Artikelen

Waar is mijn bedak gebleven?

bedak

Eerlijk waar, ik had het nooit moeten doen. Opruimen. Alles lag gewoon op stapeltjes met wat ervoor en erachter en eromheen, dus niks aan de hand.

Njonja meneer

Maar ja, in mijn hoofd was het onrustig en zo kwam ik op het idee. Daarna kon ik mijn doosje bedak niet meer vinden. Een klein doosje, merk Njonja Meneer, zelf gekocht in Indonesië, niet eens in mijn teint, nooit opgedaan maar ja: wel bedak.
Iets van vroeger dan nu bestaat: mooier kan niet.
En nu is het weg.

Bedak kende ik uit oude Indische verhalen, zoals bijvoorbeeld in het tijdschrift De Hollandsche Lelie, rondom 1905 stond. Daar schreef mevrouw A. Köhler-Diehl over de ‘Passer malam’ te Soerabaja. Een citaat:

  • Voor de danshuizen staat ’t vol, ook van Europeanen, die, zoo zij nog nooit zoo iets zagen, hun oogen uitkijken aan het vreemde wat zij zien en hooren.
  • Voor hen in de tent tusschen de bespelers van de gamelan in, zitten eenige dansmeiden (ronggings) ongegeneerd, ten aanschouwe van het publiek haar toilet te maken. Zij zijn nog niet in danscostuum, doch zijn met onverstoorbare kalmte bezig in een verweerden spiegel die voor haar op den grond staat en waarvoor zij gehurkt liggen, het bruine gelaat te bedakken en te verven.
  • Een doos met potjes en pannetjes staat naast haar en telkens beweegt zich de slanke welgevormde hand van het gezicht naar de verfpotjes en omgekeerd. Met de pink worden de oogleden zwart gemaakt, ook de wenkbrauwen worden bijgepenseeld en als de mond de gewenschte roode kleur heeft en nog een laatst laagje bedak (rijstpoeder) op gezicht, hals en armen zijn gewreven is het toiletmaken geëindigd, op haar kleeding na…

Zacht

Dat vond ik interessant, maar bedak ging pas echt leven voor mij toen ik een Indische vrouw zag die het droeg. Dat was tijdens een koempoelan. Ik zag haar binnenkomen en meteen viel me haar teint op: zo zacht en egaal en het had ook iets onnatuurlijks wat het extra mooi maakte. Iemand zag me kijken en legde met een enkel woord uit: “Bedak.”
Ooo, dacht ik.

Dus toen ik jaren later in Indonesië was, stond de aanschaf ervan op mijn lijstje. Zo kwam ik aan het doosje. Een rijk bezit, toen het er was.

Op mijn lijstje staat nog meer.

  • Hofman druppels om kalm te worden
  • Schaafijs, dus dat je een bonk ijs hebt waar je zelf van schaaft (eens had ik het in een klapa moeda, toch anders)
  • Door het huis lopen op weg naar de goedang en weten, ik heb mijn sleutelmandje bij me
    en vooral:
  • een bezoek aan de mandi-kamer, al zou ik niet precies weten wat ik er moest doen. Iets met een schepje. Maar ja, wat en hoe? Als iemand dát nou eens opschreef in een verhaal.
bedak

De Locomotief, 1930

En dan ook graag verhalen over bedak: hoe kom je eraan, hoe gebruik je het en is het echt zo dat je ook genezende bedak hebt?

Tot slot nog iets anders. De Pelita- verhalenwedstrijd sluit 12 juli. Als u voor die tijd een verhaal aan me stuurt, kijk ik of en hoe het beter kan. Voor nop.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Vijf tips bij het meedoen aan de Pelita-wedstrijd

 Pelita-wedstrijd

Heeft u het ook gezien? Pelita houdt een verhalenwedstijd, en iedereen mag meedoen. Hoera, dacht ik. Hoe meer verhalen over vroeger er bewaard blijven, des te beter het is. Ik heb voor u vijf tips waarmee u uw inzending kunt verbeteren.

Eerst de informatie over de verhalenwedstrijd zelf. Dit staat op de website van Pelita:

De wedstrijd

Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan en daarmee kwam een einde aan de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden. Pelita Nieuws wil dit jaar samen met u herdenken met uw eigen verhaal of het verhaal dat u van uw (groot)ouders heeft meegekregen. Door mee te doen aan de verhalenwedstrijd met als thema ‘De oorlog dichtbij’, maakt u kans op publicatie van uw verhaal in Pelita Nieuws van augustus en u bent speciale gast van het herdenkingsprogramma in Museum Sophiahof in Den Haag op 15 augustus a.s.
Schrijft u een kort, persoonlijk verhaal van maximaal 750 woorden over een gebeurtenis of gedachte waarmee u vertelt waarom de Tweede Wereldoorlog nog steeds dichtbij is.
Twee leden van ons Comité van Aanbeveling, Reggie Baay en Adriaan van Dis, en Stefanie Hehalatu, Regiocoördinator Zuid van Stichting Pelita, vormen de jury. Zij zullen de mooiste vijf verhalen uitzoeken.
Stuur uw verhaal op uiterlijk 12 juli 2021 naar info@pelita.nl o.v.v. Verhalenwedstrijd.

Nu komen de vijf tips.

Tip 1: schrijf eerst een kladje

Wanneer u zo ongeveer weet wat u wilt schrijven, maak dan eerst een kladje. Gewoon dat u ongeveer schrijft wat er moet staan. Misschien pent u het gemakkelijkste op papier, of u tikt direct met de computer, dat maakt niet uit. Maar ga niet zitten en denken: nou moet het en goed ook. Dan zet u zichzelf onder een te hoge druk.
Gewoon eerst een kladje maken.
Dan kijken: waar kan het beter.
Daarna herschrijven. Dagje laten liggen. Nog een keertje schaven.

Tip 2: Hou het klein

U ziet dat u maximaal 750 woorden mag insturen. Dat is nog niet eens zo’n anderhalf kantje. Die begrenzing betekent dat u niet alles kunt vertellen over de oorlog, maar dat u beter een klein onderwerp kunt kiezen.
Dus niet: alle interneringskampen
Maar wel: die ene dag die u altijd bijblijft
Eigenlijk is die ene dag ook al een groot iets, maar u snapt wat ik bedoel.

Tip 3: Alle zintuigen doen mee

Een verhaal is meer dan een opsomming van gebeurtenissen. Dus niet de hele tijd en-toen, en-toen, en-toen. Probeer alle zintuigen aan bod te laten komen. Waar mogelijk, zeg ik erbij. Het moet geen kunstje worden maar een waardevolle bron van informatie. Misschien is het voor lezers interessant om te weten hoe het ergens rook, beschrijf de smaak van iets, hoe het voelt, of weer anders. Denk ook aan dat andere zintuig: van het weten dat niemand begrijpt maar toch zo is.

Tip 4: Kies een perspectief

Het perspectief dat is de ‘ik’in het verhaal. Degene die alles meemaakt. Dat kan letterlijk een ik-persoon zijn: ‘Ik was vier jaar toen…’
Het kan ook een andere persoon zijn, ik neem als voorbeeld het perspectief van een ouder: ‘Mijn oudste kind was vier jaar toen…’ Misschien kunt u vanuit een ander perspectief iets over uzelf vertellen.

Tip 5: Let op uzelf

Schrijven over de oorlog kan moeilijk zijn. Eens interviewde ik een veteraan over zijn tijd in Indië en hij raakte bij het voorgesprek vol emotie. Dus ik vroeg, waarom hij dit toch wilde. Hij antwoordde: “Om mijn hart leeg te maken.” Daarbij kan schrijven ook helpen. Maar u hoeft niet iets op te rakelen waarvan u eigenlijk al weet dat u er nachten van wakker ligt. Probeer dan een lichter onderwerp te vinden, dat wel lukt.

Mailen

Hopelijk heeft u hier iets aan. En als u u iets af heeft en denkt ‘Ja, is het wat of niet’, dan kunt u het altijd aan mij mailen. Van mij krijgt u een eerlijk antwoord en als uw verhaal beter kan, dan zeg ik ook hoe dat zou kunnen. Ik ben benieuwd.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Heeft uw voorvader een Militaire Willemsorde? (praktisch)

voorvader

Soms krijg ik een mail met een klassieke vraag. Dan staat er: “Ja, iemand van onze familie heeft een Militaire Willemsorde maar ik weet er zo weinig van.”
Snap ik.
Wat te doen?

Nationaal archief

Grote kans dat het antwoord in het Nationaal Archief ligt. Daar zijn dozen vol Koninklijke Besluiten, bewaard op jaar, dag en nummer, en getekend door de vorst zelf.
Destijds kreeg iemand een Militaire Willemsorde toegekend door zo’n Koninklijk Besluit. Het spannende is dat er bij zo’n Koninklijke Besluit bijlagen kunnen zitten, met voor en tegens bij het besluit of met een toelichting. Dus als ik zelf op zoek ben, wil ik altijd even het Koninklijk Besluit zien.
Wat ook kan: informatie opzoeken in het Archief van de Kanselarij der Nederlandse orden. Dat kunt u hier zien: klik en kijk.

Zelf zien

Online is gemakkelijk. Zelf naar het archief gaan is even een stap maar wel interessanter. Wat moet u doen om zo’n Koninklijk Besluit in te zien? Ik was deze week in het archief en dacht, weetjewat, ik maak een video en een stappenplan.

Stap 1: verzamel de feiten

Dus: in welk jaar kreeg uw voorvader de Militaire Willemsorde?
Weet u dat niet, zoek dan in Delpher.nl op zijn naam. Grote kans dat er een vermelding staat. Lukt het niet, raadpleeg dan de zoekhulp van het Nationaal Archief voor het KNIL periode 1815-1950: klik hier en lees.

Ook even kijken bij de Kanselarij die ik noemde.

Idealiter heeft u hierna ontdekt: het jaar, de dag en het nummer van het Koninklijk Besluit.

Stap 2: maak een account aan

Op de website van het Nationaal Archief maakt u een account aan. Wel uw eigen naam gebruiken, dus geen fantasienamen als Beertje27, want straks gaat u op basis van die naam in de studiezaal zitten. Klik hier voor de website.

.

Stap 3: stukken aanvragen

Heeft u een account, log in en tik in het zoekscherm: kabinet des konings. Dan ziet u dit:

voorvader

Hierin zoekt u het jaar op waarin het Koninklijk Besluit is genomen dat u wilt zien en en u klikt het aan. Dan krijgt u dit scherm:

voorvader

U kunt dus hier beslissen wanneer u naar de studiezaal gaat. Van de aanvraag krijgt u een email, dus dan weet u zeker dat het gelukt is.

En ja, dan gaat u naar Den Haag om de stukken zelf in handen te nemen. Dat is een historische sensatie van de bovenste plank: echt die mooie oude stukken aan te raken en de ondertekening van de vorst te zien. Dat stevige papier. Die dunne zwarte inkt.

(tekst gaat door onder video)

https://vimeo.com/562125126%20

Oja. Voordat u naar de studiezaal gaat, maken ze aan de balie een pasje voor u. Dan moet u op de foto en er staat een webcam klaar. U weet het nu, dus u schrikt straks niet. De eerste keer wilde ik niet maar ja het moest, en op dat pasje stond dus een foto van een boze mevrouw en dat was ik. Zo leert de mens.

Nog een bonustip. U mag stukken fotograferen zonder flits. Het beste resultaat krijgt u niet met een telefooncamera, maar met een echt fototoestel. Neem een reservebatterij mee.

Blijf op de hoogte

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Het verhaal van Frank Melger

Frank Melger
Let op de naam!

Of ik iets wilde lezen, vroeg Frank Melger. Het klonk goed dus ik mailde van stuur eens wat op. Wat ik las, mag ik delen: een verhaal over verbonden zijn en verbonden blijven. door de generaties heen. Hier is het verhaal van Frank. Eerder verscheen het in een familieboek.

Op de kade

“We kwamen aan op 12 december 1957,” vertelt Frank. “Vroeg in de morgen werd onze boot, de Johan van Oldenbarneveldt, de haven van IJmuiden binnengeloodst. Het eerste dat ik van Nederland zag, was de naargeestige verlichting van natriumlampen. Op de oever reed een man op een fiets zwoegend tegen de wind in. In koor werd er geroepen: Wij gaan niet van boord. Het is veel te koud.”
“Op de kade stond het vol van de mensen en tot mijn grote vreugde zag ik één bekend gezicht, Hetty, een vriendin uit Surabaya, die al veel eerder naar Nederland was vertrokken en met wie ik correspondeerde. Het was alsof er een zoeklicht op haar gezicht gericht was. Ik kan nauwelijks vertellen hoe onuitsprekelijk blij ik was dat ik een bekend gezicht zag, een lieve vriendin, die mij welkom heette, in een zee van vreemde gezichten. Dat is toch een onuitwisbare herinnering, gekoppeld aan een gelukmakend gevoel, hartverwarmend.”

Pension

“Het gezin waartoe ik behoorde, vader en drie kinderen, werd met een bus naar Utrecht gebracht, naar een pension op de Catharijnesingel in Utrecht. Bij ons vertrek uit Indonesie hebben wij Utrecht als woonplaats van voorkeur opgegeven. Dit gebeurde op aanraden van mijn halfzuster, die bij het Ministerie van Oorlog werkte en bij wie toevallig mijn brief met het verzoek om een studietoelage te verkrijgen, terecht kwam. Zij gaf de universiteit van Utrecht als beste aan voor de studie medicijnen die ik wilde volgen. Daarvandaan de opvang in Utrecht.
In het pension kregen wij een kamer, waaraan een serre verbonden was. In de zomer zal die serre lekker licht en warm zijn, in de winter van ’57 was die ijskoud en niet warm te krijgen.
In de kamer stond een kolenkachel. Ons werd geleerd hoe wij die moesten aansteken en onderhouden. Dat aansteken was een ramp, binnen mum van tijd stond de kamer vol rook en stof.
Dit was ook de tijd van de kennismaking met de Hollandse kost, o.a. een zure witte soep met een klontje bruine suiker, yoghurt. Ik kon het spul niet door mijn keel krijgen.

—Geef mij maar nasi goreng, met een gebakken ei, wat sambal en wat kroepoek en een goed glas bier erbij —-
(Een liedje vol nostalgie).

Studie

De studietoelage kwam en in februari ‘58 begon ik colleges te lopen en practicum te volgen, maar wel met een half jaar achterstand. De studie verliep niet succesvol. Ik haalde de propaedeuse niet.
“Waardoor het fout ging? Het was een combinatie van zaken. De belangrijkste oorzaak was wel het feit dat ik me niet kon concentreren op de studie. Ik was mijn basis kwijt, ik voelde me verloren; eenzaam en doelloos liep ik door de straten van Utrecht, weg van de stank van de petroleumkachel, op zoek naar ….? Tja, dat wist ik niet. Ik had geen houvast. Ik was op kamers in Utrecht, mijn familieleden verhuisden al snel naar familie in Amsterdam. Ik praatte met niemand, behalve met de hospes, die ik af en toe tegenkwam.

Introvert

“Ik denk dat die eenzaamheid voor een groot deel aan mijn eigen gedrag te wijten is. Ik was nogal introvert en verlegen. Ik maakte niet snel contact en meestal waren die contacten oppervlakkig. Waarschijnlijk ligt de oorzaak hiervan in mijn jeugd.

Ik heb mijn moeder nooit gekend, zij stierf toen ik een jaar was, een dag na de geboorte van mijn zusje. Van mijn tante hoorde ik dat mijn moeder een zware longontsteking had opgelopen tijdens de lange en zeer vermoeiende reis van Kesilir, in de verre oosthoek van Oost-Java, naar Malang. Met z’n drieën, mijn moeder, mijn broer en ik, gingen we naar Malang, naar het ziekenhuis waar mijn zusje geboren zou worden. Een dag na de geboorte van mijn zusje stierf mijn moeder. De communicatiemiddelen waren toentertijd nogal primitief en mijn vader kon niet op tijd op de hoogte worden gesteld van het overlijden van zijn vrouw. Toen mijn vader enkele dagen later in Malang kwam om zijn vrouw, kinderen en de nieuwe baby te bezoeken, kreeg hij te horen dat zijn vrouw inmiddels gestorven en begraven was. Hij viel ter plekke bewusteloos. Zo vertelde een van onze familieleden.”

Onzichtbaar maken

“Mijn vader, mijn broer en ik reisden terug naar Kesilir. Mijn zus verbleef om medische redenen in Malang achter, ze moest verscheidene keren een operatie ondergaan. We hebben niet lang in Kesilir gewoond. Bij de inval van de Jappen, in 1942, moest mijn vader zich bij de Landstorm melden, ter verdediging van het land. Dat heeft niet lang geduurd en mijn vader werd als krijgsgevangene afgevoerd naar Birma, waar hij aan de spoorweg moest werken. Hij was toen 45 jaar. Gelukkig heeft hij het overleefd, al was het maar op het nippertje. Wij kinderen werden ondergebracht bij familieleden van mijn moeder en van mijn vader. Wij verhuisden heel vaak van het ene gezin naar het andere. Eigenlijk waren we nergens gewenst. Dat heeft zo’n tien jaar geduurd. Die omstandigheden zijn van invloed geweest op mijn karakter. Ik voelde me meestal veilig als ik me onzichtbaar maakte. Het heeft vele jaren geduurd voordat ik dat gedrag kon corrigeren. Het overkomt me nu soms nog wel eens dat ik verbaasd ben als iemand interesse in mij toont.
Mijn vader leerde ik pas kennen toen ik een jaar of tien was. Wij waren buiten aan het spelen en werden naar binnen geroepen. “Je vader is hier, kom even een hand geven”, zei mijn tante.
Wij gingen naar binnen en zagen een vreemde man in de woonkamer. Ik gaf hem een hand en zei: “Dag meneer”.
Op een dag zei mijn broer tegen mijn zus en mij:”We gaan niet naar school, we gaan naar pappie en we zeggen dat we bij hem blijven”. Zo geschiedde het. Mijn vader woonde vlak bij een vliegveld, in de buurt van de haven van Surabaya. Dat werd hem aanbevolen om van het duiksyndroom af te komen dat hij in de oorlog had opgelopen. Iedere keer dat hij vliegtuigen hoorde, moest hij wegduiken, of hij het wilde of niet. Dat syndroom had hem wel het leven gered en ons een vader gegeven. De periode van ’48 tot ‘57 is in mijn herinnering wel de beste tijd van mijn leven in Indië geweest. Na mijn HBS-examen, in 1957, zijn we naar Nederland vertrokken, weggejaagd door Sukarno.”

Veranderingen

“Terugkijkend op de eerste jaren in Nederland zou ik zeggen dat ik dat geen prettige tijd heb gevonden. Ik had te veel problemen met mezelf, ik had geen rust in mijn lijf. Ik denk nu dat ik toen niet was opgewassen tegen al die veranderingen in mijn tienertijd.
Toen ik in Surabaya aan boord stapte was ik blij dat ik uit Indonesië weg kon. De sfeer in de stad Surabaya vond ik zeer vijandig jegens de Nederlanders. In de stad zag ik overal graffitty met de tekst: Bunuh Belanda. Toen we uit de haven van Surabaya wegvoeren had ik zeer gemengde gevoelens, enerzijds opgelucht, anderzijds droevig, met de gedachte dat ik daar nooit weer zou terugkomen. Ik voelde wel dat er een cruciale verandering in mijn leven was opgetreden, verdreven uit de bekende en vertrouwde omgeving en geen flauw idee van wat me te wachten stond.”

“Zoals al vermeld, in november 1957 stapten we op de boot, de Johan van Oldenbarneveldt. Ik was toen 19 jaar. De enige bezittingen die we meenamen waren onze kleren. Drie complete albums postzegels van Nederland en Overzeese Gebiedsdelen, die ik naarstig verzameld had, moest ik bij de douane afgeven.
Die bootreis, een maand van dolce far niente, was grandioos. De oneindige ruimte op de Indische Oceaan, water, niets dan water en dolfijnen. De bridgepartijen en de dansavonden; ik genoot naar hartelust.
Toen het nieuwe vaderland, waar de mensen dezelfde taal spraken als ik, maar toch totaal anders waren. Ik voelde me er niet thuis. Hoe vaak werd mij de verwonderde vraag gesteld: Je bent toch Indonesiër, maar je spreekt goed Nederlands, waar heb je dat geleerd, aan boord?
Uit Indië verdreven, in Nederland toch niet echt welkom geheten. Ik heb me heel lang een displaced person gevoeld.”

Een gezin

Frank heeft na de militaire dienst, geen leuke tijd bij de infanterie, het boerenbataljon in Steenwijk, toch nog geprobeerd verder te studeren. Hij ging naar de HTS in Dordrecht. Ook daar kwam van studeren niet veel terecht, maar dat had een plezierige reden, hij ontmoette daar het meisje dat later zijn vrouw werd. Haar moeder maakte wel enige bezwaren: Hoe kun je nou zo’n bruine jongen in huis halen? Haar dochter heeft gelukkig toch haar zin doorgedreven.

“Zodra je een gezin hebt om voor te zorgen, heb je geen tijd meer om terug te kijken en te filosoferen over hoe je je voelt, Nederlander of toch Indisch, westers of toch diep van binnen oosters.
Ik heb niet veel discriminatie ondervonden of ik verdrong snel de gekrenkte gevoelens, geen tijd voor die futiliteiten. Apa boleh buat: de zorg om een redelijk bestaan te krijgen voor het gezin was het belangrijkste. Ik heb wel heel vaak heimwee gehad, heimwee naar het leven op de middelbare school in Surabaya en het sociale leven van de laatste jaren daar.

Terug

Maar ik ben pas dertig jaar later weer teruggegaan naar Indonesië, om het land weer terug te zien, de klapperbomen en de pisangbomen, de warmte en de geuren, ze kwamen me weer bekend voor.
En ik voelde me er thuis. ‘Sentimental journey?’ vroeg de douanebeambte vriendelijk, toen hij mijn geboorteplaats, Malang, in mijn paspoort zag. Op de hele reis heb ik alleen maar vriendelijkheid ontmoet.”
“Toen ik het mij financieel kon permitteren ben ik nog vele malen naar Indonesië gegaan. Mijn kinderen zijn er ook geweest. Gelukkig hebben zij veel interesse in dat land van mijn herkomst. Naarmate ik ouder ben geworden heb ik steeds meer Frank Melger uitgekeken naar de drie of vier weken die ik daar kon doorbrengen. Ik ben ook Bahasa Indonesia gaan leren om nog beter te kunnen spreken met de plaatselijke bevolking en minder de toerist te gaan uithangen. Zo langzamerhand hebben we vrienden gekregen in Indonesië, in Imogiri (Yogya) en in Bali.”

“Het was in 2003, toen ik met mijn broer en zuster in Bali verbleef, dat wij het plan opvatten om te gaan onderzoeken hoe het met onze vroegere plaats- en schoolgenoten, de mensen uit onze jeugd in Surabaya, is vergaan. Ik was in Ubud in een internetcafé om een emailbericht naar mijn dochter te sturen, toen zij met het horrorbericht kwam van de vliegtuigen die in The Two Towers in New York waren gevlogen. De schrik van mijn leven. We zijn spoorslags teruggekeerd naar Nederland. Maar daarna zijn we toch nog vele malen naar Indonesië gegaan.”

Oosters

Frank Melger “Bij Philips, Eindhoven, heb ik een interne cursus tot technisch publicist gevolgd. Dat beroep heb ik mijn hele leven uitgeoefend, bij het Bouwcentrum, Rotterdam, bij DSM Kunstoffenverkoop in Zeist, bij Pensioenfonds PGGM in Zeist en ten slotte bij een actuarieel bureau in Rotterdam. Mijn beide dochters hebben een academische studie gevolgd en hebben een goede baan. Vorig jaar heb ik voor mijn kleindochter (10 jaar) een sarong en kabaya laten maken, in Bali. Ze ziet er, in die kleren, ondanks de hoogblonde haren en haar witte huid, toch lekker oosters uit.”

 

 

 

 

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Waar zou u nog één keer willen eten als het kon?

eten
des Indes By Nationaal Museum van Wereldculturen, CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=94207564

Jawel, de restaurants gaan weer open en heel veel mensen zijn nu gelukkig. En ik dacht: stel… stel… dat we echt konden kiezen?

Ik las dat het restaurant Garoeda is overgenomen en gaat veranderen – wel Indisch, geen batik aan de muur. Dat vond ik juist zo sfeervol. Voorbij, voorgoed voorbij, zucht ik. Het bracht me verder terug in het verleden en ik dacht aan eten in het Indische leven. Als u mocht kiezen, waar zou u dan nog een keer gewoon en in vrede willen eten?

A. Des Indes, Batavia

eten
Het is er niet meer, maar ooit was het beroemd. Chic, duur en ook intimiderend, geliefd bij de romanschrijver Louis Couperus. De vader van Rob Nieuwenhuys  was er directeur. Als ik aan Des Indes denk, hoor ik beschaafde geroezemoes, getinkel van bestek en ik zie alleen zeer goed gekleedde mensen. Waarover praten zij? Mogelijk over de laatste ontwikkelingen in de suiker en de tabak, over politiek (altijd moeilijk) en over kennissen (niet roddelen).
Kwaliteit: vier sterren
Gezelligheid: twee (want zo deftig)
Lekker: … (wie weet meer?)

B. Warung

“Niet bij een warung eten,” waarschuwden de oude handboeken. Die waren vooral geschreven voor jonge Hollandse vrouwen die naar de oost gingen. Vrouwen die bang konden zijn voor al dat nieuwe, en die ook in de Hollandse comfortzone moesten blijven. Want zeker voor de Eerste Wereldoorlog gold dat ‘verindischen’ niet de bedoeling was. Eenmaal in Indië, ontdekten sommigen toch ook dat er een wereld bestond buiten de eigen Hollandse bubbel.
Niet iedereen.
Maar het gebeurde.
Toen ik in Indonesië was, zoefde de auto waarin ik zat voorbij de ene na de andere warung. Ik kijken en smachten. In mijn hoofd hoorde ik weer die stem van de handboeken klinken. Wegens dat ik er was voor werk, zat ik op een streng schema, maar tot op de dag van vandaag spijt het me een beetje dat ik niet een keer ’s avonds de benen nam om even lekker te eten.
Kwaliteit: wisselvallig dus altijd spannend
Gezelligheid: super
Lekker: zie kwaliteit

C. Gewoon thuis

eten

Foto: Anonymous – http://hdl.handle.net/1887.1/item:844373, CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=104596150

In Semarang liep ik langs het huis van mevrouw Kloppenburg-Versteegh (Bodjongweg 80) en ik zag weer al die oude familiefoto’s voor me. Vrijwel altijd geposeerd. Een nette groep mensen, bij elkaar horend. Nu is er een overvloed aan foto’s van etende mensen. Toen veel minder. Toch jammer, want dat had ik kunnen zien wat er op tafel staat.
Kwaliteit en gezelligheid en lekker lijkt me de top.
Maar misschien romantiseer ik het.
Wat denkt u?

Dit zijn maar drie voorbeelden hoor. U heeft vast een eigen wens. Als u overal kon eten waar u wilde, heden en verleden, waar zou u dan voor kiezen?

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder  te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Wat is waarheid in uw verhaal?

Wat is waarheid
Beeld: http://hdl.handle.net/1887.1/item:806165, CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=104663326

“Maar wat als mijn broer zegt dat het anders was dan ik denk?” Zulke vragen krijg ik. Over wat er nu vroeger echt gebeurde en wat niet,wat waarheid is, en hoe het kan dat je herinneringen soms niet van jou zijn.

Geheugen

Ja, dat laatste kan. Als iemand je herhaaldelijk vertelt dat je als kind altijd veel lachte, neem je dat als het ware als een herinnering in je geheugen op.
Inderdaad, herinneringen zijn niet altijd betrouwbaar.
Waarheid kan vloeibaar zijn.

Mijn zusje koesterde lang een foto waarop ze als kleutertje op schoot zat bij Sinterklaas. Toen bleek dat het een ander kindje was. Zoiets komt vaak voor. Wat te doen?
Eenvoudig. Op onderzoek gaan in uzelf. Alle herinneringen die u heeft, bezit u met een reden:

  •  het is in uw leven gebeurd en u heeft het onthouden, om wat voor reden dan ook
  •  de herinnering is voor een ander belangrijk geweest om aan u door te geven
    (en ja, dan is het een puzzel: hoe komt u aan deze of die herinnering?)
  •  u heeft de herinnering in latere jaren gemaakt om een andere herinnering toe te dekken,
  •  het evenwicht: als u een bang kind was, zijn moeilijke herinneringen krachtiger aanwezig dan herinneringen aan fijne momenten, daar kunt u dan misschien niet zo goed ‘bij’
  •  anders

Het is een beetje filosofie, en dat komt omdat ik de afgelopen week nogal veel over herinneringen heb gesproken met mensen. En over hypnose, om meer te kunnen herinneren, maar dat vind ik griezelig. En ook over terugkijken op herinneringen.
Leren kijken maakt innerlijk rijk.

Verwarrend

Dat is mijn zorg over degenen die de film De Oost zien.
Het is fictie gebaseerd op de werkelijkheid.
Verwarrend.
Iedereen die zonder kennis van toen kijkt, denkt dat het een honderd procent realistische weergave is. Wat het niet is, dus.
Kijken met wantrouwen is dan het beste.

Innerlijke rijkdom

Als u uw levensverhaal gaat schrijven, is het leuk om ook uw herinneringen een beetje te wantrouwen. Schrijf ze gewoon op, kijk ernaar en denk dan:

  •  Hoe oud was ik toen?
  •  Heb ik dat echt meegemaakt?
  •  Wat gebeurde er nog meer?
  •  Wie waren er ook bij?

Probeer af en toe als een buitenstaander naar uw herinneringen te kijken, dan ziet u meer.

Ik herinnerde me lange tijd dat mijn grootvader enorme grote rozen kweekte, en dat ik een keer mijn gezicht in een lila roos duwde die zo groot was dat mijn hele gezicht erin verdween. Die geur, heerlijk. En dat fluwelige gevoel op mijn wangen.
Later keek ik als buitenstaander naar deze herinnering en ik snapte opeens iets: die roos was helemaal niet zo groot, ik had een klein kindergezicht.
De herinnering bleef, maar ik begrijp het nu beter.
Dat gun ik u ook.
Weten wat er was en waarom het zo was.

Dat is innerlijke rijkdom.

Ems van Soest en haar plan voor De Pauw

plan
Bataviaasch Nieuwsblad 28 mei 1930

Ziet u het? Dat ene regeltje over De Pauw, het boek van Ems van Soest. De eerste Indische moderne meisjesroman. In 1930 begint een succesvolle carrière.

De pauw

plan Ems van Soest (1908-1984) is een bijna vergeten schrijfster. Met een beetje geluk vindt u haar boeken op een rommelmarkt of – in een betere staat – bij antiquariaten op Boekwinkeltjes.nl/ Als u kunt, lees dan De pauw.

Het boek gaat over de ups and downs van Inka, een jonge vrouw op kantoor, en over haar familieleven. Het was realistisch en toch positief, Ems hield rekening met haar lezers en lezeressen.
Met De Pauw legde Ems van Soest de basis voor een succesvolle literaire carrière. Ieder jaar verscheen er één, soms twee boeken. Vrijwel altijd vertelde ze over het werkende meisje in Indië, dat soms in troosteloze pensions moest wonen, vaak een gelukkig huwelijk sloot en altijd een goed karakter had. Het was een nieuw genre meisjesboeken dat enorm aansloeg. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog was Ems een gevierd schrijfster.

Sprookje

plan Ems begreep heel goed dat haar publiek graag het sprookje hoorde van een talentvolle romanschrijfster, dus in een interview zei ze:

“Ik nam de typemachine en schreef achter elkaar De Pauw, mijn eerste boek. Ik heb altijd getracht het Indische leven, mijn leven, zo precies mogelijk weer te geven.”

Ja, nee, het kan, dat “achter elkaar” schrijven. Ems zal de structuur van haar eerste roman goed hebben uitgedacht en ze wist ook wat ze wilde vertellen. Het boek zit goed in elkaar. Dat kan alleen als je weet wat je doet. Dan heb je wat goeds.
Vooruitkijken. Een plan maken. Dat kunt u ook. Ik ga iets geks zeggen: het is nu mei en over zes maanden is het Kerstmis. Hoe zou het voor u zijn als u dan eindelijk uw levensverhaal, of dat van uw ouders, op papier hebt staan? Misschien zijn er kinderen of kleinkinderen die dat graag willen lezen.
Is dat te doen? Reken even met mij mee.

Zo gaat het lukken

  • 1 december: het levensverhaal is af
  • november: u laat het manuscript drukken of u laat er iets moois van maken bij de kopieerwinkel om de hoek
  • oktober: deze maand herschrijven, losse draadjes vastknopen, foto’s invoegen
  • blijft over: juni- juli – augustus- september
    Vier maanden, en een stukje van deze maand mei. Daarin kunt u misschien alvast wat foto’s gaan verzamelen.

Dus dat is te doen. Het hoeft geen encyclopedie te zijn, en ook geen verhaal van drie A4tjes. Als u elke werkdag 1 pagina schrijft, heeft u in een maand er al gauw 30. Kunt u dat, een kantje per dag? Met een half kantje per dag heeft u per maand al 15 pagina’s. Dat telt ook fijn op.
Maar dan heeft u een plan van aanpak nodig, dat verder gaat dan het lijstje hierboven. Als u denkt: dit jaar moet het er echt van komen, dan kunt u bij mij gratis en voor niks een adviesgesprek inboeken vis het  contactformulier: klik hier en u komt er.

Lijkt uw moeder op haar moeder?

Lijkt uw moeder op haar moeder

Dit is gemakkelijk: bedenk of u op uw moeder lijkt. Uiterlijk, innerlijk, manier van zeggen en doen en laten. Nu komt een andere vraag. Lijkt uw moeder op háár moeder?

Dat kan even denken zijn en denken is goed.
Ik geef u een overweging die een beetje filosofisch is.

De moeder van uw moeder is dus uw grootmoeder. Een vrouw die u wel of niet gekend heeft, uw oma. Maar de relatie van moeder tot dochter is een andere dan de relatie van grootmoeder tot kleinkind.
U moet dus een beetje uit uw kleinkind-comfortzone stappen en anders naar uw moeder en haar moeder kijken. Wat helpt daarbij?

  • foto’s: om ze naast elkaar te leggen: wie lijkt op wie, wie nam de foto, wie staat er niet op?
  • brieven
  •  familieverhalen
  •  kennis van de tijd van toen: wat mocht een vrouw toen en wat niet?

De huwelijkswetgeving heeft lang bepaald dat de man alle zeggenschap bezat, dus hij was degene die besliste waar het gezin woonde, welke opleiding de kinderen deden en hij gaf toestemming (of niet) voor hun huwelijk. Vooral de generatie grootmoeder kon het daarmee moeilijk hebben; vrouwen konden dan een geldsom opbouwen, vaak bestaand uit kleine geschenken. Dit ‘speldegeld’ betekende een beperkte financiële zelfstandigheid. Voor getrouwde vrouwen was het vaak niet mogelijk om buitenshuis een betaalde baan te vinden.

Als u dit weet, kunt u nadenken over de moeder-dochter verhouding. Wat kreeg uw moeder mee voor normen en waarden in haar opvoeding, en waarom was dat zo? Als voorbeeld zet ik een grote stap terug in de tijd.

Lijkt uw moeder op haar moeder

Hier zijn drie generaties vrouwen te zien: kleindochter – moeder – grootmoeder.

De kleindochter: Melati van Java: de eerste Indische schrijfster van bestsellers

Zij werd geboren op 13 januari 1853, in Semarang en zij overleed op 74-jarige leeftijd in Nederland, te Noordwijk aan Zee. In 1922  [dat is nu ruim 80 jaar geleden] werd Melati van Java geïnterviewd voor het tijdschrift De Hollandsche Revue. Ze zei toen:
“In Buitenzorg is mijn ziel opengegaan voor de schoonheid der tropische natuur. Vanuit de voorgallerij van ons huis hadden wij het gezicht op de Salak. Iedere morgen, iedere avond. (…) Ik zou zo graag Indië nog eens zien…”
Dat zei Melati: “ik zou zo graag Indië nog eens zien.” Ze was ten tijde van het interview 69 jaar oud, en zij had haar geboorteland 51 jaar lang niet meer gezien. Maar na al die jaren lag haar hart nog steeds daar. De interviewer noteerde: “Zij leest nog Indische bladen, zij stelt nog levendig belang in alles wat Indië betreft. Indië heeft op haar persoonlijkheid ook een stempel gedrukt: zij maakt den indruk van een Indische dame en in haar spreken valt een, zooals men dat noemt, Indisch accent te horen.”
Melati van Java was voor haar tijd een opvallend zelfstandige vrouw. Ze leefde van de pen, had geen zin in het huwelijk en leefde lang samen met haar Lina. Melati schreef op het oog conservatieve damesromans, maar daarin zaten vaak Indische vrouwen en meisjes, die net als zij, opvallend zelfstandig waren.

De moeder: Louise van Haastert (16 september 1825 Semarang-  6 oktober 1873 Roermond)

Het schilderij is na de dood van Louise van Haastert gemaakt en het heeft lang bij haar dochter Melati van Java in huis gehangen. Een kleinzoon van Louise van Haastert schreef in zijn Memoires ove de r ‘hoogstaande, beminnelijke vrouw’, over ‘het frèle figuurtje, de fijne handen, de warme ogen, de melancholieke mond, het gladde voorhoofd en het mooie donkere haar.’
Louise maakt geen gelukkige indruk. Het woord ‘melancholiek’ zegt ook al iets. Ze trouwde met de Twent Carel Sloot dankzij bemiddeling van een priester, en ze besloot op basis van die correspondentie te trouwen. Dat leverde een conflict op met haar beschermende vader, maar het huwelijk kwam er. Of het gelukkig was, valt niet met zekerheid te zeggen. In haar tijd was Louise een afhankelijke vrouw. Was het daarom, dat ze haar dochters opvoedde met een groot gevoel voor zelfstandigheid?

De grootmoeder: Philothea Saija (1800-1872)

Saija was een weduwe uit Semarang. In 1820 trouwde ze met de Hollander Christiaan van Haastert. Hij was indertijd een bekende arts in Indië. Na zijn pensionering in 1844 vestigde hij zich als particulier geneesheer in Semarang. Ze trouwden nadat zij zich had laten dopen. Saija verdiende wat geld met een kleine praktijk; ze behandelde patiënten met geneeskrachtige planten en kruiden. Met Van Haastert kreeg ze zeven kinderen.

In 1872 reizen de drie vrouwen naar Nederland: de echtgenoot van Louise heeft besloten dat zijn gezin daar gaat wonen. Melati is een jonge vrouw en moet mee. Saija besluit mee te gaan; voor haar kinderen in Indië laat ze deze foto maken.
In Nederland loopt het anders dan gedacht. Binnen twee jaar sterven Saija en Louise. In de romans van Melati van Java leven zij voort, in andere gedaanten en onder andere namen.

U ziet dat het thema hier is: in drie generaties van afhankelijkheid naar zelfstandigheid. Het is puzzelen op familieverhalen en verbanden en dan gaat u het zien: of uw moeder op haar moeder lijkt en vooral: wat het betekent.
Dat schrijft u dan toch wel op?


levensverhaal

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Hoe plak ik foto’s in mijn tekst? (praktisch)

Hoe plak ik foto's in mijn tekst?

Ik krijg twee soorten vragen. De ene soort gaat over schrijven en de andere soort is meer technisch van het type ‘hoe doe ik dat?’ Dan probeer ik te helpen.

Het is natuurlijk geen aangeboren kennis, dat werken met de computer. We hebben het allemaal moeten leren en de meesten van ons leren af en toe iets bij. Daar hoop ik deze keer een beetje aan mee te helpen want ik ga u uitleggen hoe u foto’s in de tekst plakt.

Ik werk in dit voorbeeld met Word. Alle instellingen lijken een beetje op elkaar dus hiermee heeft u een idee hoe het gaat. Het zijn tien stappen en bij elk plaatje vertel ik wat ik doe. Dus loopt u ergens vast, dan gaat u gewoon een plaatje terug. Lukt het helemaal niet, mail me dan en dan bel ik u op en dan kijken we hoever we samen komen op die manier.

Voorbereiding

Zorg dat u alle beelden in uw computer in hetzelfde mapje heeft staan. Geef dat mapje een naam, zodat u het gemakkelijk herkent.

Daarna opent u Word.

Daar gaan we.

tekst

Stap 1: In de tekst en dan op Start klikken

U zet de cursur in de tekst waar de foto moet komen.

Dan klikt u op start.

U ziet het op het plaatje hierboven staan: linksboven, in de cirkel. De tekst is een zomaar tekst, die heb ik als voorbeeld genomen omdat u dan beter kunt zien wat er gebeurt.

tekst

Stap 2: Invoegen

Als u op Start heeft geklikt, ziet u ernaast Invoegen staan. Kijk op het plaatje hierboven. Het kan ook zijn dat uw Word dat vanzelf toont. We gaan nu een beeld in de tekst voegen, daarom heet het zo: invoegen.

tekst

Stap 3: Afbeeldingen

Nu gaat u Word vertellen wat u gaat invoegen en dat is een afbeelding. Klik dus op afbeelding. Zie het plaatje hierboven.

tekst

Stap 4: Waar is de afbeelding?

Wanneer u op het kleine hoekje klikt, onder het woord Afbeeldingen, dan krijgt u opties aangeboden. Uw beelden staan in het mapje op de computer, dus u klikt op Dit apparaat. Kijk op het plaatje hierboven.

Stap 5: Zoeken in de computer

Word opent nu uw computer, en u zit allerlei mappen. Zoek naar het mapje met uw beelden. Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 6: De map in

u ziet bovenaan waar u bent. Ik ben hier in deze pc, ophet bureaublad en in mijn map over het KNIL, ik werk nu aan een boek over het KNIL.

Wegens de privacy heb ik wat namen doorgestreept.

Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 7: kies het beeld

Ik wil graag een foto van generaal Boetje invoegen, dus deze foto klik ik 1x aan.

Daarna klik ik op Invoegen, dat staat rechts onderaan, waarde pijl heen wijst.

Kijk op het plaatje hierboven.

Stap 8: in de tekst

Door het invoegen aan te klikken, wordt de foto in de tekst geplaatst.

Maar ja. Veel te groot. Dat is geen probleem.

Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 9: Aanpassen

Ziet u dat kleine rondje aan de hoek van het beeld? Als u de cursor daar zet, kunt u de foto groter of kleiner maken. Probeer hiermee te experimenteren.

U ziet ook een icoon verschijnen. Klik daarop en u krijgt weer opties om de tekst op verschillende manieren om de foto te plaatsen.

Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 10: het resultaat

En kijk, daar staat Generaal Boetje! Netjes in de tekst, Kijk op het plaatje hierboven.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Piloot Jan Hilgers: “Een Indische jongen als ik”

Jan Hilgers
Jan Hilgers/ Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Bij het KNIL denkt iedereen aan landmacht. Maar er was ook luchtvaart, al ver voor de Tweede Wereldoorlog. In de beginjaren zijn drie mannen belangrijk: Hilgers, Van Engelen Bevervoorde en Fokker. Alledrie Indisch. Jan Hilgers: zie foto.

Ja, Hein ter Poorten hoort hier ook bij.
Niet-Indisch.

In De Locomotief van begin augustus 1920 las ik een mooi interview met Jan Hilgers, waarin hij ook het een en ander vertelt over de aviatiek, zoals het toen heette. Hieronder het stuk ‘Een 10-jarige vliegeniers-loopbaan’.

Maar eerst een vraag. Heeft u misschien brieven of dagboeken van een voorvader die ook vliegenier was? Ik werk aan een boek over het KNIL en wil graag aandacht besteden aan de beleving van de mensen zelf.

Hier komt het artikel.  Het beeld is uit de Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Probolinggo

Ik werd 19 December 1886 te Probolinggo geboren en ging op mijn elfde jaar naar Holland, alwaar ik te Amsteidam op de kweekschool voor machinisten voor electricien studeerde, wat ik in 1908 werd. Daarna was ik op verschillende fabrieken werkzaam, o. a. bij de electriciteits-werken te Nijmegen. Op 28 Augustus maakte Blériot zijn historische vlucht over Het Kanaal en door deze gebeurtenis voelde ik me tot de aviatiek aangetrokken.

Zweefproeven

Ik begon met het nemen van zweefproeven en ving daarmee aan van het dak vaneen boerenhuis inden omtrek van Nijmegen. Ongelukkig bleef de staart van het toestel haken en kwam ik leelijk te vallen, waarom ik twee dagen in het hospitaal moest worden verpleegd. Een tweede poging had niet veel meer succes. Ik fabriceerde een nieuw zweefvliegtuig, deed op een heuvel-tusschen Berg en Dal en Beek een stellage van 20 meter hoogte bouwen en verzocht aan de werklieden, de vorige mislukking indachtig, den staart van het toestel te willen vasthouden. Ze liepen bij mijn sprong mee over het plankier, maar zagen den rand niet en verdwenen inde diepte, waarbij ze den staart van het toestel vasthielden, zoodat ik meeviel.

Ikzelf bleef ongedeerd, maar de beide timmerlieden raakten gewond en dat kostte me nog een vervolging, waarbij ik hen schadevergoeding moest betalen. Een derde zweefpoging lukte dan eindelijk. Ik wist me overeen afstand van 200 á 250 meter voort te bewegen. Maar toen was ook meteen mijn geld op en moest ik van verdere zweefoefeningen afzien. Het was in April 1910, dat ik over voldoende duiten beschikte em me naar Pau te begeven en daar bij Blériot in de vliegleer te gaan. Maar dat bleek te duur en daarom nam ik bij hem dienst als mecanicien.

Demonstraties

Nauwelijks was ik dat 14 dagen, of Bleriot stelde me voor in de praktijk te gaan en dan demonstraties te houden, waarbij een zekere winst-verdeeling als basis zou gelden. Door den aviateur Leblanc gewezen op het onvoordeelige van het voorgestelde contract, weigerde ik zulks.

Daarop kreeg ik kennis van de plannen der firma Verwey en Lugard om in Soesterberg en Ede vliegkampen te openen. Een persoon werd gezocht die voor haar kon vliegen en een fabriek bouwen; ik bood me daarvoor aan en werd aangenomen. Eigenlijk trad ik in dienst der nieuwe Maatschappij voor Luchtvaart.

Ik ging nog eens een maand naar Pau om me te bekwamen in het vliegen en wat daar bijhoort en ving vervolgens de werkzaamheden inde nieuwe betrekking aan. 29 Juli 10 maakte ik mijn eerste vlucht te Ede en haalde pas een paar dagen later het brevet der Fédération aeronautique internationale.

Ik was de vierde persoon aan wien dit werd uitgereikt, of de aviatiek toen nog in haar kinderschoenen stond. Wat ook wel blijkt uit het feit, dat m’n Bleriot-toestel slechts 18 P. K. ontwikkelde!

Eerste vlucht

Tal van bladen en geïllustreerde tijdschriften bevatten enthousiaste artikelen over deze eerste vlucht van een Nederlander boven eigen gebied. Een paar dagen later vloog van Maasdijk voor het eerst, te Heerenveen. Later vond hij bij Arnhem den dood. Al spoedig gaven zich verschillende personen op om het vliegen te leeren, o.a. de heeren Metelerkamp Cappenburg, Pierre Leon, Looman, van Heijst, Benthem van den Berg, Coblijn, die beide beenen brak later, het echtpaar Pottum en mej. Engelkens, die later door de aviatiek een rijk huwelijk sloot. De meesten hunner werden al gauw het vliegwezen ontrouw.

Alleen Looman ging later over naar het Fransche leger en van Heijst werd één der beste Hoilandsche vliegeniers, terwijl de heer B. v.d. Bergh een der vooraanstaande figuren inde aviatische wereld werd. Er werd toentertijd hoofdzakelijk met drie typen van toestellen gevlogen bij öns, n.l. de Blériot, de Farman en de Wright. Behalve met het vliegen zelf hield ik me ook op met constuctie e.d. en vond een zoogenaamden anderhalf-dekker uit, welk model later door vele fabrieken gevolgd werd en thans nog bij de moderne machines in gebruik is.

In Juni 1911 ging de Mij. voor Luchtvaart op de flesch en begaf ik me naar Duitschland, om er m’n brood te verdienen met het invliegen van apparaten. Daar te lande doken de vliegtuig-fabrieken als paddestoelen uit den grond op. Er was b. v. een doctor in de philosophie, die er één oprichtte en de leiding opdroeg aan den ingenieur Sablonsky, die thans nog werkzaam is bij Berkel’s Patent te Amsterdam. In des doctors fabriek werd een apparaat van een eigenaardigen vorm aangemaakt, dat Garoeda gedoopt werd. Met dit soort toestellen vloog ik ook.

Fokker Bij Fokker

Later kwam ik bij Fokker in Johannesthal bij Berlijn terecht en met dezen, een Indische jongen als ik, hij werd in Kediri geboren en moesten we ook op een goeden dag te Doberitz voor het leger demonstreeren. De proeven werden gehouden tot tevredenheid van den bevelvoerend generaal, maar alvorens werd overgegaan tot het doen eener bestelling moesten we nog eens op de proppen komen. Daarbij ging Fokker met een luitenaant de lucht in, maar hij had pech, kwam te vallen, de officier stierf en Fokker raakte bewusteloos.

Toen hij bijkwam maakte hij een onaangename opmerking over den luitenant die de schuld was van het ongeval en daardoor raakte hij meteen uit de gratie. Het invliegen van apparaten legde, mij geen windeieren, ik verdiende er goed mee en kocht van de opgespaarde duiten twee Fokkertoestellen om daarmee demonstraties in Rusland te gaan houden.

De autoriteiten legden echter moeilijkheden in den weg, maar nadat ik in Riga een Russisch brevet had gehaald kon ik m’n gang gaan en begon te Helsingfors met het geven van vliegvertooningen, die op tal van plaatsen herhaald werden. In totaal bleef ik 8 maanden in Rusland en met het daar verdiende geld ging ik naar Duitschland terug, alwaar ik twee nieuwe Fokker -vliegtuigen kocht, met het doel, daarmee in Ned. Indië te gaan demonstreeren. Ik verlangde naar m’n geboorteland terug en nam twee mécaniciens en een boekhouder mee. In Soerabaja zou de eerste demonstratie plaats hebben. Een comité garandeerde me een honorarium van f 18.000 en zorgde voor het in orde maken van het terrein.

Al dadelijk begon de misère. Het ss. Van Noort, dat m’n machines van Singapore naar Soerabaja overbracht, strandde en ik moest wachten. Toen ze eindelijk arriveerden had men vergeten, een schroef mee te zenden, maar ten slotte kon ik dan op een Zondagochtend de hoogte in, bij wijze van proef, om ’s middags pas te gaan demonstreeren. Een Arabier raadde me aan, niet op Boeboetan te gaan vliegen, want daar waren heilige graven. In ieder geval moest ik eerst een slametan geven, hetgeen ik deed.

Bamboe

Het terrein bleek ’s ochtends al te klein. Ik kon maar in één richting opstijgen en landen en bij de eerste opstijging kwam ik al in een bamboe-bosch terecht, waardoor m’n apparaat vernield werd! Dadelijk werd het tweede vanuit m’n eigen, meegebrachte hangar gehaald en in orde gemaakt. Het wilde niet omhoog en bij onderzoek bleek, dat in den carburator stukken kaarsvet zaten, die de monteurs er ’s nachts in hadden laten vallen. Leege bierflesscheh inde buurt wezen de oorzaak dezer onachtzaamheid uit.

Toen het euvel verholpen was, steeg ik dan eindelijk op en maakte een vluvht van 23 minuten boven Soerabaja. Voor het eerst kreeg ik toen het Indische landschap onder me en dat verschilde zooveel van het Europeesche, dat ik me met bezorgdheid afvroeg, hoe ik wel in geval van een motorpanne daarop moest landen? Dat ongeruste gevoel was oorzaak van een nieuw ongeluk. Ten aanschouwe van duizenden menschen moest ik op het dak van een huis landen, daar ik geen kans zag, op het terrein terug te komen.

Daar ik in de plaats van de contractueele zeven vluchten er in totaal, alles meegerekend, slechts drie gemaakt had, wilde het comité geen cent van de gagarandeerde 18 mille betalen.

Te Semarang bood men me f 5000 om te komen demonstreeren en de Rus Kousminsky, die te Batavia, Bandoeng en Solo met een Blériot vlieg-vertooningen gegeven had, om ter laatst-genoemder plaatse op het dak van het postkantoor terecht te komen en zijn toéstel te vernielen, wilde met me samendoen, maar dat sloeg ik af.

Te zwaar

Toen ik dan voor de eerste maal te Semarang zou vliegen wou de heer Spijkman, van het Sem. Handelsblad, met alle geweld mee de lucht in. Ik raadde het hem sterk af, maar het gaf niets en we startten. Het toestel bleek te zwaar belast en ik kwam met moeite van den grond af, wist tusschen een hek en de telefoondraden door te komen, maar maakte daarna een val, waarbij ik er ongedeerd afkwam en Spijkman bijna in de sawah-modder stikte.

M’n machine was in gruizelementen geslagen. Wederom wist ik het toestel met de meegebrachte reserve-deelen in elkaar te zettenen ik ging er mee naar Jogja, waar ik nog met het meeste succes demonstreerde, maar ook daar achtervolgde me het noodlot en kwam ik bij m’n vierde vlucht te vallen toestel zie boven. De oorzaak van al deze ongevallen moet worden toegeschreven  aan de te geringe afmetingen der terreinen. Ik wilde na al deze misère (in Europa was ik ook al 19 maal gevallen) de vliegerij er aan geven, want ook mijn geld was op: ik had in vier maanden tijds f 40.000 verloren.

Doch een particulier te Soerabaja bood aan, me te helpen. Ik lapte m’n machine weer op en ging er mee naar Priok om daar opgespoten zeezand als terrein te benutten. De zwakke motor legde het echter tegen den zeewind af en weer maakte ik een val, kwam in een nipa-bosch terecht en werd bewusteloos opgenomen. Daar ik middelerwijl getrouwd was, dacht het me verstandiger, de aviatiek nu maar vaarwel te zeggen en ik trad als machinist in dienst der sf. Pradjekan tusschen Sitoebondo en Bondowoso, waar ik twee jaar bleef.

In dienst

Aldaar kreeg ik van Küller een aanbod om m’n vernielde toestel over te nemen en de chef van den generalen staf, generaal De Gréve, vroeg me telegrafisch, in legerdienst te willen komen, wat ik aannam. Met Ter Poorten werd ik werkzaam gesteld te Tandjong Priok. Hij had het vliegen bij Brouckère geleerd, in België, van welke fabriek hij twee toestellen liet komen, die als ondeugdelijk teruggezonden werden. Dit grapje kostte het rijk twee ton.

Ter Poorten en kapitein Visscher gingen daarop in commissie naar Amerika en kochten er een paar Martin-watervliegtuigen van het type T. E., waarmee een tiental vluchten werden gemaakt. Hoezeer de leger-commandant, generaal Van Daalen, niets voor de vliegerij voelde, kapitein Visscher liet zich niet ontmoedigen en maakte wat er van te maken viel. Onder andere werd op zijn initiatief een vlucht naar het meer van Bekasi en terug naar Prïok gemaakt. Door het trio, dat nu in Indië zijn krachten aan de aviatiek wijdde, werd het vliegterrein Kali Djati ontdekt en het was daar, dat ik, na eerst terug te zijn gegaan naar de suiker, mijn dienst aanvaardde.

De Martins waren omgezet in landvliegtuigen en Ter Poorten maakte verschillende vluchten, waaronder die, waarbij hij met den legerchef, den generaal Michielsen, zoo ongelukkig te vallen kwam in Februari 1916. Ik werd in die maanden dan als werktuigkundige en instructeur bij de proef-vliegafdeeling geplaatst op een maandsalaris van f 600 plus f 150 vliegtoelage. De Hallscott-motor der Martin-toestellen had een gebrek in de zuigerinrichtiug en ik wees er den nieuwen commandant der vliegafdeeling, kapitein Vogelesang, die met Ter Poorten naar Amerika ging om nieuwe toestellen te koopen, op. Maar er was blijkbaar niet veel aan te doen en toen ik te Priok met Mosselman met een nieuw toestel een vlucht maakte, sprong de motor in drie stukken.

We kwamen echter veilig aan de wateroppervlakte. Met de schroeven hadden we ook nog al last, de lijm liet altijd los, nu nog, van de Europeesche toestellen, die hier geïmporteerd worden. Ik vond een procédé uit dat thans nog wordt toegepast en bood het voor f 6000 te koop aan, maar daar werd niet op ingegaan.

Vóór het uitzenden der twee nieuwe Martins was ook de kapitein Ockerse in dienst der vlieg-afdeeling getreden. We zaten meestentijds op Priok en bouwden er werkplaatsen. We vlogen vrij veel. Op Kali Djati ging ik voor het eerst op een Zaterdagmiddag de lucht in en maakte een vlucht van 21 minuten, in Januari 1917, van toen af begon daar eigenlijk de instructie. Leerlingen die ik opleidde waren Leendertz, Mosselman, Leenhouwers, Van Hutten en de luitenants ter zee Hekman en Scheffelaar, die in Holland door een vliegongeluk beiden den dood vonden.

In 1919 ging ik, daar een goede regeling van de rechtspositie der burger-ambtenarij bij de vliegafdeeling uitbleef, met een jaar verlof, was eerst op een onderneming werkzaam, richtte vervolgens te Soerabaja een technisch bureau op, dat nog bestaat en onder leiding is van een ingenieur en kwam dit jaar weer in het leger terug. Ik maakte in Indië ruim 8000 opstijgingen en brak nog nimmer wat, hetgeen wat zeggen wil.

vliegenier Engelbert van Bevervoorde

Naast Engelbert van Bevervoorde heb ik geruimen tijd gewerkt vóór ik met verlof ging. De klacht blijft nu nog bestaan, dat het burgerpersoneel der vliegafdeeling te slecht betaald wordt en daarom is het verloop zoo groot.

Het kan zijn nut hebben, hierop te wijzen, aldus eindigde de heer Hilgers zijn mededeelingen, die een aardig brokje aviatische historie bevatten.

Ga naar de bovenkant