelijk daar zijn ingetreden. Middelste rij in het midden zie ik misschien een niet-Hollands gezicht. De foto komt uit een jubileumboek van de Ursulinen. Namen staan er niet bij.

Mère Stanislas

Die eerste generaties dus. Ik vond een oud reisverhaal – echt gebeurd – van mère Stanislas. Zij schrijft dat op23 augustus 1872 vanuit het moederhuis te Venray (Limburg) vier zusters vertrokken naar Indië, met begeleiding van een pastoor Palinckx. Ze scheepten in, wetende:

  • misschien sterf ik onderweg, aan boord heersen vreselijke zieken
  • misschien zie ik Venray nooit meer terug
  • misschien kan ik niet wennen in de tropen

Een inleiding bij het reisboek legt de titel ‘mère uit:

  • De Zusters waren vier in getal, alle vier koorzusters, en daar deze allen in de Orde’der Ursulinen den titel van Mères dragen, heetten zij de Mères Marie Renelde, Marie Stanislas, Marie Bernardine en Marie Agathe.

Ze gingen. De belofte van gehoorzaamheid is gericht op doen. En de zusters Ursulinen waren er ook van overtuigd dat ze iets goeds kwamen brengen aan hun medemensen overzee: onderwijs, opvoeding, het evangelie dat zielen zou redden.
Dan wil je je wel inzetten.

Liefste zusjes

Het reisdagboek is bedoeld om de onderlinge zusterbanden vast te houden, legt Mère Stanislas uit. Ze richt zich dan ook tot: “Beminde Révérende Mère en liefste Zusjes”.
Toen was ik al om.
En ik ben protestants.
Misschien ben ik daarom gevoeliger voor de innigheid die in het katholieke zit. Het is ook een mooi geloof met wierook, glas in lood, heiligen en biechten met vergiffenis.
Wij hebben harde banken en de predestinatie. Toch anders.

Terug naar de zeereis.
De zusters vertrokken uit Den Helder om daar aan boord te gaan van de Conrad.

  • Wel hadden wij er ons veel van voorgesteld, wel hadden wij er ons een groot denkbeeld van gevormd, doch zoo schoon als het er in werkelijkheid was, hadden wij het ons niet kunnen verbeelden.
  • De zalen onder en boven zijn allerprachtigst, alles is er even rijk, alles tot gemak en genoegen der passagiers ingerigt. Niets ontbreekt er in de kajuiten en hutten, alles is er even zindelijk.

Dan weet je: deze vrouwen waren nog nooit op een schip gegaan.

Kolonialen

De eerste nacht was wennen, en toen lag de Conrad dus nog in de haven. Mère Stanislas vertelt:

  • Wij sliepen met ons vieren in eene hut die niet te ruim was en zich daarbij nog in den vervelendsten hoek der boot bevond. De soldaten hadden hunne rustplaats boven, juist boven de onze en niettegenstaande wij onze ooren voor hun vloeken en geraas trachtten te sluiten, liet dit ons toch geen oogenblik rust.
  • Daar voegde zich nog bij het akelig getier der dieren. Nu was ’t het geblaat der schapen, dan het gekwaak der ganzen, dan wederom het gekakel der kippen of het geknor der varkens, dat ons gedurig deed ontwaken. De eerste nacht in onze nieuwe woonplaats schonk ons dus zeer weinig rust.
  • Bij al het gewoel en het leven dat ons omringde, mengde zich nog de treurige gedachte, dat wij den volgenden morgen ons dierbaar Vaderland en onze geliefde Zusters moesten verlaten.

Soldaten naar de Oost: de kolonialen die voor Indië hadden getekend. Dronken aan boord gaan was geen uitzondering.
Dan hou je toch je hart vast voor deze vrouwen. Zo weinig levenservaring, nu al heimwee, dat kan niet goed gaan.

Blijmoedig

Op zee vinden de zusters een plaats in de scheeps-samenleving. Ze zorgen voor kinderen, voor zieken, ze bidden veel, er is een kapel, een bibliotheek met gepaste lectuur, een stereoscoop, ze genieten van het eten en het uitzicht- een vorm van vrijheid die nieuw geweest moet zijn.
Wanneer ze van boord gaan, bezoeken ze ziekenhuizen en kloosters.
Het valt op hoe blijmoedig de zusters alles opnemen. Deze hele vreemde wereld nemen ze aan zoals die is. Niks achterdocht of kwaadaardige opmerkingen over andere etniciteiten.
En niks klagen. Denk aan de vrouwen in zware habijten:

  • Het is hier in de Roode zee vreeselijk, ja ik durf bijna zeggen onverdragelijk warm. Men had er ons veel van voorspeld, men had ons gezegd, dat er dikwijls dames op het dek flaauw vielen en niet zelden passagiers onder die drukkende hitte bezweken. Wel hadden wij ons er het ergste van voorgesteld, maar toch zóó hadden wij het niet kunnen denken.
  • Zij alleen, die deze reis gemaakt hebben, weten er mee te spreken. Er is vandaag 95 graden warmte op het dek en 115 in de machinekamer.
    Als men ’s morgens een half uur aangekleed is, is alles reeds door en door nat en al ons goed zit vol ijzerroest van haken en spelden. Wij zitten den geheelen dag door op het dek in een luijerstoel en kunnen bepaald niets doen, zelfs is het ons te veel een woord te zeggen. Wij schrikken om voor de maaltijden naar beneden te gaan. Aanhoudend hebben wij een waaijer in de hand en een fleschje eau de Cologne naast ons.
  • Toch zitten wij te schudden van het lagchen en zeggen tegen elkander: ‘Zóó moesten we ons nu eens voor Venray laten photograferen’.
  • De arme stokers hebben in die hitte zoo goed hun best gedaan als anders; wij hebben 64 mijlen afgelegd. Van de twee- en -twintig die daar den geheelen dag in de hitte voor die vuurovens gestaan hebben, zijn er drie flaauw gevallen.

Zusters met humor dus. Pluspuntje bij het emigreren. Het is dan 12 september 1872. Vijf dagen later sterft de scheepsarts, het is onduidelijk waaraan. Hij krijgt een zeemansgraf.

Batavia en Semarang

Pas op 3 oktober komen de zusters aan in Batavia. De eerste indrukken zijn positief:

Voor ons, die nooit in eenig oostersch land geweest waren, die uit Europa ineens naar Indië waren overgebragt, werd eene geheel nieuwe toekomst geopend. […]
Zagen wij dien vreemdsoortigen bouw der huizen, dat bonte gewemel van mannen en vrouwen van allerlei natiën, die verschillende kleederdragten, dat drukke gewoel, waarmede al dat volk zich hier te voet, te paard of in rijtuigen bewoog, of beschouwden wij die palmen, bananen en dadels, die breed getakte sycomoren, die fel gele en roode bloemen in de tuinen, onze oogen wisten niet, waar te rusten, alles trok ze even sterk aan en vervulde ons met bewondering en verbazing.

  • Dan die fraaije, onveranderlijk blaauwe hemel, dat heerlijke ochtend en avondrood , dat met gloeijende kleuren het landschap overgoot, dat zonlicht, dat het helle wit of lichte geel der huizen zoo fel deed uitkomen, dan ‘ s avonds dat prachtige geflonker der sterren en dat heldere maanlicht, dat alle kunstmatige verlichting deed verbleeken, dat alles trof ons diep en kon ons niet genoeg Gods wonderwerken doen bewonderen.

zusters ursulinen Nog een puntje dus, naast humor: de overtuiging dat ook deze culturen tot de schepping behoorden. Maar ja, het onderwijs van de Ursulinen was wel helemaal westers.
Het reisdagboek eindigt hier min of meer. Begrijpelijk en ook jammer. Want hier begint het pas, getuige de brieven die er nog bij gevoegd zijn. De zusters blijven in Noordwijk en Weltevreden, waar ook les gegeven wordt. Mère Stanislas reist door naar de Ursulinen in Semarang en schrijft:

  • Er zijn in het geheel 18 Zusters, en behalve het externaat van omtrent 100 kinderen, is er ook een weeshuis van 300 meisjes, waar zij dag en nacht de zorg over hebben; dus hebben zij ook hare handjes nog al vol. Het gebouw is groot en prachtig, en zeer goed ingerigt.

Ja, hallo!! Dan denk ik: Wie zijn die 100 kinderen, wie zijn die meisjes, wie betaalde dat luxe gebouw? En die 18 zusters, wie waren zij? Zo kom ik van de ene vraag op de andere, de wereld van de Zusters Ursulinen blijft boeiend. Op deze foto een gang uit het klooster te Noordwijk. O, daar eens te kunnen lopen…

Schrijftips
Hoe kent u de zusters Ursulinen? Wanneer er meisjes van uw familie ‘bij de zusters’ zijn geweest, heeft dat vrijwel altijd indruk gemaakt. Onderwijs en persoonlijke vorming waren belangrijk. Schrijven over de familie betekent ook nadenken over de historische context. Onderzoek doen kan daarbij horen. Wilt u eens vrijblijvend daarover van gedachten wisselen, maak dan via mijn digitale kalender een afspraak voor een telefoongesprek. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Er opent dan een nieuwe webpagina)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Hoe lang duurt het schrijven? (video)

Hoe lang duurt het schrijven aan een verhaal? Dat hoeft geen eeuwigheid te zijn. U leest vast wel eens hier en daar bij een boekbespreking dat de auteur jaren en jaren aan dit boek heeft gewerkt. Dan denk ik altijd: al werkt iemand er twintig jaar aan, dan is dat nog geen garantie voor een boeiend boek.

Want: beter een enkel jaar verstandig gewerkt,
dan twintig jaar hap-snap doorgetikt.
Kwaliteit- kwantiteit.

Ervaring

Iets anders is hetgeen dat voor het schrijven komt: onderzoek doen. Ook wanneer u uw eigen levensverhaal schrijft, wilt u misschien toch jaartallen en namen checken. Herinneringen kunnen in de loop der tijd vervormd raken.
Onderzoek doen in archieven is tijdrovend, dus dan komt er zeker een jaar bij het schrijfjaar. En dat is dan wanneer u ongeveer weet wat u waar kunt vinden. Ook in onze digitale tijden is dat zoeken geblazen. We denken dat alles online staat, maar dat is niet zo.
Zelf heb ik het meeste aan onderzoek als ik naar het archief zelf kan gaan en daar in mapjes kijk. Het papier zelf zien, even op de achterkant kijken, onderzoeken wat er nog meer zit in het mapje of de doos, praten met andere mensen in het archief. Het is raar en waar: in goed onderzoek doen zit altijd een factor toeval of Genade, waardoor we opeens op iets waardevols stuiten.

Video

In deze video:

  • een voorbeeld van een tijdpad
  • beslissingen die u moet nemen voor u gaat schrijven
  • twee voorbeelden van extra hulp

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Lodewijk Molier: “Kleinkind van de Oost”

Lodewijk Molier: “Kleinkind van de Oost”, stond er bij het verhaal dat in mijn mailbus kwam. Ik lezen en toen weer. Want alles stond er goed in en toch moest ik er flink van nadenken. Een Indische stem die niet altijd Indisch wilde zijn en dan zegt, dit verhaal in Buitenzorg te schrijven. Echt gebeurd, en voor velen herkenbaar vermoed ik.

Indische lichaamsbouw

In romans en verhalen van schrijvers zoals Hans Vervoort vind je een keur van gevoelens, gedachten en levenssituaties beschreven.

Zo is het hoofdstuk waar hij in Kind van de Oost schrijft over jeugdvriend Peter voor mij aangrijpend. Bij voorbeeld het fragment waar Peter moet aanhoren hoe de moeder van het gezin waar hij is ondergebracht met een vriendin het over zijn “geen ouders meer hebben” en “lelijke uiterlijk” heeft. Het roept de herinnering op dat ik met een buurvrouw en haar zoontje mee naar het strand mocht omdat mijn moeder dat niet kon.

Waar ik bij zat werd in een samenspraak met haar vriendin in onbedekte termen gedelibereerd over de omstandigheid als gehandicapte een kind te hebben. Vervolgens vroeg de vriendin met een minzame glimlach hoe oud ik was om daarna de vergelijking te maken tussen mijn tengere, Indische lichaamsbouw en die van haar zoontje dat twee jaar jonger veel groter en forser was.
Net als bij Kees in de roman van boven genoemde auteur was me op het hart gedrukt vooral te “bedanken voor alles” nadat, me realiserend, mijn moeder door hen figuurlijk en ik letterlijk, te licht bevonden was.

Passing

kleinkind

Mijn Javaanse voormoeder Mardinah (1830-1877) en haar gezin.

Doordat mijn in 1913 geboren moeder een lichte huid en blauwe ogen had, waar ze niet mee kon zien, maar wel voor “Hollands” mee kon doorgaan, was het Indische nauwelijks aan haar af te zien. In de rassenverhoudingen in de USA noemt men dit “passing”. Dat gold niet voor haar tien jaar jongere broer, de zingende zich op de gitaar begeleidende en door mij bewonderde ome Leen, die van een onderwijzer op de lagere school te horen had gekregen dat hij “gemene” want Indische ogen had. Over mij als peuter had de in Tandjoeng Pandan geboren oom Carel, die volgens mijn moeder een “Indischman” was, gezegd “precies een Ambonneesje”. Geen Hollands kind en ook geen “passing” dus.

  • Niettegenstaande het feit dat mijn oma al in 1897 per zeilschip naar Nederland vertrok ben ik in mijn jeugd toch opgezadeld met verhalen over het “met de handschoen getrouwd zijn”,
  • dat mijn oma’s nenek Javaans was en Mardinah heette,
  • dat tante Lien een dag en een nacht “kwijt” was omdat de baboe haar mee naar de kampong genomen had.
  • Enzovoort.

Rijstepikkers

Allemaal informatie over een vreemde wereld waardoor ik mij wel bijzonder voelde maar waarmee ik in mijn socialisatieproces in de omgang met Hollandse kinderen in de buurt en op school, weinig kon.
Nadat er nieuwe kinderen op school kwamen, ik te horen kreeg dat dat rijstepikkers waren en mij gezegd werd dat ik daar ook bij hoorde, groeide in mij het verlangen dat een knap vroeg ontwikkeld bruin Indisch meisje met borstjes, Didi Hetiari geheten en pas uit Indonesië in de klas gekomen, mij zou uitnodigen voor haar verjaardag.
Ze had het over Indisch eten, waar van ik door de verhalen over mijn oma had vernomen dat het lekker moest zijn, maar dat wij het thuis niet aten en ik het graag wilde proeven. Na hun komst naar Nederland in 1898 waren mijn oma, haar broer en zus nog wel bij elkaar gekomen om Indisch te koken maar dat was na huwelijken met Hollandse partners verwaterd. Als ik mijn moeder er over vroeg, antwoordde ze, enigszins geschrokken, dat oma wel eens rijst, gesudderd rundvlees en groente kookte. Nassi putih, Java smoor en een sajoer dus.
Om op Didi’s verjaardag terug te komen, ik werd niet uitgenodigd maar mijn klasgenootjes de blonde en blauwogige tweeling Kees en Freddy wel!  Een grote teleurstelling. Toen ik de tweeling naar het verjaardagsfeest en het eten vroeg, werd daar lauw op gereageerd. Het had weinig indruk op ze gemaakt.
Mijn hoop om door Didi op positieve wijze in mijn Indische achtergrond bevestigd te worden en mijn prille gevoelens voor haar beantwoord te zien was in de kiem gesmoord. Achteraf begrijp ik het wel, voor Didi was aansluiting bij, identificatie met en acceptatie door de dominante bevolkingsgoep belangrijker voor haar assimilerings- en socialisatieproces in het prachtland Holland dan de omgang met mij.

Indische erfenis

Het was eigenlijk zo beschouwd een positieve bevestiging van mijn Indisch zijn langs negatieve weg. Wat tien jaar later voor immigranten kinderen heel normaal zou zijn, lessen te krijgen onder schooltijd in eigen taal, volk, cultuur, geschiedenis en bevestiging in hun etnische identiteit, met Nederlands belastinggeld gefinancierd, mede opgebracht door mijn Zeeuwse vader die ploegendiensten draaide in een melkfabriek, was voor kinderen met mijn achtergrond  niet weggelegd. Die achtergrond, identiteit en geschiedenis was blijkbaar in de veranderde geo-politieke situatie van nul en generlei waarde.

Mede door de afwijzing van Didi die er toe leidde dat ik mijn Indische erfenis als ballast zag en ging verdringen had ik later geen oog voor beeldschone Indische meisjes uit de buurt, op de middelbare school en een examenfeestje die wel belangstelling voor mij bleken te hebben.
Een grote vergissing die na een ongelukkige eerste verliefdheid uitliep op een ongelukkige eerste liefde met een Hollands meisje van het christelijk lyceum Delft waar ik beland was en waarvan  de oudere broer mij in een vroeg stadium als Indisch en ongeschikt ontmaskerd had.

Minderheidsgroep

Een sociale wetenschapster met dezelfde achtergrond schreef dat Indische mensen ondanks alle pasar malams en kumpulans niet op elkaar gericht en in elkaar seksueel geinteresseerd zijn. Misschien is dat wel zo.
Niet tot een homogene minderheidsgroep behoren met een bestaand thuisland waarop terug gevallen kan worden brengt dit met zich mee.
Vooral als het land van oorsprong, Nederlands-Indië, niet meer bestaat en de genocide die tijdens de bersiap op ze gepleegd is in het gunstigste geval wordt verzwegen en in het  ongunstigste geval wordt ontkend.
Bij minderheidsgroepen met een achtergrond in het Ottomaanse rijk en de Levant inclusief omstreken die wel een thuisland hebben komt dit niet voor. Ze trouwen met elkaar, laten bij gebrek aan in het geloof orthodoxe partners die naar Nederland komen, hebben ambivalentie ten opzichte van de cultuur van het emigratieland en tot voor kort subsidiering van hun culturele centra.

Naar ik later vernam was het Hollandse credo voor Indische Nederlanders, die hun geboorteland moesten verlaten, vanaf hun aankomst direct gedwongen spreiding, ongevraagd de eigen culuur diskwalificerende voedingsadviezen krijgen, wat er op neer kwam dat men minder rijst en meer aardappelen diende te gaan gaan eten, en zonder subsidie alle inburgerings en huisvestingskosten zelf betalen.
Gecomplementeerd met controle en toetsing door lelieblanke maatschappelijk werksters om vast te stellen of men al voldoende geschikt en geassimileerd was, “is er genoeg afgestoft?” om het pension te mogen verlaten en in aanmerking te komen voor zelfstandige huisvesting.

Eigenwaarde

Het is bewonderenswaardig, dat Nederlanders in wat voor gradatie dan ook een Indische achtergrond hebbend en zich er van bewust wordend dat de etnische groep waar toe zij behoren door de Hollandse bureaucratie achtergesteld en gekleineerd is, toch een positief gevoel van eigenwaarde en vorming van een zelfconcept waarmee de wereld tegemoet getreden kon worden heeft kunnen ontwikkelen.
Alhoewel dat niet gemakkelijk moet zijn geweest.

Soedah of zoals de Nobelprijswinnaar V. S. Naipaul schreef : “the world is what it is”.

Lodewijk Molier, Buitenzorg, 30 april 2023

Schrijftips
Indisch zijn is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Ook met een Javaanse grootmoeder kun je dus te licht bevonden worden. Wat betekent het? Elke generatie lijkt daar een eigen antwoord op te moeten vinden. Wie over de familie schrijft, moet dat antwoord ook vinden. Dan is de historische context belangrijk. Wilt u daar eens vrijblijvend over van gedachten wisselen met mij, dan kan dat. Maak een afspraak voor een telefoongesprek via mijn digitale kalender, klik hier en kijk hoe dat gaat.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Bijna dood ervaring (echt gebeurd)

bijna dood Een bijna dood ervaring, is dat griezelig? Franceska van Heije-Neys stuurde me haar ervaring. Echt gebeurd, schrijft ze erbij. Ik moest het een paar keer lezen en nog begrijp ik het niet helemaal. Maar griezelig is het niet, dankzij haar overgrootmoeder Saila, wier foto ik mocht plaatsen.
Hier komt het mooie verhaal.

De overkant

Wij zijn mensen die voorlopig op deze grove aarde moeten wonen. Op ten tijd gaat iedereen naar de overkant, even pauze of op adem komen en dan weer terug naar de aarde tot God zei: “STOP!”

Ik was zwaar ziek toen die tijd. Wat voor ziekte weet ik niet, maar wel met hoge koorts. Ik wilde niet opgenomen worden in het ziekenhuis dus bleef gewoon uitzieken thuis onder dokterscontrole. Op een dag, na slikken van pillen van de huisarts, viel ik in slaap. Gek genoeg: het was een goede slaap omdat rondom mij was het zo stil, lekker koel en een beetje schemerig.

Na een tijdje werd ik wakker. Ik lig niet meer op bed maar ben zittende naast een grote boom. De lucht was zo fris en zuiver. Ik hoorde zingende vogels in de verte, alleen alles was zo schemerig; geen felle zon. Langzaam begon ik me te oriënteren op mijn omgeving. En dan besef ik dat ik in het midden van een bos zit. De geur van verse bladeren, gras en wilde bloemen gaf mij een vredig gevoel.

Stralend licht

Ik sta op en kijk links, recht, achter en voor. Van bangheid is er geen sprake! Ik begon te lopen tussen de droge bladeren, dikke licht groene varens en kleine takken. Na een tijdje stop ik om weer mijn verstand te gebruiken voor oriëntatie. Daarna loop ik weer door, en door, en door tot dat ik een stralend licht kan vangen. Ik loop door naar het licht en daar treft ik een pleintje met een paar huizen van bamboe. Het waren huizen van Indonesië van toen diep in de kampong, wij Indo’s noemde dat “Rumah gedèk”. Gemaakt van bamboe met bladeren van de kokosboom als het dak. Het waren een stuk of 6 á 8 huizen. Ze zijn allemaal netjes en schoon, goed onderhouden huisjes.

Voor de huisjes zag ik een paar vrouwen met sarong en kabaja (Indonesische klederdracht), ze waren druk het pleintje voor de huisjes aan het vegen met sapoe lidie (bezem gemaakt van kokosboom ). Één van hen was zich direct van bewust over mijn aanwezigheid en kijkt direct in mijn richting. Mijn wenkbrauwen gingen direct omhoog van de schrik en ik zei direct tegen die vrouw: “Oma”.

Oma

Het is mijn overgrootmoeder, de oma van mijn moeder. Ze lijkt zo fris, gezond en mooi. Mijn oma stopt met vegen en zegt tegen mij: “Wat doe jij hier? Het is je tijd nog niet! Ga terug!”
Ik zei tegen haar: “Oma, ik ben moe en had dorst, kan ik eerst wat drinken?”
Zij keek boos richting mij en zei: “Ga terug!”
En ik zei weer: “Oma, geef mij eerst een glaasje water. Ik heb dorst.”

De rest van de vrouwen begon te verzamelen naast mijn oma en keek naar mij zonder niets te zeggen. Hun gezichten waren zo koel, geen teken van gevoel. Mijn oma gaf een teken met haar vinger dat ik mee moet lopen met haar. We lopen allebei naar één van de huisjes en toen gaf mijn oma weer een seintje dat ik moet zitten op een lange bamboe stoel (Balé balé). Ik zit daar en oma ging naar binnen. Ze komt later terug met een glaasje water in haar hand en gaf het aan mij.
Ik zei: “Dankjewel oma”. En toen zei ze: “Ga snel drinken en weer terug”.
Ik knikte.

Sterk zijn

Terwijl ik mijn water dronk, zei oma tegen mij: “Je moet sterk zijn daar. Durf met iedereen die je hoofdpijn of verdriet bezorgt te kappen. Wij hebben allebei dezelfde eigenschappen en vloek. Ik huil ook in mijn hart zoals jij; niemand weet wanneer ik verdrietig ben, zo ook bij jou. Geef wat je verdrietig maakt, boos of hartzeer terug aan God en zuiver jouw hart. Bewaar geen wrok! Laat de mensen doen en denken wat hun willen, doe gewoon wat je wilt, okay?”
Ik knikte. Het laatste wat ik hoorde was: “Ga terug en sterk zijn.”

Ik werd wakker, lag op het bed en de ambulance personeel waren bezig mij te reanimeren. Ik pakte één van hun pols en zei: “Stop!”

Schrijftips
Vond u het ook een mooi en aangrijpend verhaal? Dat denk ik wel. En wat goed om dit op te schrijven, voor nu en voor latere generaties. Die zijn voor alles dankbaar dat u opschrijft en doorgeeft. Wilt u daar eens met mij vrijblijvend over telefoneren? Dat kan. Maak een gratis bel-afspraak via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant