Artikelen

Schrijftip: Moet ik meteen in de computer schrijven? (video)

Overal zijn computers, maar niet iedereen kan er even gemakkelijk mee overweg of voelt zich er vertrouwd mee. Meteen in de computer schrijven kan een stap te ver zijn. Dat is helemaal geen probleem.

Doe wat werkt, zeg ik altijd. Anders komt u geen stap verder. Doe wat voor u werkt, en als dat schrijven met een griffel op een leitje is, dan juich ik dat ook toe. Maar daar kan het niet bij blijven, gezien de tijd waarin we leven.

Ervaring

Mijn allereerste dagboek was van papier. Als kind durfde ik net in die spannende toko, waar ze glanzende notitieboeken verkochten. Een satijnen buitenkant, met draken en bloemen, stralend geel of rood, ik vond ze prachtig.
Daarin begon ik te schrijven over mijn leven. Ik heb ze jaren gekocht, omdat ik met de hand zo heerlijk van me af kon schrijven.
En nog steeds heb ik een verzameling notitieblokjes en pennen en potloden en stiften want ik weet: als ik iets echt goed wil opschrijven, dan moet dat met de hand.

Video

In deze video:

  •  een belangrijke tip voor als u met de hand schrijft
  •  het nut van kleinkinderen
  •  wat u heeft aan praktisch denken en doen

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

En de winnaar is: het boek van Henkie KNIL

henkie knil Winnen is fijn. Henkie KNIL, zo noemde oud KNIL-man Nuse zich, rammelde op een oude typemachine zijn herinneringen op papier. Dat was in Nederland. Na Indië.

Zijn zoon André maakte van de getypte verhalen een boek: De Bamboe Gila. En dat boek won Boekgoud, de juryprijs voor non fictie van Boekscout 2023.
André mailde me het goede nieuws, en om te zeggen dat de prijs ook een beetje aan mij te danken was wegens dat hij en ik een tijdje persoonlijke schrijfcoaching hadden gedaan.
Dus ik hem bellen met vragen. Nu is André een oud-marineman, kolonel b.d., dus hij is niet gek te krijgen door het een of ander. Het interview lukte best.
Mijn eerste vraag: hoe was het om te winnen?

Opsteker

André: De nominatie was al genoeg, gekozen worden door een vakjury uit 300, 400 gegadigden dit jaar was een geweldige opsteker. De prijs zelf vond ik niet zo relevant, de erkenning voor mijn vader des te meer.
De prijsuitreiking was bij Boekscout. De drie finalisten van de non fictie werden naar voren geroepen en we kregen een mooie oorkonde. Dus ik stond voor de club en toen gingen ze de juryrapporten voorlezen. Geleidelijk werd het duidelijk dat de keuze op mij ging vallen.

  • Uit het Juryrapport:
    Het is mooi hoe de auteur als zoon zo een eerbetoon aan zijn vader heeft kunnen creëren, dat tegelijkertijd een bepaalde tijdgeest levend houdt en een nieuwe generatie kan informeren. Dit zeer interessante boek is in al zijn facetten geslaagd, knap gedaan!

Indisch zijn

Dat vader en zoon gaat ook over het Indisch zijn. Henkie KNIL was Indisch en daar trots op, zoon André heeft daar even over gedaan. Hoe ging dat?

André: Als kind heb ik dat krachtig ontkend. Jaren lang. Ik merkte dat ik een beetje anders was. Ik had een kleurtje, ik zag er Indisch uit. In het spierwitte Amsterdam van de jaren vijftig viel ik op, zeker op school. Dus ik heb decennia lang ontkend dat ik Indisch was. Ik wilde geen Indo zijn. Ook later bij de marine niet.
Pas later, toen een hele goede vriend van mij, ook Indo, zei van: hoezo ontken je dat, hoezo vind je dat iets minder? Hij stelde: ik ben juist trots op. In dat gesprek is de zaak voor mij omgedraaid.

Hoe was het voor je vader om Indisch in Nederland te zijn?

André: Hij moest zich natuurlijk aanpassen. Maar hij voelde zich wel ontheemd. Waar je geboren en gewoond hebt, dat zit altijd in je. Hij was een echte Indischman, getuige zijn verhalen daarover, en de verhalen die hij dan met z’n familie deelde en met vooral met de lotgenoten. Daarmee kon hij z’n ei kwijt. Dat integreren in Nederland lukte best, hij was ‘getapt’ door de verhalen, waarnaar met veel interesse werd geluisterd.
Maar aan zijn kinderen gaf hij weinig tot niets mee. We moesten zo Nederlands mogelijk worden opgevoed en worden geschoold. Wel hadden we veel Indische boeken thuis, waarvan ik slechts een enkele las.
Toen ik mij begon te interesseren voor mijn afkomst was mijn vader al overleden, ik heb het verhaal van de tijger voorgelezen op zijn uitvaart. Dat verhaal staat ook in zijn boek.
Alle Indische boeken gingen voor mij verloren, die gingen naar mijn zus, daar had ik dus spijt van, maar jammer. Ik ben ze nu aan het verzamelen, ik herken nog veel titels die thuis aanwezig waren en vind er af en toe eentje terug.

Ik knik als André praat, ook als hij zegt: “Door het samenstellen van het boek heb ik mij steeds meer Indo gevoeld en ben daar best trots op.”
Want ja, dat doet het schrijven over de familie met een mens: je voelt waar je thuis hoort, je ervaart dat je ergens thuis hoort. Dat je deel bent van het grotere geheel.
André heeft een can do mentaliteit, dus ik ben benieuwd wat hij, terugkijkend op de persoonlijke schrijfcoaching, er vooral aan gehad heeft.

André: De totstandkoming van vorm en inhoud.

Ik zeg leg dat eens uit.

André: Ik had alleen maar een aantal verhalen klaar. Waar moet je dan beginnen? Gaandeweg kwamen wij in discussie. Want hoe pak je zoiets nou aan? Geen idee. Daar kwam jij op de proppen met van dat kun je zo doen of zo, en stuur eens wat op, dan kijk ik ernaar, en maak eens een eerste inleiding.
Dat werd een mooie militaire inleiding. Kort en ter zake.
En toen vroeg jij om gevoel. Om een emotionele aansluiting met de verhalen van mijn vader. Dat is toch een hele goeie suggestie geweest. Want ook daardoor is er een andere inleiding gekomen, wat toch ook eh… indruk heeft gemaakt op uh op de jury.

Dat is zo, volgens het juryrapport. Wat vonden ze in de familie van het boek?

André: De familie is nog heel klein. Maar ze zijn wel enthousiast. Een neef in Zweden hengelt naar een gratis boek en ik heb gezegd: als je hier komt, krijg je het. Dus ik ben benieuwd.

En waar zijn de oorspronkelijke getypte verhalen nu?

André: In Museum Bronbeek. Daar hebben ze ook de onderscheidingen van mijn vader, dus dat is een mooi geheel. Zo hebben ook de volgende generaties er iets aan.

Schrijftips
Wanneer u wilt dat uw verhaal er echt komt, en u wilt dat het nou eens echt opschiet en goed ook, dan is persoonlijke schrijfcoaching misschien iets voor u. Klik hier en lees er meer over. U kunt ook een afspraak maken om hierover telefonisch met mij van gedachten te wisselen. Dat kan via mijn digitale agenda: klik hier en kijk hoe dat gaat.

gratis ebook

Neem nu een man als Tinus Dezentjé

Dezentje Neem nu Neem nu een man als Tinus Dezentjé (1797-1839). Een legende, bij leven al. En dan ook nog relatief jong doodgaan, ietwat ouder dan James Dean. Veertigplusser. Maar wel 27 kinderen verwekt. Als iedereen geteld is, tenminste.

Niks bescheiden zijn.
Wel zich laten gelden.
In 1903 heette hij: “een Indo van de derde generatie”.

Verhalen en uitleg

Het internet staat bol met verhalen en uitleg over de familie Dezentjé en toch is het niet genoeg voor degenen die denken hoe dan toch die man.
Ik hoop op een vuistdikke biografie, die alle licht-en schaduwzijden van hem uit de doeken doet.
Kijk met mij mee naar deze man, naar deze Johannes Augustinus Dezentjé:

  • hij was een grand seigneur, met een eigen groot landgoed Ampel, ongeveer een vorst met een eigen koninkrijk.
    Wel leefde hij in de tijd van de slavernij, hoe zat dat op zijn landgoed?
  • hij bezat min of meer een eigen leger, in Gedenkschrift van den oorlog op Java van 1825 tot 1830 lees ik de uitdrukking “de inlandsche infanterie van den Heer DEZENTJE.” Verderop staat: “de Javaansche infanterie”. Ik lees min of meer dat de manschappen gerekruteerd konden worden dankzij de goede band die hij had met de bevolking maar ik denk toch: zouden daar ook dwangarbeiders deel van hebben uitgemaakt?
  •  De Locomotief van 5 maart 1903 schrijft dat hij 27 kinderen verwekt en noemt drie huwelijken:

Reeds op 18 jarigen leeftijd trouwde hij een zekere juffrouw Bode, die gefortuneerd was en erfde later van de tante van zijn vrouw bovendien haar belangrijk fortuin.
Met het geld van zijn eerste vrouw begon hij het land Ampel te huren en te exploiteren.
[…] Tinus heeft een talrijk nageslacht achtergelaten, waarvan het grootste gedeelte in het rijk van Soerakarta verspreid woont, hij was drie malen wettig gehuwd geweest, het laatst met een radhen ajoe uit het Solosch hof. Van zijn 27 kinderen zijn nu nog 5 in het leven, te weten:
1 de weduwe D. Groon te Solo;
2 Johannes, Augustinus, Dezentje Jr. van Ampel, de bekende vriendelijke landheer en vriend van het Solosch hof en van alle Solosche residenten, oud-officier van het Indisch leger, de algemeene oom Tinus van het hof thans;
3 de weduwe F. Engel te Karanganom;
4 Albert Dezentje te Klatten;
5 Willem Dezentje te Karanganom.

Hier begon ik even te rekenen. Want 27 vrouwen en 3 kinderen – o nee, andersom. Dus drie vrouwen dat is per vrouw 9 kinderen. Of zouden er ook kinderen buiten deze huwelijken zijn geboren? En wie waren hun moeders?

”Een geboren Solonees, een Indo uit het derde geslacht zynde”, schrijft de krant verder in wat best een romantisch portret is. Want:

  • hij had half Solo in huur, zo rijk was hij
  • Prins Diponegoro was bang voor hem
  • Tinus had immers “zijn eigen gedrilde troepen”, die hij in de Java-oorlog tegen prins Diponegoro inzette

Weer dat eigen leger.
In dat gedenkschrift dat ik eerder noemde, staat meer. Eerst auteur en titel: Jhr. F.V.A. Ridder de Stuers: Gedenkschrift van den oorlog op Java van 1825 tot 1830 Amsterdam: Johannes Müller, 1847

Eerst gaat het over de heer DEZENTJE, en dit is de beschrijving van een tijdgenoot:

  • De Heer DEZENTJE is in de Javasche binnenlanden geboren, is de taal van het land volkomen magtig, en kent de zeden, inborst en vooroordeelen van de bevolking in den grond.
    Deze hoedanigheden stelden hem in staat, om aan het Gouvernement in zeer moeijelijke oogenblikken wezentlijke diensten te bewijzen; en zoo gedurende de onlusten alle landhuurders den Heer DEZENTJE geëvenaard hadden, dan zoude menig établissement zijn behouden gebleven.

Zo: “wezentlijke” diensten. Dat is nogal wat.
Dan de gebeurtenis waar het om gaat: een slag in de Java-Oorlog. Twee legers staan tegenover elkaar.
Muitelingen – zo’n 800 manschappen.
Een colonne van het Oost-Indische leger, aangevuld met “de inlandsche infanterie van den Heer DEZENTJE.”
En: »Op deze volgden 9 Europesche hussaren en 25 Javaansche van den Prins ARIO-MANGKO-NEGORO; tusschen deze en de achterwacht waren de Madioensche ruiters geplaatst,
benevens vele bijloopers.”

Daarna volgt een uitgebreide beschrijving van het gebeurde, maar ik had al een indruk van de man. Wat ik zei: iemand die zich liet gelden. Geen last van bescheidenheid.

In hoog aanzien

Nu ga ik over op wat de Locomotief schrijft:

  • Op zijn strijdros gezeten, met zijn beroemde piek Kjahi Matjan in de hand en zijn bij het Solosche hof even beroemde krissen Kjahi Slamet en Kjahi Poethoot, voor welke de overleden Soenan f 26000 bood en die nu nog in het bezit zijn van zijn kleinzoon den bekenden H. A. Dezentjé van Karanganot, den belangloozen helper van armen, den waren vrijmetselaar. Met die krissen in zijn breeden gordel voerde hij zijn krijgsmacht ten strijde, voor niets terugdeinzend,den vijand energiek aantastend en uit al zijn uiterste schuilhoeken verdrijvend, een ware ridder zonder blaam of vrees, zoo was onze Tinus.
  • Zijn strijd met den ratoe Serang, die op hem een vuurpijl afschoot, werd in den ouden tijd door de inlanders te Solo bezongen. Dat hij in hoog aanzien stond bewezen de volgende feiten: steeds zat hij bij alle officieele feesten aan tafel aan de rechterhand van den keizer, daar had hij zijn vaste plaats, boven den overste; de generaals de Stuers, Nahuys en de Koek waren zijn boezemvrienden die steeds op het gastvrije Ampel bij hem logeerden;
  • de oude inlanders van Semarang en Salatiga gaven hem den titel van Radja tanah Djawa en het oude Solosche hof en de vijand dien van Senopatie (voorvechter) van Ampel.

Alles even romantisch want heldhaftig. En je gaat ervan nadenken:

  • dat hij voor zijn inzet in de Java-Oorlog wel onderscheidingen kreeg maar geen Militaire Willems-Orde, wat best had gekund
  • wat een Indo van het derde geslacht zijnde eigenlijk is anno 1903, als de Locomotief dat schrijft, en dan bedoel ik vooral de gevoelswaarde van die uitdrukking
  • of het waar is dat Louis Couperus over de Dezentjé’s schreef als de familie de Luce, in De Stille Kracht
  • en dan ontkende Melati van Java altijd dat zij over de familie had geschreven in haar familieroman Hermelijn (1886), waardoor de verdenking als vanzelf bleef bestaan

Eigenlijk zou ik ook graag zien dat het leven van deze man verfilmd werd. Kan gemakkelijk. Spannend genoeg. De vraag is alleen: wie kan Tinus Dezentjé spelen?

Schrijftips
Wanneer u schrijft over familieleden in het oude Indië, is het belangrijk naar de tijd van toen te kijken. Vrijwel alles was anders dan vandaag. Voorbeeld. De term ‘ Indische Nederlander’ is relatief modern, het is dus onwaarschijnlijk dat Tinus Dezentjé zich zo beschouwde. Hoe iemand zichzelf noemt een of meerdere generaties geleden, is altijd belangrijk en ook interessant. Wilt u daar eens over praten en over het verhaal dat u schrijft, maak dan een afspraak voor een vrijblijvend telefoongesprek. Dat gaat via mijn digitale kalender, klik en kijk hier hoe dat werkt (opent in een nieuwe pagina).

gratis ebook

O, die geweldige grote Indische families, waar zijn ze?

Indische familie Er zijn Indische families, van naam en faam, groot en vertakt in ik weet niet hoeveel hoofdtakken en zijtakken en bescheiden kleine takjes die het leven ook waard zijn, en toch denk ik: waar zijn ze? Waar zijn die geweldige grote Indische families?

Bandoengers

Misschien komt het door de corona-tijd, maar ik heb de indruk dat er voor die periode veel meer bijeenkomsten waren. Meer reünies. Ook van scholen. Van steden.
Ik herinner me een grote bijeenkomst van Bandoengers waar een informatiestand was met van alles over Hotel Homann. De meesten die er waren wisten alles al daarvan, genoeg die er nog hadden gedanst, maar ik niet, nooit, dus ik stond met grote ogen te kijken.
Bandoengers, waar gaan jullie tegenwoordig heen? (En mag ik daar ook komen?)

Soerabaja Fuif

Ook herinner ik me een overweldigende Soerabaja Fuif – met hoofdletters – in een hotel. Er was een foto-tentoonstelling op grote panelen gemaakt, zig-zag door de zaal met een volle dansvloer. Het was zo veel, dat ik buiten op een bankje even moest pauzeren. Maar ja, daar hoor en zie je ook van alles.
Dergelijke fuiven zijn er geloof ik niet meer.

Indische familie

En altijd als ik zo rondzwierf, ontmoette ik vroeger of later iemand met een achternaam waar ik meteen blij van werd. Want dan wist ik: een grote Indische familie.

  • Angenent (de eerste keer was op een bijeenkomst in Groningen, toen kreeg ik eten mee voor in de trein terug)
  • (van) Motman (ooit was ik op een familiedag, een van de mooiste dagen uit mijn leven tot dusver)
  • de Clercq Zubli (zeldzaam, Wieteke van Dort zong het immers: “meneer de Clercq Zubli, hij is ook al dood”)
  • de la Croix
  • Dezentjé (dan zeg ik altijd tegen mezelf nou niet weer over gif beginnen)
  • van Prehn (ook zeldzaam maar wel een mooie naam)
  • Lapré (altijd aangenaam)
  • Trouerbach

Er zijn meer grote Indische families:

  • Barkey
  • Mesman
  • van Polanen Petel
  • Van Riemsdijk
  • Rhemrev
  • Swaving
  • Varkevisscher (ook: Varkevisser)
  • (de) Winter

Vast nog meer, dus als u een naam heeft? Moet dan wel een familie zijn die:

  1.  generaties in Indië is geworteld en
  2.  vooral Indisch is.

Verknoopt

Ik weet dat er veel reünies en bijeenkomsten gestopt zijn, omdat het bestuur zich te moe en oud voelde en er geen jongere aanwas kwam. Het KRIS is ter ziele, dat was een samenwerking van verschillende scholen uit Indië. Op de bijeenkomst kwamen tachtigplussers die enorm goed konden jivven. Dat je meteen ziet: zo hoort het.
Op de website van de Stichting CAS-Reünisten las ik iets over de “laatste” reünie. Hopelijk komt er weer een volgende.
Ja, nee, er is volop Indisch verenigingsleven, daar gaat het me niet om. Pelita organiseert in van Leeuwarden tot aan Maastricht en terug allerlei bijeenkomsten, zelf ben ik lid van drie clubs die bijeenkomsten met muziek en bingo houden, maar ik bedoelde de steden. De scholen. Alleen voor Nieuw-Guinea kun je nog terecht, is mijn indruk.

Het mooie van dat soort bijeenkomsten is die gedeelde achtergrond, het bezit van een eigen wereld in dat grote Indië. Dat iedereen van een school die ene docent nog kan beschrijven, en wie op wie verliefd was, en dan de namen erbij, en ook hoe het afliep.
Of verhalen over de kleding, wie wat droeg op een avond in hotel Homann.
Dat alles is iets van toen in de tijd dat het vanzelfsprekend was om een Indische naam te horen en dat iemand dan zegt:

  •  o ja, die familie, mijn ouders hadden nog vrienden die ook zo heten
  •  mijn tante is van zichzelf een meisje Van Riemsdijk
  •  bij mij in de straat vroeger woonde een gezin Van Polanen Petel

Ook dat is Indië: hoe de grote oude Indische families met elkaar verknoopt raakten, en er zo eigenlijk een nieuwe en nog grotere Indische familie kwam.
Hoe dat verknopen ging, hoor je toch vooral op een Soerabaja Fuif. Of een Bandoeng Reünie (“Wij woonden ook aan de Mangalaan.”).

Maar misschien komt het terug. Dat kan best, de jongere generaties zijn zoek naar het verhaal van hun familie. De beste manier is de klassieke manier van iedereen bij elkaar roepen. Oud en jong, vragen en antwoorden bij elkaar, muziek en snacks, een heerlijke dag.

Schrijftip
Wanneer u over de familie in Indie schrijft, denk dan ook aan hun vrienden en kennissen. Wie waren dat? Als u dat niet weet, moet u speculeren. Vrienden en kennissen vond men bij verenigingen (zoals het Indo-Europeesch Verbond), bij liefhebberijen (denk aan verenigingen) of bij kerken en andere geloofsgemeenschappen. Hierover puzzelen kan leuk zijn en u kunt zomaar nieuwe ontdekkingen doen. Wilt u hier eens over praten en vrijblijvend telefonisch overleggen? Boek dan een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Opent in een nieuwe pagina)

gratis ebook

“…zooals alléén de orchidee die bieden kan.”

orchidee Een orchidee in een potje in een vensterbank. Tyisch Hollands. Het stemt me atijd wat droevig want deze aristocratische bloem verdient meer. Allure. Ruimte om te zijn wat een orchidee is en dat is schoonheid.

Aanbieding

In de supermarktfolder van afgelopen week zag ik een orchidee-aanbieding staan. Erboven stond: voordeelprijspakker. Dan de afbeelding. Vlinderorchidee, 9,95 euro. En nu opgelet mensen in Holland, het was inclusief keramieken pot.
Vaag bestond er een verband tussen de orchidee en Pasen in de folder. Want daarvoor waren andere voordeelprijspakkers aanwezig.

Ooit dacht ik dat je lang moest sparen om een orchidee te kunnen kopen. Wegens hun schoonheid en dat elke bloem weer anders was, dus zeldzaam en daardoor kostbaar.
Waarschijnlijk kwam die gedachte voort uit ten eerste spreken met ouderen over het kweken van orchideen in Indië en ten tweede het langdurig lezen in Indische kranten. Ik dook er weer in, op zoek naar liefde voor de orchidee.

Kostbaar

Begin 1931 bracht het Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië een opwindend modern bericht: ‘Orchideeën naar Europa per vliegmachine’.
Vliegen was toen bijzonder. Niks voor een tientje naar Rome. Het was een dure aangelegenheid en als je je bloemen met luchttransport verplaatste, betekende dat een forse investering. De krant bleek evenwel te haastig, want het ging hier vooralsnog om een idee.

  • In de nabijheid van Soekaboemi heeft de heer K. Schmidt eene orchideeën-kweekerij, welke goed rendeert en waaraan door den eigenaar buitengewoon veel zorg wordt besteed. Het is werkelijk een lust voor de oogen zijne prachtverzameling bijzonder zeldzame en kostbare kinderen Flora’s te mogen aanschouwen.
  • Nu heeft in den laatsten tijd de heer Schmidt uit Europa verschillende aanvragen tot levering van orchideeën gekregen en is bij hem het plan ontstaan de verzending per vliegmachine te doen geschieden.
  • Ter zake is [hij] reeds met de K.L.M. in onderhandeling getreden en is men thans nog doende te overwegen, welke verpakking het meest doelmatig is te achten, doch in elk geval is de kans groot, dat b i n n e n k o r t de eerste bezending Soekaboemische orchideeën per vliegmachine naar Europa zal gaan!

Daar staat het: zeldzaam en kostbaar.
Het bracht me terug naar die prachtige roman van de Indische schrijfster Melati van Java, getiteld: Orchidee (1905). Daarin arriveert Idée Sonerius, een meisje afkomstig van de Molukken, in Nederland om hier een academische studie te volgen. Wat je noemt een rolmodel, in de tijd dat vrouwen nog niet eens kiesrecht bezaten. Aletta Jacobs was in 1905 zo’n 25 jaar arts. Maar nog steeds waren academisch gevormde vrouwen een minderheid, en zeker, zoals het nu heet, vrouwen van kleur.
Het was dus wel rebels van Melati van Java om juist haar titelheldin te kwalificeren als een orchidee.

Hupje

In De Indische courant van maart 1931 las ik over een tentoonstelling in Malang. Mijn hart maakte een hupje. Wat een heerlijk tafereel werd hier geschetst:

  • In den bloemenhandel „Het Bloemenmagazijn” alhier werd gistermorgen een tentoonstelling van orchideeën geopend, de eerste, die wij op dit gebied meemaakten.
  • De expositie, die eenige tientallen planten telt, is alleszins een bezoek waard, en meer dan ooit zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat de orchidee inderdaad aanspraak kan maken op den naam van de „aristrocrate” onder de bloemen.
  • Wij zagen op deze show een weelde van kleuren en vooral vormen, zooals alléén de orchidee die bieden kan. Het eerst werd onze aandacht getrokken door de Vanda Sanderiana, een variëteit, die wij nog nimmer te voren zagen, met zulke fraaie bloemen, dat deze ons aan fantasie-bloemen deden denken.
  • Dan was daar nog de elegante Dendrobium Veratrijonium; de schitterende paarse Catleya Labiata; de teer lila gekleurde Phalaenopsis Sumatrana en hoe deze andere dochters van Flora mogen heeten.
  • Speciaal willen wij echter de aandacht vestigen op enkele zéér bijzondere soorten en wel in de eerste plaats op de „Heilige Geest”-orchidee, genoemd naar het witte duifje met opengespreide vleugels, dat zich in den bodem van de bloemkelk bevindt. De proporties zijn keurig; zelfs het gele snaveltje ontbreekt niet.
  • Dan is daar ook nog het zoogenaamde „Venusschoentje”, waarvan de bloem den vorm van een keurig damesschoentje heeft.
  • Merkwaardig is ook een afwijking van deze orchidee-soort, den vorm van een Nederlandschen klomp vertoonend. Het was een goede gedachte van „Het Bloemenmagazijn”, deze schitterende collectie bijeen te brengen en ons in de gelegenheid te stellen, deze bloemen te bewonderen, die men anders hoogst zelden te zien krijgt. Wij kunnen een bezoek aan deze expositie ten zeerste aanbevelen.

Wat een namen, wat een soorten, wat een schoonheid moet dat al bij al geweest zijn. O, om slechts een uur over de tentoonstelling te mogen wandelen, te zien, te ruiken en te weten hoeveel meer een orchidee hoort te zijn dan een voordeelaanbieding in een supermarktfolder.

Schrijftips
Wanneer u familieleden in Indië had, dan weet u: in hun wereld bloeide de orchidee. Hielden ze van de bloemen, hadden ze misschien een eigen kasje als hobby? Denken over de orchidee in hun leven is een manier om u het leven van vroeger beter voor te kunnen stellen. Hoe meer dagelijks leven u begrijpt, hoe beter u erover kunt schrijven. Wilt u met mij telefonisch overleggen, dan bent u van harte welkom. Klik en kijk hier hoe u een afspraak maakt. (opent in een nieuwe webpagina)
gratis ebook

Waarom nostalgie recht van bestaan heeft

nostalgie Nostalgie maakt me een beter mens. Zachter van binnen. Rustiger ook. In mijn mail belandde zomaar een digitale versie van een oud telefoonboek van Bandoeng. Ik las het pagina voor pagina en toen ik het uit had, begon ik opnieuw.

Nostalgie.

Het is iets met verlangen en iets met gemis, en het doet een beetje pijn daarom maar toch of juist is het zo belangrijk. Nostalgie houdt je hart open.

Maar ik weet ook dat nostalgie een slechte reputatie heeft. Wie moet zuchten bij het zien van familiefoto’s uit het oude Indië, krijgt schampere opmerkingen te horen met daarin iets van tempo doeloe. Dat is ook al een uitdrukking met een beroerde reputatie. Terwijl het gewoon de oude koloniale tijd is, tot misschien uiterlijk 1900.

Wat is het

Niemand verlangt naar de terugkeer van het koloniale systeem. Dat dit fout was, weten we. Dus daar gaat het niet om.
Waarom wel?

Naar mensen die je kent. Namen die je vertrouwd zijn. Anderen lezen ook telefoonboeken. Of oude almanakken, om blij te wijzen: kijk, de naam van mijn grootmoeder, mijn overgrootvader.
Het verlangen naar huizen, waarin de familie woonde, waarin je zelf geboren bent – en dan het verlangen nog een keer daar binnen te mogen komen, nog een keer door die kamers te kunnen lopen.
Zo vaak hoor ik verhalen van mensen die dat mochten, ook al wonen daar nu andere mensen, zoals Margaretha Ferguson dat zo mooi zei.
Het verlangen naar de geuren van Indië.
Naar alles.

Ja nee, dat was de koloniale maatschappij, dat weet ik ook wel. Maar het systeem is het ene en de mensen zijn het andere.
De mensen die er thuis waren, die het vanzelfsprekende konden ervaren van wonen in je geboorteland. Zij werden later de ‘eerste generatie’ genoemd, ook al is het eigenlijk beter om te zeggen: ‘de laatste generatie’, want zij zijn het die Indië nog met eigen ogen gezien hebben.

Volop nostalgie

Op Facebook zijn er groepen met duizenden leden: vol nostalgie, iedereen voelt hetzelfde bij oude Indische foto’s, en vraagt: kende je die en die, was je daar en daar, weet je nog zus en zo.
Verlangen en gemis, en dan ook de hoop iets van toen terug te vinden.
Maar de groepen doen dat niet openlijk.

Er zijn volop Indische clubs en verenigingen, ik ben geloof ik van vijf of zeven lid. Vooral ouderenclubs, die met gemak dansmiddagen voor honderden bezoekers houden. Dan hangt Indië in de lucht. Velen weten de weg nog in Soerabaja of Bandoeng. Kunnen ze zo uitleggen.
Maar ze schrijven geen opiniestukken of rapporten of ingezonden brieven als iemand weer eens Indisch en Indonesisch door elkaar haalt.

Er zijn volop negentigplussers die over Indië kunnen vertellen, of ze er gisteren nog waren. Verhalen, nou.
Maar ze zijn nauwelijks online, waardoor het lijkt of ze niet eens bestaan.

Ik bedoel te zeggen: nostalgie naar Indië is er volop in Nederland.

Alles lijkt nu te gaan over de dekolonisatie, over militair geweld, over rapporten en commissies, de hele tijd onderzoeken en conclusies en harde feiten en stevige interpretaties.
Nou heb ik ook weleens een mening. (kuch)
Daarom is nostalgie des te belangrijker.

Verlangen

Wat ik naar verlang met smart en ongeduld is dit:

  • over de Rode Brug in Soerabaja te lopen
  • Tandjok Priok zien en horen en ruiken, komen en gaan, kruiers, de energie van de haven
  • naar Tosari gaan, en dan de roddels horen (iedereen wist daar alles van elkaar)
  • een Chinese toko bezoeken, maakt niet uit waar, als ze maar Chinees spreken waar ik bij ben en ik de helft van wat ik er zie niet begrijp maar toch wil kopen
  •  een muurbloem zijn bij dansfuiven in hotel Homann in Bandoeng, de jazz moet er fantastisch zijn geweest, de mensen waren geweldig gekleed (als muurbloem zie je meer, vandaar, maar ik doe wel mee met de muziek, want mijn voeten gaan  zachtjes van tapperdie-tap-tap)
  •  op een voorgalerij zitten als het nacht is
  • tjemara’s zien
  •  mijn hand leggen op een waringin (als het toegestaan is)
  • eten bij Des Indes, in Batavia dus (het liefste Tipsy Cake)
  • roepen: “Spada” en dat er dan even later een vriendelijk gezicht naar me kijkt
  • wandelen op Peutjoet, de militaire begraafplaats van Atjeh
  • en vooral door een grote stad wandelen en zien: hier is het gewoon om Indisch te zijn, dat hoef je nooit uit te leggen

Nostalgie is het verlangen om met Indië blijvend verbonden te zijn. En dat verlangen heeft recht van bestaan.

Schrijftips

Waar verlangt u naar als u aan Indië denkt? En als u aan de familie denkt, durft u dan te speculeren waar zij naar verlangden of verlangen? Dat kan stof zijn voor een gesprek, voor een aanvulling in een verhaal over de familie. Wilt u daar eens met mij vrijblijvend over telefoneren, maak dan een afspraak in mijn digitale agenda, klik en kijk hier hoe dat gaat.

gratis ebook

“Voor mijn part ben ik een dubbele pauper”

pauper Paupers werden een probleem. Het ideale in een koloniale maatschappij is dat iedereen een vaste plaats heeft en daar ook op wil blijven. Tevreden en wel. Dan is er rust, overzicht en controle.
Begin twintigste eeuw dreigde de zaak evenwel uit de hand te lopen.

Meer armen

Enerzijds: de mooie wijk Weltevreden (Batavia) groeide. Meer Europanen leefden hier op stand, en geriefelijk bij ‘ons soort mensen’.
Anderzijds: in andere wijken en tegen de kampong aan woonden Europeanen in slechtere huizen, die soms op kamponghuizen leken. Dat tastte het Europese prestige aan.

Het viel de bovenklasse op dat de onderklasse groeide. Zowat per dag kwamen er meer armen. Mensen met weinig inkomen en weinig kansen.
Dan kun je voor jezelf uitrekenen dat daar moeilijkheden van komen. Want hard werken voor een hongerloon, zien hoe gemakkelijk anderen het hebben, en toch tevreden blijven?
Gebeurt niet.

Dus Nederland deed waar Nederland in excelleerde. Vergaderen. In de Oost werd de zogeheten pauperisme-commissie ingesteld, waarbij met paupers die onderklasse werd aangeduid.
Wat een rotwoord.
Gevoelswaarde: tokkies.
Niemand wil dat zijn.
Dat was juni 1902.

Indo-Europeanen

De commissie werd belast met ‘het verder onderzoek naar de maatregelen, welke getroffen zouden kunnen worden tot tegengang, zooveel doenlijk, van het pauperisme onder de Europeesche en daarmede gelijkgestelde bevolking hier te lande.’
Die gelijkgestelden, dat waren de Indo-Europeanen. En dan dus niet de groep die voor Italiaans kon doorgaan, of die kansen kreeg in het leger, op de kantoren of als vertaler, of andere functies hadden met voldoende inkomen, en die in het zwembad lachend op de foto gingen.
Arme mensen. Waarvan veel minder foto’s zijn.

Wat is het met arme mensen, die zijn vaak trots. In de Locomotief van 22 maart 1903 vond ik een ingezonden brief waarin de gewezen militair G. F. P. Fauck klaagt:

  •  over de onbeleefde vragen die aan hem gesteld waren, de commissie had kennelijk enquêteurs ingesteld, en die waren grof in de omgang
  •  over het beledigende van het woord pauper

De brief

Hier komt zijn brief.

  • Geachte Heer Redacteur.
  • Duidt U het mij niet ten kwade dit ik U lastig val met de vragen, wat is pauperisme, en wat is een pauper? Deze vraag werd mij door vele mijner kennissen, die zoo als ik niet in overmaat met aardsch slijk zijn bedeeld, gedaan, naar aanleiding van de pauperstaten die worden ingevuld op navraag van het een of ander lid. Ja, hoe zal ik ze noemen, ik zal maar zeggen paupercommissie.
  • Volgens zeggen is ieder, die minder dan f 100 ’s maands inkomen heeft, een pauper, en wordt hij vriendelijk verzocht de onheuschche vragen gesteld in den pauperstaat te beantwoorden.
    Ik zal mjn eigen persoon eens tot voorbeeld nemen, en dan moet U oordelen of ik, en zooveel anderen die in dezelfde omstandigheden leven, paupers zijn.
    Sinds 1888 heb ik den militairen dienst met paspoort verlaten en sinds dien tijd in mijn onderhoud en dat van mijn gezin voorzien zonder hulp te ontvangen of te vragen van den een of ander.
  • De hoogste bezoldiging die ik in mijn betrekkingen heb genoten is geweest f 60 per maand, en hebben ik, mijn huishoudster, want ik leef in concubinaat met een inlandsche vrouw, en mijn kinderen altijd fatsoenlijk geleefd en ook nog iets kunnen sparen. Nu heb ik hier ter plaatse reeds 7 jaren een kleine zaak (toko) die in ons onderhoud voorziet en wij leven tevreden en zonder zorgen; ik betaal prompt mijn patentrecht, maak geen schulden die ik niet betalen kan of wil, zoo als zoo vele anderen die meer dan f 100 ’s maands te verteren hebben, en laat andere menschen ook leven.
  • Moet men nu mij omdat ik minder dan f 100 per maand inkomen heb, met zulke onheusche en neuswijze vragen aan huis komen, als:
    «Maakt u misbruik van sterken drank.”
    “Prostitutie” (met andere woorden, kneipt je ook de kat in ’t donker)
    »Bent u verkwistend?”
    “Bent u een dobbelaar?” en
    “Met welke menschen hebt u omgang enz. enz.
  • Ik neem aan dat men zulke vragen gerechtigd is te doen tot iemand die om geldelijke hulp of ondersteuning vraagt, en dan zal de betrokkene persoon nog niet zoo ezelachtig wezen om te zeggen, ja! ik maak misbruik van sterken drank enz.
  • Niet dat ik niet onder de paupers gerekend wil zijn (ten minste als men onder paupers niet bedoelt het uitvaagsel of zoo iets der maatschappij), voor mijn part ben ik een dubbele pauper, maar het Gouvernement of wie dan ook moet zich niet met mijn huislijke omstandigheden willen bemoeien zoolang ik niet om ondersteuning of hulp voor mij of de mijnen vraag, en aan mijn maatschappelijke verplichtingen voldoe.
  • Volgens mijn bescheiden meening zou het geld dat men heeft uitgegeven voor het drukken enz. der pauperstaten en wat er nog uitgegeven zal worden, veel beter besteed zijn als men daarmee eenige arme drommels had geholpen, die werkelijk in nood verkeeren.
  • Ten slotte, om niet te veel van Uw kostbaren tijd in beslag te nemen, nogmaals de vraag: wat is pauperisme? en wat is een pauper? Hoogachtend Uw Dw Dienaar, G. F. P. Fauck.

Controle

Fauck had een punt en een goed punt ook. Werkelijke nood bestond er genoeg, de tehuizen zaten vol. Wat wilde de commissie nou eigenlijk?

Ik vermoed: controle. De koloniale macht was in sterke mate een burecratische macht. Papieren, bewijzen, certificaten, diploma’s en radicalen.
Kantoren met bureaus en ambtenaren en parafen.
Vergunningen.
Registraties.
Pasjes.

Vooral de armste Indo-Europeanen waren kwetsbaar en kwamen sneller in de knel. Met de introductie van de ethische politiek werd er een voorkeursbeleid gevoerd pro inheemse bevolking. Zij kregen nogal eens de laag betaalde tijdelijke overheidsbanen – zoals bij de Staatsspoorwegen- ten koste van anderen.

Roman

Zo roep je dus juist die onrust op. Beter opgeleide Indo-Europeanen kwamen al langer in verzet, er was een Indo-Europese pers. Maar nu klonken er luidere stemmen, zoals die van Victor Indo. Hij schreef de roman De paupers (1915). Een fragment. Een groepje mannen zit bij elkaar en praat.

‘’t Is toch geen reden,’ meende Boong, ‘om inlanders en Chineezen vóór te trekken. De regeering moet eerst voor ons, Indo’s, zorgen, en dàn pas voor inlanders en Chineezen. Eerstens zijn wij toch óók Europeanen, ten minste van Europeesche afkomst….’
‘Maar óók van inlandsche afkomst,’ merkte Perisa, ’n kleine, donkere gestalte, nuchter op.
‘Hou jij je smoel,’ snauwde Boong vriendschappelijk hem af, ‘jouw vader was zeker ’n toekang aer. De mijne werkt bij de waterstaat.’
[…]
“O ja, ik heb ’t altijd gemeen en onrechtvaardig gevonden, dat de totoks, die ons in de wereld geschopt hebben, ons aan ons lot overlaten als we naar ’n betrekking zoeken. In plaats nou ons te helpen, geven ze de baantjes weg aan Chineezen en inlanders. Is dat eerlijk? “t Heet, dat ze ons met Europeanen gelijk stellen, – dan moeten ze ons ook boven Chineezen en inlanders verkiezen, als ’t op ’n betrekking aankomt, wat zeg jij Lam?”

Dat was 1915.
Vier jaar later werd het Indo-Europeesch Verbond opgericht.
Paupers, wat nou paupers, ze eisten hun plaats op.
Vuist op tafel, branie.

Schrijftips

Wanneer u over de familie in Indië schrijft, hoort daar ook de historische context bij. Het waar-horen in de koloniale maatschappij was van belang, ook de kansen die de tijd van toen wel of niet bood. Indië was voortdurend in ontwikkeling, dat is het fascinerende van de tijd van toen. Wanneer u werkt aan een verhaal en met mij wil praten over de context, boek dan vrijblijvend een telefonisch overleg in. Klik hier en kijk hoe dat gaat (er opent een nieuwe webpagina).

gratis ebook

Hoe beri-beri het Oost-Indische leger ondermijnde

beri beri ‘Wat is beri-beri en welke maatregelen kunnen tegen haar genomen worden?’ Die vraag stelde het Indisch Militair Tijdschrift in 1886.

Een belangrijke vraag.
Het antwoord was vooralsnog: niets.
Dat was beroerd genoeg, gezien de situatie:

  • Een zieke militair kon niet vechten. Gezien de grote hoeveelheid patiënten, was het leger veel minder inzetbaar;
  • Militairen moesten naar het hospitaal, de verpleging kostte handenvol geld en zo stegen de kosten van het Oost-Indische leger nogal, en de Nederlandse regering vond het al zo duur;
  • In 1885 en daarna werden vooral gevallen in Atjeh aangetroffen, waar juist alle mankracht nodig was, ook dwangarbeiders liepen de ziekte op;
  • Cijfers voor Atjeh: in de periode 1873-1913 sterven tienduizenden militairen door ziekten, terwijl er in verhouding tweeduizend sneuvelen. De gewonden zin hier buiten beschouwing gelaten. (Bron: Hans de Hartog: De militair-geneeskundige verzorging in Atjeh, 1873-1904, Amsterdam, 1991)

Paraat

Wat voor ziekten waren dat allemaal? Cholera. Tyfus. Tuberculose. Dysenterie. Venerische ziekten. Noem het op en de militairen leden eraan en stierven erdoor.
Nu weten wij meer over bacillen, bacterien, besmettingen en vitaminen maar toen? Het was een ondermijnende factor in de koloniale onderneming. Die berustte op een actief en paraat leger. Dat was er dus niet.
Of niet genoeg. Door alle ziekten raakte het leger ondermijnd.

Pastoor Verbraak

Ik raakte nieuwsgierig naar beri-beri toen ik er iets over las in de biografie van Atjeh-pastoor H.C. Verbraak (1835-1917). Een militair schrijft over de naastenliefde van deze pastoor. Juist daardoor voelde ik iets van de ellende van die diagnose. Je ligt in het ziekenhuis. Veel hoop is er niet. De militair:

  • Ik was […] ziek geworden aan boord in de haven van Oleh-Leh en werd naar het hospitaal te Panteh-Perak gebracht. De diagnose was berri-berri. We waren met twee onderofficieren op een
    kamertje. Mijn geheele lichaam was zoo gezwollen en de hartwerking in een periode, dat ik het einde nabij meende. Ik dacht aan mijne betrekkingen in Holland en allen trokken mij als in een nevel voorbij.
  • In eens werd ik overvallen door die vreeselijke benauwdheid, aan berri-berri-lijders wel bekend, die gewoonlijk het laatste stadium der gevreesde ziekte aankondigt. Mijn oppasser had het druk met andere lijders en mijn kamergenoot was er al niet beter aan toe dan ik zelf.
  • Plotseling duikt een zwarte gestalte voor mij op en vraagt met zachte stem: “Wat is het mijn jongen? Gevoelt ge u benauwd? Wacht, ik zal je even helpen?”
  • En met een handigheid, die alleen practijk en toewijding kunnen doen aanleeren, werd ik in een gemakkelijke houding gelegd.
  • Toen volgden, met een stem die me op dat oogenblik zoo wel deed, zulke troostende woorden en zulke mannelijke taal, dat het mij als electriseerde en de hoop op genezing weer terugkwam.
    De zwarte gestalte verwijderde zich; er waren zoovelen die met verlangen naar zijn komst uitzagen.

Beri-beri

Pastoor Verbraak was er, met, voor en tussen de zieken. Hij kon ook zelf besmet raken en eraan sterven, veronderstelde men, want veel was toen niet bekend. Wel over het verloop van de ziekte.
In het even geweldige als griezelige boek van A. Arn. J. Quanjer en J.A. Lodewijks: De geneeskundige raadsman bij ziekten en ongevallen (1896) las ik dat niemand wist hoe je met beri-beri besmet raakte:

  • Vooral onder soldaten, gevangenen en aan boord van schepen eischt deze ziekte dikwijls vele slachtoffers. Wat de juiste oorzaak is, is nog niet met zekerheid uitgemaakt […].

beri-beri De twee auteurs beschreven het dramatische ziekteverloop. Zit u nu te eten, dan even overslaan. Dit gebeurt er als je het krijgt:

  • De ziekte openbaart zich het eerst door een algemeen gevoel van onwelzijn, spoedige vermoeidheid, pijn in de beenen en hartkloppingen, met een gevoel van druk in het hartkuiltje bij geringe inspanning. Vervolgens beginnen de beenen ’s avonds dik te worden en neemt de pijn in de beenen toe.
  • Maakt een plotselinge dood geen einde aan het leven, dan worden de beenen voortdurend dikker en ontwikkelen zich de verschijnselen van algemeene waterzucht (zie aldaar). Deze verschijnselen gaan bovendien vergezeld van eene afneming van het gevoel in de huid van het onderbeen, die gevolgd wordt door verlamming in de spieren aldaar, zoodat de zieke met de grootste inspanning zich voortsleept en steeds een steun zoekt voor de handen. Ook nu kan de dood plotseling onder hevige benauwdheid een einde aan het lijden maken, of de verschijnselen van waterzucht nemen toe en de lijder sterft aan de gevolgen hiervan.
  • […] Was de omvang der beenen gedurende het bestaan der waterzucht toegenomen, nu worden deze zichtbaar magerder, vervolgens ook de armen en eindelijk het geheele lichaam, zoodat dit er ten laatste als geheel uitgedroogd kan uitzien. De lijders liggen geheel machteloos ter neer, moeten met alles geholpen worden, en zijn niet zelden heesch tengevolge van verlamming der spieren van het strottenhoofd. Hoewel dergelijke lijders meestal sterven, gebeurt het toch nog somtijds, dat de verlamming in dezelfde volgorde verdwijnt als zij ontstaan is.
  • Menschen, die eenmaal deze ziekte doorstaan hebben, zijn steeds in gevaar opnieuw een aanval te krijgen, indien zij op plaatsen zijn, waar de ziekte heerscht.

Beroerd, zonder meer.

Kamperspiritus

Een behandeling was er niet, dat wil zeggen niet eentje die met zekerheid werkte. Patiënten werden naar een beri-beri ziekenhuis gebracht (als daar plaats was), ze kregen ‘krachtig voedsel’ te eten en cognac te drinken, ook waren er inwrijvingen met kamferspiritus.
Verder was het hopen en bidden, en de gelukkigen hadden pastoor Verbraak.
Ik weet niet zeker of dwangarbeiders ook deze behandeling kregen.

Het was kortom voortmodderen. In de koloniale jaarverslagen van eind negentiende eeuw komt het vaak voorbij: hier berri-beri, daar cholera, een hospitaal bijgebouwd of uitgebreid, minder werd het nooit.
Pas in 1896 kwam het verlossende woord. Medisch officier dr. С Eijkman weet aan te tonen dat te eenzijdig eten vatbaar maakte voor beri-beri. Met de invoering van ongepelde rijst verdween (inderdaad) de beri-beri in Indië.

Toen.

Schrijftips
In vrijwel elke familie circuleren verhalen over ziekte en gezondheid, wie waaraan leed en wat ervoor behandeling was. Sommige ziekten kennen we nu nauwelijks meer, zoals Indische spruw. Verhalen over ziek en gezond maken ook deel uit van uw familiegeschiedenis. Die verhalen opschrijven en ernaar vragen, geeft de jongere generaties meer begrip van vroeger. Weten zij wel hoe kamperspiritus ruikt? Beri-beri heeft overigens een verschrikkelijke aanwezigheid gehad in de kampen.
Wanneer u met mij over uw familieverhaal wilt praten, dan bent u van harte welkom. Boek dan een gratis overleg-gesprek in via mijn contactpagina. Klik hier en kijk hoe dat gaat (opent in nieuwe pagina).

Dit was de eerste moderne Indische meisjesroman

Indische meisjesromans Indische meisjesromans waren er destijds genoeg. Vooral vrouwelijke auteurs schreven graag voor meisjes, meestal met lieve opvoedende gedachten in het boek. (Er waren uitzonderingen)

Maar al die boeken werden per dag ouderwetser toen de moderne tijd in Indië arriveerde, in de jaren 1920 en 1930. Meisjes keken anders naar hun toekomst, ze konden een beroep kiezen. Een eigen leven. In de grote steden kwam met de vestiging van de kantoren ook meer werkgelegenheid.
Hoe was dat nieuwe zelfstandige leven voor meisjes, voor jonge vrouwen?

Joop ter Heul

In Nederland was de serie boeken verschenen over Joop ter Heul, een meisje dat opgroeide, dankzij haar vader ‘de piepert’ een schooldiploma haalde en dankzij haar schoonvader werkervaring opdeed, dus klaar was om economisch zelfstandig te zijn.
Maar: een Hollands meisje.
Toch anders.

Ems van Soest (1908-1984):  “Ik nam de typemachine en schreef achter elkaar De Pauw, mijn eerste boek. Ik heb altijd getracht het Indische leven, mijn leven, zo precies mogelijk weer te geven.”
De Pauw. Een verhaal van modern meisjesleven in Indië verscheen in 1930, het eerste moderne Indische meisjesboek:

  •  de hoofdpersoon Inka van der Beelen verdient als 19-jarige haar eigen geld, ze is in betrekking op kantoor
  •  vanwege verwikkelingen woont ze in een pension
  •  het verhaal speelt zich af in Indië
  • en: Inka is Indisch.

De Pauw is haar bijnaam, omdat de mensen haar trots vinden. Dat is ze ook, op haar manier: ze houdt het hoofd hoog, omdat ze verlegen is over de armoede thuis.

Indisch gezin

Ems groeide op in een liefdevol Indisch gezin: vader Willem die op de thee-onderneming Ngargoloko-Malebari werkzaam was, haar Padangse moeder Emma van Angelbeek en haar twee broers Wim en Jan. Een modern gezin was het ook: Ems volgde de driejarige HBS, haalde type-en stenodiploma’s en mocht toen naar het kantoor van Crone in Semarang. In deze tijd gaan steeds meer vrouwen en meisjes buitenshuis werken, maar helemaal vanzelfsprekend was het niet.
Genoeg mensen die het onwenselijk vonden dat een vrouw economisch zelfstandig was, want zou ze dan nog wel willen trouwen en zich willen opofferen voor man en kinderen?
indische meisjesromans De Pauw ging voor een deel over Ems zelf. Van haar vooruitstrevende ouders mocht ze naar kantoor. Ze werkte, al wilde ze eigenlijk net als haar moeder Emma van Angelbeek liever schrijven. Er is een foto van de jonge Ems, die aan haar bureau zit.
Op kantoor was het dus niet bijzonder leuk. Een citaat uit De Pauw:

“Ouwe, trouwe ratelkast,” sprak ze tegen haar Remington. “Je verveelt me soms gruwelijk. Kon ik maar eens wat interessanter dingen op je neertikkelen, maar helaas, de Baas voelt slechts voor zakelijke en geldswaardige pampieren… enfin!” Ze zuchtte van verademing, toen het vijf uur sloeg (…).

De Pauw was een succes. Daarna publiceerde Ems meer meisjesboeken, soms wel twee per jaar. Zo werd ze een geliefd schrijfster. Alle jonge meisjes lazen haar boeken, ook de Hollandse prinsesjes in Nederland.
Wie goed leest, en het leven van deze ooit beroemde Indische auteur kent, ziet er stukjes in staan die uit haar eigen leven komen.
Een voorbeeld.

In De Pauw staat:
“Paul heeft nooit veel met meisjes opgehad, hij vond ze onbeduidend, aanstellerig en ongevoelig, tenminste, diegene onder haar, die hij kende. En dus dacht hij, toen wij kwamen, over ons hetzelfde. Maar toen hij jou wat meer leerde kennen, vertelde hij aan Mevrouw de Groote eens in een vertrouwelijke bui, dat jij hem deed denken aan zijn gestorven zusje, waar hij dol, dolveel van gehouden heeft.”

Het zusje

Ja, dat gestorven zusje. Margootje was het eerste kind geweest, voor Ems en haar twee oudere broers. Ze stierf zes dagen na haar eerste verjaardag aan de gevolgen van een ongelukkige val. Dat zusje keert terug in verschillende romans. Over het gezinsdrama zelf schreef Ems ook zonder literaire verhulling:

  • Moe en afgemat, acht maanden zwanger, snakte ze [Emma, de moeder van Ems] naar een bad en vroeg de jonge baboe, die na Carsina’s vertrek voor het kind zorgde, om op Nonnie te passen. Margootje had de pop, die ze met haar verjaardag gekregen had, in een slendang gedaan en wiegde die onder het zingen van “nina, nina bobo”.
  • Ze liet de pop ruiken aan de bloembakken toen Emma in de badkamer verdween. Heerlijk, dat water waarmee ze zich siramde….. ze zong blij een lied uit haar meisjestijd, toen ze plotseling verstarde.
  • Een vreemd geluid, alsof iets viel van vrij grote hoogte….. een plofje op de marmeren vloer en dan plotseling een klagelijk gehuil van haar kleintje. Ze rende met natte haren de mandikamer uit en vond haar kind met het achterhoofdje op de vloer, blijkbaar van een hoge stoel gevallen waarop de baboe haar had gezet. (…)
  • De door de Regent geroepen dokter stelde vast: “Zware hersenschudding tengevolge van een val.
  • Bloemstukken en kransen werden binnengedragen. Doch het kleine kistje was uitsluitend bedolven onder de boeketroosjes, die Margootje met haar eigen handjes hand gestreeld.
  • Margaretha Christina van Soest” stond er met mooie letters [op de grafzerk]. “Geboren 15 april 1892. Sf. Kalibagor. Overleden 21 april 1893 te Banjoemas”.

Erg, hè?
Misschien mocht Ems daarom wel zoveel van haar ouders.

Stralend

Ems bleef ongetrouwd, tegen haar verlangen in. Ook dat komt in de romans terug: er zijn meisjes die een eigen levensweg moeten volgen, ook al willen ze trouwen en moeder worden. Dat eenzame en de positieve keuze voor een ander volwaardig bestaan, plus daarbij de stralende aanwezigheid van Ems zelf, moet op generaties meisjes van invloed zijn geweest.
Zij leerden: ook zonder huwelijk kan ik  een waardevol leven leiden. Net als Ems.
Dat was modern. Zelfbeschikkingsrecht.

Talent

Ems sloeg haar vleugels uit. Ze ging reizen, ze publiceerde romans voor volwassenen en ze ontwikkelde zich in de journalistiek.  Ems liet zien hoe veelzijdig haar talent was. Het prachtige Theeland (1938), de voorloper van romans als Hella Haasse’s Heren van de thee, was daarvan een overtuigend bewijs. Ems: “Ik voelde gewoon, dat ik méér kon.” De waardering bleef uit. Kort na de oorlog verscheen Een wajang in Gods handen (1946) waarin waarin ze onder meer schreef over  Indische NSB-ers en intimidatie van vrouwen door Japanners. Het grote publiek zag haar liever als meisjesboekenschrijfster.

Nieuwe kans

De jaren ’60 en ’70 waren moeilijk voor Ems van Soest. Ze woonde inmiddels in Den Haag, in Nederland, en ze was eenzaam. De roem was vervlogen. Of ze ooit weer echt zou schrijven, betwijfelde ze: “Zal ik er ooit nog de inspiratie, de discipline, de kans toe krijgen en zal ik ooit bestand zijn (…) de venijnen te weerstaan van de huidigen critiek?”
De kans kwam. Op verzoek van Lilian Ducelle begon Ems over haar Indische jaren te publiceren. De theegeur op de onderneming, de pracht van de tjemara-bomen, de elegante jurken die mama voor haar maakte, de lagere school- alles even dierbaar. Er kwamen brieven van lezers, vol herkenning en sympathie.
In 1984 overleed Ems. De laatste periode was soms treurig geweest, maar wel met de troost weer te kunnen schrijven, juist over de gelukkigste tijd in Indië.
Alsof ze het voorzien had, noteerde ze in 1932, als net gedebuteerd schrijfster, in haar Op den achtergrond genoteerd: “ze zou schrijven, zich aan dat allerliefste werk wijden, dat werk, dat haar een tweede leven gaf als het ware, het werk, waaruit ze altijd weer nieuwe moed kon putten”.

Schrijftips

Romans die in het verleden een groot publiek trokken, vertellen ons iets over wat waardering kreeg, wat herkenbaar was en wat belangrijk was. De romans van Ems gaan (ook) over de emancipatie van meisjes en vrouwen. Zeker voor de Tweede Wereldoorlog is daar een sterke ontwikkeling in te zien. Hoe was dat voor de vrouwen in uw familie? Wanneer u een familieverhaal schrijft, heeft u ook kennis van de tijd nodig. Wilt u hierover van gedachten wisselen, maak dan een vrijblijvende telefoonafspraak met mij. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (er opent een nieuwe pagina)

Schrijftip: Indisch genoeg om het verhaal op te schrijven? (video)

Indisch zijn betekende drie generaties terug  iets anders dan nu. En ook was het anders in Bandoeng dan in Batavia, per wijk soms al, en ook per persoon. Twee generaties terug, ook weer anders. En zo gaat het verder. Dat kan de vraag oproepen of u wel Indisch genoeg bent om uw familieverhaal op te schrijven. Want u kijkt naar toen… en dan naar nu…

Andere tijden, andere ervaringen.

Nuances

Voor mijn nieuwe boek probeer ik te achterhalen wat Indisch zijn betekende aan het einde van de negentiende eeuw. Er is dan een toenemende aandacht voor wat genoemd wordt het ‘Indo-proletariaat’.  Geen vriendelijk woord. Daar rekende niemand zich toe die hoger was opgeleid, die Nederlands sprak zonder accent, de taal schreef zonder veel fouten, tussen Europeanen woonde en die veelal dankzij een inheemse voormoeder een getinte huidskleur had. Al die mensen van toen noemen we tegenwoordig Indisch. Het lijkt een verzamelterm. Want destijds bestonden er meer nuances.

Dat is interessant. Het vraagt om aandacht en keuzes maken in hoe we iemand benoemen.

Video

In deze video:

  • mijn antwoord op deze vraag, die in mijn mailbus komt
  • hoe u ontdekt wat Indisch zijn toen en nu betekent
  • de bonus die u vanzelf krijgt bij het schrijven van een familieverhaal

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)

Ga naar de bovenkant