Artikelen

Know how. Hoe begin ik? De 5 grote HOE-vragen (gratis workshop)

Hoe begin ik? En wat doe ik erna? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten. Bomvol tips zodat u meteen aan de slag kunt.
Ik kijk nu al naar u uit.

Doet u mee?

De meeste mensen weten niet van zichzelf dat ze het best kunnen: een verhaal op papier zetten. Het is een kwestie van weten hoe het moet, en dan van even ademhalen en innerlijk moed vatten en dan is het een kwestie van doen. Vooral mensen met een Indische achtergrond hebben het vertellers-DNA in zich, en dat hoeft alleen maar de ruimte te krijgen.

Verhalen opschrijven is belangrijk.

Welk verhaal?

  • Van uzelf, omdat uw leven bewaard mag worden. Daar komt vanzelf wat familie in.
  • Of van de familie, zodat de kinderen weten waar ze vandaan komen en op wie ze lijken.
  • Of van uw vader of moeder of overgrootmoeder of van al uw broers of van iemand die u altijd al bewonderde en dacht daar moet een boek over komen.

Dus een verhaal waarvan u denkt: hoe pak ik het aan? Heeft u de goede  know how, dan was u immers gisteren al begonnen.

Ja, ik weet, op YouTube staat van alles aan uitleg, en als u hier en daar rondvraagt, krijgt u allerhande advies. Op zich mooi. Maar is het zinvol advies? Altijd zelf blijven nadenken, vind ik. Mijn tips en adviezen komen uit de praktijk.  Ik steek geen vage verhalen af, maar vertel praktisch zus en zo. En ook wat niet te doen, dat scheelt weer moeilijkheden.

Hier gaat het over

Iedereen die een verhaal wil opschrijven, kijkt vroeger of later naar buiten en denkt: “Ja maar, hoe…” En die zin krijgt op verschillende manieren een vervolg. Hoe-vragen zijn goede vragen, ze hebben iets optimistisch. Hoe… nou zo.
In de workshop ga ik antwoorden geven op de vijf hoe-vragen die ik het vaakste hoor en die, eerlijk is eerlijk, ook belangrijk zijn. Met die antwoorden en de praktische tips die u krijgt, kunt u aan de slag. Kom naar de workshop als u wilt leren wat het antwoord is op deze hoe-vragen:

1 Hoe begin ik?
2 Hoe kom ik aan structuur?
3 Hoeveel tijd kost het schrijven?
4 Hoe vind ik informatie?
5 Hoe maak ik er een boek van?

Als bonus-vraag neem ik mee: Hoe ga ik om met de familie? Dus hoe te interviewen en hoe om te gaan met weerstand en moeilijke reacties.
Erna weet u dus hoe u begint, wat structuur is, u kunt een inschatting maken over de tijd die u eraan kunt of wilt besteden, u heeft iets geleerd over vindplaatsen en hoe u van een document in de computer tot een boek komt. Dus al met al een handleiding hoe van A naar B en dan naar Z te komen.
En u begrijpt, dit komt uit mijn praktijk als schrijfster. Elke keer als ik aan een nieuw boek begin, sta ik ook voor moeilijke Hoe-vragen.

Aan het hart

U en ik voelen hetzelfde als we een verhaal hebben dat ons aan het hart gaat. Het moet móói worden. Dus geen ellende toestanden van een drukker die fouten maakt, of pagina’s die schots en scheef zijn of een boek dat gewoon lelijk is en het ruikt ook zo chemisch.
Het gebeurt allemaal. Ellendig genoeg. Het gebeurt degenen die geen kennis van zaken hebben en die in goed vertrouwen reageren op de eerste de beste website.
Dat wilt u niet meemaken.
En ik wil niet dat u het meemaakt.
Daarom ga ik mijn kennis weer met u delen in een gratis workshop.

Voor wie is het

Hierboven zei ik dat het voor beginners en gevorderden is.  Daarmee bedoel ik: u wilt een verhaal van uzelf of van de familie op papier zetten, maar u bent nog niet echt begonnen. Of wel en u voelt, het moet anders maar ja hoe. (Weer een goede Hoe-vraag). Of u bent halverwege en u voelt aarzeling en twijfel.
Als uw verhaal al bij de drukker ligt, dan heeft u niks aan de workshop. Daar ben ik eerlijk over.

Schrijven of vertellen

Wat ik steeds meer merk, is dat veel mensen het verhaal goed in hun hoofd hebben en het heerlijk kunnen vertellen. Geweldige anekdotes, moeilijke ervaringen, noem maar noem maar, dat ik denk hoe-kan-het (Ja, alweer een Hoe-vraag). Maar dan komt het schrijven.
De ene doet het met wat sturing van mij.
De ander gaat een beetje op slot. Dan komt er een soort opstel. Waar is dat geweldige verhaal nou gebleven? Als u beter kunt vertellen dan schrijven, heb ik ook een paar tips. Dus wanhoop niet. We vullen elkaar immers aan: u heeft het verhaal, en ik heb de know how om zoiets op papier te krijgen, en die heeft u straks ook.

Nieuwe editie

Degenen die al een tijdje de Indische Schrijfschool volgen, weten: deze workshop was er ook in februari. Klopt. En dit is de vernieuwde editie, dus nuttig voor degenen die er toen al bij waren en een kans voor degenen die het niet lukte, want drukdrukdruk. En het kan ook een eerste kennismaking zijn met een workshop online. De schrijfschool bloeit, zeg ik met vreugde.

Is het iets voor u?

  • U heeft een verhaal in uw hoofd maar niet op papier en u denkt maar HOE moet dat toch?
  • U bent zelfstandig ingesteld dus als u weet hoe het moet, nou dan kunt u ook vaart gaan maken
  • U voelt van binnen dat u een soort stok achter de deur nodig hebt, iets meer dan inspiratie

Voor wie is het niet?

  • U denkt iemand anders in de familie kan het ook opschrijven, ik zie nog wel
  • U vindt dat u moet schrijven maar eigenlijk heeft u er geen zin in
  • U heeft popcorn over en u vindt het leuk om naar mij te kijken en popcorn te eten

Dus het is aan u om af te wegen of de workshop voor u belangrijk kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen en ik hoop dat u gemotiveerd bent om erbij te zijn.

Doe mee

Wat: Hoe begin ik? En wat doe ik daarna? ? Gratis online workshop voor beginners en gevorderden die graag hun familieverhaal op papier willen zetten
Wanneer: maandag 16 september 2024 om 10.00 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis

Opgeven: via het onderstaande formulier.  Daarna komt er een bedankt-webpagina, dan is de mail bij mij gekomen. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik: het komt in orde.
Er is beperkt plaats, vol is dus vol.

Ja, ik doe graag mee met Know How, schrijf me in:

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

 

Veel Gestelde Vragen

Kom ik dan ook in beeld op de webcamera?
Nee, u kunt gewoon in de pyjama blijven. Ik zit voor de webcamera en deel mijn kennis, ook met een presentatie, en u blijft buiten beeld. Wel kunt u vragen stellen via een chat-venster. Of vooraf. Achteraf kan ook.

Ik kan ’s morgens niet. Komt er ook een avond-editie?
Alleen als er belangstelling is, dus mail me vooral.
Is het alleen voor beginners? Ik ben al begonnen.
Dan bent u ook van harte welkom. Alleen als uw verhaal bij de drukker ligt, dan zeg ik: misschien is het zonde van uw tijd.

Kan ik van te voren wat insturen?
Ik lees dolgraag wat u schrijft, maar alleen als we gaan samenwerken via schrijfcoaching. Dan heeft uw werk mijn volle aandacht.

Komt er een replay?
Helaas, neen. Maar als u wilde meedoen en het lukt niet, mail me dan even. Dan vinden we wel een oplossing.

Ik ben niet Indisch. Kan ik dan toch meedoen?
Maar natuurlijk. En ik ben evenmin Indisch, daar ben ik eerlijk over.

Ik heb een hele andere vraag.
Dat kan, mail me die vooral.

Comité NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië

NASSI was een noodzaak voor de spijtoptanten. Het is 1960, in het voormalige Indië zijn voormalige landgenoten in de problemen.  Ze willen naar Nederland.  Ik hoorde de verhalen in Indonesië, waar ik voor de Stichting HALIN was. Daar ontmoette ik degenen die warga negara werden, om wat voor redenen dan ook.

Wie waren dat?

  • degenen die hadden gekozen voor de Indonesische nationaliteit en spijt van die keuze hadden, vooral omdat ze behandeld werden als een tweederangs burger, en dat na alle beloften over welkom zijn
  • ouders van jonge meisjes, die zagen dat hun dochters onveilig waren (ik heb de brieven gelezen)
  •  genoeg mensen die destijds geen administratie genoeg hadden want de Nederlande overheid vroeg nogal wat, en na een oorlog had niet iedereen de juiste papieren in een kastje liggen
  • degenen die toen minderjarig waren, dus zelf geen besluit hadden mogen nemen, en nu meerderjarig waren en voor Nederland kozen

Er waren anderen, die bleven. Graag en met genoegen.
Achterblijvers, vertrekkers.

halinEen geschiedenis vol verdriet en hoop en verdriet. De mensen die ik sprak waren gebleven. Maar ik las, weer thuis, pijnlijke verhalen over degenen die wilden vertrekken maar dat niet, of nog niet konden dan wel mochten.

In de jaren na de oorlog stuurden de achterblijvers brieven naar de familie in Nederland: help ons.
Degenen die het was gelukt naar Nederland te komen, vertelden verhalen over angst, ellende en armoede.

Visumaanvragen

In 1959 kwamen er meer dan 13.000 visumaanvragen voor de komst naar Nederland, slechts 2.000 kregen een ja. De rest moest maar zien. De omstandigheden waarin ze leefden werden zwaarder.
Zelfs in de Tweede Kamer werden vragen gesteld hierover.

Ik kwam deze ellendige toestanden tegen toen ik aan mijn boek over HALIN werkte: Hulp Aan Landgenoten In Indië/Indonesië. Hartverscheurende brieven van overzee las ik. Een grote schreeuw om hulp.

Comité NASSI

In een Moesson uit 2016 vond ik informatie van de historische ellende:

  • 1951 radiotoespraak van Hoge Commissaris A.Th. Lamping; hij roept Indo’s op te kiezen voor de Indonesische nationaliteit
  • 1957 Zwarte Sinterklaas: maatregelen tegen Nederlanders, uiteindelijk moeten alle Nederlanders het land verlaten; nationaliseringen van Nederlandse bedrijven
  • 1958 Cees Stolk draagt zijn boekhandel en Drukkerij G. Kolff & Co over en neemt in Nederland contact op met Tjalie Robinson over de situatie van spijtoptanten
  • 1960 grote bijeenkomst in de Haagse Dierentuin en oprichting van Comité NASSI

Foto uit HALIN-boek.

Toen was het Comité NASSI er dus. NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië.
Een grote naam, dat ‘nationaal’, het hoorde bij de grote plannen. Druk zetten, Nederland activeren, de Indische gemeenschap hier laten meedoen.
In het Comité zat onder andere journalist Tjalie Robinson. Ik las in Tong Tong (‘Het enige Indische blad in Nederland – trouw – branie -ondernemend’) van 15 juni 1960 wat hij vond. Tjalie schrijft sprankelend Nederlands, een feest om te lezen. En hij is messcherp:

  • Het is merkwaardig, maar vooral verontrustend, dat de zaak van de ‘spijtoptanten’ zich van maand tot maand in een traag tempo kan voortslepen, omdat a. de regering niet van zins of bij machte is krachtiger op te treden, b. het Nederlandse volk (en vooral het gerepatrieerde deel) niet tot groter verontwaardiging en dus groter activiteit te brengen is.
  • Tien jaar geleden werd – mede met het argument dat Nederland zoveel mensen niet bergen kon – door de Regering sterke pressie uitgeoefend op tienduizenden Nederlanders in Indonesie om het warga-negara-schap te aanvaarden. […]
  • Waarde lezers, met geloven alleen, dat ons bestaan in Holland verzekerd is, komen we er niet. We zullen er voordurend strijdvaardig voor moeten zijn. En als wij geen strijdvaardigheid kunnen opbrengen, zelfs ‘maar’ voor een zaak als die van de spijtoptanten, dan is het met onze toekomst slecht gesteld. […]
  • Stuur adhesiebetuigingen. Organiseer plaatselijke acties. Ajo, bangoen! Tong-tong! Tongtong! Tong-tong!

Spijtoptanten

Het ging om duizenden en duizenden spijtoptanten.
Tot ze hier waren, was er steun nodig. Geld, om pakketten te sturen. Bij Tong Tong stond de beroemde Bruine Bus, waarin muntjes en meer welkom waren.
Het Comité NASSI gaf niet gauw op. Er kwamen acties, medewerking aan televisieprogramma’s en veel, heel veel publiciteit in Tong Tong.
HALIN en het Comité richtten het Visumadviesbureau op, dat later het NASSI-adviesbureau werd. Ook hier: praktische steun. En ook netwerken en druk zetten in de wandelgangen. Alles moest indirect en voorzichtig, gezien de delicate verhouding tussen Nederland en Indonesië.

Het is onvoorstelbaar wat een werk het geweest moet zijn. En ook wat een moed er was om het tegen de regering op te durven nemen. Te blijven hameren op verruiming van de spijtoptanten-regelingen, in woorden, in affiches, in beelden.
En het hielp.
Golf na golf ‘repatriëringen’ bereikte Nederland, wat een vreemd woord is: velen hadden hun geboorteland moeten verlaten, en zagen Nederland voor het eerst. Pas eind jaren 1960 werd de regeling die verruimd was, weer gesloten.

Ja, er kwamen verruimingen, maar nooit voldoende. Nog altijd leven er mensen daar, die eigenlijk liever hier hadden willen zijn. Ik heb ze in Indonesië ontmoet, hun hand geschud, naar hun leven gevraagd. Een deel van de gesprekken kwam in mijn boek over HALIN. En ik weet: de ouderdom komt met de gebreken, ook daar. Dan is er geld nodig om te helpen. Ik ben donateur van HALIN.

De geschiedenis is nooit af. Hoe werkt dat door in een familie, als een vader of moeder als spijtoptant het geboorteland moet verlaten? Het moet een koffer vol emotie zijn: wrok, om het dankbaar moeten zijn, verdriet om het verlies van wat eens het eigen land was, en ook wat Tjalie zo goed zei: nooit vanzelfsprekend voelen hier in Nederland te horen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over het Indo-Eenheids Verbond in 1954

Het Indo-Europees Verbond (IEV) had anno 1954 zich aan het jonge Indonesië aangepast. Een nieuwe naam. Een nieuwe missie. In de kop van het verenigingsblad Onze Stem staat: ‘Gabungan Indo Untuk Kesatuan Indonesia’. De betekenis: ‘Indo Vereniging voor Indonesische Eenheid’.

1954

Ik las het juni-nummer uit 1954, gedrukt op slecht papier. Het moest goedkoop. Dat 1954 is een lastig jaar. Indonesië zelfstandig, jawel, maar een jonge staat, nog maar een handvol jaren geleden was dat alles er: oorlog, bersiap, die politionele acties, de ontbinding van het KNIL, het lag bij alle blijvers in het geheugen.
Zij bleven in een nieuw land dat tegelijkertijd hun geboorteland was. En toch anders. Geen wonder dat de vereniging nog altijd bloeide. Veel mensen probeerden te wennen aan de nieuwe staat, de nieuwe tijd, de nieuwe verhoudingen.
Hier is dit andere IEV aanwezig volgens het blad:

  • Afdelingen en correspondentschappen in Balikpapan, Bandjarmasin, Bandung, Bogor, Djakarta, Djatiroto, Modjokerto,Kapang, Lirik, Palembang, Pendopo, Pontianak, Sabang, Semarang, Surabaja, Makassar, Sragi, Muntok

Soms is de afdeling groot, zoals in Bandung, waar zelfs verschillende commissies werkzaam zijn zoals de Commissie Sociale Zorg (L. Hermsen en P. Spangenberg) en de Commissie Jeugd-zaken (F.A.H. Herst en B.F. Rudolph). Die sociale zorg zit ook in Semarang (Mevr. L. Palmen- Worthington en mevr. L. Hardy) en in Surabaja (F.E. Jaspers). Er zijn ook correspondentschappen met een enkele naam en adres: In Makassar is dat R. van Raalten, Djl. Dr. Ratulangi 156.
Het maakt op mij een indruk van een zekere eenheid, mensen die noodgedwongen naar elkaar omzien. Want zij zijn, zoals de vereniging dat noemt: Indo. En vaak, maar niet altijd, Indonesisch staatburger, Warga Negara. Het ene is etniciteit, het andere is nationaliteit.

Perkara

Juist deze jaargang bevat een discussie over het gaan of blijven en wat dat betekent. Het is bijna een perkara over mentaliteit. Natuurlijk zijn daar verschillen in. Zie maar eens te wennen aan het Indonesisch zijn, als voorheen de banden met Holland juist hoog stonden aangeschreven.
De discussie bestaat vooral uit twee stukken, die voor de leden herkenbaar moeten zijn geweest; anders werden ze immers niet geplaatst.
Ik zal uit beide stukken citeren.

Eerst rept het openingsartikel onder de titel ‘Eenheid’ over een nieuwe verdeeldheid, want er zijn tegenwoordig: ‘3 afzonderlijke groepen, nl. de Indo-W.N., de Indo-Nederlanders en de Indo-Staatlose.’ Dat is dus al een probleem.
Nu het eerste stuk, getekend door ‘Uw Ketua’. Het is een soort colum, gezellig en persoonlijk ‘van hart tot hart’, zoals het heet. Gaandeweg verandert de sfeer.

  • Ik zat, als vele anderen op een bankje bij de Lurah te wachten om één of andere surat keterangan te halen.
  • Plotseling zag ik een bekend gezicht! Hij was vroeger Hoofdcommies bij mij op kantoor geweest. Ijverig, serieus, punctueel, ervaren, kortom, alle contouren van een goede administratieve kracht.
  • Omstreeks eind 1948 was hij met 4 andere Indo-ambtenaren bij mij geweest om mijn mening te horen over het Indonesisch staatsburgerschap dat in de nabije toekomst zou komen.

Na dit gesprek lijkt de voormalige Hoofdcommies ook te willen blijven. Nu ligt het anders. Het gesprek ontvouwt zich:

  • Toch beluisterde ik een klank in zijn stem die er vroeger niet ingezeten had. Was dit een meer joviale toon wegens het wegvallen van vroegere dienstverhoudingen? Neen, er zat meer in. Dit was vriendelijkheid van iemand die zich verre superieur voelt, maar het niet zo direct wil laten merken.
  • En toen begreep ik het al: “Hij is NEDERLANDER.”(met hoofdletters).
  • Ik zweeg en dacht: “Kom jij dan maar over de brug”.
  • En hij kwam dan ook, prompt. Hij kon het niet laten eenvoudig.
  • Hij: “Ik ga naar Holland” (Zijn gezicht straalde).
  • Ik: “Zo? Vroeg gepensionneerd?”
  • Hij: “Ja, Ik heb 500 gulden pensioen in Holland als kantoorhoofd. Boleh!”

De schrijver overdenkt bij zichzelf de vreugden van Holland: kou, winterhanden, zware winterkleding, de duurte van het dagelijks leven. Maar dit zeggen? Nee.
Ook niet als de nieuwe pensionado zich laat gelden tegenover de lurah en zegt: ‘saja pulang kenegeri’, dat hij naar huis gaat. Maar die uitspraak geeft wel ‘andere overpeinzingen’:

  • Dit is het soort Indo dat onze opneming In de Indonesische samenleving van dag tot dag bemoeilijkt. Als een Nederlander-totok van zich zelf zegt ‘saja pulang kenegeri’, dan zal geen Indonesiër daar iets bij denken.
  • Maar als zo iemand met de tjap van vele Indonesische voormoeders op zijn gezicht en de krul van sambal-trassi-smuller om zijn mond van zichzelf beweert ‘saja pulang kenegeri’, dan kan het niet anders of ieder die het hoort denkt bij zichzelf: ‘Zie je nou wel dat die lui geen snars om hun geboortegrond geven.’
  • En met ‘die lui’ worden wij dan vereenzelvigd, want… wij zijn ook Indo’s.
  • Nu was mijn weemoed betul-betul foetsie, ik dacht bij mezelf, ga dan maar vlug.
  • En deze gemoedsstemming heb ik hem een spoedige en een voorspoedige reis toegewenst.
  • Hij zal er niks van hebben gemerkt, want hij was nog vol van zijn glorierijke moment.

De reactie

In september verschijnt een reactie hierop van ‘een donateur’. Deze herkent de situatie, schrijft hij of zij, en in een lang betoog valt een veelzeggende ervaring op, gestuteerd in de tweede helft van 1949.

  • Bij een halte stapte ik op de bus, welke ging in de richting van het Commissariaat der Nederlanden, tegelijkertijd met een Belanda-Indo van naar schatting een goede vijftig. De handen vol paperassen, uit zijn jaszakken staken gewichtige dienstenveloppen.
  • Blijkbaar zag hij in mij, grijzende totok met militaire houding, een 100% koloniaal type, die hij vertrouwen kon, een mede-anti-Indonesiër.
  • Hij begon met: “Hebt U ook zoo’n last met Uw papieren voor Holland?”
  • Ik snapte dadelijk, dat deze man er een was van hen, die weg wilde.
  • Maar ik wilde hem eens uithoren en zei: “Ik, met mijn papieren voor Holland? Wel, ik helemaal niet.” Ik voelde dat mijn medeppassagier dacht: “Och die wordt natuurlijk weer voorgetrokken”, maar ik zweeg.
  • “Waarom u niet en ik wel?”
  • Ik vond het toen welletjes en zei droogjesweg: “Wel om de heel eenvodige reden, dat ik niet naar Holland ga, maar kalmpjes en lekker hier blijf.”
  • Met verbaasde ogen keek hij mij aan.
  • “Blijft U hier?” zo liet hij zich uit, “Wilt U hier onder zo’n Sukarno staan?”
  • Op mijn wedervaag: “Ja, waarom niet”, draaide hij zich van mij af met een: “Nou IK niet!” en negeerde verder zo’n Hollander.

Verder gaat het betoog over aanpassen en ‘je geboorteland’, waarvan de donateur zegt:

De toestanden en verhoudingen in deze jonge, nieuwe Staat zijn nog niet volmaakt, kunnen niet in eens volmaakt zijn, alles moet groeien en de Indonesiër zelf is ook nog lang niet weer in evenwicht, na alle schokkende gebeurtenissen welke sinds 1942 over hem heen zijn gegaan. Van hem te eisen of te wachten dat hij volmaakt is, terwijl wij hetzelf niet zijn, is wel wat al te veel. Er moet hier veel slijten en vergeten worden en daar is tijd voor nodig.

En die regels komen toch akelig binnen. Want ja: die ‘schokkende gebeurtenissen’ waren er geweest voor beide kanten, en leven in hetzelfde land met nieuwe verhoudingen.. Er was veel dat moest slijten. In een oorlog sta je tegenover elkaar en nu… moest je een plaats naast elkaar zien te vinden. En niemand wist hoe.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Warga negara: de drie zusjes bleven hopen

zusjes

Warga negara is een term met emotie, voor de meesten. Warga negara zijn degenen die Indoneisch staatsburger werden. Uit vrije keus. Uit overtuging. Omdat ze minderjarig waren en hun ouders die beslissing namen. Of omdat er een oude moeder of vader was die beslist niet weg wilde en wat doe je dan.
Iedereen had een eigen reden. Iedereen een eigen levensverhaal.

Nette armoede

In 2008 ontmoette ik Betty, Lenny en Thea Kalshoven. We spraken elkaar in Jakarta, de stad die voor de zusjes altijd Batavia blijft. Indische zusjes met een familieverhaal. Thea was als oudste wat bedachtzamer, de andere twee wat onstuimiger in hun manier van praten.
Op de foto ben ik druk aan het schrijven. Van ons gesprek zal een interview komen, en dat staat in het boek over de Stichting Halin. Ze zijn arm. Speciaal voor onze ontmoeting droegen ze hun netste kleren. Ik zag wat slijtageplekken aan een kraagje en dacht: hoe lang al doen ze met deze kleren? Het is nette armoede, van het soort dat trots laat zien.

Ik kan me nu wel voor de kop slaan dat ik het gesprek niet heb opgenomen. Of gefilmd, dat was nog beter geweest.

Nederlands spreken

Thea van Kalshoven

De zusjes spreken met elkaar Nederlands, zo houden ze de taal bij. Nederlands blijven spreken in Indonesië is best moeilijk, legden ze me uit, je moet er je best voor doen. Keer op keer vertellen ze elkaar – en mij nu ook – hun familieverhaal: over hun grootvader Oscar Ellinger die fabrieken en grond bezat in Oost-Java. Een vermogend man. Hij trouwde met Rasmani, zij kwam van Madoera. Een prinses. Hun dochter werd de moeder van de zusjes. Zij trouwde met een Hollander. Dat was de vader van de zusjes.

De oorlog slaat ook hier diepe wonden. Opa dood, vader weg – later blijkt dat hij onder druk heeft getekend voor het staatsburgerschap. Dat weten de meisjes niet. Ze hebben het moeilijk genoeg. Moeder wordt ziek en Thea moet als oudste zorgen voor de anderen. Moeder sterft, vertelt Thea:

“We sliepen vaak op het graf van moeder, dat was tenminste koel. Nee, we waren nooit bang. het was toch onze eigen moeder, onze eigen tuin?”

Zo lopen de familielijnen in het kort. En zo zijn ze Indonesisch geworden.

De familielijnen zeggen dat Betty, Lenny en Thea na het overlijden van hun vader de erfgenamen zijn van opa Oscar. Dat is een gedachte vol troost. Met geld kunnen ze elk hun huis laten opknappen, bijvoorbeeld. Het gaat niet om luxe. Hoewel een dak dat niet lekt, ook een vorm van luxe is.
Er is alleen dat ene probleem: de bewijzen dat ze erfgenaam zijn.

Niemand heeft genoeg opgeschreven. Ze kunnen niets bewijzen. En geen bewijs betekent: geen geld. Dus leven de zusjes in hoop. En met de toelage van de Stichting Halin. Ze hebben kinderen, maar ja: die hebben ook een eigen leven. En die zijn ook meer Indonesisch, dus ze weten niet veel meer van vroeger. Misschien liggen de papieren in Holland, zeggen ze, maar kom daar eens achter. En dan heb je nog de procedures.

Wat doe je eraan?

Lenny: “We moeten bewijs hebben. Dat is er niet meer door de oorlog. Er zijn getuigen die verklaren dat wij de gerechtigden zijn, omdat wij de nazaten van de oorspronkelijke eigenaar zijn. Getuigen als de chauffeur van Opa. Eigenlijk is dat genoeg maar in Indonesië is dat niet zo. Hier heb je voor bewijzen geld nodig.”

En precies daaraan hebben ze tekort. Gelukkig krijgen ze steun van de Stichting Halin. Dan nog is het puzzelen om uit te komen. En de kinderen? Betty woont alleen: “Ik wil geen last zijn voor de kinderen, ik vraag nooit iets aan mijn kinderen. Ze moeten zelf een leven opbouwen en voor hun kinderen zorgen.”

Dromen

Het was voor mij een moeilijke middag. Ik voelde het belang van hun droom over dat geld. Dromen geeft hoop, en hoop doet leven.  Juist als het dagelijks bestaan moeilijk is, heb je iets nodig om naar uit te kijken. Iets dat alles goed maakt, of in ieder geval veel. En dat was voor deze drie zusjes de erfenis van hun grootvader.
Ik ken de archieven in Nederland een beetje. Dus ik zei niets over mijn indruk van de onhaalbaarheid van het plan dat ze hadden. Ik stelde vragen, luisterde en knikte. Wat ik anders kon doen, weet ik nog altijd niet. Hun herinneringen nam ik serieus, en ik zag ook de troost die ze ontleenden aan dat plan van bewijs gaan maken. Want dan… dan…

Eigen weg

halin

Wat ik zei, iedereen die warga negara werd, heeft een eigen levensverhaal. Genoeg mensen die daar naar tevredenheid een eigen leven opbouwden. Of min of meer tevreden. Maar er zijn ook degenen die nog altijd steun ontvangen van de Stichting HALIN. En met de ouderdom komen de gebreken, en daarmee de zorgen. Degenen die ik heb ontmoet, spreken ook graag over familie in Nederland. En dan dacht ik bij mezelf, weet elke familie in Nederland eigenlijk van de familie in Indonesië, vooral van de arme tantes en ooms, ik was er niet helemaal zeker van.

Na al die tijd denk ik nog steeds aan de zusjes Kalshoven en anderen, die ik ontmoette. Helemaal nu het augustus is, een maand met emotie.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe was dat: om KNIL-officier te zijn? (Uitnodiging)

Atjeh-generaal

Eerste rij, derde van rechts: Van Daalen.

KNIL-voorvaders, daar zijn er duizenden van. Hier in Nederland, in Indonesië en elders. KNIL-officieren, daar waren er vanzelf minder van. Maar de lagere rangen kenden weer de hogere rangen.
Soms zegt iemand tegen mij: “Mijn overgrootvader heeft onder Van Daalen gediend.” Dan is het net of ik een oude bekende ontmoet. Iemand met wie ik verbonden ben.

Stamboeken zijn niet genoeg

Steeds meer KNIL-nazaten zijn op zoek naar hun voorvader. Maar ze willen meer dan de stamboeken vol feiten die in het Nationaal Archief liggen. Ze willen hun voorvader een beetje leren kennen. Niet: wat was hij. Wel: hoe was hij. Hoe?

Iemand willen leren kennen als mens.

Dat verlangen voelde ik toen ik aan mijn biografie begon van Frits van Daalen (1863-1930), luitenant-generaal, gouverneur van Atjeh, commandant van het KNIL. Hoe was hij? Hoe is het om KNIL-officier te zijn? Daar, in Indië, in die oude tijd? En dan nog dit: Van Daalen had een Indische achtergrond. Die viel toen op.
Bij zo’n onderzoek kun je niet beginnen met vaste meningen en oordelen. Meteen wat over kolonialisme en racisme gaan roepen sluit de deur voor een dieper begrip van de tijd en de man zelf. Het moeilijke en het heerlijke is: proberen de tijd van toen te begrijpen.

  • Veel bronnen lezen en tegen elkaar afwegen.
  • Brieven lezen van tijdgenoten en uitpuzzelen: wiens belang is hiermee gediend.
  • Naar foto’s staren en die vergelijken met andere foto’s uit dezelfde tijd.
  • Steeds denken: wat ontbreekt hier en waarom.

Grote lezing

Daar ga ik aanstaande zaterdag meer over vertellen, aan de hand van mijn recente biografie. Het wordt een grote lezing met historische beelden. Hiervoor mag ik van de Indische zaal van Bronbeek gebruik maken en u weet: die is prachtig en snel vol. De toegang is gratis.
En er zijn al wat aanmeldingen. Dus… als u zin heeft, wees er dan snel bij. Opgeven is verstandig, dat kan bij mij.

 

HELAAS het zit BOMVOL

opgeven kan niet meer

alleen aanmelden voor een eventuele volgende editie

Ja, ik kom graag naar een latere editie

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Zaterdag vertel ik over de familie van Frits van Daalen, en de druk die op hem gerust moet hebben, vooral als jonge jongen. Ik zeg iets over zijn tijd op de Koninklijke Militaire Academie (KMA): een Indische jongen te midden van talloze roomblanke cadetten. En dan de terugkeer in Indië, de moeilijkheden met zijn broer. En de groeiende vriendschap met Van Heutsz. Daarna zijn ontwikkeling tot de top van de bestuurlijke en militaire samenleving, met alle commentaar van dien uit de omgeving.
Juist door hem op de voet te volgen, begon ik meer van hem te begrijpen. Dat gevoelige. Die gehechtheid aan loyaliteit. Zijn vermogen om trouw te zijn, ook al moest het alleen van zijn kant komen.
En toen ik dat alles begrepen had, begreep ik opeens ook hoe het kon, dat Van Daalen nu geldt als een controversieel militair. Dat beeld kan ik met mijn boek en mijn lezing nuanceren.

Het is een spannend verhaal, zijn leven kan zo verfilmd worden. Maar het is ook een verhaal waardoor we de tijd van toen beter begrijpen:

  • de kloof tussen Den Haag en Kota Radja, tussen civiel en militair
  • het belang van trots en eer voor een man
  • de tegenstrijdige eisen die aan het KNIL werden gesteld
  • En ook die verschrikkelijke en tegelijkertijd geweldige Indische pers, die als een havik achter Van Daalen aanzat, ellenlange artikelen, ook over zijn persoonlijke leven
  • Hoe het historische en het persoonlijke elkaar versterken

Wanneer u een KNIL-voorvader heeft, kan dit dus voor u interessant zijn om bij te wonen. Helemaal nou Maarten Fornerod er ook is, de man die alles kan vinden wat voor anderen verborgen blijft.

Programma
Museum Bronbeek, Arnhem.
Te gast is dan ook Indonesië-expert dr. Maarten Fornerod een interactieve presentatie over archiefonderzoek betreffende militairen in Nederlands-Indië.

1300 uur zaal open
1330-1430 uur lezing Atjeh-generaal – Vilan van de Loo
pauze
1500-1600 lezing “Militairen in Nederlands-Indië: waar vind ik wat?” – Maarten Fornerod

 

Schrijfworkshop voor 65plussers (Den Haag)

Schrijfworkshop voor 65plussers? Jawel. En vrij snel ook nog, het is woensdagmiddag 24 juli 2024 in Den Haag, bij het Indisch Herinnerings Centrum.

Het is eigen initiatief, omdat ik de zomer altijd zo lang en zo leeg vind, er is zo weinig te doen, helemaal nou er dit jaar geen Tong Tong Fair was.
Dus ik dacht: waar heb ik zin in?
En toen kreeg ik dit idee. Een workshop. Leerzaam en gezellig, kan niet beter.

We hebben een hele middag. Heerlijk. U krijgt papier en een potlood, maar als u liever uw tablet meeneemt, is dat ook in orde.
U leert hoe u een verhaal op papier zet, vooral uw levensverhaal. Maar als u aan een familieverhaal werkt, kan het ook nuttig zijn.

Dit gaat u leren

Als u oplet en meedoet dan weet u na afloop:

  • hoe moet u beginnen
  • wat is structuur en hoe kom ik eraan
  • hoe maak ik van mijn verhaal een boek (is niet verplicht)
  • hoe hou ik het boeiend zodat het geen opstel is
  • waar vind ik informatie
  • hoe combineer ik historische informatie met het verhaal
  • wat als u via uw ouders de oorlog meekreeg en u wilt geen slecht woord over ze schrijven, maar ja u heeft er wel schade door opgelopen

Volgens mij zijn de belangrijkste vragen. Ik heb de voorbereiding bijna af, maar…. misschien heeft u ook vragen of opmerkingen over zaken waarvan u zegt: dat hoort er eigenlijk ook bij. Daar ben ik vanzelf benieuwd naar dus: mail mij, alstublieft. Dat kan via het onderstaande formulier. Zo komt de inzending in mijn mailbus en dan geef ik zo gauw mogelijk antwoord.

Heeft u vragen of opmerkingen? Mij mailen kan via het onderstaande formuliertje. Met uw mailadres erbij kan ik u terugmailen.

Ja, ik heb een vraag/ opmerking voor de workshop

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Wat ik dacht

Eigenlijk wilde ik het liefste honderdplussers. Die zijn er genoeg. Maar ik weet ook, ze leven meestal wat afgeschermd en schriftelijk benaderen kan het beste zijn. Plus, niet iedereen heeft vervoer en een Senioren Express zoals de Tong Tong Fair vroeger had, dat zet je niet zomaar op. Dan heb ik maanden voorbereidingstijd nodig.
Dus ik zakte naar 75-plussers.
Daarna kwamen er mails van 65-plussers, of ze óók konden meedoen. Ik bezweek meteen, want als het aankomt op mensen die iets willen leren, ben ik een zwakke zuster.
Dus nu is het voor 65plussers. Zo gaan die dingen.
Maar de honderdplussers laten me niet los.
Stap voor stap, zeg ik tegen mezelf.
Maar iemand van honderd jaar is ook een 65plusser, toch?

Voor wie is het

Deze workshop is voor u:

  • u denkt al tijden ik wil mijn verhaal op papier zetten
  • u heeft informatie maar geen structuur
  • u heeft behoefte aan een duwtje in de rug en dan kunt u verder met uw schrijfproject
  •  u heeft zin in een gezellige middag in de zomer, waar u wat aan heeft, anders gaat u wel naar de Bijenkorf

Voor wie is het niet

  • uw verhaal is al zo goed als af en u wilt dat ik het in de pauze lees (dat gaat niet lukken)
  • u denkt, geinig, ik ga eens kijken hoe ze het doet maar u heeft geen serieus plan
  • u brengt alle kleinkinderen mee wegens het is uw oppasdag, en kinderen krijsen nu eenmaal en rennen doen ze ook, dat vindt u leuk. (Ze kunnen in het café, bedenk ik nu)

Ontmoeten

Zelf heb ik er heel veel zin in. In een zaal is anders dan tijdens een webinar, dat ik meestal geef. Het is even leuk maar dan op een andere manier. Het gevoel van samen-zijn is sterker, want we zijn allemaal aanwezig en we denken over hetzelfde na. En ik krijg onverwachte vragen, die ik ter plekke moet (wil) beantwoorden, dat laat mijn hersens kraken op een fijne manier.
Dus ik hoop u te kunnen ontmoeten.

Voor meer lezen en opgeven:
Alleen bij het Indisch Herinnerings Centrum: klik en lees hier meer informatie
(of kopie en plak de link: https://www.indischherinneringscentrum.nl/agenda/schrijfworkshop-voor-65-plussers
Datum en tijd: Woensdag 24 juli 2024, 14:00 – 16:00
Locatie: Indisch HerinneringsCentrum, in: Museum Sophiahof
Sophialaan 10
2514 JR Den Haag
Ticket: 7,50 euro
Inloop vanaf 13.30 uur
Prijs is inclusief koffie/thee en spekkoek
Toegankelijk voor rolstoelen, rollatoren en scootmobielen.

Ze is niet gek, ze is latah

(De Soendanese vrouw op de foto is geen patiënte.)

Latah, wat is dat? Ik hoorde het woord, ging op onderzoek en smolt van mededogen. Want het is een aandoening, een belastende ook, die vooral bij inheemse vrouwen voorkwam. Bij schrik gaan ze geluiden nadoen en woorden nazeggen: echolalie.

Het beeld

Ik hoorde ook verhalen over: vroeger in Indië mochten we de baboe niet laten schrikken, dan werd ze latah. In romans las ik erover: dat expres laten schrikken, dat plagen, dat pesten, die arme mensen. En in het Geneeskundig tijdschrift van Nederlandsch-Indië van 1895 kwam ik een inzichtgevend artikel tegen: ‘Iets over het zoogenaamde “latah”, een in Nederlandsch-Indië voorkomende neurose’, geschreven door P.C.J. van Brero, dan de tweede geneesheer aan het krankzinnigengesticht te Buitenzorg. Hij schrijft:

  • Onder ‘latah’ verstaat men in Indië een ziektebeeld, waarbij door de betroffen persoon bewegingen uitgevoerd en klanken voortgebracht worden, geheel tegen den wil van die persoon.
  • Deze bewegingen, die worden voorafgegaan door of vergezeld van onsamenhangende klanken of woorden, meestal gebruikelijke uitroepen, ontstaan na voorgedane bewegingen of door bevelen van andere personen.
  • Zij ontstaan eveneens bij het laten schrikken van zulke lijders; soms is een blik, vergezeld van een hoofdbeweging, voldoende, om dezen lijders enkele klanken te doen uitroepen.

Het beeld laat een grote kwetsbaarheid zien. Je bent overgeleverd aan de anderen, die wel of niet voorzichtig met je omgaan.

En mensen zijn soms wreed, ze kunnen er vermaak in vinden om een ander te kwellen. Dat wist ook M.T.H. Perelaer, schrijver van Het kamerlid van Berkenstein in Nederlandsch-Indië (1888). Daarin las ik:

  • “Ik heb nooit van dien toestand gehoord,” betuigde Van Berkenstein.
  • “Toch komt hij niet zeldzaam voor, maar is geheel en al op Java inheemsch. Ik heb wel eens door geneesheeren hooren beweren, dat die ziekte nergens anders aangetroffen wordt. En een ziekte is het werkelijk; want die toestand neemt hand over hand toe, en er komt een tijd in het leven der patiënte, dat de geringste beweging van ieder, die haar ontmoet of dien zij ziet, haar onder den invloed brengt en haar tegen wil en dank tot navolging noodzaakt.
  • Is de ziekte zoo ver gevorderd, dan is zoo’n arm wezen tot niets meer geschikt; want bij de geringste aandoening werpt zij alles, wat zij in handen heeft, al ware het ook een kind, op den grond, om de waargenomen beweging na te bootsen.”
  • “Hoe is de naam dier ziekte?”
  • “Vraagt gij den technischen naam, dan zult gij u tot een man van het vak dienen te wenden. Bij Inlanders evenwel heet die ziekte „latah” . (pag 54-55)

De praktijk

Zo’n man van het vak was dus de arts P.C.J. van Brero, die het artikel schreef. Maar ook hij gebruikt de term latah. Interessant is zijn waarneming: “Deze ziekte wordt in Indie vooral bij inlandsche vrouwen, soms bij Indo-Europeesche, zelden bij mannen en vreemde Oosterlingen aangetroffen.” Daarna beschrijft hij enkele ziektegevallen die hij in zijn geneeskundige praktijk aantreft. Vaak zegt een patiënte dat een moeder of tantes ook latah zijn, er kan dus een erfelijke factor zijn. Het is gissen, geeft de arts toe. Een hard bewijs van ontstaan is er niet.
Nu wat meer uit zijn praktijk. ik citeer uit het eerste ziektegeval:

  • Geval I. Een Soendaneesche vrouw, naar schatting 45 jaar oud, met slappe, fletse gelaatstrekken. Ook het overige onderhuids-en spierweefsel is slecht ontwikkeld.
  • Voorgedane bewegingen en gegeven bevelen worden bijna onmiddellijk nagebootst of uitgevoerd, en daarbij enkele onsamenhangende geluiden uitgestooten. […]
  • Het intellect is goed gebleven; haar beroep, n.l. dat van keukenmeid, oefent zij tot tevredenheid harer meesteres uit, indien zij niet geplaagd wordt, wat nog al eens voorkomt.
  • [..] Haar lijden, dat volgens haar zeggen van ruim een half jaar geleden dateert, schrijft zij toe ontstaan te zijn uit droomen.

De arts zoekt tevergeefs naar oorzaken. De patiënte gebruikt geen opium of alcohol. Alleen rookt ze. Ze is niet hysterisch, lijdt niet aan epilepsie. Haar grootmoeder is ook latah.
Maar op die droom-verklaring gaat hij niet in. Dat is jammer. Eens te meer omdat een andere patiënte het ook noemt.

Het is dokter Van Brero niet mogelijk om precies te verklaren waarom iemand latah is. Het is een verzwakking van de wil, meent hij. Misschien is er een erfelijke factor. En genezen… De dokter meldt: “Een bepaalde therapie schijnt niet te bestaan, ook niet bij de inlanders bekend te zijn.”

Kassian, wat moeilijk. Je weet dat je latah bent, en daarmee kwetsbaar voor anderen. Alleen met wilskracht valt het te onderdrukken, schrijft de dokter nog, maar dat is een probleem apart. Niet iedereen heeft genoeg wilskracht.

Ik ben benieuwd naar wat u weet over latah, misschien zijn er herinneringen of overgeleverde verhalen. Ze zijn welkom in de reacties.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Haar moeder was een njai

Centraal: Djemini en Piet Scholte

De njai staat meer dan ooit in de aandacht. En dat is goed, vrouwen hebben nog altijd een achterstand in te halen als het aankomt op wat ‘vader’landse geschiedenis heet te zijn. Liever zeg ik: Nederlandse geschiedenis. Of: nationale geschiedenis.

Een ander woord voor njai is muntji: de vrouw die in de kazerne de concubine werd van een militair. Dat woord gebruikt de Indische schrijfster Lin Scholte (1921–1997) in haar autobiografische Anak Kompenie, wanneer ze over haar moeder Djemini schrijft. Na een mislukt huwelijk ziet Djemini een nieuwe kans. Lin Scholte:

  • Intussen dook er een Inheemse sergeant op. Hij heette Radian en was ‘gelijkgesteld’; dit was mogelijk geweest door uitzonderlijke dienstprestaties.
  • Een gelijkgestelde Inheemse onderofficier genoot dezelfde privileges als zijn Europese collega. Zijn bezoldiging lag aanmerkelijk hoger dan die van zijn Inheemse ranggenoot, al was deze niet dezelfde als van zijn Europese collega.
  • Radian was een aanmatigend persoon, want hij sprak Nederlands.
  • Hij maakte werk van Djemini; wachtte haar op de meest onverwachte plaatsen op en vroeg haar om met hem uit te gaan.
  • Meer dan ooit vreesde ze de tong van haar buurvrouwen. Daarom weigerde ze op zijn voorstellen in te gaan.
  • Maar Radian liet zich niet afschrikken. Hij zei haar tot zijn muntji te willen hebben om later in de kerk met haar te trouwen, want hij was Christen. Hij beloofde haar koeien met gouden horens. […]
  • In Radian zag ze haar uitkomst en dus ging ze met hem mee.
  • In tangsi Djagalan in Weltevreden werd ze officieel ingeschreven als Radians huishoudster.

Maar Radian valt tegen, in alle opzichten: ‘Radian was een despoot, hij was gierig en grenzeloos jaloers. Hij duldde geen tegenspraak, ook niet als zijn opmerkingen haar familie golden. Hij schepte er een sadistisch genoegen in haar te kwellen.’

Djemini besluit hem te verlaten en dat doet ze.

Ijzeren wil

Dat ze deze ijzeren wil heeft, komt deels door haar karakter en deels door de voorbeelden die ze in het kazernecomplex ziet: tangsivrouwen.
Intimiderende vrouwen: ‘De tangsivrouw was een Kenau die korte metten maakte, even rap met haar tong als met haar nagels. Terwijl haar stemgeluid in kracht en octaaf-bereik toenam met de groei van haar kindertal.’
In soldatenlectuur kom ik deze vrouwen ook tegen, als degene voor wie man en kinderen bang zijn. Zij heeft dan de informele macht in handen. De macht in het gezin.
We zijn dan aan het begin negentiende eeuw en even erna, de tijd waarin Djemini een volwassen vrouw werd.
Ze heeft genoeg van relaties.

Blanda-man

Dan vraagt een zekere Piet Scholte haar uit: ‘Hun uitgaansavondje werd door meerdere gevolgd, tot die ene keer het ‘hoge woord’ aan Piet ontsnapte, en hij haar vroeg, of ze met hem ‘mee wilde’ als zijn muntji.’  Djemini’s moeder ziet dit helemaal zitten, maar Djemini niet en met goede redenen:

  • De blanda-man hield doorgaans veel van de ‘vierkante pot’, en was vaker ‘mabok’ dan hun muntji lief was.
  • Bovendien sloegen ze de vrouwen evengoed als de mannen van haar eigen ras het deden.
  • Tenslotte gingen de blanda’s vroeg of laat toch terug naar hun land en lieten hun muntji’s zitten.
  • Met of zonder kinderen.

Onder druk van haar moeder gaat ze toch akkoord met het verzoek: “Als het haar bij hem niet beviel, kon ze immers altijd nog weg.’

Nuance

Het verhaal van Djemini en van andere vrouwen in de tangsi tekende Lin Scholte in de jaren ’60 van de vorige eeuw op. Ze wilde haar ervaringen delen, die ingingen tegen het negatieve beeld van de tangsi dat gemeengoed was geworden.
De geschiedenis herhaalt zich. Nu zie ik dat er over de njai vooral in termen van slachtoffer wordt gedacht. Dat is eenzijdig. Iedereen als slachtoffer beschouwen is verkeerd. Zoek de nuance, begrijp de verschillen, leer te zien hoe machtsongelijkheid en zelfstandigheid naast elkaar kunnen bestaan.
Dat is de puzzel van het verleden die we moeten zien te leggen.

Vrouwenwereld

In de tangsi groeide Lin Scholte op, in deze wereld vol vrouwen. Ze leerde er wat haar rijkdom was: ‘Naar het zo uitkwam, kon Linda dan ook volkomen totok-zijn onder totoks, Javaanse onder Javanen en Indische onder de Indischen in haar denken en spreken.’ Drie culturen dus.

Die vrouwelijke lijn boeide me meteen toen ik het werk van Lin Scholte las. Haar belangrijkste romans heb ik kunnen bundelen met een uitgebreide biografische inleiding. Een geluk om te doen.
We hebben maar één Indische schrijfster die in de tangsi leefde en haar familieverhalen zo goed en levend optekende. Verhalen over het kazerneconcubinaat, over zelfstandige vrouwen die helemaal geen slachtoffer waren. Verhalen over situaties, onderlinge relaties, over de formele macht en informele macht.
De romans van Lin Scholte zijn daarmee verplichte literatuur voor iedereen met een njai in de familie. Klik, kijk en beslis ja nee aanschaffen hier. 

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Getrouwd met de handschoen en dan…

met de handschoenGetrouwd met de handschoen, dat wil zeggen: getrouwd per volmacht. De ene partij zat in Nederland (meestal de vrouw), de andere partij (de man) in Indië. Zij trouwen en nadat ‘het handschoentje’ de lange bootreis heeft gemaakt, zien zij elkaar.
Of: zien ze elkaar weer.
Romantisch.

Handschoen

Maar niet altijd. De schrijfster Jeanne Reyneke van Stuwe (1874-1951) schreef een verhaal over de situatie van het handschoentje dat een ander licht wierp op het weerzien. In 1915 verscheen het verhaal ‘Met den handschoen’ in de gelijknamige bundel.
Zo begint het:

  • Zij zaten in de achtergalerij aan het ontbijt: Gina, haar man en haar zuster Betty. Frits praatte vroolijk, en plaagde Betty, maar Gina zag heel goed, hoe nerveus Betty was, en hoeveel inspanning het haar kostte, om Frits met een enkel woord of een flauw glimlachje te toonen dat zij hem had verstaan.
  • Zij gaf Frits soms een waarschuwend oogwenkje, maar Frits deed opzettelijk, alsof hij het niet bemerkte, en schertste door. Wat drommel! die aanstellerij, die affectatie, om je eigen man niet dadelijk te willen zien, en eerst je intrek bij je schoonbroer en zuster te nemen. Belachelijk! die heele comedie… om een boot vroeger te gaan, dan Hans haar verwachtte; alleen maar, zooals zij voorgaf, om eerst wat te ‘wennen’ aan het vreemde land, de taal, de gewoonten, de menschen… O, een paar dagen maar! had zij geroepen, alsof zij smeekte om uitstel van executie, méér is niet noodig… maar o, zoo onbekend met alles aan te komen bij Hans, voor alles vreemd te staan… voor Hans kan dat immers ook niet prettig zijn, me zoo verbijsterd te zien…
  • Onzin! onzin! hij, Frits, vond het gruwelijke nonsens, en hij geloofde van al haar praatjes dan ook maar juist, wat zij niet zei, namelijk dat zij bang was voor Hans, omdat zij niet genoeg van hem hield.

De posities zijn duidelijk.
Betty is het handschoentje. Ze is pas in Indië aangekomen. Ze wil haar officiele echtgenoot nog niet zien, al is zoiets ‘uitstel van executie’, schrijft Jeanne van Reyneke Stuwe.
Voor ons een uitdrukking om gemakkelijk overheen te lezen.
Toen een uitdrukking om het als vrouw koud van te krijgen.
Eens te meer omdat in het verhaal Frits al duidelijk maakt waar het hem ‘als man’ om gaat: ontstuimig naar de echtgenoot smachten zodat er het jaar erna een kind is.
Maar Betty wil dat niet.
Evenwel: ze zal wel moeten. Dat wisten anno 1915 de lezeressen, en de lezers ook.

Romancière

Jeanne Reyneke van Stuwe heette “een der meest begaafde en veelzijdigste romancières van ons land” te zijn. In haar glorietijd was ze geliefd en enorm populair, alsook productief. Uit haar handen kwamen series romans waarvoor ze goed onderzoek deed.
Ze werd geboren in Solo, als het middelste kind. Haar vader H.W.C. van Stuwe diende als luitenant-kolonel bij het KNIL, en genoot in die hoedanigheid een zekere bekendheid. Ook stond hij bekend als ‘suikerlord’, dankzij het kapitaal dat hij had verworven met suikercultures te Semarang. Kort nadat Jeanne geboren was, verhuisde het gezin naar Nederland. In Maerssen, waar men in het imponerende huis ‘Ter Meer’ woonde, daarna in een riante woning te Breda. Het luxebestaan duurde kort. Door de suikercrisis verloor papa Van Stuwe zijn geld. Niet lang daarna overleed hij, het gezin aanzienlijk verarmd achterlatend. Zij verhuisden naar Den Haag.
Hier trouwde Jeanne in 1900 met de vermaarde dichter Willem Kloos.
In haar werk bleef Indië terugkeren. Nog altijd is het totale aantal titels van boekbesprekingen in de Nieuwe Gids, schetsen, verhalen, feuilletons (ook in Indische kranten), toneelstukken en
romans niet geteld. Tegenwoordig is er nauwelijks nog aandacht voor haar oeuvre. Maar wie het leest, ontdekt opmerkelijke zaken.
Ik lees en herlees haar werk. En ik verzamel het, inmiddels heb ik grote dozen vol. Heerlijk.

Sexualiteit

In het verhaal over het handschoentje Betty bespreekt Jeanne van Reyneke Stuwe het verschil in sexualiteit bij de man en de vrouw, zoals zij het ziet. Kort door de bocht: de man wil, en vindt dat de vrouw moet willen. De vrouw wil eerst een emotionele connectie voelen.
Daarom wilde Betty een paar dagen bij haar zusje logeren. Om te wennen:

  • door de lange afwezigheid waren zij elkander ontwend, en zij zou zoo gaarne weer geheel eigen met hem zijn geweest, vóór hij haar tot zich nam als zijn vrouw…
  • Zij was veel liever in Indië getrouwd, maar haar vader weigerde haar anders dan gehuwd naar Indië te laten gaan, ook Hans verlangde het, en zij begreep het zelve óók wel, dat haar ‘mevrouw-zijn’ haar zou beschermen tegen allerlei ongewenschte kennismakingen.

Ook dat nog. Moet je trouwen zodat je aan boord niet lastig gevallen wordt, met alle mogelijke gevolgen van dien.
In Indië is alles vreemd voor Betty maar dat is het punt niet:

  • En zij wist ook wel, dat dit alles haar weldra niet meer vreemd zou zijn, dat zij er spoedig mee vertrouwd raken zou, als maar niet… als maar niet dat andere, ergere er bij kwam: de vrouw te moeten zijn van een man, wiens innerlijk en uiterlijk wezen haar door de lange scheiding oneigen geworden was…
  • Was het onnatuurlijk, ongevoelig, dat zij zoo dacht?

En dan komt het. Haar wettelijke echtgenoot is er ook. Hans.

  • …hij trad snel op haar toe… zij hoorde het, hoe hij licht hijgde, toen hij haar heftig in zijn armen trok…
  • Zij lag aan zijn borst, waarin het stormachtig klopte en bonsde, hij sloot haar vaster, vaster in zijn omarming, en zijn lippen zochten haar mond…
  • Zij sloot de oogen, en liet zich in zijn liefkoozing gaan… zij kon niet anders, zij had een gevoel, of alles om haar heen verwischte, verstilde… of zij flauw vallen zou…

Betty hoort nog wel ‘zijn hartstochtelijke stem’ die over verlangen spreekt. Het is overduidelijk wat hij wil en zij niet wil.

Huwelijkswet

Als deze verhalenbundel verschijnt, zijn de huwelijkswetten zo opgesteld dat de man rechten heeft en de vrouw plichten. Er bestaat niet zoiets als verkrachting in het huwelijk. Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht luidde:

  • Hij die door geweld of bedreiging met geweld een vrouw dwingt met hem buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, wordt als schuldig aan verkrachting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Daar staat het: ‘buiten echt’. Buiten het huwelijk dus. En binnen het huwelijk? Dan mag je als man geweld gebruiken of daarmee dreigen, dat is niet strafbaar, dat mag de man gewoon.

Dat dus. Daarom heeft dit quasi-onschuldige verhaal in 1915 zo’n andere betekenis dan voor ons. De romans van Jeanne heten nogal eens  ‘damesromans’. Dat klink denigrerend.  Juist uit deze romans krijgen we inside information uit de wereld van vrouwen, waarmee u en ik kunnen weten hoe het ook kon zijn om met de handschoen te trouwen. Wat als je daar bent en de echtgenoot staat je fysiek tegen?
Die man kon nemen wat hij wil, vroeger of later.

Zo eindigt het verhaal:

  • – Als je wil, dat ik je zal gelooven, zei hij, en vatte haar bij de polsen in herleefde hoop, dan… dan ga je met me mee vanavond… en je zegt me, dat je graag en gewillig wilt gaan.
  • Zij deinsde terug voor het wilde vuur in zijn blik. En zij behoefde niet meer met woorden te weigeren, haar houding zei hem genoeg…
  • – Blijf dan, zei hij ruw, wanhopig teleurgesteld haar van zich afstootende, blijf dan hier… blijf dan, zoolang als je wilt…

Nu weten we wat Betty’s vooruitzichten zijn:

1 Wegblijven, wat op een scheiding zal uitdraaien, en wat dan?
2 Hem in alles toegeven, wat ze niet wil.
3 O nee, meer opties heeft ze niet.

Wist u dat dit de werkelijkheid kon zijn achter het romantische verhaal van een ‘handschoentje’?

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe kon een Indische jongen zo ver komen?

Hoe kon een Indische jongen zo ver komen? Dat was de vraag die in de lezing centraal stond. Ik sprak over het leven van de Atjeh-generaal Frits van Daalen. De mens, de militair en de tijd waarin hij leefde.

Gisteren in Museum Sophiahof vertelde ik welke antwoorden ik vond. Het zijn drie deelantwoorden. Op de video (staat onderaan) leg ik het uit met beelden. Voor wie liever leest, hier enkele fragmenten.

Begin

Voor mij is de koloniale geschiedenis een fascinerend en complex geheel, meer dan alleen een verhaal over daders en slachtoffers. Dat blijkt uit de levensgeschiedenis van luitenant generaal Frits van Daalen, van wie ik deze biografie schreef.
Het boek biedt een venster op zijn tijd en ook raadsels.
U ziet het: Van Daalen heeft een Indische achtergrond. En toch wist hij in de roomblanke toplaag van het koloniaal bestuur hoge posities te bekleden hij ws gouveneur van Atjeh en commandant van het Oost-Indische leger, van het KNIL.
Zoals een oude tante uit Indië van mij dan zou zeggen: en dat voor een Indische jongen.
Inderdaad. Het was ongewoon. Uitzonderlijk. Het is deel van mijn fascinatie voor deze man, en bij het onderzoek voor het boek was het een van de vragen: hoe kan het, dat Van Daalen zulke hoge en belangrijke posten bekleedde en dat in die koloniale tijd vol discrominatie en racisme.
Hoe kan dat?

Hoe kon het?

1 De offensieve tijdgeest
Hierin paste zijn familie, vooral zijn vader, de indertijd bekende kapitein Van Daalen en zijn oom, de kolonel Van Daalen en dan was er die andere oom nog, hoofdredacteur van de Java-Bode H.B. van Daalen. Zij leefden de jonge Frits voor wat het betekende man te zijn: eergevoel, loyaliteit, en zwijgen als je je niet hoeft te verdedigen. In de lezing ga ik wat dieper in op wat er gebeurde met zijn vader en de twee ooms.

2 De machtige vriend
Dat was Van Heutsz. De twee mannen hadden een klik, in het persoonlijke en in het militaire. Beiden waren offensief ingesteld. Ze vulden elkaar aan, wat vooral bleek nadat Van Heutsz benoemd was tot gouverneur van Atjeh. Hij gaf Van Daalen veel kansen om zich te bewijzen, en Van Daalen, vervuld van ambitie, bewees zich keer op keer. In de lezing geef ik daarvan drie voorbeelden. Er kwam kritiek op zijn harde methodes, wat Van Heutsz had voorzien.
Om deze tijd te begrijpen, moeten we ons eigen morele oordeel opschorten. Begrijpen gaat alleen door het morele kader van die tijd te kennen. Het betekent dat het nu zo vaak gebruikte frame van dader-slachtoffer te smal is, dan zien we te weinig van het verleden. Hoe was het toen, waarom was het toen zo?

3 Zijn karakter: standvastigheid
Na het grote conflict met Van Heutsz bood Van Daalen zijn ontslag aan als gouverneur van Atjeh. Hij bleef evenwel militair, ook nadat hij gepasseerd was voor de benoeming tot legercommandant. Hij houdt stand, blijft zijn taken vervullen en dan… wordt hij toch commandant in 1910.

Indo of Indisch

Dat Van Daalen Indisch was, leek er niet toe te doen, zolang hij goed presteerde en niet helemaal de top had bereikt. Een dergelijke afkomst was wel degelijk een factor in militaire ogen, zoals in 1901 bleek. In mei van dat jaar ontving ene sergeant Beer een Militaire Willemsorde. Die was verdiend met een ‘heldendaad’, schreef de Locomotief: en de sergenant Beer was door verschillende officieren vootgedragen want, zo schreef de krant, Beer was ‘een zeer bescheiden Indo’.
Ik vond dat een interesssante kwalificatie, juist in combinatie met de lagere rang. Majoor Van Daalen heette nergens een ‘zeer dappere Indo’ te zijn; daarvoor was hij te hoog gestegen in rang, te goed oplgeleid en te vanzelfsprekend aanwezig in Europese kringen. In de video leg ik iets uit over het Indo-proletariaat.

Tekst gaat verder onder de video

Ook in de video:

  •  de benoeming van Van Daalen tot gouverneur van Atjeh
  •  de invloed van het vorstenhuis
  •  hoe Van Daalen in 1927 werd gecanceld

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant