Artikelen

Het levensverhaal van Frits van Daalen

Frits van Daalen “Ten slotte nog dit: Van Daalen was een ‘Indische jongen’ en gaarne wezen wij steeds op hem wanneer de Indo-Europeanen weer eens klaagden, dat ‘den Indo werd belet om iets te bereiken’ .”

Dit komt uit Het Vaderland, februari 1930, bij het overlijden van Frits van Daalen (1863-1930). Hij was commandant van het Nederlands-Indische Leger (het latere KNIL) geweest en hij had bij leven verschillende hoge onderscheidingen ontvangen:

  • Militaire Willems-Orde vierde, derde en tweede klasse
  • Commandeur in de Militaire Willems-Orde
  •  Kroonorde, versierd met de eresabel
  • Ridderkruis 1e klasse van de Orde van de Kroon van Pruisen
  • Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw

Zijn hoge rang van luitenant-generaal had hij vermoedelijk vooral aan koningin Wilhelmina en minister Idenburg te danken. De bevordering kwam erdoor om hem voor de krijgsmacht te behouden; en dat lukte. Van Daalen had het onderspit gedolven tijdens het roemruchte conflict met gouverneur-generaal Van Heutsz. Die periode moet de moeilijkste tijd in zijn leven zijn geweest. De kameraadschap tussen deze twee mannen werd verbroken.

Sinjo

Terug naar wat Het Vaderland schreef: ‘een lichtend voorbeeld’. De krant bedoelt: hij was een uitzondering. Rond 1900 kende het leger in Indië vrij weinig hoge Indische officieren. Hoe hoger, hoe minder. Frits van Daalen was dus zichtbaar, hij viel op. Ik heb brieven van officieren gelezen, waarin hij als ‘sinjo’ werd aangeduid, een akelig scheldwoord als het op die manier gebruikt wordt: een Hollandse man die een Indische man een figuurlijke schop wil geven. Op zijn beurt had Van Daalen een scherp woord over voor totoks die de inheemse bevolking niet konden begrijpen – hij wel.

Hoe was hij? Als koloniaal militair hard en daarmee succesvol, maar ook omstreden vanwege die hardheid. De kritiek kwam, maar de gebieden die Van Daalen veroverde, bleven in koloniaal bezit. Dat is het typische gedrag van de regering in Den Haag. Wel het resultaat nemen, en de man die dat resultaat heeft bereikt, bekritiseren.
Als koloniaal bestuurder kreeg hij de meeste kritiek. Weer vanwege hard optreden, wat ook tot uiting kwam in zijn rechtspraak.
Als mens: loyaal, gevoelig, een temperament dat kon oplaaien, trots. Intelligent met een taalknobbel, gevoel voor kunst. Echtgenoot, vader, grootvader.

In 1914 sloot hij zijn carrière in Indië af. Hij ging met pensioen en besloot in Den Haag te gaan wonen. Over het grote confict met Van Heutsz heeft hij altijd gezwegen, uit liefde voor Atjeh, het leger en het vaderland, en ook omdat hij recht verwachtte.
Dat kwam niet. Dus zo ging Van Daalen de geschiedenis in: negatief. De nazaten van Van Daalen lijken min of meer ondergedoken te zijn. Daar kan ik me iets bij voorstellen.

En nu? Dat staat te bezien.

Indisch in het leger

Vorige maand verscheen mijn biografie van Van Heutsz. Af is af, maar Van Daalen blijft in mijn hoofd zitten. Wat heeft hij nu werkelijk gedaan voor goeds en voor slechts, en wat waren roddels? Hoe zag hij het zelf? Hoe was het om door iedereen gezien te worden als die ene Indische officier?

U voelt het al aankomen. En ja, ik ga dus op zoek naar het levensverhaal van Frits van Daalen. Daarbij zoek ik ook naar het verhaal over een militair met een Indische achtergrond, en hoe dat in de periode ban voor de Tweede Wereldoorlog was. In december komt er een speciale middag over Indische voorvaders in het leger. Over wie ze waren en hoe dat voor nazaten is. Daarbij bent u van harte welkom en ik stuur te zijner  tijd nog meer informatie.

Mijn vraag:
Heeft u een Indische voorvader die toen in het leger zat? En weet u daar nog iets van?

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.
indische schrijfschool

Schoonheidssalon Jeanne Pinke in Atjeh

Woning van de gouverneur van Atjeh, Kota Radja

Wie Atjeh zegt, zegt oorlog. Ik las in de Sumatra Post uit 1937 een verslag van H.C. Zentgraaff en daarin kwam ik een verrassing tegen. Hij noemt de schoonheidssalon van Jeanne Pinke. Nooit van gehoord. Niks over kunnen vinden, behalve wat advertenties. De salon ging failliet in 1939 dus die moet enkele jaren bestaan hebben.

Ik neem hieronder het verslag van Zentgraaff over met wat advertenties van Jeanne Pinke. Weet iemand wat Linda’s crème’s zijn? En hoe zit het met die kousen?


Sumatra Atjeh-kout

Van oude en nieuwe dingen. Uit: De Sumatra Post, 7 juni 1937

Z. vertelt in de „Javabode:” „lt ’s a long way” naar „de” Blang. Er zijn vele „blangs” (grasvlakten, veelal met dennen begroeid) in het Gajoeland, doch als men spreekt van „de” Blang, dan wordt Blang Kedjeren bedoeld, het hart van de Gajoe-Loeös, waar de oorsprong ligt van vele groote rivieren die naar den Indischen Oceaan of Straat Malakka stroomen. Men heeft eerst per auto te rijden tot Medan (608 K.M.) en vandaar naar Koeta Tjané (218 K.M.), waarmee als regel twee dagen zijn gemoeid.

Ik maakte de reis in gezelschap van majoor Doup, commandant van het korps Marechaussee, die juist in die dagen op inspectie moest. Wij reden des namiddags van Koeta Radja naar Bireuen (218 K.M.) zoodat er voor den tweeden dag 608 K.M. overbleven, vanaf Kabandjahé in het Karo-Batakland bijna geheel een bochtige bergweg. Hiermee is een reisdag aardig gevuld, doch de nette en gezellige pasanggrahan van Koeta Tjané, en de gastvrijheid der kapiteinsfamilie gaven een aangenaam slot aan dien langen dag. Op den derden reisdag kan men nog 30 K.M. per auto rijden tot Lawé Aoenan, meer bekend als Goenoeng Setan, waar de driedaagsche tocht, te voet of te paard, naar de Blang begint. Te Lawé Aoenan staat een oud marschbivak, en er is eene keudéh waar een Chinees listig stooft en snierkt.

Jeanne Pinke

Als er nieuwe menschen naar de Blang— wel het meest geïsoleerde deel van Atjeh— gaan, en vooral als er dames bij zijn, dan pleegt men een officier of geleide naar Goenoeng Setan te zenden om de nieuwelingen daar te ontvangen en op den driedaagschen tocht langs het boschpad te begeleiden. Ik zei al: de Blang is het meest geïsoleerde plekje van Atjeh, en reizigers of bezoekers zijn er zeldzaam, zoodat het voor de hand ligt dat van het eindpunt van den autoweg door den afhaler even wordt getelefoneerd naar de Blang: alsdat „hij” een aardige baas schijnt, en „zij” een snoepje, althans: eene zeer aannemelijke vrouw, met veel, of weinig, van Jeanne Pinke (de eenige zaak-in-dames-artikelen van Koetaradja), zoodat ze op de Blang al heel tijdig weten dat hen boven het hoofd hangt.

jeanne pinke

Advertentie van Maison Jeanne Pinke, Soerabaijasch Handelsblad, 12 februari 1935

Marschdagen

Meestal echter kennen de ouden en de nieuwen elkaar, van de verschillende bivaks in Atjeh: van Blang Pidie, Koeala Bèh, Djeuram, Bakongan of elders en dan brengt de aankomst weinig verrassingen. Blang Kedjeren is ook vanuit Takengon te bereiken, officieel in zes marschdagen, waarvan er nu, voorbij Isaq, weer één schijnt weg te vallen omdat het terpentijnbedrijf daar gestadig het voor auto’s berijdbare deel laat verlengen. Dus: drie marschdagen van Goenoeng Setan tot de „Pintoe Rimba” van de Blang, en onderweg de marschbivaks Meloewak en Koenké. Het was, in den beginne, een schitterende tocht over het boschpad dat langs den rechteroever der Alas-rivier loopt — die als Simpang-kiri bij Singkel in zee valt — door zeer geaccidenteerd terrein, waar het aspect elk moment verandert. Rechts loopt de lange keten van het Wilhelminagebergte, links jaagt de Alas haar water met donderende stem over de ontelbare rotsblokken in de breede, ondiepe bedding. Te Liang — een gehucht met een keudétje en enkele huisjes — ligt de grens tusschen de Alaslanden en de Gajoe Loeos, en op keudé waar men nasi goreng kan eten is op een plank geschilderd: „Grensstation. Douane”. Hier sluit luit. Freudenberg van de Blang zich bij majoor Doup aan.

Gedenksteen

Des namiddags passeert men den gedenksteen, aangebracht boven den weg die daar in de helling is uitgekapt en gegraven, ter plaatse waar destijds drie personen bij den aanleg van dezen weg den dood vonden, toen een geweldig rotsblok van ongeveer 4 Meter in het kubiek plotseling losraakte van den bergwand en die drie mannen bedolf. Deze steen bedekt hen tot heden, en daarboven, op den soberen gedenksteen, meldt de plaat: „Door vallend gesten te vonden in deze rivier op den 13en Februari 1924 den dood de Amb. Maréch. la kl. Hetipeuw (enz.), de Alf. Maréch. le kl. Tjoemoe-Tjoemoe en de Inl. veroordeelde Ronokarmin”. Het is eene blijvende herinnering aan zeer goed vredeswerk, door dit korps van uitgelezen soldaten in den loop der jaren verricht; overal in het binnenland vindt men wegen en bruggen, door of onder leiding der Marechaussee gemaakt, voor een schijntje geld.

In den middag valt een stortregen, en groote aardschuivingen hebben op eenige kilometers vóór Meloewak het pad vrijwel geheel vernield zoodat er nog slechts een modderige, uiterst smalle strook overblijft tusschen afgrond en berghelling. Voor den Marechaussee is dit geen bezwaar; hij pleegt te zeggen: „di mana ada tanah, ada djalanan”. De gezette burger, in zijn waan, vooral: met zijn ongetrainde beenen, denkt hierover aanvankelijk nog anders en is blij als-ie door steenen en modder heen is. In het marschbivak Meloewak is het ramé, want daar is dienzelfden middag gearriveerd kapt.
Gortmans, commandant der le divisie marechaussee die te Blang Kedjeren ligt en met eene brigade onder luit. Cox een lang gekoesterd plan heeft verwezenlijkt: een bezoek aan het weinig bezochte bergmeertje Laoet Tiga Sagi. Ook dr. van Steenis van de Loserexpeditie, is er geweest, doch vergat er zijn wandelstok. In een onvoorzichtig moment heeft hij later een „pawang oetan” (boschlooper) gevraagd, dien stok voor hem te halen. Wij kwamen dien pawang tegen op de terugreis, voorbij Meloewak, en toen had hij het lange traject voor den boeg naar de Blang allemaal voor dien wandelstok. Het tarief voor het dragen van goederen naar de Blang is 12 cent per kilo — it’s a long way — en natuurlijk wil de heer Steenis in geen geval dat die Gajoe voor andermans pleizier een halve week loopt. En als er dan de verdere verzendingskosten bijkomen tot Buitenzorg, dan wordt dat een kostbaar wandelstokje, dat wel een gouden knop verdient.

Marschbivak

Jeanne Pinke

Kousen te koop bij Jeanne Pinke. De Sumatra Post, 10 juni 1936

Terwijl buiten de regen blijft neerslaan, is het gezellig in het marschbivak. De marechaussee, die allereerst de wachtposten hebben uitgezet, hebben vuur gemaakt en koken hun maal, zooals zij dit plegen te doen in drie groepen: Amboneezen, Menadoneezen en Javanen, die men „droms”, pleegt te noemen. Bij elk dier drie corporaties, bestaande uit marechaussee van denzelfden landaard, is er één die, buiten zijn complete uitrusting en wapens, de kookpan der „drom” draagt; een tweede draagt de rijst, een ander de „boemboe” (verschillende kruiden enz. voor het eten) en de oudste der „drom” is inkooper.
De vuren laaien uit, en men droogt de kletsnatte kleeren; de onze worden ’s avonds gewasschen en zijn, tot verbazing des burgers, den volgenden morgen — het regende vrijwel onophoudelijk door —droog. Men riekt dan alleen erg naar gedroogde bokking, doch het is merkwaardig aan hoeveel goede dingen men zich hier went, en hoeveel verkeerde men afleert, als men echt moe en hongerig is. Vooral: hoe goed dan het eten smaakt.

De „kookbeer” (de dwangarbeider die voor het eten der officieren zorgt) had voor een een uitstekend maal gezorgd, en ik at als een wolf. Dit ging al die dagen zoo: driemaal per dag die vermaarde lekkere rijst uit het Gajoeland, dan nog een weinigje nasi goreng in een barmhartig keudétje hier of daar, en een enkele maal boonensoep keuren in een boschbivak van maréchaussée’s die daar voor een paar weken liggen… wat heeft een mensch toch weinig noodig om gelukkig te zijn! In geen jaren zoo lekker gegeten als in deze marschbivaks, kleine stippeltjes menschenleven in cc 1 chaos van bergen en bosch, waar niets wordt gehoord als het blaffen en doffe roepen van apen, de klare zang van de tjoetjarawa, en rollende roep der tallooze „boeltok’s”.
Hier heeft Natuur zich uitgevierd in een dollen lust van boom en struik en slingerplant, in eene verbijsterende veelheid van vormen.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

vilan van de loo

Rudy Hartung: Padang in mijn herinneringen (1948-1951)

Padang

Hoera, er is weer een verhaal van Rudy Hartung, de Indische schrijver uit Indonesië. Hij kijkt terug op de periode Padang in zijn gezin van herkomst. Soms mijmeringen en toch: het geeft een mooi beeld, om mee te beleven.


Het is midden 1948, Peter kon nog niet lopen, toen wij met het vliegtuig naar Padang vertrokken. Pap wordt naar Padang uitgezonden, om daar op het kantoor nieuw Indonesisch personeel in te werken. Op de Administratie afdeling van BPM kantoor Padang.
Padang ligt aan de westkust van Midden Sumatra. Voor mam en pap een totaal onbekende plaats. Aan de westkust op het eiland Sumatra. Ver weg van hun Java.

Padang

Padang

Padang
De Olo weg en de Belantoeng straat.

Padang is niet zo’n grote stad. Wij hebben daar in twee buurten gewoond.
Eerst in een huis aan de Olo weg. Met de naam “In de olie”, bij de Indische familie van de Berg met hun dochter Mirke, die wat ouder was dan Vonny.

Vlak bij het huis waren Nederlandse militairen gehuisvest. Het was nog gedurende de politionele acties. Toen had Nederland militairen naar Indonesië gestuurd. Mirke vond het best gezellig en was vaak wat aan het kletsen met Nederlandse soldaten.

Meneer van de Berg was ook van de BPM. Het huis aan de de Olo weg was niet zover naar het centrum van Padang en de aloon aloon. Wij hebben niet zo erg lang aan de Olo gewoond.
Na enkele maanden verhuisden wij naar de Belantoeng straat. Die straat lag verder weg van de binnenstad van Padang.
Daar aan de Belantoeng zijn wij blijven wonen, tot ons vertrek terug naar Semarang.

Nieuwe kennissen van mam en pap

Pap en mam kregen een heel leuke en vriendschappelijke band met een groepje Indische families. En met aardige collega’s van de BPM. Ik herinner mij de families: van Ungeren, Van de Berg, oncheret, van der Kastele en de familie Lans.
Meneer van der Kastele was het hoofd van het BPM kantoor. Op de zondagen was het vaak met het groepje kennissen naar Emma haven. En daar werd onder elkaar heel gezellig gekletst. We brachten eten mee en wat andere lekkernij. Vonny, Edith en ik altijd de zee in, met de meisjes Moncheret.

De hartelijke vriendschap met de familie Lans. Meneer Lans was niet van de BPM. Hij was politie-commisaris.
Hij had een heel lieve Nederlandse vrouw. Mevrouw Lans en mam werden heel goede vriendinnen. Mam had het altijd over “de Lansjes”. Ze kwamen vaak bij elkaar op bezoek.
Zij hadden een zoontje Jan Kees, van een jaar of 4. Een paar jaar ouder dan Peter. Met anderen werd er in de jeep van Peter gereden.
Aan de Belantoeng straat kreeg Peter een mooie Jeep van bouwjaar 1948. Zijn Jeep leek een beetje op mijn Jeep van bouwjaar 1981.
Padang
De Jeep van Peter had trap-pedalen. En mijn Jeep rijdt op diesel. Daar in de voortuin aan de Belantoeng straat heeft Peter zijn eerste rij- ervaring opgedaan.

Padang met haar kuststrook van prachtige stranden, met beboste heuvels, die in de zee uitmonden.  De Apenberg van Padang is zo’n bos heuvel. Bij die mooie Emma haven.
Padang
De Apenberg

Padang

Emma haven

 

De meisjes Moncheret

Met de twee dochters van familie Moncheret werden Vonny en ik goede vrienden. Zusje Edith natuurlijk ook. Heel vaak gingen wij zwemmen in de Emma haven. Ik kan niet meer op de naam komen van de oudste dochter. Ik herinner mij alleen de naam van jongste dochter Joyce. Ik vond haar ook liever dan haar oudere zus.

Met de

 

twee dochters van familie Moncheret gingen wij samen bikkelen, knikkeren, hinkelen of verstoppertje spelen. Van die echte Indische kinderspelletjes. Bikkelen is overigens een oud Hollands spelletje. Het is naar Indonesië overgewaaid, tijdens de koloniale periode. Het wordt hier nog steeds gespeeld.
En wat is dat ? Soeten? Bij het spelletje over wie zich mogen verstoppen? Of wiens beurt het is met de fiets. Dan ga je soeten.
Von misschien kun jij wat uitleggen hoe je moet soeten.
En even voordoen ja.
En vertel wel dat je eerlijk en allemaal tegelijk.
Of jouw duim, of je wijsvinger of je pink toont.
Eén van deze drie!

Padang

En soeten voor de fiets.
Met zijn wijsvinger verliest Hanif.
Tegen de duim van zijn neefje.

Op de padvinderij in Padang

Vonny en ik werden bij de Katholieke Verkenners van Padang aangesloten. Op de aloon aloon hadden we elk jaar een tenten kamp. We leerden wat koken en ‘s avonds was er een kampvuur!
We sliepen in een tent. Het was heel spannend. Vonny werd Kabouter en ik werd Welp.
Daar in Padang heb ik geleerd hoe je met touw allerlei knopen kon maken. Zoals de platte knoop en mastworp knoop.

Padang

Mijn padvinderboekje Padang 1949

Padvinderij is hier in Indonesië verplicht op de scholen. Vanaf de lagere school en verder door naar de 6 jaren vervolgonderwijs. Het heet kepramukaan: de padvinderij. Ook Hanif is voor de komende jaren een “pramuka”. Het is “goede traditie” . Overgebleven uit de Nederlandse koloniale periode.
In tegenstelling tot Nederland gaat Indonesië gaat heel zuinig om met haar tradities.

Op vrijdag’s is het Pramuka dag.
In padvindersuniform naar school.
Hanif naar school, nu 2e klas SMP in scouts uniform
Scholen hebben allemaal een eigen uniform. Alleen voor vrijdag’s iedereen in scouts uniform.

Fietsen

Padang
In Padang hebben wij leren fietsen. Pap kocht een fiets. Het was een damesfiets. Volgens mij merk Vesting. Maar misschien dat ik mij vergis met dit merk

Ook aardige Samsoe, onze huisjongen, gebruikte de fiets om Edith naar school te brengen. En later weer ophalen. Edith heeft daar leren fietsen.
Zij kon natuurlijk niet op het zadel zitten.
Zij was nog te klein. Dus zij fietste altijd staande.
Ik heb met die fiets één keer een flinke buiteling op straat gemaakt.
Een flinke schaafwond op mijn knie op gelopen. Deed goed zeer!

Met de familie Lans gingen wij vaak zwemmen in zee, aan een mooi strand, iets ten zuiden van Padang. Of met een groep kennissen een dagtocht naar de plaatsen zoals Bukit Tinggi (Fort de Cock) en Padang Panjang. Het bergland van Padang met haar prachtige natuur.

Onze honden

Padang Mam en Peter met Nero en Mitsy; Nero wou niet in de camera kijken

Wij hadden in Padang twee heel lieve honden: Nero en Mitsy. Mitsy was de moeder van Nero. Mitsy was langharig en Nero kortharig. Nero werd wat groter Mitsy.
Beiden bijna helemaal zwart met een beetje wit. Met van die bruine stipjes boven hun ogen. Mam raakte erg gehecht aan deze twee lieve honden. Zij zouden met ons meegaan naar Semarang.

Vonny breekt een voortand

Vonny en de meisjes Moncheret gingen vaak touwtjes springen. Of gingen hoogspringen over een touw. Vonny was best goed met hoogspringen. Ik deed vaak ook mee. En Vonny won van ons allemaal. Wij speelden meestal in de achtergalerij van ons huis aan de Belantoeng straat.

Maar één keer, met hoogspringen, ging het goed fout met Vonny. Zij struikelt over het touw.
Valt heel ongelukkig met haar gezicht op de harde tegelvloer. En breekt een stukje van een voortand. Dat was echt heel vervelend voor Vonny. Want zij moest wachten voor reparatie.
Het kon toen niet in Padang. Pas later toen wij terug in Semarang waren, kon Vonny een tandarts bezoeken.

Picknick langs een kali

Op een vroege zondagmorgen vertrokken wij voor een tocht naar het prachtig bergland van Padang
voor een picknick aan een kali, samen met een groepje kennissen.
De tocht gaat eerst langs vele sawah’s met pas ingeplante padi, dan gaat het verder omhoog de heuvels in, over bochtige en kronkelige wegen.
Edith wordt een beetje wagenziek.
We gaan nog wat verder omhoog e dan plotseling, zie ik langs de weg, tussen de bomen door, een kali stromen.
Wij rijden nog even door.
Wij stoppen bij een plekje vanwaar we een beetje dichter bij de oever van die kali zijn. Een kali, met helder stromend water. Wij zoeken een plekje op. Mam en andere tantes beginnen het meegebrachte eten uit te pakken.
Wij gaan het water in. Het is niet zo diep. Iedereen begint elkaar met water te besproeien

Ik ga op een grote riviersteen zitten. En kijk om mij heen aar al het stromende water om mij heen
Uit de verte, vanuit een rivierbocht, komt het water al maar door, naar mijn steen toestromen.
Het water gaat mijn steen voorbij.
En langs al die andere grote stenen.
Het gaat maar door. Voortdurend botst het water tegen mijn steen.
Het is een ritselend geluid als het tegen de steen opbotst.
Alsof zij iets tegen de steen fluistert: “Wat moet Rudy daar op jou?”

Zou er misschien een waterval zijn, wat verder van mij vandaan? Waar de kali plotseling verdwijnt en als een waterval de diepte in duikt? En dan beneden, weer als een kali haar weg vervolgt. Naar een volgende desa. In zo’n kali waar je op een grote steen kunt uitrusten en even om je heen kunt kijken.
Een kali, waar je in het heldere water kunt spartelen, waar je elkaar met water kan besprenkelen.
Waar mensen van een desa langs die kali, in hun kali kunnen baden, waar zij hun kleren kunnen wassen en hun was op een grote steen kunnen drogen.
Een kali vol met stenen, grote en kleine stenen.
Stenen die je kunt gebruiken voor muren, huizen of wegen,
of mooie stenen die je kunt bewaren

Het was dáár in het bergland van Padang, waar ik mijn allereerste indrukken heb opgedaan over zo’n kali,
uit het bergland van Indonesië.

Onze eenden in Padang

Padang Aan de Belantoeng hadden we eenden met zo’n lange hals. Ik geloof dat wij er drie hadden. Het zijn van die eenden die altijd netjes achter elkaar lopen. Achter hun leider- eend.
Maar op een dag waren zij plotseling verdwenen.
Vonny, Edith en ik overal zoeken.
Mam zegt “Oh…. vast gestolen.”
En toen op een dag reden wij naar de stad. Met z’n allen in de kleine pickup. Mam met kleine Peter voorin. Pap achter het stuur. Wij met z’n drietjes achter in de bak. En plotseling zagen wij onze eenden lopen. Ergens in de tuin van een ander huis.
Wij meteen schreeuwen: “Hééé… mam! Dáár. onze eenden!
“Pap…. onze eenden. stop, stop!”
Maar mam riep door het raamje naar ons: “Wel nee. kan niet… niet van ons.”
Nou ja, verdere discussie was niet mogelijk.
En pap reed gewoon door.
Wij zullen ons wel hebben vergisthebben.
Ja en het is wel waar. Eenden lijken veel op elkaar.

 

Onze ramboetanboom

Padang Aan de Belantoeng hadden we een ramboetanboom: Ramboetan Atjeh! Zo tegen eind van het jaar lekkere ramboetans, uit eigen boom.
Op een dag zegt Vonny: Ayo Ruud, ga je wat plukken? Kijk maar, zij zijn al rijp.
De ramboetanboom was niet zo hoog. Von geeft mij een zetje
Even later sta ik op zo’n tak met uitzicht op trossen ramboetans om mij heen, onder mij, boven mij, allemaal ramboetans. Ik begin te plukken, moet af en toe een beetje naar voren buigen om bij de ramboetans te komen
Ik plukken en plukken. En ik gooi alles naar Von. Vonny meteen proeven. Adoeh, Ruud, lekker zoet zeg!

Maar toen, ik weet niet meer hoe dat kwam.
Achteraf, denk ik door mieren, van die ramboetanboom, die over mijn handen en benen kropen en mij begonnen te bijten.
Maar hoe het ook zij, ik verloor mijn evenwicht, heb nog geprobeerd mij vast te grijpen aAan een tak of zo iets.
Maar ik viel al. Op mijn gezicht….. adoeh!

Maar niks gebroken, ook geen tand. Ik stond meteen weer op. Moest een beetje naar lucht happen.
Dus niets aan de hand.

Von ook erg geschrokken. Adoeh… Ruud. heb je pijn?
“Nee… niet erg hoor,” zeg ik
En Vonny geeft meteen een paar ramboetans
“Hier Ruud. proef maar… echt lekker zoet”.
Wij hebben maar niets tegen mam hebben gezegd.

Een korte vakantie naar Semarang

Mam moest van oma Anna Kribben en tante Bet afscheid nemen. Zij vertrokken naar Nederland. Tante Troel Zijlstra en oom Sjaak Zijlstra zouden hen in Nederland opvangen. De Lansjes brachten ons naar het vliegveld.
Tijdens het wachten op het vliegtuig zegt mevrouw Lans tegen mam: “Kom maar Fientje, laten we even wat lopen.” En op het rustige vliegveld van Padang liepen zij geärmd heen en weer. Zij waren druk aan het praten.
Waarover zouden zij gesproken hebben?
Was het misschien om mam een beetje gerust te stelllen? Omdat we zolang moesten wachten op het vliegtuig? Of misschien dat mam wat wou praten over het aanstaande afscheid van oma Anna?
Mevrouw Lans zal vast naar mam geluisterd hebben.
Zo’n lief mens was zij, mevrouw Lans!

Het probleem voor Nederlandse scholen
In de eerste 2 jaren was het onderwijs voor ons nog normaal. Ik bedoel daarmee dat de lessen in de Nederlandse taal werden gegeven. Vonny, Edith gingen naar de Zusters School voor meisjes. En ik naar de Fraters school voor jongens.
Maar in het 3e jaar, kwam er plotseling verandering. Het lesgeven op de scholen moest in de Indonesische taal overgaan. Ook verplicht voor de Katholieke Scholen.
Voor Vonny, Edith en mij beslist lastig, omdat wij nooit Indonesisch spraken. De Nederlandse gemeenschap in Padang heeft toen een Nederlandse Lagere school opgericht. Het was een noodoplossing. De zes klassen werden in 3 of 4 groepen verdeeld. Het gebouw van de Hollandse Soos lag aan het strand van Padang en werd als school gebruikt.
Wat ik vooral van de Hollandse Soos herinner is dat het veel méér om de gezelligheid ging, dan om het leren.

Voor die Hollandse Soos zagen wij vaak van die opstaande, kleine platte driehoekige platen in de zee
die zich daar heen en weer bewogen tot heel dicht bij het strand,
of zij maakten rondjes in het water
Wat is dat toch? Het waren vinnen van haaien!
Maar de haaien zelf waren niet te zien.
Het was een merkwaardig gezicht
Elke dag stonden wij op de uitkijk voor die kleine donkere, vreemde driehoekige platen, die zich heen weer bewogen,
en dan weer plotseling onder water verdwenen.
Het was heel spannend.

Onderwijs in Nederlandse taal
Pap heeft het verzoek ingediend voor geen verlenging van zijn contract in Padang. En of hij weer naar Semarang kon worden overgeplaatst. In Semarang werd het Nederlands onderwijs nog op particuliere Nederlandse scholen gegeven. Zoals de lagere school “Heuvelschool van Tjandi Baru”.
En de MULO en de HBS in de benedenstad van Semarang. Leraren uit Nederland konden nog naar Semarang komen.
Maar ook in Semarang zou, in de komende jaren, het onderwijs in de Nederlandse taal niet meer bestaan. Het wordt tijd voor de planning, om naar Nederland te vertrekken.

Als mam en pap ‘s avonds op visite gingen, waren Vonny en ik de babysitters voor Peter. Wij speelden “Vader en moedertje”. De klamboe werd het dak van ons huis. Edith was ‘ons oudste kind’. Zij was best lastig.
“Pas op ja, anders ga jij zonder eten naar bed!” riepen wij naar haar, als zij wat eigenwijs was. Wij hadden nog meer kinderen. Onze poppen. Ik had een Jan Klaassen pop. Vonny had andere poppen.
Vonny begint met koken. Zij gebruikt haar speelgoed pannetjes.
Het was zóóó lekker wat zij kookte.
Ik ga iets maken. Met mijn mecano. De mecanodoos met Sinterklaas gekregen. Ik probeer maar wat.
Een brug of een hijskraan of iets anders.
“Ons oudste kind Edith” droomt al in dromenland.
Ik val óók om van de slaap.
Mam en pap komen weer thuis.
“Alles goed Von?” vraagt mam.
“Ja hoor mam” zegt Vonny.
Zij geeft mam een kopje thee. En toen allemaal naar bed.

Een paar dagen voor ons vertrek, terug naar Semarang, hoort pap dat Nero en Mitsy niet mee naar Semarang mochten. Het was vanwege hondsdolheid. Mam en pap voelden zich machteloos.
Het heeft ons veel verdriet gedaan. Wij hebben Nero en Mitsy aan een aardige collega van pap gegeven. Hij beloofde om héél goed voor hen te blijven zorgen. Ik denk nog vaak terug aan onze Nero en Mitsy.
Zij blijven in mijn herinneringen.

Het afscheid van Padang

Padang

Foto van mam 1958

De glimlach van mam
In Nederland. In Apeldoorn
Waar was zij met haar gedachten
Misschien even bij Padang ?
Heel even maar….
Het geeft toch niet….
Even met gedachten aan die gelukkige jaren.
Daar in Padang.
Het zou zo’n 8 jaar geleden zijn
Nog niet zo lang geleden toch?

Het moment breekt aan dat wij Padang moeten achterlaten. Terug naar Semarang.
Het werk van pap in Padang zit er op.
Pap en mam moesten afscheid nemen. Afscheid van al hun aardige kennissen. En wij van onze aardige vriendinnen de beide meisjes Moncheret. Maar er was ook verdriet over Nero en Mitsy. Zoiets doet altijd zeer. Ik heb altijd een goed gevoel gehad, dat Nero en Mitsy een heel aardige nieuwe baas hadden gekregen. Een wat jongere collega van pap. Een heel aardige Indische man.
En een ander afscheid van onze honden, zouden wij weer wat later in Semarang meemaken.
Toen wij van Flip en Flap afscheid moesten nemen. Omdat wij naar Nederland vertrokken.
Het zijn onze verdrietige herinneringen.

Met het KPM schip de ‘OVIR’ zijn wij vanuit Emmahaven, veilig en wel, terug naar Semarang gevaren.
Onze eerste ervaring op een boot. Wij zijn allemaal zeeziek geworden, gedurende die reis. Daar in het héél woelige zeewater.
Langs de westkust van Zuid Sumatra.

Hallo beste stad Padang: heel veel dank voor jouw gastvrijheid,
En véél dank voor al die fijne herinneringen aan jou, beste Padang. Herinneringen aan die paar mooie jaren, toen wij daar bij jou kwamen wonen. Maar vooral, heel véél dank, dat mam en pap, daar bij jou, een bijzonder mooie tijd hebben gehad. Veel, veel dank daarvoor.

Het zijn die jaren van Padang, die onder “DE TOP 10” vallen. UIt het rijtje “mam’s gelukkigste jaren uit haar leven”
Mam heeft natuurlijk in haar verder leven, nog andere van zulke bijzonder gelukkige jaren gekend.
Maar als ik aan mam denk, met een terugblik naar die 3 jaren daar in Padang, is het mijn stellige overtuiging, dat zij dáár in Padang, een heel bijzonder mooie tijd heeft gehad. Ik heb wat erover verteld. Het zijn die gebeurtenissen van mam én ook van pap natuurlijk, daar in Padang, die tot hun bijzonder mooie herinneringen behoren. Laten wij ook alle andere mooie herinneringen van mam en pap, heel veilig in ons hart bewaren.
Lieve herinneringen over onze mam en pap die niemand, maar dan ook niemand, van ons kan afnemen.

Die jaren in Padang, behoren zowel voor mam als pap ongetwijfeld, op de lijst van “Fijnste jaren uit hun leven.” Zij hadden de moeilijke en heel onzekere oorlogsjaren net achter de rug. Pap was weer aan het werk voor de BPM. Het was voor hen beiden goed, om samen alleen met hun gezinnetje te zijn. En misschien was het ook goed om even vér weg van de familie in Semarang te zijn?

Tot slot

Voor mam en pap was het daar in Padang, maar een betrekkkelijk klein stukje uit hun leven.
Ongetwijfeld zullen zij veel andere herinneringen hebben gehad. Mooie maar net zo goed heel veel nare herinneringen. Over hun leven daar in het Voormalig Nederlands Indie, dat later Indonesie is geworden.
Zij zullen die herinneringen diep in hun hart hebben bewaard.
En waarover zij soms nooit met hun kinderen hebben gesproken.
Later in hun verder leven in Nederland.

Beste Padang
Toen ik jou weer ontmoette
Samen met een filmploeg van TROS VERMIST
Had ik alwéér het goede gevoel
Daar bij jou, beste Padang
Het was alsof mam er bij was
Komt natuurlijk door mijn herinneringen
Aan die fijne jaren, samen met mam en pap
Daar bij jou, beste Padang

Ik had jou meteen weer herkend!


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

indische schrijfschool

 

 

Het leven van Jo van Heutsz (video)

Heutsz

Kadonk! Postauto in de straat. Ik hing al in het raam: “Ben er zo!” De dozen van de uitgever werden pal voor de voordeur neergezet. Het boek was er. De biografie van Van Heutsz.

Iedereen zegt Van Heutsz. Ik ook. Maar zijn zusje, zijn twee broers en zijn vader en moeder noemde hem Jo. Lekker kort. Van Heutsz als mens, dat is even wat anders dan meteen militaire verhalen vertellen.

Hoe ik begon

Een levensverhaal schrijven betekent jezelf in essentie de vraag stellen: wie was deze mens? Met die vraag begon ik jaren geleden aan de biografie. Gewoon, alles lezen wat los en vast zit en wat enigszins met hem en zijn tijd te maken had. Ik volgde mijn nieuwsgierige neus. En van wat ik las, maakte ik aantekeningen. Heerlijk in een doos een heel dik pak van zijn brieven vinden, en denken: die zijn in geen honderd jaar gelezen. Ik ben dus een archiefmuis.

Er gebeurde iets onverwachts.

Het dekolonisatieonderzoek begon. Meteen barstte het los op de televisie: geweld, militair, Indië. En vervolgens begonnen sommige mensen echt woedend te worden wanneer ze de naam Van Heutsz hoorden. Dat was best interessant en ook wel griezelig: de redelijkheid ontbrak nogal eens. Een beetje gek is leuk, maar iets meer….

De realiteit van Indië

Ik dacht: ik ga gewoon verder. Wat ik wilde was naast Jo van Heutsz staan en zien wat hij gezien heeft, weten wat hij wist en begrijpen waarom hij zijn beslissingen nam. Dat zijn afkeer van sterke drank in het leger voortkwam uit zijn kindertijd met een vader die alcoholist was. Dat hij niemand vertrouwde, behalve een kleine kring van officieren – ja logisch, als je samen op leven en dood vecht, dan weet je wat je aan elkaar hebt. De weerstand die hij uit Den Haag ontmoette tegen zijn moderne plannen om vrouwen en Indonesiërs op te nemen in het Binnenlands Bestuur; de realiteit van Indië was ver weg van het Haagse. Maar ook de harde beslissingen van de militaire expedities, uitgevoerd onder zijn verantwoordelijkheid: hij wilde goedschiks of kwaadschiks eenheid brengen – het werd kwaadschiks.

Hoe hij was

Hij was honderd procent koloniaal.
Een man met een rechte rug.
Hij stelde kameraadschap boven alles- behalve misschien zijn betrekking als gouverneur-generaal.
Echtgenoot, vader, vriend.
Paardenliefhebber.
Harde topmilitair.

Toen ik de afgeleverde dozen opende, zag ik het boek. En ik besefte meteen: ja, hier is mee aan de hand. Daar zeg ik meer over in de video.

(tekst loopt door onder video)

Zo ga ik het dus aanpakken. Als een archiefmuis de wereld in gaat, dan heeft ze een plan nodig. En verder denk ik alweer na over een volgende biografie. Tijdelijk in het leven van een ander logeren, daarin rondkijken en denken: o, gaat dat hier zo.
Het is leven in de breedte, twee levens tegelijk.

Dat is zo’n speciaal geluk, ik gun het iedereen.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Over Beb Vuyk en de geur van kajoepoetih (video)

Havengezicht (Wikipedia Commons/Tropenmuseum)

Beb Vuyk kent u van het kookboek. Maar haar levensverhaal is ook bijzonder en belangrijk, vooral de episode Boeroe.

Klein flesje

Op de Tong Tong Fair zag ik eens een klein flesje kajoepoetih staan. Meteen gekocht natuurlijk, want ik wist: die geur is belangrijk.
Beb noemde het de wilde groene geur van avontuur.
Dat zit zo.
En ik begin dan zomaar middenin haar levensverhaal.

In de jaren 30 trouwde Beb met Fernand van Willigenburg. Samen woonden ze op Boeroe, het eiland in de Molukken. Ze schreef daarover het prachtige boek Het laatste huis van de wereld (1941). Een kort fragment:

“Ik leef in een koel huis, in een groote tuin, die ons klappers, vruchten en groenten levert, eieren en kippen. Soms vaart de prauw onverwachts thuis met een varken op de uitleggers gebonden, of een hertebout achter de mast. Dit is het goede van dit leven, de groene, wilde geur van het avontuur.”

Geur van avontuur

Hoe is dat leven? Ik weet het niet. Maar iets ervan zat in dit flesje, in die geur van avontuur. Dus ik kocht het, zette het in mijn keukenkastje en voor de video besloot ik het eindelijk open te maken:

(tekst gaat verder onder video)


Hoe het ruikt?
Nou, niet naar viooltjes. Het is een scherpe lucht, die je lichaam eerst doet ineenkrimpen en daarna voel je je opeens wakkerder. Misschien moet ik elke ochtend aan het flesje ruiken, dan hoef ik geen koffie te drinken.

Herinneringen

Hofmandruppels te koop. De Koerier, 1934

Het stemt me tot nadenken over geuren: want geuren kunnen herinneringen dragen. Misschien behoort u tot de gelukkigen die nog geuren uit Indië kennen, dat gun ik u van harte en ik benijd u er ook een beetje om.
Want al schrijf ik duizend boeken over Indië, er zijn geuren die ik nooit zal kennen, zoals:

  •  de mandikamer
  • waringinbomen
  •  verse koekjes
  •  sirih (ja en ook proeven)
  • de geur van de middag als iedereen moet slapen
  •  Soir de Paris
  • Hoffmandruppels
  • kali van Soerabaja
  •  thee onderneming
  •  obat (vooral drankjes)
  •  lida buya en dan verse die net in het haar zit
  • de lijm van glastouw voor een vlieger
  • en ook opium, al zit daar een risico aan

Wat is voor u een belangrijke geur uit Indië?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

de zusters Ursulinen van Noordwijk

ursulinen

Noordwijk, circa 1910 (Wikimedea Commons)

“Ik was bij de Ursulinen op Noordwijk.” Wie dit zegt, glimlacht er meestal bij. Van trots of verlegenheid want: de Ursulinen, daar kreeg je een zeer goede opvoeding.

Vorming

Opvoeding betekent: onderwijs. En de meisjes die in het internaat gingen, kregen meer: vorming tot vrouw. Katholiek, holistisch, en gericht op zelfstandigheid. Ik hoor er alleen positiefs over. Maar ja: als jong meisje werd je wel geacht te trouwen en moeder te worden. In de katholieke levensvisie was weinig ruimte voor een avontuurlijk toekomstperspectief. En het onderwijs was destijds wel gericht op Nederland. Dus plaatsnamen en rivieren van Indië hoefde je niet van buiten te leren. Daar kwam kritiek op.

De Indische schrijfster Melati van Java (1851-1927) kwam als jong meisje intern. Het moet voor haar een openbaring zijn geweest: ongetrouwde vrouwen, intelligent en zelfstandig – zo wilde zij ook worden. Marie Sloot, zoals zij toen eigenlijk heette, ontmoette de eerste generatie Ursulinen in Indië, die vanuit het Limburgse Sittard waren gekomen. Vrouwen in grote witte kappen en habijten, zo moest dat toen nog, tropenhitte of niet.
Ook Marie Sloot kreeg onderwijs gericht op Nederland. En Indië dan? Daar klopte iets niet. In haar toneelstuk Tante Betje (circa 1901) levert ze kritiek via een gesprek tussen het Indische meisje Hetty en haar gouvernante:

Hetty: En is dat dan niet genoeg dat ik precies zeggen kan hoe mijn eigen rivieren doen, de Tjiliwong, de Tjikandi, de Tjimandiri en hoe al die Tjis mogen heeten? Laat de Hollandsche meisjes mij dat nadoen, of kon u ze allen in een ris opnoemen toen u examen deed?
Juffrouw Dumont: Natuurlijk wordt de Indische geographie en historie in Holland niet zoo grondig en in bijzonderheden behandeld als hier.
Hetty: Dat is onrechtvaardig, heel onrechtvaardig. Waarom moeten wij Indische meisjes meer leeren dan de Hollandsche, en wij, die nog al den naam hebben van zoo dom en lui te zijn, terwijl zij daar zoo ontwikkeld zijn en zoo wijs. Neen, die rivieren gaan mij niets aan. Laat ze loopen waar zij willen. (Zij springt van het tabouret, neemt een waaier van den muur, gaat op een der wipstoelen zitten en waait zich met veel drukte.)

Onrechtvaardig, dat was een zeldzaam sterk woord.

Noordwijk

De Ursulinen begonnen op Noordwijk, halverwege de negentiende eeuw. Ze waaierden uit over verschillende steden zoals Bandoeng, Soerabaja en Madioen. De kloosters waren vaak mooie, grote gebouwen, die door de intrede van meisjes goed bevolkt waren.
Dat kan ik me voorstellen, vooral gezien de goed voorziene kloosterbibliotheken. Had ik toen geleefd, dan was ik ook in het klooster gegaan. (Technisch probleem is misschien dat ik protestants ben)

Tong Tong Fair

Zo ging het: generatie na generatie Ursulinen. Dat hoorde ik van zuster Vera en zuster Marije, die ik voor de Eerste Generatie Show op de Tong Tong Fair interviewde in 2010. De zaal zat vol: zoveel mensen die op de een of andere manier een band met de Ursulinen hebben.

ursulinen

Van links naar rechts: zuster Marij (in Indonesië bekend als zuster Bernadette), naast haar zuster Vera en naast haar oud-leerlinge Tineke Douwes, zoals ze toen heette. Tineke vertelde over de late jaren ’40, toen ze op de H.B.S van Sancta Ursula zat, drie jaar lang.

Wat een verhalen kwamen er, en wat konden de zusters mooi vertellen. Zuster Marij was onder andere werkzaam geweest in het noviciaat van Bandung en ze was ook lerares Engels; Zuster Vera gaf onder meer cursussen op Flores. We keken naar foto’s, we luisterden naar het liedje Servius dat beide zusters zongen. Het was opvallend hoe veelzijdig het praktisch het werk was, van babyzorg tot en met preken. De kerk daar keek naar wat er nodig was, en niet of je man of vrouw was. Een zuster kon dus ook een kerkdienst leiden, wat in Nederland niet denkbaar was. Het zware habijt was inmiddels verwisseld voor een luchtiger tropenhabijt, dunner van stof en gemakkelijker draagbaar.

Er zijn nog steeds Ursulinen in Indonesië, zag ik op het reisblog van Maaike Derksen (Radbouw Universiteit). De oude gezichten ontroerden me meteen, kijk toch eens:

ursulinen

Echt vrouwen waarvan je hoopt: schrijven ze hun herinneringen wel op? En als u bij de Ursulinen was, doet u het dan ook?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

 

Rudy Hartung: Als twee kali’s elkaar tegen komen

kali

Wanneer Rudy Hartung me mailt, ben ik altijd blij. Post betekent familieverhalen met mooie oude foto’s. Deze keer was er een verrassing: een gedicht. Over toen, over familie, over heimwee en doorleven. Je begrijpt het gedicht meteen en het gevoel.. is er ook.

 

Op Java komen zij elkaar tegen
Zoals twee kali’s elkaar tegen komen
Twee Indische families
De familie van mam en familie van pap
Twee doorsnee Indische families
Mam en pap stappen in het huwelijksbootje
Het begrip Japanse Bezetting is onbekend
Het bestond toen niet

Het leven van mam en pap verliep niet altijd even prettig
Niet altijd onder “Geur van de Melati”
Niet altijd onder “Maneschijn van Terang Bulan”
Er braken moeilijke tijden aan
Onder veel andere Indische families
Daar op Java
En overal in het Nederlands Indië
Het was Japanse Bezetting

Maar toch, zij zijn met elkaar verbonden gebleven
Toen zij in een andere wereld terecht kwamen
Ver weg van Java
Ver weg van hun geboorteland
De familie van mam en familie van pap
Twee doorsnee Indische families
Zij leven in mijn herinneringen
Twee Indische families

Rudy Hartung


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven

Liefde en gif uit het oude Indië (video)

gif

Uit oude Indische damesromans heb ik geleerd hoe je iemand moet vergiftigen. Dat was op enig moment in mijn leven alles wat ik wilde weten. Ik had liefdesverdriet. Ja, hoe gaan die dingen?

Gifmoorden

Een tijdje lag ik op de bank te huilen. Alleen de poes kreeg eten, zelf lustte ik niks. Zo kon dat niet lang verder gaan, zag een vriendin. Ze zei met de nodige strengheid, dat ik toch ook boos moest zijn. Ik snikte: “ik wil hem terug.”
Toen herinnerde ze me eraan wat er allemaal gebeurd was. Oja.
Ik zei: “Die man moet dood.”
En dát moment was het begin van mijn onderzoek naar gifmoorden.

Gifmengster

Uit de Indische damesromans leerde ik dat de keuze van het gif voortkomt uit de mate van temperament van de gifmengster maar ook uit praktische omstandigheden. Ik las over een njai, die haar man elke avond bamboe-vezeltjes in zijn eten gaf. Zij zorgde voor hem. En zij was ziedend omdat ze wist weggestuurd te worden voor een Hollandse vrouw. Dus ze wilde hem zien lijden, wat zeker weten het geval is als je darmen langzaam verwoest worden. Zo zien we ook, dat niet elke njai een zielig slachtoffer was.
Strikt genomen is dit geen gif, maar vanwege het praktische resultaat reken ik het toch goed.
Wil je dat je echtgenoot of minnaar meteen sterft, dan heb je een snel werkend gif nodig. En een situatie, die duidelijk maakt dat jij het nooit gedaan kunt hebben. Over het effect las ik in De Van Sons (1881), de informatieve roman van Annie Foore. In de video lees ik iets voor. Waarschuwing: niet kijken als u gevoelig bent.

(tekst loopt door onder video)

Dezentjé

Eerder schreef ik hier over de Indische romanschrijfster Melati van Java, die zich verweerde tegen aantijgingen: ze zou gifverhalen van en over de familie Dezentjé  in haar romans hebben verwerkt. Het bleef vaag, zodat het tot op de dag van vandaag niet is opgehelderd. Misschien komt er nog eens een oud dagboek ergens van een zolder af.

Het rare is, dat in de gevangenissen van Indië vrij weinig Europese vrouwen zaten. In het algemeen zaten er ook weinig vrouwen voor moord. Werden ze nooit gepakt? Of werden ze krankzinnig verklaard? In de paar krankzinnigeninrichtingen vond ik ook al zo weinig vrouwen. Hun diagnose was meestal hysterie, of een variatie daarop.

Mysterie

Dus hier heeft u mijn mysterie. Hoe kan het dat de damesromans zowat instructies geven voor een gifmoord, maar dat er nauwelijks Europese moordenaressen lijken te bestaan?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Rudy Hartung over Oma Clara uit Semarang

Semarang

Rudy Hartung stuurde me weer een prachtig verhaal over zijn familie. Heerlijk, zoveel te weten. Ik mocht het publiceren. Hier komt het.


Oma Clara is de moeder van pap. Oma Clara werd op 28 september 1883, in Semarang geboren. Zij overlijdt tijdens de Japanse bezetting op 7 mei 1945. Zij was toen nog geen 62 jaar. Haar vader, met de familienaam Urban, komt uit het voormalige Pruisen.
Hij is daar geboren. Hij was een Pruisische militair. Zo rond de beginperiode van 1800 is overgrootvader Urban
naar het voormalig Nederlands Indië vertrokken. Voor het Indische avontuur.
Bij tante Martha heb ik vaak in oude fotoalbums gebladerd. Met foto’s van zijn familie daar in Pruisen.
Zijn familie zou uit adelijke kringen komen. Over zijn voornamen van overgrootvader Urban is mij niets bekend.
Ik denk dat mijn beide tantes het zich niet meer konden herinneren.

Mammi en Pappi

Opa Urban ontmoet een lieve Javaanse vrouw uit Semarang. Het was voor hen beiden liefde op eerste gezicht. Opa Urban heeft haar ouders benaderd en toestemming gevraagd of hij met hun dochter mocht trouwen. En zoals het hier op Java gebruikelijk is, heeft hij toen een bruidsschat aan haar ouders gegeven.
En een gouden sieraad voor onze Javaanse overgrootmoeder. Haar meisjesnaam is onbekend.
Tante Martha en tante Troel konden het zich niet met zekerheid herinneren. Ik kom daar straks op terug.

Misschien heeft opa Urban haar altijd mammi genoemd. Of misschien “Mutti” ? Want hij was een Duitser. En zij zal hem pappi hebben genoemd. Dat was op z’n Indisch. Zo ging dat toen.
Oma Clara was hun enige dochter en enig kind.
De geboorte datum en overlijdensdatum van mijn overgrootouders, zijn niet bekend. Beide overgrootouders zijn in Semarang begraven, niet zo ver weg van de Boeloe straat. Het Kerkhof is nog altijd in gebruik. Het is de buurt van het vroegere CBZ* ziekenhuis
Nu heet het Rumah Sakit Kariadi. Mijn zusters Vonny, Edith en ik zijn in dat ziekenhuis geboren.

Semarang

1910. Pap op schoot van oma Urban. Tante Troel links en tante Martha midden, met hun pop op schoot.

*Centraal Burger Ziekenhuis

Familiefoto

Hier de familiefoto van oma Clara met haar ouders
Samen met haar ouders en haar drie kinderen, tante Troel, tante Martha en pap.
De familiefoto is in de tuin gemaakt van het huis van haar vader. Het was toen aan de Boeloe straat
in Semarang. Oma Clara staat naast haar vader.
Haar beide dochters, tante Martha en tante Troel zitten in het midden.
Allebei met hun pop op schoot. Pap (3-4) jaar zit op schoot van zijn Javaanse oma. En met een Javaanse
vrouwelijke bediende, achter tante Martha en tante Troel.

Arabische afkomst

Is onze overgrootmoeder van Javaans Arabische afkomst?
Tante Troel kon zich nog goed een paar broers van haar oma herinneren. Zij woonden ook in Semarang.
Vaak werd oom Bin Hassan genoemd. Tante Troel kon toen niet uitleggen wat Bin betekent. Bin is het Arabisch woord voor zoon. En voor een dochter wordt het Binti.
Dus de moeder van oma Clara, heette: Binti Hassan. En zij was een dochter van een zekere meneer Hassan. Hassan is een veel voorkomende Arabische familie naam. Vandaar dat de moeder van oma Clara, van gemengd Javaans- Arabische afkomst was. Wij van de Hartung’s hebben dan ook een klein beetje Arabisch bloed. Toen ik Par de familiefoto van oma Clara liet zien en hem vroeg of de moeder van oma Clara iets Arabisch had, zei Par meteen: “Ja dat klopt oom.”
Vond ik best knap van Par dat hij het kon zien van die foto.

Opa Hartung

Het huwelijk van oma Clara met opa Hartung. Begin 1900 trouwt oma Clara met opa Hartung. In Semarang.
Zijn volledige namen waren: George Rudolf Herman Hartung. Het is onbekend, waar opa Hartung was geboren,
wie zijn ouders waren, en of hij broers en zusters had. De achternaam Hartung duidt op een Duitse familienaam.
Het is een veel voorkomende familienaam in Duitsland. Na het huwelijk, verhuist oma Clara met opa Hartung
naar Bandung. Tante Martha (31-3-1903 ), en tante Troel (14-3-1904) zijn beiden in Bandung geboren.
Maar oma Clara heeft niet zo lang in Bandung gewoond. Zij komt in het jaar 1906 weer terug naar Semarang.
Met tante Martha en tante Troel, die nog 2 jonge meisjes waren van 2 en 3 jaar. Maar zonder opa Hartung.
En zij was in verwachting van pap. Pap werd op 23 november 1906 in Semarang geboren.

Opmerking
Over mijn familienaam Hartung. Het is heel waarschijnlijk dat opa Hartung Indisch was. En dat hij in Nederlands-Indië was geboren. En familie in Nederlands Indië had ? Of ook in Pruisen? In Nederland zijn er andere Indische families met deze familienaam Hartung. Maar die wij niet kennen.

Wat is er met opa Hartung gebeurd?
Ongetwijfeld zal oma Clara met haar ouders over opa Hartung hebben gesproken. Maar met haar kinderen heeft zij nooit erover gesproken. Ook niet toen zij al volwassen waren. Over wat er was gebeurd. Was opa Hartung overleden? Was hij verongelukt? Waren zij van elkaar gescheiden?
Was hij zomaar vertrokken?
Zowel tante Martha en tante Troel wisten het niet, wat er met opa Hartung was gebeurd. En pap heeft er nooit over gesproken.
Het antwoord op al deze vragen, heeft oma Clara als een geheim in haar graf meegenomen.
Het waren andere tijden, denk ik maar zo.

Voornamen

Maar de voornamen van opa Hartung zijn wel in onze familie opgenomen. Eerst bij pap, toen hij in 1906
in Semarang werd geboren. Hij werd Eduard George Hartung genoemd. En wat later bij mij, toen ik in 1940
werd geboren: Want ik kreeg zijn naam Rudolf mee. Mijn andere voornaam, Bertram komt van de vader
van mam’s kant. En óók zus Edith (1942) kreeg een voornaam mee van opa Hartung: Georgina.
Hoe het ook zij, er was respect voor onze opa Hartung. Zus Vonny kreeg voor die tijd, een heel moderne
meisjes naam Yvonne. En Von: “Jij hebt echt een hele mooie naam!!!”

Muzikaal

Tante Troel vertelt over oma Clara: “Onze moeder had een heel goede band met haar ouders. Ja vooral met haar vader.” Oma Clara , kreeg een goede opvoeding, heeft de MULO gedaan. Was actief op gebied van humanitaire bezigheden. Ook toen zij een gezin had, heeft zij zich altijd georiënteerd op allerlei culturele bezigheden. Zij was ook heel muzikaal. Zij hield van muziek. Vooral van klassiek.
Zij heeft pianoles gehad. En speelde klassiek op de piano.
“Zij kon zo lief spelen”, vertelde tante Troel over haar moeder. Ook Tante Troel speelde goed piano. Zij had pianoles gehad en speelde meestal klassiek. En altijd met bladmuziek. Laat ik pap niet vergeten.  Oók pap speelde goed piano. Meer van populaire genre. “Hij had geen geduld voor piano lessen. En kon geen noten lezen,” zei tante Troel. Pap speelde altijd uit zijn hoofd.
Edith die ook pianoles heeft gehad kon uitleggen dat Pap altijd in ‘Fis’ speelde.
Het blijkt hieruit dat pap toch wel enige pianolessen heeft gehad.

Boeloe Banjirkanaal

Zwemmen in het Boeloe banjirkanaal. Pap had zo zijn eigen jeugdherinneringen van de Boeloestraat.
Hij heeft vaak over het zwemmen verteld in het banjirkanaal. En over de waterglijbaan. Hun huis lag dicht
bij het banjirkanaal. Het banjirkanaal met die waterglijbaan werd dikwijls door pap en zijn vriendjes bezocht.
Vooral met de regentijd. En ‘s middags na school, ging hij vaak samen met een paar vriendjes in het kanaal
zwemmen. Vlak bij die stuwdam en glijbaan. Ook nu is het voor de jeugd een leuke speelplaats.
Om je door het stromend water op die glijbaan naar beneden te laten glijden.

Pap vertelt
Over de strenge baboe van vriendje Miel. Op een middag ging pap met vrienden zwemmen, glijden en duiken
daar bij de stuwdam van het banjirkanaal. En niemand had zin om naar huis te gaan.
Maar toen zagen zij de baboe van vriendje Miel aankomen.

Van Miel was bekend dat hij een heel strenge moeder had.
“Al van uit de verte zagen wij haar komen aanlopen,” vertelde pap.
En wij tegen Miel: “Miel jij gaat maar even onder water ja, en jij blijft daar even onder ja!
En wij zeggen wel tegen jouw baboe dat jij niet bij ons bent!” Dus Miel hapte nog flink wat extra lucht naar binnen
en dook toen onder. In het diepere water bij de sluis van het banjirkanaal.
De baboe komt aanstappen. Zij blijft daar staan, vlák bij de sluis van het kanaal. Vlák bij het diepere water,
waar Miel onder water zat. En zij roept heel streng naar ons: “Wáár is sinyo Miel !!”
Wij allemaal in koor: “Sinyo Miel ‘ister’ niet mbah!!” De baboe vertrouwt het niet helemaal.
Zij blijft maar wat rondhangen. Bij de sluis van het banjirkanaal. De baboe wou maar niet weg!

Stuwdam

Stuwdam Boeloe banjirkanaal met glijbaan (foto 2019)

Stuwdam Boeloe banjirkanaal met glijbaan (foto 2019)

Wij allemaal een beetje zenuwachtig. Het moet niet langer duren.
Het had misschien al zo’n minuut geduurd of zo. Maar de baboe wóu maar niet weg !
Alsof de baboe wist dat zij werd bedonderd. En ja hoor, even later komt het hoofd van Miel proestend boven water.
Miel kan het niet langer uithouden! En zijn baboe roept meteen: “Adoeh … jij Miel. Dáár ben jij ja !
Adoeh jij nakal ja, Ayo… eruit, ayo tjepet !!” Miel klimt uit het kanaal. Hij durft niets te zeggen.
De baboe gaf Miel nog een flink standje. En toen ging Miel, aan de hand van zijn strenge baboe naar huis.
Die Miel toch … Pap kon altijd heel smakelijk lachen, als hij dit verhaal aan ons vertelde, over het zwemmen
in het Banjirkanaal.

Op Java wordt veel gevliegerd. Met gewone vliegers. In allerlei vormen, vaak met staarten.
Maar ook kent men hier het vliegervechten. Het is een luchtgevecht tussen 2 vechtvliegers.
De vechtvlieger heeft geen staart. En je hebt speciaal vecht-vliegerstouw nodig.

Wat is vecht-vliegerstouw? Het is touw waarop een heel dun laagje glaspoeder is aangebracht. Dus behoorlijk scherp aan je handen. Vecht-vliegerstouw wordt altijd zelf gemaakt.
Hier het recept : Fijn gestampt glas vermengen met vloeibaar hars. En dat alles op je vliegertouw insmeren.
Dan alles goed drogen. Zo krijg je glasdraad of glastouw. Waarmee je het draad van een andere vlieger
kan doorsnijden. Succes !

Pap vertelt een verhaal over een vlieger gevecht.
Op een dag roept Johan naar ons: “Hè, Ed en Miel, jullie even luisteren ja. Morgenmiddag, jullie móéten mij helpen ja! Ik heb een Javaan uitgedaagd!”
“Oh ja? Ga je vechten?”, vroegen wij. “Nee, niet echt vechten natuurlijk! Maar ik ga vechten tegen zijn vlieger!
Van die Javaan.”

Johan legt uit.
“Jullie zijn mijn helpers ja! En jullie helpen mij ja! met het touw, okay ja ! Als ik ‘vier’ roep dan moeten jullie
gauw het touw losrollen van het blik. Want mijn vlieger moet een beetje verder omhoog. En als ik ‘rol’ roep,
dan moet jullie het touw gauw om het blik rollen. Want ik trek mijn vlieger weer naar beneden. Okay ja!”

gevechtsvlieger

Wij vonden Johan, die wat ouder was, best aardig. Af en toe was hij wel een beetje stoer en bazig naar ons.
En wij beloofden hem te zullen helpen. Met dat gevecht tegen die Javaan.
Maar wij zouden Johan deze keer een beetje pesten.

De volgende dag begon het vechten. Johan en de Javaanse jongen lieten hun vliegers op.
De wind stond heel gunstig. Al gauw schommelden hun vliegers hoog in de lucht.

Druk met vieren en rollen.
Johan gaat meteen in de aanval. Laat zijn vlieger naar beneden duiken. Op het touw van de Javaan.
Hij wil de Javaan snel verslaan. “Vier!” roept hij. Wij rollen het touw van het blik los.
Johan roept weer “Rol”, en hij trekt zijn vlieger naar beneden. Wij rollen het touw weer om het blik.
En dat spelletje van ‘vier en rol’ ging nog even door. Maar nog steeds geen goed resultaat voor Johan.

De Javaanse vlieger hing nog steeds strak in de lucht. De Javaan lacht een beetje naar ons…
Wij lachen terug natuurlijk… En Johan: “Wat staan jullie toch te lachen! Opletten ja!”

Wij kijken elkaar aan: “Ayo, zo meteen Ja?” Miel haalt een pakje te voorschijn. Er zit iets in verpakt.
En Johan roept weer: “Jullie nu goed opletten ja. Zo meteen ik pak hem! Goed vieren ja!”
En hij begint te schreeuwen : “Ayo vier! Ayo vier! Ayo vier, vier…vier….snel vieren, nog meer, nog meer,
ayo vlugger!!…. Niet zo langzaam toch!!”

Het pakje van Miel. Wij druk met vieren. En toen Miel maakt het pakje open.
Hij houdt dat spul ervan in het glastouw. En het gaat zo door naar de handen van Johan.
Die blijft maar roepen: “Ayo ayo dóórgaan dóórgaan….vier…snel…..snel. Vieren!!
Ayo vier snel, vlugger jullie … Ayoooo! Niet zo sloom jullie twee !!”

Wij ook dóórgaan met het glastouw in dat spul te houden. Johan blijft maar roepen: “Ayooo ayooo….
dóórgaan, dóórgaan vier… snel snel! Vieren…ayooo! Vier… vlug. Niet zo lángzaam toch!”

En toen plotseling schreeuwt Johan : “Adoeh, adoeh!, Wat is dat!” En Johan laat dan plotseling zijn handen
los van het touw. Met een vies gezicht schudt hij zijn handen. Hij schreeuwt “Verdraaid het stinkt!. Adoeh, bau !
Het ruikt naar poep!!” En hij ruikt weer aan zijn handen: “Adoeh hondenpoep!!”

Johan kijkt naar ons. Wij lachen ons rot. Toen Johan daar steeds maar aan zijn handen ruikt…hahahahaha.
Ook de Javaan had de grootste lol en lacht zich rot. De vlieger van Johan is al gevallen. Het gevecht wordt gestaakt.

Ja en toen moesten wij natuurlijk bekennen dat wij een hondendrol in het papier hadden verpakt.
En dat met het vieren, het glastouw door die hondendrol ging. Johan, zijn gezicht wordt eerst rood,
ook een beetje boos, maar moest toen ook met ons meelachen! Johan roept: “Ayo…zwemmen!”
En Johan rent naar het banjirkanaal. Hij houdt zijn handen voor hem uit. Wij hollen achter hem aan.
En de Javaan ook. Even later zwommen wij, samen met de Javaan, lekker in het Banjirkanaal.
Wij hebben nog vaak Johan gepest.

Voetbal

Broer Peter vertelt over pap en Go Ahead. Pap is in hart en nieren, altijd een sportman geweest.
In zijn jonge jaren was hij vreselijk goed met voetballen. In Semarang heeft hij altijd voor GO AHEAD gespeeld.
Voor vele jaren in het eerste elftal. Mam heeft vaak op de tribune gezeten. En riep altijd fanatiek naar pap:
“Ayo Ed snel snel!!” Pap werd altijd opgesteld in het Bondselftal van Semarang.
“Ik passeer ze allemaal”, hoor ik pap nog vertellen. Zie het krantenbericht en foto op de volgende bladzijde,
over pap opgesteld in het eerste elftal.

voetbal

Het Bondselftal dat tegen Bep Bakhuis speelde. Op de foto staat pap 2e van links.
En Koos Michels 4e van links
Natuurlijk was pap heel trots toen hij in het Nederlands Indisch Elftal werd opgesteld
en tegen de legendarische Bep Bakhuis heeft moeten spelen. Volgens mij hebben ze wel verloren.
Maar goed, je kunt niet altijd winnen.

Met heel veel dank aan Eric Michels, ook een Semaranger van mijn generatie, die mij de foto van
het Bondselftal toestuurde. Zijn vader Koos Michels, staat 4e van links, ook een ‘Semaranger’,
was keeper bij MOT, de andere voetbalclub uit Semarang. Zijn vader was een geweldige keeper!
En een echte sportman. Zo vertelt Eric Michels over zijn vader.

Pap werd de pingelaar genoemd. De techniek waarmee je de bal, met schijnbewegingen, langs
je tegenstander probeert te tikken. De bal liet hij niet los. Hij was verliefd op de bal!
Zo zou je het kunnen het omschijven. En hij passeerde veel tegenstanders.
En mam fanatiek naar pap: “ Ayooo… ayooo Ed… ayooo Ed… ayooo Ed…ayooo!”
Zo vertelt broer Peter.

Pap was ook goed met tennissen. Met het verstrijken van zijn actieve voetbaljaren is pap met tennissen doorgegaan.
Ook met tennissen had hij succes. Hij had tennis les gehad van een Indonesische collega, die heel goed speelde.
Hij speelde met een Dunlop, zo’n oud model uit de jaren 1950. Helemaal van hout.
Na kantoortijd speelde hij op de club van de BPM. Zij hadden daar baanverlichting. Dat moet wel want
na zes uur ‘avonds is het hier al donker. Hij deed vaak mee met tennistournooien in Semarang.
Met nicht Ilse de Rooy heeft hij een mixed dubbel gespeeld in Bandungan. Als ik mij goed herinner,
hadden zij de 1e of 2e prijs gewonnen. Pap had een mooie en heel sierlijke slag bij tennissen.

Een beetje als van Federer. Alsof hij een ballet-danser was op de tennisbaan.
En ook op de tennisbaan was pap heel snel. Hij kon daarom veel dropshots halen.
Toen hij pas in Nederland was, heeft hij wel eens samen met neef Kees Gereke gespeeld,
die toen ook goed tenniste.

Pa en Ma

Pa en ma Heijting dansen op Petrus Boemel.
Petrus Boemel is een wals melodie, die pap vaak speelde toen mam en pap nog aan de Chopinlaan woonden. De ouders van Atty waren op bezoek bij mam en pap. Het was erg gezellig. Mam had natuurlijk heerlijk Indisch gekookt. Wij hebben gesmuld.
Even later werd het nog gezelliger toen pap achter zijn hammondorgel ging zitten.
En ja natuurlijk. Al snel kwam pap met ‘zijn Petrus Boemel’ aanzetten.
Ma en pa Heijting, beiden verwoede dansers, konden niet stil blijven zitten.
“Kom op Greet!” riep pa Heijting.
En even later maakten zij een zwierige wals door de kamer.
Op Petrus Boemel! Een onvergetelijke leuke herinnering!

Verlovingsfoto mam en pap (1936)

 

Ik sluit mijn verhaal af met beelden van andere heel sportieve Hartung’s: het zijn broer Peter en zus Carla. Beiden staan in Apeldoorn bekend over hun sportiviteit en over hun tennisprestaties.
Peter, die vroeger op hoog niveau tennis heeft gespeeld, werd vroeger door pap gecoached.

Peter en Carla zijn beiden nu senioren en spelen competitie in Apeldoorn.
Carla zowat elk jaar kampioen met haar team!! Nu pas weer met mei 2019.
En haar team staat zelfs op een iets hoger nivo dan het team van Peter!!
En tegen Peter!! Jouw team zal toch wel wat meer aan jullie conditie moeten doen!! Van harte gefeliciteerd Carla!
En jullie alle twee, nog vele sportieve tennis jaren toegewenst!

 

 

 

 

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Eet meer Koningin Wilhelmina Taart (recept download)

wilhelmina

De ouderen weten het: 31 augustus, dan gebeurde het. Nette kleren. De meisjes witte strikken in het haar. Iedereen vierde de verjaardag van koningin Wilhelmina.

Jubileum

Op dat ‘iedereen’ valt natuurlijk wel wat af te dingen. De nationalistische beweging voelde niet voor het vieren van dit soort dagen. Zo schreef Soewardi Soerjanigrat in Als ik eens Nederlander was… (1913) onder meer: ‘Neen, voorwaar, als ik Nederlander was, ik zou nimmer zulk jubileum willen vieren als hier in een doos ons overheerscht land.’ Daar was geen woord Frans bij.

Feest

Elders in de kolonie groeide het feest elk jaar: kermissen, paardenraces, kinderfeesten, het verzamelen van gelden om Wilhelmina een groot cadeau te kunnen geven, het was niet gauw gek genoeg. In het begin ging het om een jong prinsesje, daarna om een jeugdige vorstin. Wilhelmina was pas achttien jaar toen ze als koningin werd ingehuldigd. Leuk om te weten: generaal Karel van der Heijden (1826-1900) droeg toen het Rijkszwaard. Vermoedelijk had hij een Indische achtergrond.

Wat gebeurde er allemaal aan feestelijkheden ter ere van Wilhelmina? Dat staat in het boek van Gert Oostindie: De parels en de kroon.

  • Het was bijvoorbeeld:
  • volkspelen
  • concerten
  • vuurwerk
  • militaire taptoe
  • kinderfeest in de plantentuin
  • paardenraces
  • operavoorstellingen
  • parades en optochten
  • verlichtingen van grote gebouwen

In het boek gaat het niet over tom-poucen met oranje dakje. Wanneer die in de wereld zijn geholpen, zou ik best graag willen weten. Of nou ja, een beetje.

Recept cadeau

In 1902 kreeg de wereld een recept cadeau voor Koningin Wilhelmina Taart. De ontwerpster ervan van de beroemde mevrouw Catenius-van der Meijden. We kennen haar nóg. Wilhelmina was nog maar voor in de twintig, nog steeds heel jong.
Hoe de taart smaakt?
Dat wilde ik graag aan u vragen.
Het recept vindt u onder de video. : Wilhelminataart

(tekst loopt door onder de video)

Klik hier voor het recept: Wilhelminataart

Prinsessedag

De eerste echte koninginnedag werd gevierd op 31 augustus 1891, dat is volgend jaar dus 130 jaar geleden. Voor koninginnedag hadden we prinsessedag, dat begon met de vijfde verjaardag van Wilhelmina. Het idee kwam niet voort uit oranjeliefde, maar uit pragmatische politieke overwegingen. De nationale eenheid moest benadrukt worden. En hoe kan dat beter dan met een bindend symbool, met een vorstin?
Dus zo is het gekomen.

Nadat Wilhelmina afstand van de troon had gedaan (1948), verhuisde Koninginnedag naar 30 april, de verjaardag van Juliana. Beatrix liet dat zo, als eerbetoon aan haar moeder. En nu is het 27 april.

Maar eigenlijk denk ik: laten we het voor altijd houden op 31 augustus. Daar heb je toch een traditie voor: om die hetzelfde te houden. Er zijn nog mensen die het feest op die dag in Indië hebben meegemaakt. Wie kan daar iets over vertellen?
En o wie kan de Koningin Wilhelmina Taart maken?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Ga naar de bovenkant