Artikelen

Wie heeft er nog een Wilhelmina-armband?

Wilhelmina In de stad zag ik deze week de feesten van Koningsdag en vanzelf dacht ik aan die ene bijzondere armband in mijn bezit. Een dubbeltjes-armband, gemaakt van kleine muntjes van koningin Wilhelmina. Een sieraad dat een venster op de tijd is.

Verlangen

Misschien heeft u ook zoiets.
Eens toonde een nazaat van de kruidengeneeskundige mevrouw Kloppenburg mij prachtige kabaja-knoopjes, die waren het eigendom geweest van Lucy, een zuster van mevrouw Kloppenburg. Ik mocht de knoopjes even vasthouden en voelde me dichterbij Lucy.
Kleine friemelknoopjes, een ander zou er niks van vinden, maar ik wist het: het zusje, de kabaja, wat eens geweest was, kon ik bijna aanraken, er zat alleen tijd tussen.
Dat gaat ook op voor andere voorwerpen.
Een kris die al generaties in de familie is, wekt meteen ontzag.
Laatst zag ik een mapje, ooit gekocht bij een kantoorboekhandel in Bandoeng, de naam stond er zomaar op, en in mij borrelde het heimwee op naar een winkel waar ik nooit geweest was.
Elke keer als iemand zegt: “Dat is nog van … geweest,” voel ik wat ik doen voelde: een mengeling van ontroering en nostalgie, een verlangen naar iets of iemand dat nooit meer terug komt.

Dubbeltjes

In die lijn ligt mijn dubbeltjes-armband. Nauwelijks een week voordat de euro werd ingevoerd, werd een sluimerende wens naar zo’n armband klaarwakker.
Want zo leuk, dubbeltjes.
En dan Wilhelmina. Zij werd als jonge achttienjarige vrouw in 1898 ingehuldigd als koningin der Nederlanden, dus inclusief Indië. Met haar inhuldiging leek een militair offensief tijdperk voor de kolonie te beginnen. Evenzogoed markeert dat jaar het begin van een stroom Oranje-feesten, met foto’s van meisjes die grote witte strikken in hun haar dragen.
Voor mij staat Wilhelmina voor een tijdperk: die omwenteling, daarna de moderne tijd, de oorlog.

Toen de wens naar een Wilhelmina-armband urgent werd, wist ik dat er weinig tijd was om te gaan verzamelen. Ik geloof dat ik nog zeven dubbeltjes te pakken kreeg. Twee of drie had ik liggen in een theekopje met kleingeld.

Fast forward naar de eetwijk op de Tong Tong Fair, waar mijn moeder en ik aan een tafeltje zitten. Zij draagt een dubbeltjes-armband om haar pols en ziet me kijken.
“Wil je hem hebben?” vraagt ze.
Zo is ze. Direct.
Ik (toch ietwat beschroomd):”Ja… als het kan….”.
Ze deed de armband meteen af en zei: “Hier.”
“Dankjewel,” zei ik nog, ietwat overvallen.

Zilverpoets

Dus dat is een tweede herinnering aan mijn Wilhelmina-armband: hoe ik die opeens cadeau kreeg. De armband ligt altijd op mijn werktafel en als ik ernaar kijk, denk ik aan mijn moeder, aan Wilhelmina en aan wat er in die bijna een halve eeuw in Indië gebeurde.
En ik denk ook, het is hoog tijd om eens wat zilverpoets aan te schaffen.

Top 3 van uitstel-gedachten en wat eraan te doen valt


Zelf ben ik nog aan het bijkomen van de meet en greet gistermiddag in Café Batavia van Bronbeek. Het was gezellig, ik zag stamboeken van militaire voorvaders en ik hoorde heel veel over het wel of niet gaan schrijven van levensverhalen.

In de trein terug dacht ik: “Maar die uitstel-gedachten heb ik al vaker gehoord.” Toen maakte ik een top 3 ervan en dit is het geworden.

Derde plaats

Op de derde plaats met stip: “Ik heb een zee van tijd.”
Ja, dat hopen we allemaal, maar ook Elvis is te vroeg naar de hemel vertrokken. Ik bedoel te zeggen, dat weet u netzomin als ik. Tijd is kostbaar.
Vooral bij kersverse pensionado’s zie ik nogal eens een zonnig toekomstidee van weken en maanden en jaren waarin het schrijven altijd nog kan. Dan komt het er meestal niet van.
Mijn advies is dan altijd: beslis wanneer het af moet zijn, ergens binnen de termijn van vandaag en twee jaar. Met die stip op de horizon weet u dat u aan de slag gaat, en als u het levensverhaal af heeft, kunt u weer verder dobberen in de zee van tijd.
Maar dan heeft u wel wat op papier gezet.

Bol Kerrebijn

Gisteren ontmoette ik verschillende 90-plussers, bewoners van Bronbeek. Heerlijk. Mannen met humor ook, ik heb toch de indruk dat iemand boven de 80 geestiger is.
Op de foto sta ik naast Bol Kerrebijn (1927), een man met (inderdaad) humor en vol verhalen. Hij is oud-KNIL en kan er goed over vertellen. Aan hem gaf ik een boek cadeau, ook al omdat er een mooie foto van hem in staat. Arjan Vrieze maakte de foto.
Een levensverhaal van hem is in de maak, hoorde ik gisteren.

Tweede plaats

Op de tweede plaats van de uitstel top 3 staat: “Ik moet nog heel veel informatie verzamelen.”
Dat kan. Maar weet u wat het is, dat kan ook zo blijven de komende twintig jaar. Er is zoveel te vinden en een mens kan wel blijven en blijven lezen en waarom eigenlijk? Het gaat er niet om dat u alles weet van onderwerp X, het gaat er wel om dat u voldoende weet of precies datgene te schrijven wat u wilt schrijven. Misschien is dat 1 pagina. Daat hoeft u geen 86 boeken voor te lezen. Misschien bent u bang het belangrijkste te missen, overleg dan eens met iemand anders. Zo krijgt u meer greep op wat u echt wilt weten van onderwerp X.

Nummer 1

Wat staat er op nummer 1 van de uitstel-gedachten?
Dit: “Ik heb het nu te druk, de dag is om voordat ik het weet.”
Te druk, dat kan. Soms is een leven bomvol verplichtingen, dan kan er niks meer bij. Maar soms is het een kwestie van keuzes. Van willen doen wat echt belangrijk is op de langere termijn, en daarbij de korte termijn aanpassen.
Probeer eens eens een paar keer per week een uur voor het schrijven te reserveren. Dat is een verandering waaraan u misschien moet wennen, dus geef uzelf die tijd. Kleine stapjes kunnen een goed resultaat opleveren. Eerst schrijft u op wat u nog weet, daarna maakt u een lijstje van wat u niet weet en dat leidt weer tot een lijstje van wie dat wel kan weten en zo groeit het vanzelf. Als u tenminste een beginnetje maakt.

90plussers

Wat me gisteren ook weer opviel, is dat er veel meer 90plussers zijn dan we op een gewone dag denken. Het punt is, ze zijn niet online zichtbaar. Dus niet op Facebook, niet op Instagram, nergens niet online. Ze leven in de offline wereld, dus we moeten daar op bezoek. Heel ouderwets, ik weet het. Maar deze mensen zijn wel degenen die dingen uit de eerste hand weten. Zo heeft Bol Kerrebijn me een keer uitgebreid verteld over het Andjing Nica Bataljon van het KNIL. Daarna wist ik hoe ik verder kon in archieven en vooral, hoe ik de archiefstukken beter kon begrijpen.

Nog even over de top 3. Een beetje uitstelleritis kan geen kwaad, dat heeft elk mens weleens. Maar als het chronisch wordt… oei, oei. U weet me te vinden als u wat hulp nodig heeft.

Koffie en KNIL: komt u ook? (Uitnodiging)

Soms wil een mens weleens rustig zitten met koffie en praten. Gewoon, gezellig. En dan een beetje wandelen. Dus ontspanning en dat het toch ergens over gaat.

Dat kan dus.
Ik kreeg een idee.

Op vrijdagmiddag 22 april 2022 zit ik in Café Batavia te Bronbeek. Ja, nee, het Museum is nog steeds dicht wegens keihard werken aan de volgende vaste tentoonstelling. Maar het landgoed met al die kanonnen en al die standbeelden is open, en wandelen staat vrij.
Daarna of ervoor even naar Café Batavia. Waar ik zit, dat wil zeggen van 1300-1600 uur.

Bronbeek zet gratis koffie en thee klaar en er is ook spekkoek, heb ik vernomen. Ook is er boekverkoop dus als u een gesigneerd KNIL-boek wilt, dan is dit uw kans.
Wanneer bent u eigenlijk voor het laatst op Bronbeek geweest?

Ik was er op 7 april, bij de samenkomst van de vereniging officieren van het Regiment van Heutsz. Toen maakte ik deze video:
(tekst gaat verder onder de video)

Meet en greet

Ja, een meet en greet dus. En wat ik zeg: zoiets gaat twee kanten op. Want ik ben benieuwd wat uw band met het KNIL is, of u familieleden in het KNIL had en vooral, wat u graag zou willen weten. Dat ga ik opschrijven, want ik neem een blocnote en een pen mee.
Bijvoorbeeld:

  •  u wilt weten hoe u het stamboek van uw voorvader (of voormoeder) kunt vinden
  •  u wilt weten bij elke expedities uw familielid zat
  •  u heeft eigenlijk meer belangstelling voor de vrouwen in de kazerne, uw voormoeder
  •  anders, namelijk…

Misschien wilt u gewoon gezellig praten of wat vragen stellen of over iets anders meeten en greeten dat kan ook. Zo krijg ik bijna elke maand wel een mail van een nazaat van een Steurtje, en de nazaat weet dan weinig van wat de voorzaat misschien heeft meegemaakt.
En als de archiefmuis die ik ben, kan ik dan meedenken en wat tips geven.
Ik kijk naar u uit.

Als u een ingewikkelde vraag heeft, is het mischien goed mij van te voren te mailen. Dan kan ik wat opzoeken of erover nadenken.

Vragen

Ik heb zelf ook een vraag aan u. Indisch zijn in het KNIL, hoe was dat vroeger, weet u daar iets van? Dat vraag ik in verband met mijn onderzoek naar Frits van Daalen (1863-1930), de eerste Indische commandant van het KNIL. Ja, lang geleden, maar opmerkingen over een latere generatie kunnen mij helpen in deze of andere richting te denken.
En wat vindt u belangrijk in de geschiedenis waarvan u zegt: “daar zou eens iemand onderzoek naar moeten doen.”

Dus in het kort:
Koffie en KNIL
waar: Café Batavia te Bronbeek Velperweg 147, 6824 MB Arnhem
wanneer: vrijdagmiddag 22 april
hoe laat: 1300-1600 uur

Kost dat? Niks.
U bent van harte welkom.

Pasen, Toko Piet en zwemwedstijden in Batavia

Toen ik in de supermarkt allerlei Paaseitjes zag liggen, dacht ik vanzelf aan Pasen in Indië.
Aan wat er toen in de toko’s te koop was.

Paaseitjes

Dus ik zoeken in de oude Indische kranten en naarmate ik minder vond, dacht ik meer na over de traditie van Paaseitjes.
Sinds wanneer, en hoe dan in Indië.
Misschien heeft het gezellige van zelf eieren beschilderen het verloren van de kant en klare chocoladehapjes.
Maar in oude kranten vind ik altijd wel wat. Toko Piet (Toendjoengan, Soerabaja) had een prachtige advertentie in de Nieuwe Courant van 1948 voor ‘diverse soorten’ Paaseitjes- helaas zonder specificatie, en ook zag ik geen prijzen. Maar iedereen die in Soerabaja woonde, wist dat vast vanzelf.
De anderen niet.

Soerabajanen, u ziet dat het nu op u aankomt om de herinneringen vast te leggen. Maakt u een aantekening van soorten en prijzen?

zwembad Tjikini

Ik verkaste naar Batavia, want daar vonden tijdens de Paasdagen in zwembad Tjikini wedstrijden plaats om de Indische kampioenschappen. Ploegen uit “heel Java”namen deel, schreef het Bataviaasch nieuwsblad, waardoor ik meteen dacht aan de andere ploegen, niet van Java, en waar zij dan bleven.

Hier komt een groot deel van het artikel. Let op de namen.

  • Tijdens de Paasdagen werden in het zwembad Tjikini te Batavia grote zwemwedstrijden gehouden waaraan door ploegen uit heel Java werd deelgenomen en die spannend zijn geweest van de eerste tot de laatste kamp. Voor een uitvoerig verslag is in ons blad belaas geen plaats. Daarom maken we hier alleen melding van de belangrijkste prestaties.
  • De eerste dag
    Na het nummer 50 x 50 m. borstcrawl estalette heren dat gewonnen werd door de Bataviasche zwemploeg Triton kwam een zeer belangrijk nummer aan de beurt: de 3 x 50 m. wisselslag estafette om het kampioenschap. No. 1 werd de Bat. zwemploeg Z. V. M. in de recordtijd van 1 min. 53,8 sec.
    In het nummer 100 m. schoolslag heren juniores werd J. Zeydel uit Malang eerste; hij maakte de tijd van 1 min. 24,2 sec. en werd daardoor senior.
    Het zeer zware nummer 400 m. borstcrawl dames werd gewonnen dcor Wiep van Kifterik en het nummer 50 m. borstcrawl heren nieuwelingen door L. Karssen.
    De 100 m. borstcrawl juniores dames werd na zware strijd met Kitty van Kooten gewonnen door de 12-jarige B. Andree Wiltens.
    Het kampioenschap 200 m. borstcrawl heren werd gewonnen door Piet Stam.
    L. Peelen won het nummer schoonspringen dames.
    Het nummer 4 x 200 m. borstcrawl estafette heren werd door Neptunus in de fraaie tijd van 10 min. 23 sec. gewonnen.
    W. Ardaseer won de 100 m. borstcrawl heren en Poppy le Roy brak het record 200 m. schoolslag dames met 3/5 sec. en bracht het op 3 min. 30,4 sec.
    Het was wederom Piet Stam die het kampioenschap 400 m. borstcrawl heren won, terwijl W. v. Nifterik het kampioenschap 100 m. rugslag dames vermeesterde. Poppy Ie Roy won verder het nummer 50 m. borstcrawl dames nieuwelingen.
    Neptunus won de 4 x 100 m. borstcrawl estafette en daarmee het Java-kampioenschap. De 3 x 100 m. wisselslag persoonlijk werd door Piet Stam op gemakkelijke wijze gewonnen.
    De 4 x 100 m. borstcrawl estafette dames werd gewonnen door Neptunus.
    De dag werd besloten met twee waterpolowedstrijden, nl. tussen Batavia en Semarang (heren), door Batavia gewonnen met 5-2, en tussen Batavia en Bandoeng (dames), gewonnen door Batavia.

Boven van links naar rechts: Piet Stam, de Z. V. M.- damesploeg die het nummer 3 x 50 m. wisselslag won en de Triton-herenploeg die de 5 x 50 m. borstcrawl won. Midden Poppy Ie Roy en E. Jepsen. Onder W. v. Nifterik, het Bataviase poloteam dat het kampioenschap van Indië won en de Triton-damesploeg die op de 5 x 50 m. borstcrawl zegevierde.

  • De tweede dag
    De toeloop van publiek was op deze dag enorm en de kijkers hebben genoten! Er werd geducht gekampt en diverse records werden gebroken.
    De 100 m. schoolslag dames juniores werd gewonnen door Poppy Ie Roy en het nummer 100 m. rugslag heren door Piet Stam; de 100 m. rugslag heren juniores werd gewonnen door L. Jansen.
    Dan wordt een record gebroken. P. Six Dijkstra van Bandoeng brengt zijn eigen record op de 200 m. schoolslag heren op 3 min. 0,4 sec. Dit goede voorbeeld vindt navolging. Ook in het volgende nummer, de 100 m. borstcrawl dames, wordt nl. een record gebroken. W. v. Nifterik zwemt deze afstand in 1 min. 12,2 sec.
    Het kampioenschap 100 m. borstcrawl heren wordt door Piet Stam gewonnen en de 100 rugslag dames juniores door L. v.d. Bos.
    Haasmann won gemakkelijk het nummer schoonspringen heren. De waterpolomatch Bandoeng — Soerabaja eindigde met gelijke stand (3—3).
    Dan doet E. Jepsen een geslaagde recordpoging op het nummer 500 m. schoolslag dames. Zij brengt het record op 9 min. 38,6 sec. Na nog twee estafettenummers en een polomatch waarin Batavia – Soerabaja met 5-2 sloeg was dit sportfeest ten einde. Na de prijsuitreiking werd nog lang gefeest en voldaan stapten de volgende ochtend de zwemsters en zwemmers weer op de trein, huis toe.

 

Geweldige dag

Ja, waren wij er maar bijgeweest, het moet een geweldige dag zijn geweest. Een dag uit het leven in Indië, maar wie waren toch deze zwemsters en zwemmers? En was er een beleid vanuit de organisatie wie er wel en wie er niet mee mocht doen? En hoe liep het leven verder van Poppy le Roy, de winnares 100 m. schoolslag dames juniores? Dat soort vragen borrelen vanzelf op.
Alleen degenen die erbij waren of erover de verhalen hebben gehoord, weten het. Ik hoop dat ook zij het opschrijven. Gewoon wat aantekeningen op een blaadje. Of als u het aandurft, een opstel maken over hoe de dag verliep, van ’s morgens wakker worden tot ’s avonds weer gaan slapen en alles wat ertussen gebeurde. Wie dat wil lezen? Nou, wij allemaal. Toch?

Zo gaat u om met kritiek van de familie

familie heeft kritiek

Veel mensen die een levensverhaal willen schrijven, aarzelen als ze aan de familie denken. Wat zullen ze straks zeggen? Hoe moet dat dan?
En dan komt de aarzeling.

Gevoelig

Ik snap die aarzeling. Want u en ik zijn gevoelig voor wat anderen zeggen. Ja, ik ook. Bij elk boek dat ik publiceer, lig ik een of meer nachten wakker in het donker, om de lelijkste recensies in mijn hoofd te schrijven. Dan voel ik me bang. Vervolgens overweeg ik emigratie naar Australië.
Maar dat gaat ook weer niet zo gemakkelijk.

Ervaring

Uit mijn eigen ervaring weet ik dus hoe kwetsbaar de verwachting van kritiek kan voelen. Zeker van degenen die u nabij staan. Daarbij heb ik ook levensverhalen gemaakt waarbij ik met een familie te maken had, zoals jaren geleden, toen ik de biografie van de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh schreef. Wat de ene tak van nazaten wel vond, dat vond de andere tak weer niet, en een derde tak nazaten had weer een andere mening.
Die situatie en andere ervaringen brachten me wat inzichten bij die ik graag met u deel. Dan kunt u leren omgaan met kritiek van de familie.

Gemoedsrust

Het belangrijkste is dat u beslist van wie u zich iets gaat aantrekken en van wie niet. Degenen wiens mening voor u echt belangrijk is, vraagt u om mee te lezen met het levensverhaal dat u aan het schrijven bent. Stuurt u tekst op, dan is uw vraag steeds hoe u deze tekst kunt verbeteren. Dat is een fijne positieve vraag, waar de meeste mensen graag antwoord op geven.
U heeft dus hiermee een meelees-groep gemaakt. Een klankbord-groep. Een meedenk-groep. En gaat u eenmaal uw levensverhaal naar buiten brengen, dan weet u: zij vinden het goed genoeg. Dat geeft gemoedsrust.

Hier komt nog iets anders bij. Wanneer u over de familie schrijft, is het raadzaam om iemand van de oudste generatie erbij te betrekken. Dan kan via meelezen of via bezoek of telefoongesprekken. Dat geeft uw levensverhaal wat meer autoriteit.
Niet teveel zeggenschap weggeven, hoor. Het is en blijft uw verhaal, want uw naam staat er straks onder.

Glimlach

Kritiek komt er altijd, dat weet ik ook uit ervaring. Als u geen levensverhaal schrijft, heeft iemand er in de familie er een mening over. Schrijft u het niet, dan komt er weer een andere mening (vooral van mensen die nooit eens wat op papier zetten).

En wat doet u als iemand straks beweert dat het allemaal “heel anders” was? Dan glimlacht u en u zegt: “Schrijf het vooral op, ik ben benieuwd naar jouw visie.”
Van binnen voelt u wat u voelt, en als het ongemakkelijk is, dan weet u gevoelens komen gevoelens gaan, maar uw levensverhaal dat blijft gewoon bestaan.

Doen

Dus u ziet, het kan: omgaan met kritiek van familie. Ik hoop dat u zich hiermee wat bemoedigd voelt als u erover denkt een levensverhaal op te schrijven. Gewoon doen, hoor. Echt.

Tjeploem! Daar gaat de kip de santen in!

In de Sophiahof van Den Haag was een Tjendolmiddag, dat is gezelligheid met tjendol. Ik erheen, want hoe lang is het geleden dat ik gezellig aan de tjendol zat?
Eeuwen.

Kookboek

Het was de middag van Oma Miet, de overgrootmoeder van Marc Tierolf. Oma Miet ( Mimie Georgine van Spanje – de Liser de Morsain) is dankzij hem weer bekend. Zij had in Batavia een goed lopend cateringbedrijf maar moest het land in 1958 verlaten.
Wat nam ze mee?
In ieder geval de recepten en lang verhaal kort, die staan dankzij Marc nu in het kookboek Het Indische Kookschrift van oma Miet. Eerst waren er de recepten, geleidelijk kwamen daar de verhalen bij en toen het kookboek verscheen, was het opeens een boek over de familie en over Indië geworden.

Wat ik leuk vind: Marc verandert niks aan de recepten. Dus hij geeft geen twist, maakt geen variaties, doet geen moderne dingen omdat we nu in een andere tijd leven.
Welnee.
Terug naar de authentieke smaak. Zo kan het dus ook, erfgoed van de familie bewaren.

De middag

Het was meteen al leuk: bij binnenkomst een podium zit met een tafel waarop de klassieke Tupperware bakjes stonden. (Ook nog van Oma Miet geweest, zei Marc later)
Het gesprek met Alies Bonders was informatief en onderhoudend, er kwamen beelden bij van de familie en ook plattegronden van het oude Batavia waar Oma Miet in verschillende straten had gewoond.
Ik dacht: wat verwarrend dat woord ‘oma’ eigenlijk – ze was ook een succesvolle onderneemster. Zouden er toen nog meer van deze vrouwen zijn geweest? Kenden ze elkaar? Hadden ze misschien een eigen uur in een eigen societeit?

Tjobek

Na het interview kwam de kookdemonstratie: Ajam opor. Marc deed het voor en legde alles uit. Je kunt vers en gedroogd daoen salam en djeroek poeroet gebruiken, dat is thuis drie dagen drogen te leggen op de krant. Neem altijd een ruime tjobek, anders gaat er te veel over de rand. Rijstolie kan ook, met alles, ook als je kroepoek maakt. Soms moest hij raden naar wat er in een kookschrift had gestaan, want ja, wat betekent : “Haal voor 10 cent taugé”? We dachten allemaal mee. Het staat nou in zijn kookboek, zodat ook de jongere generatie precies weet wat-wat is.
Ik filmde het tjobekken, dat was ook te zien op een scherm dat in de zaal hing.

Ik zat erbij en keek ernaar.
Want mijn culinaire capaciteiten zijn zo ongeveer beperkt tot het koken van broccoli. Maar voor veel dames in de zaal was dat anders. Er ontstond een klein debat over kemiri-noten.

Er werd deskundigheid geciteerd van oma’s en moeders die het anders zagen dan Oma Miet. Marc hield dapper stand: hij volgde de Bataviasche keuken van zijn overgrootmoeder en niks anders.

Tjeploem! Daar ging de kip.

En naarmate er een heerlijke geur van het toneel de zaal in stroomde, werden we allemaal onrustig. Ja, eten. Wanneer? En wat dan vanavond?

We kregen net op tijd iets van de Ajam Opor, lekker hoor, kijk maar:

Daarna de tjendol. Dus u begrijpt, ik wandelde tevreden naar huis. Want koken in de Indische cultuur, dat is koken met liefde en met familieverhalen. Marc heeft ze opgeschreven in zijn kookboek, en misschien wilt u dat ook doen. Kan. Echt. Gewoon doen, ik help u er graag mee.

Zijn onze herinneringen betrouwbaar?

herinneringen

MULO, dat was: Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. De school op de foto stond in Bandoeng, ongeveer in 1910.

Dagboek

Dus nog voor de Eerste Wereldoorlog.
Lang geleden, maar niet onbereikbaar.
Scholieren maakten huiswerk, dat soms bewaard bleef.
Er waren er altijd, die een dagboek bijhielden.
De een of de ander vertelde het aan de kinderen, die het onthielden en weer vertelden aan de volgende generatie.
Dus ik vind 1910 helemaal niet zo lang geleden.

Kloppen ze

Maar die herinneringen, kloppen die wel? Ik vermoed: ja en nee tegelijkertijd. Een voorbeeld.

Eerste herinnering

Ik ben altijd benieuwd naar de eerste herinnering van iemand. Die is meestal ontstaan rond het derde levensjaar. Bij mij iets ervoor. Dan ben ik iets ouder dan twee jaar en mijn moeder brengt me naar de peuterschool. Op de fiets. Dit is mijn herinnering: ik zit in een stoeltje dat aan het stuur is, de zon schijnt en ik voel de warmte, we wachten tot het stoplicht op groen springt, achter mij weet ik mijn moeder en ik ben veilig, alles is goed.

Toen ik dit eens aan mijn moeder vroeg, wist ze het niet meer. Haar herinneringen aan die tijd waren anders, want ik was een driftig peutertje. Daarom moest ik dus ook zo vroeg naar school.

Betrouwbaar

Hiermee kom ik terug op de vraag, of herinneringen betrouwbaar zijn.
Ja, want ze zeggen iets over wat ik toen waarnam en die herinnering is met me meegereisd. Dat geldt voor elke herinnering:

  • het afscheid op de kade
  • de bedienden die huilden toen het gezin vertrok
  • later in Nederland: de spanningen die nooit hardop benoemd werden, maar waardoor duidelijk werd: dit niet zeggen, hier niet naar vragen, alles was erger in de oorlog dus het leed van nu dat telt niet mee.

En nee, want herinneringen kunnen veranderen van sfeer, van inhoud. Dan krijgen ze een andere betekenis, die van een spiegel van wie u nu bent. Voor mij is het een verlangen naar een tijd waarin alles goed en veilig is. Het kan best zijn dat ik die herinnering in de loop der jaren heb uitgebreid vanwege dat verlangen.

Wat kunt u ermee

Herinneringen zijn brokjes informatie. Wat kunt u ermee, als u een levensverhaal gaat schrijven?

Stap 1: noteer: wat herinner ik mij?
Stap 2: analyseer: Waarom maakte het op mij deze indruk? Welke mensen komen er voor in mijn herinnering en wat kan hun indruk zijn geweest?
Stap 3: concludeer: Hoe kijk ik er nu op terug?

Wat de MULO in Bandoeng betreft, zijn de leerlingen vermoedelijk rond 1900 geboren. Met deze aanwijzing weet u meteen hoe ver u terug moet in de familie of bevriende families. Inderdaad, helemaal niet zo lang geleden. Daar zijn vast nog herinneringen aan, doorgegeven of opgeschreven. Misschien is het tijd om die te gaan ordenen en bewaren.

Een boek over het KNIL: hoe valt dat? (video)

Hoeveel mensen in Nederland hebben een band met het KNIL? Dus via familieleden of vrienden van de familie. Misschien wel duizenden. Maar niet iedereen weet dat, of wil dat weten.

Gesprekjes

De afgelopen week heb ik veel lezers en lezeressen ontmoet tijdens het spreken over mijn KNIL-boek Een eervol bestaan en wat ik hoorde was uiteenlopend van inhoud en karakter. Een paar gesprekjes als voorbeeld.
Dit was toen ik in boekhandel De Kler in Leiden stond, achter een tafeltje bij de ingang.

Meisje: Mijn grootvader was bij het KNIL.
Ik (blij): Waar was hij gelegerd?
Meisje (ontwijkend): Meer weet ik niet.

Man: Mijn vader zat in…. en in…. (monoloog met jaartallen en feiten)
Ik: Schrijft u dat ook op?
Man: Daar ben ik druk mee bezig.

Verlegen mevrouw: Ik had familie bij het KNIL.
Ik: Zal ik signeren?
Zij: Ja… doe.

Ook was er iemand die naar me toekwam en vroeg waarom ik mijn tijd spendeerde aan het schrijven over een misdadige organisatie.
Dus dat werd geen echt gesprek. Dat stellige laat immers weinig ruimte over voor uitwisseling van gedachten. Ik weet niet zo goed of iemand dan werkelijk belangstelling heeft.

(tekst gaat verder onder de video)

Dit is het begin van mijn lezing bij Paagman. Ik was blij na alle lockdowns weer in een boekhandel te staan. Dat vrolijke is merkbaar. Verderop in de lezing werd het vanzelf serieuzer.

Drie tips

Wat me opvalt, is bij de meeste mensen het verlangen naar kennis over die KNIL-vader of voorvader. Hoe kom je er nou achter waar hij was, wat hij deed, wie hij was?
Drie tips:

1 Als u alleen een naam weet: stamboeken in het Nationaal Archief
Een stamboek is een opsomming van feiten: waar gelegerd, waaraan deelgenomen, onderscheidingen, bijzonderheden. Dus met deze feiten is het fijn verder zoeken naar kennis, al gebruikt u alleen maar Google, het is toch een goed begin.

2 Als u weet waar en wanneer: verenigingen en regimenten
Wanneer u ongeveer weet waar uw vader of voorvader was, kunt u via internet proberen om tijdgenoten te vinden. Misschien wel kameraden. Die zijn vaak lid van een veteranenvereniging (kijk bij het Veteranenplatform) of van een militaire vereniging zoals de Bond van Wapenbroeders. Wanneer u niet weet waar u moet beginnen, dan begint u gewoon waar het gemakkelijk is, en dan komt u via-via vanzelf verder.

3 Terug in de tijd: een paar generaties terug
Begin dan met de familie een beetje in kaart te brengen. Veel hulp zit bij de de Indische Genealogische Vereniging (IGV) https://igv.nl/
Ik ben ook lid. Ze verkopen ook een usb-stick met fantastisch veel oude zoek-documenten erop, een aanrader.

Bonus

Begin gewoon, zou ik zeggen. Het is een manier om uw voorvader beter te leren kennen en – dat krijgt u er als bonus vanzelf bij – uzelf ook. En als u denkt jamaarhoe, dan mailt u mij gewoon eerst.

Hoera, het boek over het KNIL is er

KNIL

Misschien zijn er wel duizenden mensen in Nederland met een voorvader bij het KNIL. Het Koninklijk Nederlands-Indische Leger. En ja, ook voormoeders want korte tijd bestond het Vrouwenkorps KNIL.

Welke tijd

Hoe was het, om deel uit te maken van het KNIL?
Ligt eraan welke tijd. Want 1900 was weer anders dan 1942.
En het Knil bestond van 1814 tot en met 1950 dus dat is een hele tijd.
Het liet me niet los.

Het leven zelf

Dus ik begon antwoorden te zoeken, ik wilde weten hoe het leger in Indië was, wie het waren, waar ze sliepen en wat ze dronken, hoe ze dachten over vrouwen, over kinderen, hoe ze omgingen met geweld en vrede, over de Militaire Willemsorde en andere onderscheidingen- gewoon alles, eigenlijk.
Kijken naar de tijd zelf, zoveel mogelijk.
En uit die tijd haalde ik een enorm aantal egodocumenten, dus brieven, dagboeken, verslagen, opstellen, maar ook liedjes, romanfragmenten, krantenartikelen enzovoort.
Bij elkaar, en met mijn toelichtingen, kon ik zo de geschiedenis van het KNIL vertellen.

Eervol

En dan die titel: Een eervol bestaan.
Daar begin ik mee in de inleiding van het boek. In de jaren 1930 was er een poster waarop tekenen voor het KNIL werd aangemoedigd. Het was immers een eervol bestaan. Daarom heb ik het boek zo genoemd, juist omdat er tegenwoordig zulke andere gedachten zijn over militairen in de oost.
Dan is het extra belangrijk om de tijd van toen te leren kennen: dan begrijpen we het verleden beter.

Foto’s

Er staan ook foto’s in het boek, zodat het leger zichtbaar is. Ik was zelf verbaasd over wat ik vond, vooral over die ene foto van een militair met zijn fiets en zijn hond. Die staat bij de introductie van fietsen in het KNIL.

Indisch

Ik heb ook steeds gekeken naar wie het KNIL vormde. Al die verschillende etniciteiten, en dan natuurlijk geheel volgens de koloniale rangorde, een roomblanke top. Twee uitzonderingen zijn er hier, en dat zijn de twee Indische commandanten die het KNIL had. Dat waren Van Daalen tussen 1910 en 1914 en Berenschot tussen 1939 en 1942.

Berenschot heeft mijn hart gebroken. Want hij trad aan onder een internationale oorlogsdreiging, hij wist dat het KNIL nauwelijks in staat zou zijn de Jap tegen te houden en toch probeerde hij het moreel hoog te houden. Wat er in 1942 gebeurde, staat ook in het boek.

“Hoe heb je dat allemaal bij elkaar gehaald? “vroeg iemand.
Ja, veel lezen. Vaak naar archieven gaan. En mijn huiskamer staat vol met stapeltjes boeken. Het is verder ook zo, dat als je iets echt heel graag wilt weten, je gewoon blijft doorzoeken tot je het weet.
Hopelijk voelt u zich hierdoor bemoedigd als u een vader of grootvader of een voorvader heeft die deel uitmaakte van het KNIL maar van wie u verder niets weet: er is dus heel veel informatie. Soms via een tijdgenoot, maar dan heeft u ook een indruk van zijn leven.

Kom ook

Vanmiddag signeer ik tussen 1500.1700 uur bij boekhandel deKler in Leiden (Breestraat 161 ), maandagavond geef ik een sneltrein-lezing bij Paagman.  Opgeven nodig want beperkt plaats.
Er komen meer data aan, die vermeld ik altijd in de nieuwsbrief.

Boek bestellen? Klik hier. Dan komt u in de webshop van de uitgever.

Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL, 1814-1950.
416 pagina’s, 50 foto’s, hardcover.

Waarom dat cijfer van de Bersiap zo belangrijk is

bersiap

Een eeuwigheid geleden ontmoette ik Herman Bussemaker. Of nou ja: ontmoeten. Ik zag hem, wist wie hij was en van de weeromstuit durfde ik niets tegen hem te zeggen.
Ik ging een lezing geven, hij zat in de zaal en luisterde.

Uitleg

Voor de jongere lezers en lezeressen even wat uitleg.
Dr. ir. H. Th. Bussemaker (1935-2015) was een erudiete, strenge en toch ook beminnelijke man. Hij was ondermeer voorzitter van de Vereniging Kinderen uit de Japanse bezetting en Bersiap 1941-1949 (KJBB) en voor mij vooral de auteur van Bersiap! Opstand in het paradijs (2005). Dat is een zwaar boek: het onderwerp. En ook een goed boek, door de degelijkheid ervan en door wat voelbaar is: de persoonlijke ervaring van de auteur ermee.

Cijfer

Na de lezing kreeg ik een knikje.
Dat was voor mij genoeg om opgelucht en blij te zijn.
En nu hij er niet meer is, al langer niet meer, spijt het me nog steeds niet langer met hem gepraat te hebben. Wat zou hij gezegd hebben van dat nieuwe cijfer van zesduizend slachtoffers uit de Bersiap, dat het dekolonisatie-onderzoek gaf?

Het boek

Ik nam Bersiap! Opstand in het paradijs uit de stapeltjes boeken in mijn huiskamer en zocht even. Daar stond op pagina 342:

Na de Indonesiërs hebben de Nederlanders de hoogste prijs in de Bersiap betaald. Het totaal aantal militaire doden aan Nederlandse kant is niet hoog, maar het aantal civiele doden wel. Schattingen lopen uiteen tussen 3.500 en 20.000 burgerdoden aan Nederlandse kant. Ik ben geneigd om uit te gaan van het hoogste getal, zeker als men het door honger en uitputting voortijdig overlijden van een aantal Nederlandse ouderen en kinderen in de zogenoemde Bersiap-kampen in aanmerking neemt.
Het merendeel van de Nederlandse burgers is echter omgekomen bij ontvoeringen en moordpartijen zoals in dit boek beschreven, met een piek in de periode oktober-november 1945.

Emotie

Wat ik voelde toen ik deze woorden las: mededogen, en een beetje pijn van binnen om hoe hij het zei, door honger en uitputting voortijdig overlijden van een aantal Nederlandse ouderen en kinderen.
Ik voelde ook het belang van het cijfer, de schatting die hij maakt – want dat geeft het gewicht. Het geeft er een erkenning aan dat dit een periode van belang was. De schatting is een serieuze inschatting, en Bussemaker neemt daarin dus mee: degenen die voortijdig stierven.

Ander cijfer

Nu het dekolonisatieboek Over de grens.
Daarin staat op pagina 452 de verantwoording van het Bersiap-cijfer:

Op basis van eigen onderzoek – onder andere in het bestand met slachtoffers van de Oorlogsgravenstichting en in lijsten en dossiers met namen uit diverse archieven – naar slachtoffers die van 17 augustus tot en met 31 maart 1946 vielen aan Nederlandse zijde, inclusief Indo-Europeanen, Molukkers en Indonesiërs, komen wij uit op een beredeneerd aantal van 3723 doden aan Nederlandse kant, van wie 1344 met zekerheid door geweld om het leven zijn gekomen.
Tellen we hierbij de 2000 vermisten op die in december 1949 nog geregistreerd stonden, en de ruim 125 omgekomen personen die in gebruikte bronnen zijn gevonden maar van wie de overlijdensdatum onbekend is, dan komen we uit op een verantwoorde schatting van bijna 6000 dodelijke slachtoffers.
Dit aantal ligt zeer dicht bij vroegere schattingen en weerspreekt de schattingen van 20.000 of zelfs 30.000 slachtoffers die de afgelopen twee decennia op grond van weinig onderbouwde aannames en extrapolaties, circuleerden.

Hierbij dus geen voortijdig gestorven ouderen en kinderen.
Het ligt er dus maar aan, wie je meetelt.
En als Herman Bussemaker ze meetelt, dan tel ik ze ook mee.

Doorgeven

Hierbij komt nog iets anders.
Dat deze periode zo beladen is met emoties, waardoor het moeilijk kan zijn om over te praten of te schrijven. Cijfers zijn niet het verhaal. Mensen zijn het verhaal.
En de jongere generaties moeten ook dit kunnen begrijpen.
Dus daar zit een afweging voor wat te doen, wat kan en wat is nodig, omdat ook deze tijd begrepen kan worden, voorzover mogelijk.

Ga naar de bovenkant