Artikelen

Denkt u nog aan de Pelita-schrijfwedstrijd? Met uitleg-video

Misschien heeft u het nu ook dat u ofwel naar de Tong Tong Fair gaat, ofwel denkt zal ik vandaag of zal ik morgen gaan. Het is een hele ervaring, dat na de lange coronapauze het Indische dorp er weer staat.

Intussen is het ook zo dat de deadline voor de Pelita schrijfwedstrijd nadert, die is op 15 september al.
Ja: al.
Maar meedoen is best mogelijk, ook al is het dichtbij. U hoeft geen boek te schrijven, anderhalf kantje tekst is ongeveer genoeg.

In de video geef ik zeven tips om het u gemakkelijker te maken om mee te doen. Daar schreef ik eerder al een artikel over, maar een video erbij is net weer even anders.

Nu denkt u vast: waarom wil zij zo graag dat ik meedoe?
Ja, waarom.
Dat zal ik uitleggen.

Ik kom vaak iemand tegen die van plan is te gaan schrijven, het eigen levensverhaal, dat van de ouders of de geschiedenis van de familie. We praten en ik hoor mooie verhalen, en soms dat er foto’s of brieven zijn, dus er borrelt in mij een vulkaan van enthousiasme op.
“Dat schrijft u toch wel op?” vraag ik hoopvol.
En dan komt het:

  • ja hoor
  • het komt nog wel
  • ik heb het druk het komt er niet van

Ik snap het.
Maar: als het altijd nog kan, en u heeft geen plan, dan komt het er niet van. Er zijn verhalen, die ongeschreven blijven.

Uw pen in beweging

Nu het mooie van een verhalenwedstrijd. Zo’n wedstrijd gaat niet alleen om wat er te winnen valt, maar vooral om de kans uw pen in beweging te zetten. Te oefenen. Want er zijn beperkingen aan de inzendingen opgelegd:
Het kan niet over alles en iedereen gaan, maar uw inzending moet een verband met Pelita hebben.
Het kan niet eindeloos lang zijn, uw inzending telt maximaal anderhalf kantje.

Inspiratie

Ik denk nu even terug aan 1965, toen de Indische kunstkring Tong Tong een verhalenwedstrijd organiseerde met als onderwerp ‘Indische jeugdherinneringen’. U weet misschien dat juist door dat onderwerp Lin Scholte besloot haar eigen herinneringen op papier te zetten en in te sturen.
Dus de beperking van het onderwerp, die inspireerde juist.
Anders was ze niet gaan schrijven, en dan hadden wij haar mooie boeken nooit gehad.
Misschien wilt u alleen voor uzelf schrijven, of voor de kinderen of kleinkinderen. Ook prima. Maar ja, linksom of rechtsom moet er dan wel wat op papier komen.
En dan is een schrijfwedstrijd een mooie kans.

Hieronder de video met de zeven tips en uitleg. En mijn aanbod staat: wanneer u wilt dat ik proeflees dan kunt u mij uw inzending mailen. Of u uiteindelijk meedoet met de wedstrijd, dat is aan u. Hoe dan ook is het een kans om uw pen in beweging te brengen.

En wie weet wat u daarna allemaal gaat schrijven.

(tekst gaat verder onder de video)

 

Voor wie liever leest:

de zeven tips

Tip 1: Schrijf eerst voor uzelf
Dat wil zeggen, u gaat schrijven alsof u het verhaal niet gaat insturen, alsof u de enige bent die het verhaal ooit zal gaan lezen. Pas als u het af heeft, neemt u een besluit.

Tip 2: Ga uit van uw persoonlijke gevoel
Zonder gevoel is elk verhaal dood. Gevoel hoort er nu eenmaal in, zo kunnen lezers meeleven met wat u vertelt.
Welk gevoel?
Dat waar het echt om gaat.

Tip 3: Vertel als een ik
U bent de gids die mij door het verhaal meeneemt en als het een persoonlijk verhaal is, ben ik graag bij u als persoon.

Tip 4: Let op de verandering
Wanneer u een ervaring beschrijft, is het goed op de verandering te letten.
Dan is dit een handige methode:
A = de uitgangssituatie.
B= de verandering.
C = het resultaat van de verandering.
De structuur is: A-B-C.

Tip 5: Varieer eens wat
Wanneer u het verhaal op papier heeft staan, en u heeft besloten het in te zenden, kijk er dan nog eens kritisch naar: is elke zin meer van hetzelfde? Breng dan variatie aan.

Tip 6: Lees het aan uzelf voor
Jawel, hardop. Dan hoort u meteen welke zinnen lopen en welke niet. U merkt waar een woord ontbreekt en waar iets bij kan of moet. U ontdekt ook of uw verhaal een logisch einde heeft of dat het te abrupt ophoudt.

Tip 7: Stop er een levensvraag in
Dit is eigenlijk een bonustip, want het is niet iets dat noodzakelijk is. Wel kan het uw verhaal een geweldige diepgang geven.
De tip is: stop er een levensvraag in. Dat kan met een, twee zinnen al.

 

En eh… mijn aanbod staat. Als u wilt dat ik proeflees, gewoon mij het verhaal mailen.

Hoe Lin Scholte de moed vond te gaan schrijven

de moed om te gaan schrijvenMeteen pardoes op dag 1 van de Tong Tong Fair gaf ik een lezing. Ik sprak over de Indische schrijfster Lin Scholte en haar mooie boeken.
Weer begreep ik: wat een bijzondere vrouw ze was.
En ook waarom ze eigenlijk de moed niet had om te gaan schrijven, maar het toch deed.

Tangsi

Lin Scholte (1921-1997) schreef over het leven van haar familie, haar grootouders, haar ouders en haar eigen leven. Grotendeels in Indië, en veel in de tangsi waar de militairen met lagere rangen van het KNIL woonden met hun vrouwen en kinderen. Soms waren ze getrouwd, soms niet.
Het werk van Lin Scholte raakte me, omdat het zo vanuit haar eigen levenservaring was ontstaan. Ik ging op zoek naar de vrouw in en achter de boeken en schreef haar biografie. Die verscheen, met de verzamelde boeken, bij uitgeverij Tong Tong.

De moed

Nu dat ene: de moed om te gaan schrijven over het persoonlijke leven.
Dat heeft niet iedereen.
Lin Scholte had het aanvankelijk evenmin. Ze voelde zich onzeker over haar Nederlands, een gevoel dat ontstaan was toen ze als meisje naar een tangsi-school ging. Destijds sprak ze wat Nederlands, dankzij haar vader, wat Javaans dankzij haar moeder en tangsi-maleis dankzij het feit dat dat veelal de voertaal was in de tangsi.
Die onzekerheid bleef haar bij. Maar toen veranderde er iets in haar.

In de jaren 1960 schreef de Indische kunstkring een prijsvraag uit met het onderwerp: jeugdherinneringen.
Lin Scholte moet gevoeld hebben dat dit een kans was. Want u weet misschien, in die tijd bestonden er negatieve vooroordelen over het tangsileven. En dat griefde haar, want zij had dat leven zelf meegemaakt.
Ze had opgelet en alles onthouden.

Juist die negatieve vooroordelen moeten haar geprikkeld hebben om een tegengeluid te laten horen. Ze zette een verhaal op papier en… ze won de wedstrijd. Dit was het begin van het boek Anak kompenie (1965).

Alles wat erin staat is echt gebeurd, ze gebruikt de echte namen en plaatsen.

Haar eigen stem

Maar er is toch iets dat me bezwaart. Omdat Lin Scholte toen nog steeds die onzekerheid had over haar Nederlands, zocht ze steun bij Rob Nieuwenhuys. Hij redigeerde haar boeken.
Dat betekent dus dat haar oorspronkelijke manier van vertellen er niet meer was, niet meer bestond.
Maar toen vond ik een manuscript terug dat nog niet bij Rob Nieuwenhuys was beland. En in dat manuscript las ik een andere stem van Lin. Meer vertellend, ritmische taal, als van een dalang. Eerlijk waar, het raakte me dieper, alsof ze directer tot me sprak.

En dat Nederlands? Niks mis mee. Hier en daar waren de zinnen niet helemaal schools-netjes, maar daardoor was het juist zo eigen, zo helemaal de stem van de schrijfster.
Dus het gaat niet om netjes Nederlands schrijven,
of wat iedereen goed en mooi vindt.

Duwtje

Het gaat om waarheid, wat werkelijk geweest en gevoeld is. Daar zit de waarde in van uw levensverhaal. Vooral wanneer u denkt: wie zit hier nou op te wachten, dit weten we toch allemaal al, ik heb alleen een gewoon leven wat kan ik daar nou over vertellen.

Dat dacht Lin ook. En toen ze dat ene duwtje kreeg uit de buitenwereld, kwam ze toch tot schrijven.

Ik hoop dat dit verhaal van en over Lin Scholte u inspireert om ook uw verhaal op te schrijven. Want een, twee generaties verderop weten ze veel minder dan u vandaag de dag weet.
En misschien kan ik dan het duwtje uit de buitenwereld zijn, want ik help u er graag bij.  De generaties na u zullen u er dankbaar voor zijn, op dezelfde manier dat wij Lin Scholte dankbaar mogen zijn. Voor haar het gewone leven, voor ons bijzondere kennis.

Komt u ook naar de Tong Tong Fair?

Het is jaren geleden, echt waar, en toch lijkt het pas gisteren dat de Tong Tong Fair de tenten opende. Wanneer ik mijn ogen sluit, wandel ik door het Indonesië-paviljoen waar altijd aanbiedingen zijn, ik ruik de geuren van de eetwijk, het rumoer van het publiek, de optredens op het podium en in studio Tong Tong.

En nu tel ik de dagen af, net als u, vermoed ik.
We kunnen weer.
We zijn er nog.
Hoe zal het zijn, dit jaar?
In ieder geval: ruime gangen zoals altijd, dus dat geeft wat geruststelling, ik bedoel, zelf ben ik wat zenuwachtig over corona, maar zo gaat het vast goed.

Ik hoop dat u ook komt, en dat we elkaar daar kunnen ontmoeten, dat lijkt me gezellig. U kunt me op de volgende dagen in de studio vinden:

 

Donderdag 1 september: 14.30 uur Djam Boekoe ‘Lin Scholte in de Bersiap’

Lezing.  Lin Scholte was een Indische schrijfster, ze schreef over het leven dat ze kende: in de tangsi (kazerne), waar ze opgroeide als dochter van een Javaanse vrouw en een Hollandse militair. Haar familie was dus Indisch, Javaans, Hollands – en ze leefden samen in deze militaire wereld. Maar toen veranderde die wereld. Hoe was het voor Lin Scholte in de Bersiap, juist met deze gemengde familie?
Na de lezing; signeren van mijn boek over Lin Scholte.

Zaterdag 3 september:  14.30 De Eerste Generatie Show: Oud-Steurtje Wil Overweel

Interview. Wil is een tachtigplusser met een fabelachtig geheugen: hij weet nog hoe zijn leven was als “jongen van Pa”, zoals hij dat noemt. Daarmee bedoelt hij zijn kindertijd in het tehuis van Pa van der Steur in Magelang. Hij vertelt aan de hand van foto’s van het tehuis hoe het daar was, waarom hij er terecht kwam en hoe zijn leven daarna liep.
Juist omdat ik het levensverhaal van Pa heb opgeschreven, is dit interview voor mij zo bijzonder: iemand die het zelf heeft meegemaakt. Opschrijven doet Wil het niet, maar als Indische verteller geeft hij wel het verhaal door. Geweldig
Na het interview: napraten, signeren van mijn boek over Pa van der Steur

Maandag 5 september 16.00 Djam Boekoe: ‘Van Heutsz en het KNIL’

Lezing, naar aanleiding van  mijn nieuwe boek Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL, 1814-1950  Voor mij is de menselijke maat belangrijk, en daar vertel ik over in deze lezing: geen moreel vingertje opgeheven maar aandacht voor de mensen zelf, voor wie het KNIL vormden. Extra bijzonder is dat ik enkele filmbeelden kan laten zien.
Na de lezing: napraten, signeren van mijn KNIL-boek

Vrijdag 9 september: 13.00 De Eerste Generatie Show: De Eerste Generatie Show: oud-KNILer Bol Kerrebijn

Interview. Bronbeek-bewoner Bol Kerrebijn is een 90plusser die iedereen voorbij gaat op zijn racefiets. Een vitale man. Assertief. Hij zegt de dingen zoals hij ze ziet. Ik vind hem een beetje intimiderend, eerlijk gezegd. Als jonge jongen tekende hij voor het KNIL, middenin een oorlog. Waarom doet iemand dat? Hoe was Indië toen? Vragen, vragen, vragen. Ook Bol Kerrebijn is een geweldige Indische verteller, dus ik kijk uit naar drie kwartier vol verhalen.
Na het interview: napraten.

Spreekuur

Na elk programma-onderdeel blijf ik wat rondhangen. Dat is de beste tijd om even te overleggen of om mij iets te laten zien waarover u graag van gedachten wilt wisselen. Vermoedelijk ga ik ook spreekuur houden, net als op de voorgaande edities van de Tong Tong Fair, maar daarvan zijn op dit moment nog geen dag en uur bekend. Dat komt vanzelf in orde.

U weet, alles kan veranderen, dus op de dag zelf is het goed de website van Tong Tong Fair te bekijken of mij ’s morgens een apje te sturen. Dan weet ik hoe en wat, neem ik aan.
En dan… dag 1… dan is het rondkijken van waar is alles, wie zijn er, dan staat het Indische dorp op het Malieveld er weer. Bijna is het zover.

https://tongtongfair.nl/

Waarom er Hulp Aan Landgenoten in Indië kwam

Hulp aan landgenoten

Op 15 augustus voel ik een klem om mijn hart. Want ja, eindelijk toen en daar kwam de Japanse capitulatie. Maar daarmee begon ook die andere tijd, vol oorlog na de oorlog en met alles dat dit meebracht.

Hulp

In de chaos en ellende probeerden mensen elkaar ook te helpen.
In 1955 werd de stichting HALIN opgericht: Hulp Aan Landgenoten in Indië – zoals HALIN toen heette. Later werd het wat het nu is: Indonesië.
Nu nog?
Ja, nog steeds.

Want ook daar, net als hier, zijn generaties door de oorlog geraakt. Dan ook hun kinderen. Hoeveel generaties tel je mee als het gaat om daardoor geraakt te zijn, dat is ook daar een vraag.
HALIN stuurde me een hele tijd terug naar Indonesië om de ouderen daar te interviewen voor mijn boek Familie gebleven.
Het boek is uitverkocht, alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

Gesprekken

Veel van die ontmoetingen herinner ik me nog. Het waren intense gesprekken over de tijd van vroeger en de oorlog, en waarom zij in Indonesië waren gebleven, waarom ze Warga Negara werden. Ik hoorde onder meer:

  •  Ik was minderjarig dus mijn ouders namen voor mij de beslissing
  • Mijn broer had mij nodig om voor hem te zorgen, er was niemand anders
  •  In mijn hart blijf ik Nederlands
  • Ik wilde mijn kleinkinderen zien opgroeien

Dus blijven, dat was niet altijd een vrije of gemakkelijke keus.
Netzomin als naar Nederland gaan – met de administratie die de overheid eiste, de voorwaarden die gesteld werden en dan, hoe het leven hier was na de overtocht.
Wat een tijd.

Semarang

In Semarang ontmoette ik Mary Overzier. Ze staat op de foto bovenaan, met een kleinzoon. Mary was een drukbezette vrouw, met haar werk in een winkel, met haar zorg voor de familie. Ze was bedacht op hun veiligheid en daarom sprak ze geen Nederlands met de kleinkinderen. Toch haar eigen taal. Zij wisten wel dat hun oma een beetje anders was dan de andere oma’s- iets met Orang Blanda.
Destijds was ze minderjarig geweest en haar vader had besloten: wij blijven hier. En over Nederland waren de berichten niet zo gunstig. Mary Overzier:

“Ik heb nooit een aanvraag ingediend om als spijtoptant naar Nederland te gaan. Je moest op de eerste plaats gezond zijn. Mijn vader had een maagzweer en last van malaria, opgelopen tijdens diensttijd als militair in Borneo. Mijn moeder had last van reuma. Voorts moest je familie in Nederland hebben die je kost en inwoning moesten geven. Mijn vader vertelde dat zijn vrienden in Nederland het ook afraadden. Volgens die vrienden was het voor “ons Indo’s” moeilijk omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen volbloed en halfbloed Nederlander.
Verder hadden mijn ouders mijn steun nodig. Daarom was ik hier zelf, toen ik 17 jaar was, aan het werk gegaan bij de firma Van Dorp. En de verhalen van mijn vader over de houding in Nederland schrokken mij af om een aanvraag te doen om naar Nederland te gaan.”

Ja, zo kan het gaan. Blijven of vertrekken, het was alletwee moeilijk. Ook daar denk ik dus aan als het 15 augustus is.

Herinneringen

De stichting HALIN bestaat nog steeds. Ook bij degenen die steun krijgen van HALIN zijn in de afgelopen jaren moeilijkheden geweest. Corona. Alzheimer – ouder worden kan met gebreken komen. En soms keren de herinneringen aan de oorlogstijd weer terug.

Over de oorlog vertelde iedereen me toen ik in Indonesië was. Dat kwam omdat ik een boek maakte en ze wisten: mijn verhaal kan ik zo doorgeven. Het kwam ook omdat ik weer weg zou gaan – zo werden de kinderen immers niet belast.
“Vertellen maakt mijn hart leeg,” zei een oudere Indische man een keer tegen me.
Dus als u het kunt, vertellen en opschrijven, doen. Want de generaties die nu opgroeien, hebben u nodig om de verhalen van en uit Indie te leren kennen en vooral te leren begrijpen.

Iets over het korfballen in Indië

korfballen in IndiëLang heb ik gedacht dat tennis het populairste was in Indië. Ja, misschien eind negentiende eeuw. Er zijn talloze foto’s van dames en heren met een racket, zeer netjes gekleed. Dames in langere rokken, maar toch: met fietsen was tennis een van de weinige manieren waarop ze sportief konden zijn. Veel werd ongepast gevonden.

Daarna dacht ik: zou badminton het populairste zijn?
Hmmm. Misschien later wel.

Nu denk ik aan korfbal. Dat komt op in Indië begin twintigste eeuw. De Nederlandsch-Indische korfbal bond ontstaat. Steden als Batavia hebben een eigen korfbalbond. Er zijn kleine wedstrijden en grote competities, er zijn ook stedencompetities en in 1937 las ik iets over de Java-Competitie.

Wat een sport. Wat een populariteit. Er moeten albums vol zitten met leuke en mooie en spannende momenten.
Toch eens vragen als ik weer bij de Indische krofbalclub ben- dat is de ROKI, Reünisten Oud-Korfballers uit Indië, voortgekomen uit een korfbalclub uit Batavia.
Ze sjoelen, ze tennissen, ze bowlen, maar ze korfballen niet.
Ik evenmin, hoor.

Hieronder iets over de Java-competitie, ik las het met verbazing over de technische termen en uitdrukkingen. Toen begreep ik: in 1937, het jaar van het krantenartikel, begreep elke lezer/es wat-wat was. Zo algemeen was dus die kennis.
Daar circuleren vandaag de dag vast nog veel verhalen over. Wie er eerlijk speelde en wie niet. Wat er in de kleedkamer gezegd werd. Waarom Batavia in 1937 zo sterk was.
En ook hoe zo’n competitiedag verliep, van begin tot einde, dat is ook een manier om een mini-levensverhaal te schrijven. Zeker weten dat veel mensen dat willen lezen, ik in ieder geval wel.

Hieronder een groot deel van het sportverslag uit het Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië, misschien herkent u wel namen. U denkt vast net als ik: Was ik er maar bij geweest…

Soerabaja — Bandoeng: 2—0

Gaf Bandoeng tegen Malang goed spel te zien, in dezen wedstrijd liet men het er hopeloos bij liggen. Bandoeng maakte op ons den indruk van vermoeid te zijn. De regen scheen dezen wedstrijd in het water te doen vallen, doch er werd besloten den wedstrijd toch voortgang te doen vinden. Uit den aard der zaak was het veld drassig. De bal was nagenoeg niet te hanteeren.
Het werd een eentonige wedstrijd met Soerabaia steeds in de meerderheid. Eén uitslag van 4—0 zou ons inziens de verhouding der krachten beter hebben weergegeven. Beide doelpunten werden voor Soerabaja door Yan Bin gescoord. Scheidsrechter Dankmeijer leidde naar behooren.

Batavia — Malang: 9—1

Als scheidsrechter F. Coldenhoff voor beginnen blaast, blijkt het dat er groote lelangstelling bestaat voor dezen wedstrijd.
Ook van Inlandsche zijde is de belangstelling goed te noemen. Malang wint den toss en valt in C. aan. Het spel gaat gelijk op. Dan zien we een mooie serie aanballen van Batavia-zijde. Van Minos en Lijbers combineeren goed samen. Een pxachtschot van Lijbers en het is 1 — 0 voor Batavia.
Even later weet mej. D. v. Renesse v. Duivenbode uit een strafworp het tweede doelpunt te scoren.
De vakwisseling brengt B. Jansen c. s. in den aanval. Deze snelle speler weet spoedig den stand op 3—0 te brengen. Dan een Malang-periode van overwich. Men speelt echter te kort om succes te kunnen boeken. Steeds weer weet de Batavia-verdediging te onderscheppen. Het spel begint van Malang-zijde zichtbaar te verruwen. B. Jansen breekt weer goed door en het is 4—0 voor Batavia. Steeds is Batavia in aanvalspositie. V. d. Bijl weet spoedig 5—0 te maken.
Malang begint steeds onsportiever te spelen, waartegen de scheidsrechter lang niet streng genoeg optreedt. Dan een goed schot van mej. Jansz en het half dozijn is vol.
Even later weet v. d. Marck de score te vergrooten. 9—1. Malang doet alle moeite om meer tegenpunten te maken. In de Batavia-verdediging weet mej. Duivenbode door tactische opstelling echter steeds te onderscheppen. Het einde van dezen zoo spannenden strijd breekt spoedig aan en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Batavia haar derden wedstrijd met klinkende cijfers gewonnen.
Scheidsrechter Coldenhoff leidde voor halftime goed. Na de rust zag hij vele overtredingen niet en trad niet streng genoeg op tegen ruw spel.

Bandoeng — Jogja: 4—2

In het begin een nagenoeg gelijk opgaande strijd. Jogja is echter iets in de meerderheid. Tallooze schoten worden op den Band. korf gelost, voorloopig echter zonder resultaat. Eindelijk gelukt het de kratonmenschen de leiding te nemen (1—0 voor Jogja). Bandoeng schijnt door dit doelpunt wakker geworden te zijn, tenminste men
komt geweldig opzetten. Alles zet men op om den gelijkmaker te scoren.
Een goede aanval van Mual en de stand is gelijk. 1—1. Bandoeng is na de vakwisseling in de meerderheid. Jammer dat Jogja in deze periode verslapt. Had men enthousiast doorgespeeld dan zou Jogja zeker weer de leiding genomen hebben. Bandoeng maakt van de Jogja-inzinking een dankbaar gebruik en Wattimena maakt 2—1 voor Bandoeng. Even na het vallen van dit doelpunt wordt voor rust gefloten.
Na de rust hetzelfde spel. Bandoeng blijft domineeren. Wattimena weet uit een strafworp de score te vergrooten. 3—1. Jogja schijnt het thans welletjes te vinden. Er komt meer leven in het spel. We zien eenige mooie Jogja-aanvallen. Er wordt echter te nonchalant geschoten om succes te kunnen boeken.
Aan de Bandoeng zijde doet Hetharia het beter. Met een welgericht schot deponeert bij den bal in de mand. 4—1. Onmiddellijk na den uitworp maakt Jogja het tweede tegenpunt. 4—2. De tijd verstrijkt meer en meer en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Bandoeng verdiend gewonnen.

Malang — Jogja: 4 — 0

De eerste tien minuten gaat het spel snel over en weer. Beide aanvallen geven eenige goede serie-aanvallen. Geleidelijk aan werkt Malang zich los en heeft Jogja niet veel meer in te brengen. Vooral het Malang-middenvak speelt stukken beter dan dat van Jogja. De druk op de Jogja-yerdediging wordt te zwaar. Een doelpunt kan ieder oogenblik verwacht worden. In den Malang-aanval is mej. De Ruiter de Wildt zeer op dreef. Herhaaldelijk bekogelt ze den Jogja-korf. Het schot is echter te onzuiver. Dan komt Jogja opzetten. De aanval .speelt echter te doorzichtig om succes te kunnen hebben. Men speelt te kort, zoodat Malang steeds weer onderscheppen kan.
Aan de Malang-zijde breekt De la Rambelje goed door; een schot en het is 1—o voor Malang. Jogja doet alle moeite om gelijk te maken, echter zonder resultaat. Plotseling zien we mej. De Ruiter-de Wildt goed doorbreken en met een welgericht schot brengt ze den stand op 2—0 voor Malang. De vakwisseling brengt Kiem Lioe c.s. voor Malang in den aanval. Deze speler weet spoedig met twee goede schoten den stand op te voeren tot 4—0. Gedurende den verderen strijd blijft Malang steeds domineeren. Sporadisch komt de bal in den Jogja-aanval. Men weet echter geen doelpunten meer te maken.
Het is de spelers (sters) aan te zien dat ze vermoeid zijn. Beide partijen spelen ook hun vierden wedstrijd.

Batavia — Solerabaia: 4—2

Als scheidsrechter Willemse voor beginnen blaast, zien we dat beide ploegen op zijn sterkst zijn. De publieke belangstelling is overweldigend. Onmiddellijk na den uitworp ontwikkelt zich een snel en enthousiast spel. Beide ploegen zetten er alles op om het Java-kampioenschap te veroveren. Van een zeker overwicht bij een van de partijen kan niet gesproken worden. In den Batavia-aanval is Lijbers de gevaarlijke man. Deze speler weet herhaaldelijk den Soerabaja-korf in groot gevaar te brengen. Dank zij uitstekend middenvakspel van Soerabaia is ook de Batavia-korf niet van gevaar ontbloot. Lijbers weet echter met een ver schot het eerste succes voor Batavia te boeken. 1—0. Het gejuich van de Batavia-supporters is niet van de lucht. Zelfs wordt door enkele enthousiastelingen vuurwerk afgestoken.
De vreugde is echter van korten duur, want even na den uitworp zien we mej. Z. Davies goed doorbreken, een schot, en het is 1—1. Na de vakwisseling komt een periode van Soerabaja-overwicht. Batavia is zichtbaar ontmoedigd door het tegenpunt. B. Jansen weet echter met een prachtig ver schot aan Batavia opnieuw de leiding te bezorgen. 2—1. Met dezen stond breekt ook de rust aan. Na de rust hetzelfde enthousiaste spel. Een prachtige doorbraak van B. Jansen en het is 3—1 voor Batavia. Nog is Batavia niet in veilige haven. Soerabaia heeft bepaald pech, als een mooi Schot van Coldenhoff uit de mand wipt. Zelfs mist deze speler op 3 meter afstand van den korf staande een pracht van een kans. Mej. E. Jansz in den Batavia-aanval doet het beter. Listig passeert ze haar tegenstandsters en met een welgericht schot maakt ze 4—1 voor Batavia. Nog laat Soerabaia zich niet onbetuigd. Hard wordt er gewerkt voor het tweede tegenpunt hetgeen aan mej. Wijnschenk gelukt. 4—2. De wedstrijd verstrijkt meer en meer en als scheidsrechter Willemse eindigen blaast, heeft Batavia, hoewel eenigszins geflatteerd, haar vierden wedstrijd gewonnen, waarmede zij tevens voor de zooveelste maal het Javakampioenschap in de wacht gesleept heeft.
[…]

Prijzen

Op den feestavond in de bovenzaal van „Versteeg” reikte de heer Rieber, voorzitter van den N.I.K.B., met een toepasselijk woord de prijzen uit. Batavia had een beker en een verguld zilveren médaille in intvangst te nemen. Jogja kreeg de door de firma Van Arcken uitgeloofde plaquette. Deze moest gewonnen worden door dat twaalftal, hetwelk tegen Batavia de meeste goals produceerde.

Mata glap: is het een verzachtende omstandigheid?

mata glap Het was zomaar een klein berichtje in het Soerabaijasch handelsblad van mei 1938. Pa Kaslan, die jaren lang een braaf en oppassend leven had geleid, stond terecht wegens moord op zijn schoonmoeder. Hij ontkende.

Leest u mee? Dit is uit de krant:

Wat de krant schreef:

Zijn lastige schoonmoeder gedood. Ex-loerah voor den Landraad.
Voor den Landraad stond terecht Pa Kaslan, ex-loerah van de desa Kedoeroes, Djaba kotta, Soerabaia, die zijn lastige schoonmoeder om zeep heeft gebracht.
Bekl. ontkende moord met voorbedachten rade, hetwelk hem primair ten laste was gelegd. Hij had zijn schoonmoeder eens grondig de les willen lezen, omdat zij hem bijna elken dag uitmaakte voor een luiaard, die van zijn vrouw leefde en zijn plicht als vader niet kende.
Hij kon haar scheldpartijen op het laatst niet meer verdragen en met de bedoeling haar wat in te toomen, gaf hij haar op zekeren dag een houw met zijn arit. Daar hij mata glap geworden was kwam deze houw zoo hard aan, dat zijn schoonmoeder eenige minuten later overleed.
Beklaagde die na 18 jaren dienst als loerah eervol is ontslagen, had berouw van zijn daad. Nadat ook de vrouw en de zoon van beklaagde als getuige waren gehoord, veroordeelde de Landraad hem tot 2 jaren gevangenisstraf wegens zware mishandeling den dood ten gevolge hebbende.

Drie punten

Wat ik uit het bericht begrijp, is:
1 Pa Kaslan had een arit vast toen hij mata glap werd
2 Hij werd al veel te lang getreiterd door schoonmoeder
3 Mata glap – wat doe je ertegen? Niets.

Dus dat is de fatale combinatie geweest.
Ik zocht afbeeldingen van een arit op: vlijmscherpe messen om het gras mee te snijden. Ja, als je dat net in handen hebt..

Geen moord

Het interessante is, dat Pa Kaslan in Nederland direct wegens moord zou zijn veroordeeld. Want hier bestond wel krankzinnigheid, maar dat is iets anders dan mata glap.
Dat komt en gaat.
Onweer en mist tegelijk in je hersens.
Je doet iets.
Daarna kijk je: was ik dat?
In Indië hoefde niet uitgelegd te worden wat mata glap was, de krant deelt het gewoon mee. Het gold als een verzachtende omstandigheid, begrijp ik. Pa Kaslan werd dan ook niet schuldig bevonden aan moord. Wel zware mishandeling- twee jaar gevangenisstraf.
Ja, en dan? Wat doet hij na twee jaar? Komt hij thuis, en wat zegt zjn vrouw dan? Ik durf er niet goed aan te denken, omdat ik heb gezien hoe scherp zo’n arit is. Zwoesh!! Daar lig je.

Verhalen over mata glap zijn fascinerend. Een beetje griezelig, een beetje spannend, en vaak ook een beetje begrijpelijk. Jarenlang treiteren, kassian.
Misschien kent u ook een dergelijk verhaal, of misschien kent u het gevoel. Dan schrijft u dat toch wel op?  Kwam het ook in andere bevolkingsgroepen voor?  Zelf was ik al kleutertje nogal driftig, dan werd het rood voor mijn ogen en dan sloeg ik erop los. Nu niet meer, hoor. Maar toen, nou. Maar ’t is toch anders dan mata glap, vermoed ik.

Hier zijn 7 tips voor de Pelita verhalenwedstrijd

verhalenwedstrijd
Goed nieuws. Stichting Pelita houdt weer een verhalenwedstrijd en wat kunt u winnen? Publicatie van uw verhaal in Pelita Nieuws en gratis toegang tot de jubileumviering in november.

Wat u zegt, het is geen reis voor twee personen naar Hawaii. Maar winnen kan wel een belangrijk moment voor u brengen. Publicatie betekent uw verhaal kunnen doorgeven aan andere mensen en ook bent u dan (dit is voor degenen met ambitie) een gepubliceerd auteur. Daarmee kunt u verder komen. Zelf ben ik indertijd begonnen met gratis stukjes voor een huis-aan-huis krant en nu schrijf ik boeken.
Maar ambitie hoeft niet.
Erkenning en uw verhaal kunnen delen is ook fijn.

Hieronder komen de 7 tips, na de oproep van Pelita.

De oproep

Onze jaarlijkse verhalenwedstrijd staat dit keer in het teken van ons 75-jarig bestaan.
Wat betekende Stichting Pelita voor u en uw familie? Heeft u ervaringen met de toekenning van oorlogsuitkeringen of met maatschappelijke begeleiding? Misschien hebben de Masoek Sadja’s of de Eettafels wel een bijzondere betekenis voor u omdat u daar de liefde van uw leven ontmoette? Of gaat u ieder jaar naar de Molukse Ouderendag en kunt u daar een mooie anekdote over vertellen?
Maar we willen ook leren: dus als u een goed idee heeft over wat Stichting Pelita in de toekomst zou kunnen doen, horen we dat graag.
Beschrijf dit in maximaal 750 woorden en voorzie uw verhaal van een mooie titel. Als u aan deze richtlijnen voldoet dan wordt uw inzending beoordeeld door onze jury: twee leden van ons Comité van Aanbeveling, Reggie Baay en Adriaan van Dis, en Stefanie Hehalatu, onze Regiocoördinator Limburg. Zij zullen de mooiste vijf verhalen uitzoeken.
Deze verschijnen in Pelita Nieuws. De winnaars krijgen ook nog eens voor twee personen toegang tot onze jubileumviering in november. Stuur uw verhaal uiterlijk 15 september in via info@pelita.nl o.v.v. Verhalenwedstrijd 2022

Twee onderwerpen

U ziet dat u uit twee onderwerpen kunt kiezen. Ofwel een persoonlijk verhaal over de Stichting Pelita, ofwel een bijdrage aan de ideeënbus. Mijn advies is: kies voor het persoonlijke verhaal, want er is weinig interessanter dan de medemens.
In de oproep staat verder weinig over de criteria waarmee de inzendingen beoordeeld gaan worden. Alleen: 750 woorden, dat is zo’n anderhalf kantje, en de “mooiste” verhalen gaan winnen. Wat is mooi? Daar heeft iedereen een andere mening over. Gezien de voorbeelden lijkt de voorkeur uit te gaan naar feel good verhalen. Dus hiermee moeten we het doen en dat kan best. Hieronder komen mijn 7 tips om een verhaal op papier te zetten. En extra service van de zaak: als u het eerst naar mij stuurt, lees ik het en dan krijgt u advies hoe het te verbeteren, als dat kan natuurlijk.

De 7 tips

Tip 1: Schrijf eerst voor uzelf
Dat wil zeggen, u gaat schrijven alsof u het verhaal niet gaat insturen, alsof u de enige bent die het verhaal ooit zal gaan lezen. Dat maakt u vrij van zelfcensuur. U kunt dan gewoon alles noteren zoals het was of is, en precies zeggen wat u te zeggen heeft.
Pas als u het af heeft, neemt u een besluit: wat is te erg en moet anders, welke woorden kunt u beter door andere vervangen, en gaat u ja dan nee inzenden? Dus eerst voor uzelf schrijven, dan pas voor anderen.

Tip 2: Ga uit van uw persoonlijke gevoel
Zonder gevoel is elk verhaal dood. Gevoel hoort er nu eenmaal in, zo kunnen lezers meeleven met wat u vertelt.
Welk gevoel?
Dat waar het echt om gaat.
Twee goede gidsen om dat te ontdekken zijn verlegenheid en schaamte. Een voorbeeld uit mijn eigen leven is dit. Toen destijds mijn kleine rode kater Tim naar de hemel ging, raakte ik van verdriet de weg kwijt in het leven. Ik voelde me zo ellendig eenzaam. En daar schaamde ik me over. Toen ben ik precies daarover gaan schrijven, over die gevoelens. Van Tim naar Bertje (2015) werd mijn  persoonlijkste boek, het was ook schrijftherapie, en bij publicatie schaamde ik me dubbel. Want wat zou iedereen zeggen?
Daar kwam ik achter.
Juist op dit boek kreeg ik de meeste reacties, en positief: herkenning, troost en bemoediging. Soms krijg ik weer een mail erover.
Dus hoe persoonlijker het gevoel, hoe beter.
Bij twijfel: zie tip 1.

Tip 3: Vertel als een ik
Een vraag die ik vaak krijg is: hoe moet ik vertellen over mijn leven, over het leven van mijn ouders? Dan zeg ik: gebruik de ik-vorm. Want u bent de gids die mij door het verhaal meeneemt en als het een persoonlijk verhaal is, ben ik graag bij u als persoon.
Het is iets anders wanneer u een boek schrijft over koelkasten in Indië. Dan kunt u best het ik-perspectief loslaten.

Tip 4: Let op de verandering
Het kan best zijn, dat u een enkel gevoel, een klein moment, kunt beschrijven in de 750 woorden die u heeft. Dat is knap. Maar wanneer u een ervaring beschrijft, is het goed op de verandering te letten.
Dan is dit een handige methode:
A = de uitgangssituatie. Voorbeeld: de eenzame kinderen van kapitein Von Trapp hebben een moederfiguur nodig.
B= de verandering. Deze verandering treft de uitgangssituatie. De nieuwe gouvernante Maria komt
voor de kinderen zorgen en trotseert herhaaldelijk het gezag van de strenge kapitein. Ze maakt zelfs speelkleren uit oude gordijnen.
C = het resultaat van de verandering. Er is dus een nieuwe situatie ontstaan, vergeleken met A. Dat is: Maria trouwt met de kapitein, de kinderen zijn niet meer eenzaam en hij is zo streng niet meer.
De structuur is: A-B-C.

Tip 5: Varieer eens wat
Wanneer u het verhaal op papier heeft staan, en u heeft besloten het in te zenden, kijk er dan nog eens kritisch naar.
– Is het een opeenvolging van en-toen, en-toen, en-toen? Dan verandert u het begin van de zin.
– Vindt u het hier of daar een beetje saai? Experimenteer of u tekst kunt vervangen door enkele regels dialoog.
– Wissel af lange zinnen met korte zinnen.

Tip 6: Lees het aan uzelf voor
Wanneer u voelt: dit is het zo ongeveer maar nog niet helemaal en verder kom ik niet, dan zou ik het verhaal een paar dagen uit zicht leggen. Tijd genoeg, inzenden kan immers tot 15 september. Na die dagen haalt u het tevoorschijn, u neemt een pen in de hand en u leest het verhaal aan uzelf voor.
Jawel, hardop.
Dan hoort u meteen welke zinnen lopen en welke niet. U merkt waar een woord ontbreekt en waar iets bij kan of moet. U ontdekt ook of uw verhaal een logisch einde heeft of dat het te abrupt ophoudt.
Met de pen meteen aantekeningen maken. Na het voorlezen de verbeteringen aanbrengen en dan weer opbergen tot het tijd is voor de volgende voorlezing aan uzelf.
Eventueel daarna pas aan anderen voorlezen.
Hoeft niet.
Kán.

Tip 7: Stop er een levensvraag in
Dit is eigenlijk een bonustip, want het is niet iets dat noodzakelijk is. Wel kan het uw verhaal een geweldige diepgang geven.
De tip is: stop er een levensvraag in. Dat kan met een, twee zinnen al. U overdenkt dan of wat u ervaart niet typisch is voor het leven, het is soms een vraag en soms een uitspraak over hoe het leven is. Voorbeelden:
“Zo gaat het in het leven vaker, wanneer…”
“En inderdaad, het kwaad straft zichzelf want…”
“Het is me nog altijd een raadsel, waarom juist de liefste mensen altijd…”

Dit waren de 7 tips. En zoals ik zei, als u wilt, stuur dan het verhaal aan me op. Dan kijk ik ernaar, en als het beter kan, zal ik dat terugmailen met het waar en hoe.
Spannend, een verhalenwedstrijd!

Waarom kipassen de middag weer goed maakte

kipassen“We krijgen steeds meer tropische dagen,” hoor ik om me heen. Maar tropisch, dat is iets anders dan de Hollandse hitte.
Die is drukkend, benauwd.
In Soerabaja had ik nergens last van. Ik kon gewoon nadenken, wat moeilijker gaat op een dag met Hollandse hitte. Wat te doen op zo’n dag?

Ten eerste: kipassen

Wapperdewapper en dan weer zachtjes-zoetjes waaien, en ik herinnerde me hoe ik aan mijn kipas kwam.
Heel wat zomers geleden zat ik op de Tong Tong Fair te signeren naast Yvonne Keuls. Pal onder het tentdoek was het warmer dan de dertig graden buiten. Wind was er die dag niet.
Ik begon te klagen tegen Yvonne over zo-waharm en de hele dag al, en morgen vast weer, en of zij er ook zo’n last van had.
Nu is Yvonne een vrouw die overal tegen kan, die tegen alles bestand is, behalve onrecht en gezeur. Ze kéék even naar me.
Dat was genoeg.
“O,” zei ik, meteen tam.
Yvonne zweeg.
Schuin aan de overkant zag ik de uitweg: verkoop van kipassen. Slechts een enkele euro per stuk. Ik kocht er twee, ook voor Yvonne.
En zo kwamen we iets beter die middag door. De hitte was niet weg, maar wel te dragen. En inderdaad, zeuren helpt niet. Kipassen wel.

Ten tweede: dagdromen

Ik ga supervroeg opstaan, dan aan het werk en ’s middags ga ik dagdromen over alles wat ik nog wil doen in het leven. Dan lig ik voor de ventilator naast mijn grote huiskater Bert. Ik heb een notitieblokje zodat ik opkomende gedachten meteen kan noteren. Bert slaapt, de ventilator zoemt zachtjes.
Ik blijf rustig want ik weet: dit gaat ook voorbij.

De foto van de Japanse geisha’s is uit 1916, uit de tijd dat de Japanse cultuur nog een positief gevoel meebracht. Ik las in de Preanger-Bode iets over een benefiet-voorstelling van de MULO, vermoedelijk uit Bandoeng, waar ook leerlinges optraden als geisha’s. De krant schreef:

Als no. 3 stonden op ’t programma eenige tooneelen uit de „Geisha”. Bij ’t opgaan van ’t doek waanden we ons in een sprookjesland. Daar zaten en wandelden onder bloeiende takken en tusschen groene palmen een gezelschap Japansche schoonen in kleurrijke dracht, alles nog fantastischer gemaakt door lichteffecten. De meisjes waren door mevr. Ockhuysen heel netjes gekapt. Zeer elegant voerde een der geisha’s een dans met zang uit.

De avond was een succes: ruim 1800 gulden voor het goede doel.
Iets om over te dagdromen tijdens de middagrust. Die meisjes van toen, hoe zou het ze vergaan zijn? Dachten ze nog weleens terug aan hun optreden toen de oorlog kwam? Zou deze foto in albums van familie zijn, en waar dan, en waar zijn de albums van uw familie eigenlijk?

Ten derde: praktisch denken en doen

Het gaat er bij dagen van Hollandse hitte juist om wat we wèl kunnen doen. Wat is dat voor u, wat is dat voor mij? Lezen. Nadenken over wat te gaan schrijven. In de namiddag wandelen.
Als u volgende week maandag 18 of dinsdag 19 juli rond vijf uur – of zes uur  ’s morgens mij een goedemorgen-appje stuurt, dan stuur ik u een goedemorgen-appje terug. Dat lijkt me gezellig, samen zo heel vroeg wakker zijn. (06 82 445 019, dat is mijn nummer)

Met deze drie tips komt u hopelijk door de Hollandse hitte heen. Ik vat samen:
1 Kipassen
2 Dagdromen
3 Praktisch denken en doen

En als u na deze dagen denkt, wat gaat het leven toch snel, straks is de zomer voorbij en dan heb ik nog altijd het verhaal van mijn familie niet opgeschreven, laat het me dan weten. Ik help u er graag bij.

De 5 beste Indische boeken voor de zomer

Uiteindelijk drong het ook tot mij door: zomer. Elke dag krijg ik een zomer-aanbieding voor boeken in de mailbus en toen dacht ik: weetjewat, ik doe gewoon mee.
Met dit verschil: mijn leeslijst is oud en alle boeken zijn gratis online te vinden.

Spannend

Wat is een oud boek? In de winkel is iets na drie maanden al oud. Voor mezelf hanteer ik de norm: alles van voor de oorlog.
Dus de Eerste Wereldoorlog.
Daar ligt de grote bloeitijd van de Indische literatuur, die halfweg negentiende eeuw begon en toenam in kwantiteit en kwaliteit.
Vooral rond de eeuwwiseling verscheen enorme hoeveelheid boeken. Dat kon dankzij de technologie van goedkopere drukpersen, dankzij meer transportmogelijkheden die een snellere verspreiding van boeken mogelijk maakten en vooral dankzij een nieuw zelfbewustzijn in een koloniale samenleving. Het besef groeide hier meer te zijn dan ‘alleen’ een kolonie van het moederland, dat ook de eigen cultuur recht van bestaan had. Maar het moederland dacht hier uiteraard anders over.
Enerzijds, anderzijds.
Spannend.

Het oude Indië

Daarom lees ik zo graag de Indische romans die Melati van Java schreef. Ze was broodschrijfster, verkocht vooral in Nederland maar wilde wel haar liefde voor Indië uitdragen. Dus wat doet ze? Enerzijds vertelt ze het verhaal dat Nederland wil horen. Anderzijds tekent ze met gevoel voor sfeer en detail het Indisch leven, en voert ze geweldige Indische vrouwen op in de romans. Slim. Spannend, ook. Hoe heeft ze dat gedaan, keer op keer?

Zo zijn er meer boeken, die op een eigen manier spannend zijn. Stuk voor stuk zijn het vensters op de oude Indische tijd, waarin het taalgebruik anders was dan wij nu acceptabel vinden, waarin de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen dat ook was, en waarin zowat elke roman die toen verscheen, nu niet meer geschreven zou kunnen worden. En dat maakt deze romans juist interessant, denk ik. Want zo leren we het andere normaal kennen, van toen en daar. Hoe was het toen, waardoor is het veranderd – vragen die ons aan het denken zetten.

Dit is mijn zomerleeslijst. U vindt de romans online. Helemaal gratis, zeg ik blij als zijnde een kwart Zeeuws meisje. Ons bin zuunig.

 Indische boeken1 De-Lilah : Een Indisch Dozijntje (1898)

Klik hier en lees.

De titel zegt het al: Indische verhalen en dan een dozijn. Twaalf stuks. Opvallend is hier de nabijheid van de Indonesische cultuur. Ook informatief als het gaat over vergiftigen. (Niet doen, hoor)

 

 

 

 Indische boeken2 Rob Nieuwenhuys: Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden (1972)

Klik hier en lees.
Nog steeds de klassieke literatuurgeschiedenis van de Indische letteren. Een mooi chronologisch overzicht met vaak een persoonlijke mening, waardoor het aanzet tot het vormen van een eigen mening. Ontdek ik een nieuw boek van vroeger, dan wil ik toch altijd even weten of Rob Nieuwenhuys er iets over zegt.

Superfijn: als pdf te downloaden.

 

 

 

3 W. A. van Rees: Wijnanda. Een Indische novelle (1881)

Klik hier en lees.

Is het hoogstaande literatuur? Neen. Is het heerlijk meeslepend en verbazend onderhoudend? Jazeker. Daarom noem ik Wijnanda. De titelheldin is een dapper Hollands meisje dat besluit vanwege de liefde zich in de Atjeh-oorlog te mengen. Van Rees had zelf een militaire achtergrond en zijn kennis van mensen en zaken heeft hij in de roman gestopt.

 Indische boeken4 Melati van Java: Fernand (1874)

Klik hier en lees.

Fernand is de titelheld, maar het gaat niet over hem. Wel over de Indische vrouwen in zijn: zijn moeder, zijn geliefde en zijn echtgenote. Eigenlijk is de hoofpersoon de Indische Theodora van Vaerne. Zij is intelligent, zelfstandig, beeldschoon en ook ietwat wrokkig van aanleg. Een rolmodel voor de lezeressen, ook al verschijnt ze in de coulissen van de roman. En die Fernand? Een watje. Echt.

 

 

 

 Indische boeken5 Mevrouw E. Overduyn-Heiligers: Warm bloed (1904)

Klik hier en lees.

Dat mevrouw Overduyn zo onbekend is, begrijp ik niet. Het is heerlijk broeierig proza, bij het onfatsoenlijke af. In deze roman staat een jonge Indische vrouw centraal. Diana komt terug in Batavia, na een tijd op kostschool te zijn geweest. Dan komen de broeierige gebeurtenissen maar het verhaal heeft een verrassend einde, gezien het verschijnen in 1904. Het kan aanzetten tot onzedelijk gedrag, ik waarschuw even.

Hiermee kunt u even vooruit, hoop ik. En anders gaat u zelf schrijven, dan kunnen anderen dat weer lezen.

“Pidjit door het voltallige mannelijke personeel”

pidjit
Krak deed mijn rug vorige week en het toen wist ik niet meer hoe ik moest zitten, staan of lopen. De huisarts adviseerde flinke pijnstillers en wandelen “zonder fiets vast te houden”- en nu kan ik weer zonder nadenken mijn sokken aantrekken, waarvoor ik me bij elke sok intens dankbaar voel.

Toekan pidjit

Ik dacht wel, had ik maar een toekan pidjit in de buurt gehad. Maar ja. Die zijn er niet veel. In de oude Indische kranten vond ik in de toen beroemde columnist Brammetje een lotgenoot. Ook hij had een krak in zijn rug gehad. En wat deed hij? Zich laten masseren door het voltallige mannelijke personeel van het huis waar hij verbleef.
Doe mij zo’n huis.
Doe mij zoveel mannen die kennelijk goed kunnen pidjitten.

Dit was mijn eerste kennismaking met pidjit. In het hotel in Jakarta vroeg de masseuse aan mij of ik hard of zacht wilde. Ze was de helft kleiner dan ik.
Ik dacht: nou, ik wil wel wat vóélen.
Dus ik zei: “Hard, graag”.
Al bij haar eerste aanraking beet ik op mijn lip.
Hard was inderdaad hard. Maar o, wat voelde ik me goed erna.

Is pidjit in Nederland anders dan in Indonesië of in het oude Indië? Als u dat weet, is het belangrijk om het op te schrijven en door te geven. De jongere generaties willen het weten.

Hieronder het vermakelijke artikel van Brammetje uit het Soerabaijasch Handelsblad van 1934.

Physical culture

Het zit in de lucht of het komt met de lente! En het was een jeugdige, rietjesslanke en desondanks spierkrachtige dame, die het begrip nader en daadwerkelijk tot ons bracht — physical culture! „Jij bent net tweeënveertig en kijk nou die buik eens!”, verweet ze den makelaar, „nog twee jaar en je wordt een ton! En waarom hebben jullie allebei ongezonde, pietluttige kleurtjes? En waarom raken Jullie achter je adem als Je eventjes moet spurten voor een tram of een taxi? En waarom begin nu al te klagen over heuprheumatiek en over steken in je groote teen? En als jullie even transpireeren, blaft de roode hond! En als he een diepe kniebuiging maakt, wordt je duizelig! En..

[.. .] “En allemaal”, ging de vaardige vrouw onverstoorbaar door, „allemaal omdat jullie je lichaam, je spieren en je zenuwen verwaarloozen! Physical culture, mannen! Physical culture is. ”

En toen vertelde en demonstreerde ze, wat physical culture beteekent. Het leek een wonder van gratie en lenigheid en soepelheid en kromming en lijn.

„En als jullie nu een radio koopen en elken ochtend het gymnastiekuurtje volgen”, besloot ze, „dan behoeft het tenminste niet hopeloos te worden. En weinig vleesch, veel groente, niet te veel vet en meelspijs, geen bier en geen pait, maar Rohstoffe!” „Grasjes grazen en appeltjes plukken”, zuchtte de makelaar, „enfin, we zullen kijken….” „Maar er is geen sprake van een radio”, waarschuwde ik, „kan er niet af! Dan moet het maar uit een boekje, hoor!” En het gebeurde uit een boekje, welwillend door de propagandiste geleend.

Krak

[…] Het werden droeve en grauwe kwartiertjes — ’s ochtends van kwart voor zeven tot zeven uur. ’s Avonds voor het naar bed gaan, namen we de theorie — kniebuiging, armheffing, rompdraaien, hals losmaken, borst verruimen, alles met tel en tusschentel. En in den grijzen ochtend en uitsluitend een pendekje op een vrij stukje achtergalerij, onder het gegrinnik van de kokki en tot onuitsprekelijke vreugde van den kebon uit Bintang Pisangan, deden we de praktijk.
„Dieper doorzakken!”, waarschuwde ik den makelaar, die bij een diepe kniebuiging een hoeveelheid onverplaatsbare bulk overhoudt. „Zak zelf!”, snauwde die sportman. „Jij zit net of er iets gebeuren moet! En steek nou je rechterbeen eens uit als je kunt!”
En dat is juist op onzen leeftijd het gevaar bij physical culture: de provocatie! Want als je vroeger, vlot en lenig, een lendenzwaai en een vogelnestje kon maken…. en dus stak ik m’n been uit, en toen deed er van binnen iets „krak” — en vijf minuten later lag ik weer te bedde en geurde het huis naar kajoepoetih en kamferspiritus en Emulsin, en in normale tijden zou ik op staanden voet een arts hebben geraadpleegd. Nu werd het een nummertje pidjit door het voltallige mannelijke personeel.

Zwemmen

[… ] „Jullie zijn geen mannen”, constateerde Hare Lieftalligheid, „jullie zijn ouwe heeren! Kom morgen maar eens in het zwembad! Dan behandel ik jullie zelf! Maar denk eraan: niet in zoo’n ouwerwetsch zwempak, hoor! Zwemmen is veredelde zedigheid! Dus een vroolijk kleurtje en flink open, zoodat de zon bij je huid kan. Negen uur precies!”
„Daar gaat je Zondag”, voorzag de makelaar. En hij ging inderdaad. Op Pasarbaroe hebben we de uitrusting gekocht — zuinigheidshalve. De makelaar koos iets in rood met een oranje-neerslag, ik werd blauw-met-brons. Maar toen we ’s avonds pasten…
„Man, dat kan niet!”, brulde de makelaar, toen ik in dat compleetje stond, „dat is revue!”
„En wat ben jij?”, vroeg ik ernstig en wees op den spiegel. En toen we elkaar samen in volledige kleurenweelde voor het niets verbergende glas stonden:
„Het is e r g”, erkende hij. „Dat is niet meer te repareeren”, voorzag ik zuchtend.

[…] „Maak nou voort”, eischte onze trainster, „kunnen jullie zwemmen?” We snoven verachtelijk — stel je voor niet kunnen zwemmen! En toen begon het! Geen sprake van eerst nog even een sigaretje, en dan op het kantje langzaam aan het kouwe water wennen — floep! ik een duw, hij een duw — en daar lagen we, in het diepe en tegenover een onmogelijken afstand tot het veilige ondiepe! „Schoolslag!”, commandeerde zij van het kantje. Ik weet niet eens wat schoolslag is — ik trap met m’n beenen en ik sla met m’n armen en. ik houd zorgvuldig m’n adem in en m’n mond dicht om niets binnen te krijgen, en dan blijf ik als regel drijven.
[…] Elk protest, elk onhartelijk woord woof onze leidsvrouw weg — elke poging om even in de schaduw uit te blazen werd gesmoord.
„Zon is leven en gezondheid”, hield zij hardnekkig vol — en eischte dat we zouden duiken!
Nooit van m’n leven”, weigerde ik resoluut, „daarmee heb ik de grootste ongelukken zien gebeuren! Mensch, als je uitglijdt, of als die plank bréékt…” „Bah!”, snoof de lieftallige — en demonstreerde een juweel van een snoeksprong.
„Als je een man bent”, riep ze vervolgens vanaf de watervlakte en zóó, dat de omgeving het hooren moest”, „als je een man bent, doe je het na!”
„Dan maar geen man,” berustte ik — na die diepe kniebuiging en die beenbreuk laat ik me niet meer provoceeren. Maar de makelaar…. „jij bent geen vent!”, stelde hij vast, beet in de provocatie, nam een aanloop, zette af en…het werd één van-de wonderlijkste sprongen, die ik ooit zag mislukken. Het werd geen zweefsprong, het werd geen salto, maar het werd van alles wat. En volgens een betrouwbaren kennis was de klap, waarmee de buik van mijn huisgenoot de watervlakte trof, tot achter in de restauratie te hooren; het heele bad werd er, na de eerste verrukking, stil van. En zoodoende bleef dit het voorloopige slotnummer.

Athopan

[…] “Krankzinnig!”, oordeelde de groothandel, die op ziekenbezoek kwam, en dat op jullie leeftijd!” Wij zwegen berustend. „Waarom zul je de natuur geweld aandoen?”, vervolgde hij onderwijzend, „als Je een buik moet hebben, neem dan die buik! Als je kaal moet worden, aanvaard het! Als je rheumatiek voelt, slik dan Atophan! En als je dorst krijgt, drink dan bier!”… Dientengevolge zwemmen we weer in de koele schaduw van de vertrouwde badkamer. En het gymnastiekkwartiertje van den N. I. R. O. M. is ons worst…

Ga naar de bovenkant