Artikelen

Wat er gebeurde aan de Bragaweg

Bragaweg De Bragaweg in Bandoeng was rond 1920 een heerlijke, overweldigend en verrukkelijke winkelstraat, waar van alles te koop was en te beleven viel. Ik noem enkele adressen uit de oude kranten. (bovenstaande foto is uit de jaren ’30)

Bragaweg

  • Er zat het Sigaren Magazijn Hollandia (telefoon 419)
  • Op no.6 Chr. Zanders & Co: ‘het goedkoopste en beste adres voor Byjouteriën en Horlogeriën’;
  • nummer 41: Magazijn ‘De Concurrent’, waar begin januari een ‘prima wekkerklokken met harde bel’ te koop waren voor 750 gulden;
  • Op Bragaweg 46 bevond zich het Venduhuis (’toko’, zei de advertentie) van I. Benjamins, waar nieuwe Soerabaja ledikanten verkrijgbaar waren, venduties deskundig werden geleid door de eigenaar en waar koelies het aangeschafte thuis brachten;
  • Hoek Bragaweg/Grote Postweg: de Firma E. Dunlop & Co, die ‘per laatste stoomer’ had ontvangen: diverse likeuren, versterkende wijnen, bessensap en vele andere dranken;
  • Ook aan de Bragaweg (tegenover Toko Savelkoul) was het Dames Mode Magazijn, met in de verkoop ‘hoogst modene Gekleede Hoeden’, vanaf 15 tot aan 30 gulden;
  • Aan de Bragaweg 31 zat het Bloemenmagazijn ‘Multiflora’, dat ook moderne bloemvazen en bloembakjes (Hollandsch fabrikaat) verkocht, zijnde ‘het billijkste adres’.

Daar had ik dus graag gewandeld. Venduties, altijd interessant om te zien wie er biedt. En uit Indische tijdschriften weet ik, dat bloemenmagazijnen veelal gerund werden door Indische dames. O, een middagje in haar magazijn te mogen zitten en zien wat zij ziet, horen wat zij hoort, misschien mogen delen in wat zij weet.

Een slag

Alleen begin januari 1920 winkelde ik liever elders. Dan is er in de Bragaweg een onaangenaam incident, lees ik in Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië:

  • Vóór toko-Van B, aan den Bragaweg, te Bandoeng, was een Inlander bezig de straat aan te vegen, vertelt de Pr. Bode, op gezag van het Bandoengsche politie-rapport. Op last van den Directeur G. W. moest hij daarmee ophouden: „daar zorgde de gemeente voor.”
  • Toen de Heer B., de tokochef, den bediende gelastte, met zijn reinigings-arbeid voort te gaan, gaf de Directeur G. W., de Heer H. hem een slag.

G.W.: Gemeentelijke Werken. Een ambtenaar die een tokoschef slaat. Dat gaat te ver, vond de krant: “Dat ontbrak er waarlijk nog maar aan!” En toen stond er dit in de krant:

  • De gemeente-zorg te Bandoeng staat zoo ongeveer op hetzelfde peil als hier bij ons te Batavia, dat wil dus zeggen: op geen peil.
  • De straten zijn er morsig, de trottoirs liggen er vol schillen van pisangs en andere vruchten, waarover de voetgangers uitglijden en kans loopen armen of beenen te breken.
  • En in plaats van blij te zijn, wanneer de burgerij de stadsreiniging een beetje helpt, bij het vervullen van hare taak, waarvoor zij zelf, naar uit alles blijkt absoluut niet berekend is, is zoo’n Directeur van Gem. Werken dan in zn wiek geschoten, en ramt er maar op…
  • Maar als de straat schoon geweest was; als de gemeente dus werkelijk gedaan had, datgene wat zij, —de Directeur geeft het zelf toe, — behóórde te doen, dan zou de Heer B. toch immers zijn bediende niet aan het vegen hebben gezet!

Dat was een verpletterende logica, die vervolgens nog wat zwaarder werd aangezet. De krant dook er helemaal op en schreef:

  • En wanneer er nu morgen eens ergens brand uitbreekt, mag dan de betrokkene óók niet trachten, in afwachting van de laat-komende brandweer, het vuur te blusschen, „omdat daarvoor de gemeente zorgt”….?
  • Zelf niets uitvoeren, en beletten dat een ander wat doet, wij hebben het reeds dikwijls gezegd, daarop komt eigenlijk de geheele beroemde “decentralisatie” neer. Of men nu te Bandoeng komt, of te Batavia, of ergens anders, het is overal hetzelfde.
  • Wij hopen dat deze misplaatste uiting van energie den Heer H. terdege zal worden ingepeperd.
  • De gemeentenaren hebben al genoeg last van Gemeente-werken, ook zonder dat de chef van zoon „dienst” tot zulke pugilistische kuren zijn toevlucht neemt.

Dat was om in pugilistische termen te blijven een knock out. Want als de gemeentewerken van Bandoeng inderdaad goed hadden gefunctioneerd… tja…
Het stemt tot nadenken over dat vegen.
Een beetje vegen voor de toko, daar kan een directeur niet overstuur van raken. Het staat mooi en netjes, en in de Bragastraat wil je als toko zijnde je stand ophouden.
Anders gezegd, er moet heel wat gelegen hebben. Daarom vond de chef van de toko ook dat de bediende door moest gaan met de ‘reinigingsarbeid’. Ja, dan heb je een fatale situatie: twee mannen die zich niks laten zeggen.
Kwestie van seconden eer het escaleert.

Bragaweg Voor de rechter

Het duurde niet lang of de driftkop van de Gemeente-werken te Bandoeng moest voor de rechter komen. Dan schrijft Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië iets meer over de zaak. Het gaat nu over ‘een stomp’, gegeven aan ‘den heer B. beheerder van toko Van B. aan den Bragaweg’. Dat had niet mogen gebeuren, vond de rechter, en ook:

  • Als verzachtende omstandigheid werd aangenomen, dat de heer B. in overtreding was daar men niet mag laten vegen dan na gesprenkeld te hebben met water of zaagsel.
  • Niettemin werd het handtastelijk optreden van den heer H. door den Landrechter gelaakt en de eerste veroordeeld tot f 10 boete subsidiair 3 dagen gevangenis.

Daar ga je. Opeens heb je een strafblad. Een boete van tien gulden of drie dagen brommen. De keuze lijkt me niet moeilijk. Toch een grote onaangenaamheid op zijn staat van dienst, als die tenminste nog verder is gegaan.
Dezelfde januarimaand knalde een auto tegen de toko aan. Kan zoiets toeval zijn? In principe wel. Tuurlijk, tuurlijk. Incidenten heb je overal, ook in de Bragastraat.

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Zo werd Mas Klentar een Staatsblad-Europeaan

Een Staatsblad-Europeaan, het woord zegt het al, dat is iemand van wie het Staatsblad heeft verklaard dat hij of zij Europeaan is. Dat gebeurde in 1910 met Mas Klentar. In de Nederlandsche Staatscourant van dinsdag 29 juni 1909 staat:

  • Ministerie van Koloniën
    Naar aanleiding van art. 3 der ordonnantie van 30 Juli 1883 (Indisch Staatsblad no. 192) wordt bekend gemaakt, dat Mas Klentar, bij den doop genaamd Petrus Johannes Leonardus Cleintuar, bij request, gedagteekend Manggar 23 Januari 1909, aan de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië ten behoeve van zich en zijne minderjarige kinderen vergunning heeft gevraagd tot het aannemen van den geslachtsnaam “Cleintuar”.

In 1910 kwam het antwoord van gouverneur-generaal Idenburg, gepubliceerd in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië.

Wat gebeurt hier?
Wel: de juridische status verandert van Inlander naar Europeaan. Het Staatsblad publiceerde de gelijkstelling,
Niet: de afkomst. Die bleef wat toen Inlands heette.
De naam heeft een reden, die ik niet goed kan doorgronden. In het Bataviaasch nieuwsblad van begin maart 1907 lees ik dat toegelaten zijn tot ‘de uitoefening van de genees-, heel- en verloskundige praktijk in Nederlandsch-Indië, de inlandsche artsen P.J.L. Klentar en S. Cleintuar’. Familie? En hoe dan het verband?

Europees

Met de positieve reactie op zijn request behoorde dokter P.J.L. Cleintuar (1869-1939) tot de Europese bevolkingsgroep en zijn kinderen ook. Hij wilde dat, getuige het woord request: naar alle waarschijnlijkheid heeft hij zelf het verzoek daartoe ingediend. Zo’n verzoek had alleen reden van slagen als de afzender kon bewijzen al min of meer door levensstijl en maatschappelijke positie tot de Europeanen te behoren. En dat kon de dokter. Christen moet hij ook geweest zijn, hij is immers gedoopt.
En daarbij, hij gebruikte de naam al langer. Dat zag ik in een nieuwjaarswens in het Bataviaasch Nieuwsblad uit 1900. Vulgo: in het algemeen.

Erkenning

Staatsblad-Europeaan kon je ook worden als je Europese vader je niet had erkend, en je wilde toch die positie van Europeaan. Het is bureaucratie, afwijzing kan pijn doen, maar het was wel een kans voor niet erkende Indo-Europeanen.
Maar ja, als je juridische positie verandert, moet je ook nog als zodanig behandeld worden door je naaste omgeving en de maatschappij. Dat is weer het ingewikkelde van Indië: er waren grenzen, die konden verlegd worden, en soms ontstonden daardoor weer nieuwe. Ik vraag me af, of er nu ook (meer) Europese patiënten bij dr. P.J.L. Cleintuar kwamen. Ervaring had hij genoeg.

In de oude kranten lees ik iets over die ervaring, en ook in het geweldige blad De Reflector. Hier enkele verdiensten:

  • 1890 overgeplaatst van stadsverband naar Brebes Tegal. Het Bataviaasch nieuwsblad schrijft over de vendutie:

Zaterdag j.l. moet te Brebes een geanimeerde vendutie plaats gehad hebben van den inboedel van den naar Buitenzorg overgeplaatsten dokter djawa Mas Klentar. Die dokter djawa schijnt zich nog al bemind gemaakt te hebben, want zijn eenvoudige inboedel, die hoogstens f 250 waard was, haalde door het opjagen en het herhaaldelijk “djoewal lagi” het bedrag van f 1083. Een flesch cognac bracht o. a. het niet onaardig sommetje op van f30. —

Dan is de dokter dus nog dokter djawa, een arts met minder bevoegdheden dan een Europees arts. Er was een speciale opleiding voor. En wat een bedrag levert zijn vendutie op, dat is een teken van waardering in Indië. Andersom ook: als je vendutie nauwelijks wat opbracht en daar schreven de kranten vervolgens over, dan was dat reden voor schaamte. Want dan kon iedereen lezen hoe weinig geliefd je was. Au-au.

  • 1892 Naar het gesticht voor beri-beri lijders te Buitenzorg
  • 1895-1896 bij de S.S lijngedeelte Bandjar Maos, met standplaats Bansjar.
  • 1896-1898 Te Blora, gedurende welke tijd hij ook belast is geweest met de Civiel Geneeskundige Dienst van Rembang en Blora.
  • In 1898, gehuwd met Mej. J.W.C. Hornung, vroeg en verkreeg eervol ontslag uit ’s lands dienst.
  • 1898 in dienst van de Billiton maatschappij met standplaats Manggar
  • 1905. Weder terug in Manggar
  • 1906 geplaatst als tweede geneesheer de Tandjoeng Pandan.
  • 1907-1910 als medisch geleider naar Hongkong en Swatow.
  • 1910 wat verlof naar Europa en aldaar ingeschreven als kandidaat in de medicijnen te Amsterdam.
  • In 1911 nam hij deel aan het natuurgeneeskunde congres in Groningen gehouden en in Amsterdam in het theoretisch geneeskundig examen moest echter wegens beëindiging van zijn beloof zijnde Europese studie onderbreken, ging terug naar Billiton, waar hij tot oktober 1913 in dienst bleef.
  • Om gezondheidsredenen vroeg hij eervol ontslag na circa zes maanden rust vestigde hij zich als particulier geneesheer te Blora.
  • In 1915 in dienst bij de Gouvernementswinning te Banka, waar hij tot ultimo december 1917 bleef.

Na het huwelijk

Mooi, zoiets. We zien de dokter vooral na zijn huwelijk met mejuffrouw Jeannette Wilhelmine Ciciele (J.W.C.) Hornung opklimmen. Misschien was zij een soort Hillary Clinton. Iemand met ambitie en die weet: met mijn steun kan hij het. Wat hier kan meewegen, is dat zij vermoedelijk Indisch was (Indo-Europees) en door haar huwelijk de juridische status van Inlandse kreeg. De uitweg was de route naar de status Staatsblad-Europeaan voor de echtgenoot.
En hij had ook het geluk bij een ongeluk: wel zijn studie in Europa moeten afbreken, maar daardoor veilig terug voor de Eerste Wereldoorlog losbarstte.
Hier, in Indië, heeft hij het dus uitstekend gedaan. Dusdanig, dat in De Reflector en in de kranten een oproep werd gedaan om hem in 1919 een eerbetoon te schenken. In Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië staat in april:

  • De heer P.J.L. Cleintuar, Indisch Arts der K.P.M., zal 27 dezer den dag herdenken, waarop hij 30 jaar geleden tot Inlandsch Geneeskundige werd benoemd.
  • De jubilaris heeft een eervolle loopbaan achter zich en staat bij de verschillende lichamen en inrichtingen, waaraan hij achtereenvolgens verbonden was, als een bekwaam practizijn bekend.
  • Enkele van zijn vele vrienden hebben het initiatief genomen, den heer Cleintuar een huldeblijk aan te bieden.

staatsblad-europeaan Daar staat: Indisch arts, dat is in deze context: arts in Indië. Zijn begin als Inlandsch Geneeskundige telt de dokter dus mee in zijn medische carrière.
Wat het huldeblijk is, vermelden de kranten helaas niet. Misschien een receptie met veel felicitaties en bloemstukken, ook voor mevrouw. Het echtpaar zegt iedereen dank in een advertentie in het Bataviaasch nieuwsblad, en dan weet je: persoonlijk bedanken lukte niet meer, zo druk was het.

Over de dokter en zijn echtgenote – en de kinderen – kan ik lang nadenken. Dat request. Naar Europa, en waar bleef zij dan? En weet je drie, vier generaties verderop in de familie nog hoe je grootvader Staatsblad-Europeaan werd?

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Leve de Heer en Mevrouw Soesman! (1919)

soesman
De Heer en Mevrouw Soesman te midden van familieleden, vrienden en bekenden. Dat is het enige bijschrift dat De Reflector in 1919 geeft bij een grote foto. Wie is wie?

Toen wist iedereen het, nu niet meer. Het is een aanmoediging voor ons allemaal om per vandaag op te gaan schrijven wie er op de foto’s staan die we in ons bezit hebben. Want een paar generaties verderop voelen ze zich zoals u en ik als we naar die mooie foto kijken, vol verlangen deze namen te leren kennen, omdat de namen ons dichter bij de mensen van toen brengen. Wie ze waren, wat ze verlangden en wat moeilijk was. Gewoon, hun leven in Indië.
Hier komt de foto. Daaronder schrijf ik verder.

soesman

De Reflector geeft wel informatie waarmee we verder kunnen zoeken. Dat heb ik een beetje gedaan, omdat ik een zwak heb voor de naam ‘Soesman’. Die kom ik vaak tegen in boeken over Indië. Er was een hotel Soesman, een toko Soesman dacht ik, in Semarang. Een arts Soesman. Noem maar, noem maar.

Zo begint De Reflector het artikel:

  • De heer Soesman, administrateur van suikerfabriek Soember Karang, vierde vorige week een dubbel feest, vertelt het Soerabaiasch Handelsblad.
  • Ten eerste was het de dag, waarop hij 25 jaar in den echt verbonden was met de dochter van welbekende heer van Aalst van Probolinggo; ten tweede nam hij bij het scheiden van zijn betrekking als beheerder van Soember Karang afscheid van het personeel.
  • ’s Morgens boden de geëmployeerden de familie Soesman een keurig zilveren theeservies aan en kwamen vele hunner kleintjes die door mevrouw Soesman nog ‘gebakerd’ waren, afscheid nemen van hun tweede moeder.

De suikerfabriek kwam ik in de archieven tegen als Soember Karang en Soember Kareng, een lettertje verschil dus.
Vooral die laatste alinea trof me.

Mevrouw Soesman

In die laatste alinea staat dus, dat mevrouw Soesman werkzaam was als vroedvrouw in de informele gezondheidszorg. Niet elke suikerfabriek had immers de beschikking over een arts en als een bevalling eenmaal begint, dan wil je er iemand bij hebben. Wie de ‘geëmployeerden’ waren, begreep toen iedereen.
Nu vermoed ik: vooral de Europese geëmployeerden. De inheemse geëmployeerden misschien ook, maar zij hadden veelal toegang tot een doekoen die ook kon helpen.
Die informele gezondheidszorg in Indië is razend interessant. Vooral vrouwen functioneerden hierin, met een eigen patiëntenkring en een eigen aanzien en – voor een vrouw in die tijd belangrijk – de mogelijkheid om economisch zelfstandig te zijn.
Over dit en aanverwante zorgcircuits schreef Liesbeth Hesselink een interessant proefschrift: Healers on the colonial market; Native doctors and midwives in the Dutch East Indies (2011). Het is te downloaden, zolang het duurt, klik en kijk hier hoe dat gaat. (de link is:  https://library.oapen.org/handle/20.500.12657/34586)

Ook ‘mijn’ mevrouw Kloppenburg-Versteegh staat in het boek als een belangrijke Indische kruidengeneeskundige.
Nu weer terug naar De Reflector.

Den Javaan

  • ’s Avonds was het dansreceptie.
  • Om half negen kwam het inlandsch personeel zijn opwachting maken toen alle gasten onder wie wij een groot deel van de Probolinggosche suikerwereld, en den Regent en den controleur opmerkten, reeds verzameld waren in het oude administrateurshuis.
  • De bevolking kent de heer Soesman, die bijna een kwart eeuw op de fabriek zit, waarvan 10 jaren als employée, en als administrateur, als een edel man die warm met zijn volk mede voelde en mevrouw Soesman als een vriendelijke altijd hulpvaardige raadsvrouw.
  • Omgekeerd heeft de administrateursfamilie ruim gelegenheid gehad om in den Javaan het vele goede te ontdekken dat in hem zit wanneer hij niet door verkeerde kuddeleiders op dwaalwegen geraakt.

Oei-oei-oei. Dat is een stevig woordje maatschappijkritiek. Waar zitten die ‘verkeerde kuddeleiders’? Vermoedelijk bij de Sarekat Islam, de beweging van de inheemse bevolking. En ook razend snel groeiend, precies wat de koloniale maatschappij altijd gevreesd had. Want de Europeanen waren getalsmatig in de minderheid. Een ‘kudde’ die geleid werd, kon veel schade aanrichten. Maar in het leven van de Soesmans was dit niet aan de orde. Of niet helemaal.
Toch was het duidelijk dat anno 1919 Indië aan het veranderen was. Moderner, democratischer zelfs. In dat jaar werd ook het Indo-Europees Verbond (IEV) opgericht. Mensen lieten hun stem horen. Vrouwen hadden ook al stemrecht gekregen.
Dat hebben de Soesmans allemaal gezien. Je gaat meteen hopen dat de heer dan wel de mevrouw Soesman een dagboek bijhielden. Met foto’s.

Malang

De Reflector vervolgt:

  • De Reflector voegt zijn wensen bij die van het publiek van Probolinggo en wenst der familie Soesman een prettige rusttijd in het koele Malang na haar welbesteed leven in de suikerwereld.

Ja, Malang, heerlijk is het daar. Dus ik keek in de oude Indische kranten naar het vervolg van dit verhaal. En wat staat er: al enkele maanden na zijn afscheid is de heer Soesman van zijn aardse taken ontheven.
Soesman Kassian, mevrouw Soesman. Hopelijk was er pensioen. En genoeg. Anders kon ze weer verder met bakeren, kinderen worden immers altijd geboren.
Het stemt tot nadenken. Over het universum dat elke suikerfabriek was. Over families in Indië. En ook weer, steeds weer, wie toch al die mensen op de foto waren en hoe het ze vergaan zou zijn. Heerlijk, denken over Indië. Voorbij, maar niet, nooit te vergeten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Was ik maar eerder begonnen met het familieverhaal”

familieverhaal Plop. Mail met bijlage in de bus. Hans Bogaerts (1955) heeft zijn familiegeschiedenis af en gepubliceerd en als ik met hem spreek, denk ik: kantje boord of het er wel of niet kwam. Dat is vaker zo, wie iets aan de ouderen wil vragen, moet opschieten.

Hoe het begon

“Mijn kinderen en kleinkinderen wilden weten wat de familiegeschiedenis is,” vertelt Hans. En: “Ik had al langer het idee gehad om die op te schrijven, maar ja ik werkte nog. Dus ik had weinig tijd. Toen ik 60 jaar werd, hebben de kinderen geregeld dat ik gesprekken kon hebben met Ruud Lapré, en toen is het boekidee langzaam begonnen.
Al met al heeft het nog acht jaar geduurd. Ik had niet altijd tijd en zin om eraan te werken. Na mijn pensionering dacht ik: nu ga ik er serieus aan beginnen.”

Tijd en motivatie, die moeten er zijn. Soms komen die voort uit het besef dat er in de familie nog verhalen onverteld zijn. Dat was ook zo bij Hans Bogaerts. Openhartig zegt hij: “Mijn vader is in 2001 overleden. Een half jaar ervoor merkte hij dat hij niet lang meer te leven had. Toen pas begon hij te praten over het kamp en ik luisterde en stelde vragen.”
Dat was 2001, maar ervoor ving Hans als kind en jonge volwassene ook wel verhalen op. Tantes en oom vertelden, je hoort het een en het ander, maar ja: op die leeftijd ben je vaak nog met andere dingen bezig, net als de jonge generaties nu. “Ik sloeg de informatie niet op. Pas later stelde ik vragen en toen ben ik gelukkig nog het een en ander te weten gekomen. Veel familieleden zijn inmiddels overleden. Was ik maar eerder begonnen met het familieverhaal dan had ik veel meer mensen vragen kunnen stellen.”

Dat hoor ik vaker.
Iets van spijt, van verlangen, van: had ik maar, was ik maar.
Terwijl de verhalen in de lucht hangen. Ook bij Hans, die als kind hoorde hoe zijn vader schreeuwde in zijn slaap, wetende dit is het kamp, wetende hier mag ik niets over vragen.

Familieverhaal

Maar laat is niet altijd te laat, dat laat het boek van Hans zien. In Mijn bijzondere familiegeschiedenis. Een reis door Europa, Nederlands-Indië en Indonesië beschrijft hij verschillende takken van zijn familie, met daarbij foto’s en documenten. De tijd van toen, in woord en beeld bewaard. Belangstelling? Klik hier en lees meer over het boek, ook bestellen.

Er komen heel wat namen voorbij, maar ik kijk steeds weer naar het verhaal an zijn Indische grootmoeder ‘Oma Neeltje’. Wat een vrouw: nog voor de Eerste Wereldoorlog reisde ze naar Nederland om in Delft te gaan studeren. Een intelligente zelfstandige vrouw, muzikaal ook: ze speelde piano. Negatieve opmerkingen? Jazeker. Hans: “Die liet ze langs haar rug glijden, ze negeerde mensen die negatief waren. Zelf stond ze positief in het leven.”

Dat Hans heel wat te weten is gekomen, blijkt uit sommige passages die ik wel drie keer moest lezen. Zoals deze:

  • Oma Neel was op bezoek bij haar broer Ootje Lammers op de suikerfabriek (Demak Idjo) in Prambanan, waar Ootje als chemicus werkte. Zij was hoogzwanger van mijn moeder, toen de weeën opkwamen zetten en is mijn moeder daar op 10 mei 1920 geboren.

Suikerfabrieken, dat is ook al een wereld apart in Indië. En dan 1920: na de Eerste Wereldoorlog. En de vertedering: een man die Ootje wordt genoemd, dan voel je meteen iets van het Indische in je resoneren. Zo kwam de moeder van Hans dus ter wereld. In het oude Indië. Ze trouwde met Joop Bogaerts, samen kregen ze twee dochters Marcella (de moeder van Hans) en Eyla. Een goed huwelijk en een bewogen tijd: na de onafhankelijkheid werden ze warga negara, nieuwe Indonesische staatsburgers.
In dit land werd Hans geboren en groeide hij op, schrijft hij:

familieverhaal

Hans met Oedjoe (collectie auteur)

  • In 1955 ben ik geboren in het Borromeus Ziekenhuis in Bandung.
  • Ik kan me redelijk veel dingen herinneren, maar weet niet of dat door alle verhalen van mijn ouders, oma, ooms en tantes komt en de foto’s.
  • Ik had een onbezorgde jeugd en werd door de kokkies en tuinman verwend. At niet veel van de dagelijkse kost, maar was gek op fruit.
  • Vliegeren totdat ik s’ avonds met een zonnesteek in bed lag, vissen met Oedjoe de tuinman bij de riviertjes tussen de sawa’s, spelen met de kinderen van families uit de buurt.
  • Ik heb nog op een kleuterschool gezeten, maar daar kan ik mij niets meer van herinneren. Van mijn moeder begreep ik dat ik daar gepest werd omdat ik een halfbloed was, een Indo.
  • Omdat mijn moeder hakim (rechter) was, wilden mensen haar graag te vriend houden. Zij vertelde mij een leuke anekdote. Mijn moeder moest nog iets afmaken en Oedjoe de tuinman, wachtte samen met mij buiten op mijn moeder. Iemand kwam langs en stopte iets in mijn broekzak. Toen mijn moeder keek wat het was bleek het een zakcentje voor mij te zijn.

Indische moeder

Twee stukjes uit een onbezorgde jeugd: wat weet een kind immers van veranderingen? De toestand voor het gezin werd onhoudbaar. In Nederland moesten ze, zoals velen, opnieuw beginnen. Hans leerde van zijn Indische moeder hoe om te gaan met reacties:

  • Ik herinner mij als kleine jongen van 6 jaar, dat ik met mijn moeder bij de groenteboer in Nederland stond en de neerbuigende manier waarop hij mijn moeder aansprak.
  • Mijn moeder deed net of zij het niet hoorde en gaf in ABN aan wat ze wilde hebben.
  • Ik kookte van binnen en vroeg later waarom ze daar niet op had gereageerd.
  • Haar antwoord was zo tekenend voor haar: “Sommige mensen weten niet beter en is zonde van je energie om daar aandacht aan te schenken.”

Zo vertelt hij dus zijn familieverhaal. Over de vroege generaties – ook die van de niet-Indische tak – en zoekend en herinnerend. Alles is een bron, officiële documenten en familieverhalen. Hoe voel het boek in de familie? Hans: “De kinderen en kleinkinderen vonden het geweldig. Ze hadden ook geholpen met meelezen en dingen opzoeken.” Werd er niemand boos, vraag ik nog. “Welnee”, zegt hij. “Iedereen was er blij mee.”

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Marie Oord: de laatste grote van de Komedie Stamboel

Marie Oord Eens leidde Marie Oord (1886- 1970) haar eigen ‘Indo Comedie-Vereeniging „De Eendracht”’ en heel Indië wist wie zij was. Zij was de laatste grote van de Komedie Stamboel, het muzikale volkstheater met inhoud.

Marie Oord schreef en bewerkte stukken, trad op als eerste actrice, ontwierp kostuums en leidde toneel,-en muziekgroepen. Dat je zegt: ze deed bijna alles.
Haar man Rudolf Christiaan Hoogeveen was manager.

Jonge generatie

Ze moet een geweldige vrouw zijn geweest: artistiek, doortastend, gevoelig en vooral met een hart voor de Indische jongere generatie. Die nam ze onder haar hoede. Dat laatste las ik in een mooi artikel van Tjalie Robinson in Tong Tong van 1967. Hij schrijft een onthullende passage over degenen die bij Marie kwamen werken, een jonge generatie vaak afkomstig uit armste laag van de maatschappij. Ze hadden de keus tussen in armoe leven of dit vrije beroep aangaan. Tjalie legt uit:

  • Het werk van Marie Oord, door de oprichting van haar toneelgroep, is in de kern doodgewoon liefdadigheidswerk geweest. Ze haalde de ‘Nietswaardigen’ uit hun gribusjes vandaan en gaf ze een kans hun eigen brood te verdienen.
  • Al werd er op het toneel van Komedie in het Maleis geacteerd, de jongelui kwamen althans bij de leiders in gezelschap van wie ze Nederlands vlotter leerden spreken. Ze ontwikkelden muzikaal en acteertalent en leerden zich vrijmoediger en zelfbewuster onder de mensen te bewegen.
  • Vanzelfsprekend werd door deze ‘vooropleiding’ de deur geopend voor vaste baantjes in de maatschappij. En Marie Oord heeft de jongelui nooit vastgehouden.
  • Wie op de vele reizen door Indie elders een baantje vond, mocht altijd meteen ‘overstappen’. Tientallen artisten zijn als assistent-snijvelder of schrijver op ondernemingen blijven hangen. Meisjes kregen baantjes of konden een goed huwelijk sluiten.
  • Het verloop op Marie Oord’s personeelstaat is altijd enorm geweest.

Een emancipatiebeweging dus. We zijn hier ongeveer aan het einde van de negentiende eeuw. Nederlands spreken is de weg naar een positie in de koloniale maatschappij, maar niet iedereen heeft de kans om die taal te leren. En dan kom je bij Marie Oord, waar je je kunt ontwikkelen.

Financieel

Het gezelschap reisde heel Indië door. Dan eens hier, dan eens daar optredend. Financieel deed Marie het zo, vertelt Tjalie:

  • Overal waar de Komedie kwam, werd door een agent ruim tevoren een huis gehuurd. Daar trok men dan met het hele gezelschap in.
  • Ieder kreeg een eetgeld van veertig cent per dag (en dat was ruim vijftig jaar geleden banjak veel!) en op de avonden van de uitvoeringen kreeg ieder een daggeld variërend van f 1,- voor de kleinere klusjes en rollen, tot f 5,- voor de betere functies.

Hoe kwam ze ertoe?

Dat is niet helemaal duidelijk. Het toneel had destijds een slechte reputatie. Maar ze kende als meisje Auguste Mahieu. Hij zag iets in haaar. Mogerlijk is toen een begin ontstaan.
De Stamboel-liefde kwam in ieder geval mee met haar echtgenoot: Rudolf Christiaan Hoogeveen. Hij was regisseur. Met Marie richtte hij met f. 2.000 geleend geld een eigen gezelschap op: ‘de Indo’s Komedie Vereeniging De Eendracht.’
Marie Oord deed meer:

  •  schrijven of bewerken van stukken als De Verhalen van 1001 Nacht, Njai Dasima, Hamlet, Djoela-djoeli Bintang Tiga
  •  ontwerpen van kostuums
  • leiden van de muziekgroepen: “Vaak niet meer dan zes man tellend, studeerden de strijkorkestjes serieus.” Ze speelden alle schlagers maar ook ‘We gaan naar Zandvoort aan de zee”

Rijk is Marie Oord er niet van geworden. Soms liep een reeks van voorstellingen heel goed, dan weer niet. Soms had ze grote schulden. Dan weer kon ze ruime donaties aan liefdadigheids-doelen schenken. Die afhankelijkheid van de komst van het publiek was er natuurlijk.

Publiek

Marie Oord

Soerabaijasch handelsblad, 16 april 1908

Ik zie die afhankelijkheid van het publiek ook in de recensies in de oude Indische kranten.

  • De Locomotief schrijft in 1908:

Van daar schrijft onze correspondent: De Indo Comedie-Vereeniging „De Eendracht” gaf hier gisterenavond (6 Juli) een voorstelling in de sociëteit Concordia. Opgevoerd werd La Somnambule. Het gezelschap, ’t welk uit 20 personen bestaat, is goed uitgerust van rêquisieten en speelt als stamboel zeer goed. Maar men moet een stamboel in eigen tent zien spelen, en niet in een schouwburgzaal met marmeren vloer en electrische verlichting. Het auditorium bestond slechts uit 60 personen, zoodat de Vereeniging zeker schade zal hebben geleden bij haar trip naar Bandoeng.

  • De Sumatra post, in 1909, zonder te melden wat er gespeeld werd:

Het onaangename regenweer gisteren avond heeft het tooneelminnend inlandsch publiek niet weerhouden zich op te maken naar de Bangsawau, die haar openingsvoorstelling gaf. De vrij groote hal was werkelijk goed gevuld en ook aan Europeesche toeschouwers ontbrak het niet.

Gemakkelijk was het dus niet. In het artikel in Tong Tong legt Tjalie uit waarom het uiteindelijk steeds slechter en slechter ging. Veel Indo’s stonden er beter voor en keerden zich af van de Komedie Stamboel, die minder geaccepteerd is bij het Hollandse deel van de samenleving. Marie ging op kantoor. Haar man opende een café-restaurant in Meester Cornelis.
En zo ging de tijd voorbij, met de Komedie Stamboel erbij. En Marie Oord, vergeten of niet, verdient een standbeeld. Om alles.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

gratis ebook

Top 5 mooiste fotoboeken over Indië

Houdt u ook zo van fotoboeken over Indië? Foto’s, bijschriften, verhalen over de auteur en diens gevoelsleven, voor mij zijn die fotoboeken vensters op de wereld van toen.

Ik kijk ook online maar dan mis ik de samenhang. Die bestaat al tusen vijf gezellige foto’s van Indische gezinnen in een album. Muziekavondjes. Fuiven. Literatuur. Witte strikken. Scholen. Bekende Indische Nederlanders van toen als Dicky de Hoog. Vrijmetselarij. Hotels. Militairen. Stadsbevolking en huizen met galerijen. Boekhandels en apotheken en schouwburgen en eh… Nou, veel dus. Elk fotoboek over Indië is me welkom, dus gezien de cadeautijd waarin wij leven,  noem ik mijn top vijf van Indische fotoboeken.

fotoboek 1 E. Breton de Nijs: Met vreemde ogen

Tempo doeloe – een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Querido, 1988
192 pagina’s

Dit is een zeer mooi fotoboek van Rob Nieuwenhuys, gepubliceerd onder zijn andere naam. En u ziet het: toen was tempo doeloe nog geen scheldwoord. Voor mij ook nog niet, hoor. Hier is de oude Indische tijd in beeld. Die grote huizen. Hoe de mensen keken. Eigenlijk is dit een boek over de tussentijd: er zijn nog sporen van de oude Indische samenleving, maar ook is de nieuwe Europese invloed al zichtbaar.
Van dit boek is met de twee andere boeken nog een herdruk gekomen, maar daar is een nieuwe selectie gemaakt. In de eerste uitgave staat mevrouw Kloppenburg wel, in de tweede niet meer. Dus dan weten we het weer: hoe ouder, hoe beter.

 

 

 

2 Joop van den Berg: Zo was Indië, 1850-1950. Herinneringen aan een eeuw Nederlands-Indië

Servire, 1976
fotoboek 159 pagina’s
Veel dagelijks leven, advertenties en verhalen uit de pers van toen. Ook mooi-droevig zoals dat van het Indische meisje Pauline Blom. Ze kreeg in 1929 een motorongeluk. En je kijkt toch van: wat een leuke stoere jonge vrouw, haar vriendinnen reden ook vast motor. Daarom hou ik van dit boek: ik ga ervan dromen en fantaseren over Pauline Blom.
Joop van den Berg recenseerde vroeger voor het dagblad Trouw boeken over Indië. Dan durfde hij nooit echt streng te zijn, omdat hij zelf zo gevoelig was. Zo’n lieve man. En hij wist ook zo veel van de oude tijd, zulke mensen zijn er steeds minder dat is beklemmend.

Daarom zijn boeken zo belangrijk. Hoe persoonlijker, hoe beter.

Dit soort boeken verschijnen niet tot nauwelijks meer.

 

 

 

3 Hein Buitenweg: Soos en samenleving in tempo doeloe

Servire, 1965
192 pagina’s
Hij is wat minder bekend dan Rob Nieuwenhuys en dat is jammer. Hein Buitenweg kijkt scherper, waar Rob Nieuwenhuys met emotie kijkt. Ze vullen elkaar aan. Nieuwenhuys heeft gevoel voor grandeur, voor glorie en glamour. Buitenweg ziet het kleine, de eenvoud, het dagelijks leven. En leuk toch, die titel: je moet iets van Indië weten om dat te snappen. De soos. En de samenleving. Ik zag een zwembadfoto en herinnerde me verhalen die ik over zwembaden hoorde. Buitenweg schrijft er ook verhalen vol details bij. Dat je weet: zo was het toen.

 

 

fotoboek

4 Tjaal Aeckerlin: Kroonduiven en paradijsvogels. Indische-Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea

KIT Publishers, 2010
179 pag.
Voor wie niets weet van Nieuw-Guinea is dit een eye opener: daar bloeide dus ook de Indische cultuur, op een eigen manier. Voor anderen een emotioneel oja-boek. Extra mooi boek door de veelvuldige familiefoto’s, dat brengt het dichterbij. Goede uitleg van wat-wat is. En wat zijn de foto’s kraakhelder afgedrukt. Waarschuwing: hierna wilt u alles van Tjaal Aeckerlin lezen. Ja, dat gebeurde met mij, inderdaad. Hij maakt belangrijke boeken, vol herinneringen van anderen. Een schatbewaarder.

 

fotoboek

5 C.A. Heshusius: KNIL 1830-1950. Soldaten van de kompenie KNIL 1830-1950. Een fotodocumentaire over het dagelijks leven van het Koloniale Leger in Nederlands-Indië

Uniboek/Spectrum, 1986
191 pag.
In mijn top vijf vanwege het grote informatieve karakter van de foto’s en het feit dat ze verzameld zijn. Er is nog altijd geen groot overzichtswerk van het KNIL, gek genoeg. Het boek staat op de laatste plaats in de top 5 vanwege het klein formaat van de foto’s. Elk kan best op een grote halve pagina, dan zie je meer.

 

 

Meer

Er zijn nog meer fotoboeken, en ook boeken met heel veel foto’s (wat weer iets anders is), zoals de reeks Beeld van een stad. Deze vijf, daar blader ik het liefste in.

Misschien moet ik even iets duidelijk zeggen. Dat hele idee van koloniseren was natuurlijk fout. Dat doe je niet met een ander land. Maar het gebeurde en het duurde verschrikkelijk lang. Eigenlijk duurt het nog, maar dan in families die de geboden en verboden uit die tijd in zich hebben zitten op de een of andere manier. Veel Indische families hebben dat. Het maakt het leven vaak moeilijk. Zo, dat is gezegd.

Ik heb de Top 5 onder elkaar gezet, als u de boeken wilt kopen is dat handig. Waar? Soms is een boek te bestellen bij uw plaatselijke boekhandel, het boek van Tjaal Aeckerlin hopelijk. Anders overal en nergens, bijvoorbeeld op rommelmarkten en bij www.boekwinkeltjes.nl

Klik hier en download de Top5 Fotoboeken

Ik hou me aanbevolen voor tips voor andere boeken. Welk fotoboeken vindt u nou mooi?

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

En daarom werd hij gigolo in Indië

gigolo “En daarom werd opa gigolo.” Die levenservaring hoop ik nog eens te lezen want vooral in de jaren 1930 – inderdaad, de crisistijd – is dit voor een Europese man een manier om geld te verdienen.

In de Indische kranten kwam ik het fenomeen van de gigolo steeds tegen, net als de lezers en lezeressen van toen. Zo moeten ze aan het bestaan van dit beroep gewend zijn geraakt.
Er is natuurlijk een verschil tussen:

  • danseur: de man die voor geld met vrouwen danst in een uitgaansgelegenheid
  • danseur mondain: een danser van de wereld, dus die de zonde kende en ook tegen een bepaald tarief aanbood
  • gigolo: de man die in de prostitutie zit. Hij bepaalt zelf wat hij doet en wat het kost. Hij heeft de meeste mogelijkheden.

In de krant

Nu naar de kranten.
In 1932 draaide de film Just a gigolo in veel bioscopen. Een pikante film, schreven de kranten, een geestige film, dus onfatsoenlijk was het niet. De film vertelde het verhaal van een Engelse lord, vertolkt door William Haines, die zich voordoet als gigolo. Omstandigheden, misverstanden, happy end, u weet.

Ook in 1932 publiceerde De locomotief een kort verhaal met de titel ‘Menschen op Kamers. Danseur mondain.’ Dit gaat over een kantoorbediende die naar luxe verlangt:

  • Toen is hij danseur geworden.
  • Iederen middag en iederen avond kunt ge hem [zien] aantreden, in de zalen van het groote hotel.
  • Hij zit daar aan een kiein tafeltje met een kopje thee en een doosje dure sigaretten; zijn handen zijn blank en lang, zijn nagels zijn te glanzend, zijn haar ligt te ordelijk er te net op zijn schedel geplakt, zijn jas is iets te getailleerd, zijn schoenen zijn iets te glimmend en de manchetten van zijn parelgrijze overhemd zijn even te lang.
  • Hij danst veel en correct met velerlei vrouwen […].

Netten gigolo

Het jaar erna, in 1933, lees ik in de Sumatra-bode een mooie recensie van het toneelstuk ‘Reclame’, gespeeld in Padang, met alweer een gigolo in beeld:

  • Wie een kleine, maar prachtig getypeerde rol speelde, was voorts de heer Meyer, als het nietsnutje Eilery Clark.
  • Buitengewoon goed, wat spraak, mime en kleeding betreft.
  • We kennen dat soort knapen: met de witte handschoenen, de getailleerde billentikkertjes, de geaffecteerde spraak en die vrouwelijke lijnen.
  • Af en toe staan ze in het politieblad.
  • Het prototype van den netten gigolo.
  • Een compliment voor de uitbeelding.
  • Ze was naar het leven geteekend.

Hoezo naar het leven getekend, dacht ik. En dat: ‘ We kennen dat soort knapen’. Ik niet. En ik kom heus weleens ergens. Waarom wordt een man in die tijd gigolo? Een verlangen naar luxe of simpelweg een verlangen naar inkomen.
Want die tijd is de crisistijd.

Crisis

gigolo

1932, Deli-Courant

In het mooie boek In Indië geworteld van Hans Meijer lees ik onthutsende cijfers. De inkomens uit een reguliere betrekking werden minder en minder. Over een pakhuismeester van de Nederlands-Indische Handelsbank in Soerabaja schrijft hij: ‘De crisis had echter zijn salaris teruggebracht van 500 gulden per maand naar 375 gulden, om uiteindelijk naar 200 gulden af te zakken.’ Vreselijk, voor wie het zich even indenkt. Zeker als je kostwinner bent, en de meeste getrouwde mannen waren dat, ook met trots voor vrouw en kinderen te kunnen zorgen.
Ik kan me voorstellen dat je doet wat je kunt. En als je er goed uitziet, aangenaam kunt dansen, conversatie hebt, ja, dan…

In 1935 berichtte de Sumatra post evenwel: ‘Het beroep van danseur mondain, aldus de N.R. Ct., is in Duitschland verboden in het belang van de waardigheid van den man.’ Verbieden leidt meestal tot een ondergronds gaan van zaken. Juist in een crisis, als mensen wanhopig zijn.
Vooralsnog heb ik kleine stukjes van deze puzzel, maar ze zijn er wel, en ik kijk uit naar meer informatie over de man als gigolo in Indië.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Wat de Europese dameshoed ons vertelt

dameshoed Een dameshoed op een oude foto verdient de aandacht. Meer dan zomaar even kijken en denken, ja toen droegen de vrouwen nog hoeden. Wanneer u een familiefoto heeft met een hoed-dragende Europese vrouw, dan kunt u aan de hand hiervan onderzoek gaan doen om haar beter te leren kennen.

Vragen

Wat u wilt weten is:

  • Was zij modern, volgde ze elke nieuwe mode, en was zij licht ontvlambaar voor elke nieuw model? En wat zegt dat over haar karakter?
  • Waar kocht zij haar hoeden, en hoe kwam ze aan dat geld? Is zulks huishoudgeld, verdiende ze zelf (hoe en wat en waar), kreeg ze een toelage voor persoonlijke uitgaven en hoe verstandig ging ze daarmee om? (Wel hoeden, geen cursus steno?)
  • Wie beoordeelde haar hoeden? Ging ze veel uit, waren er vrouwenverenigingen (u weet, vrouwen onder elkaar…) of was ze aan de positie van haar echtgenoot verplicht een zekere stand op te houden?
  • Bonusvraag: draagt zij veren op haar hoed? Dat is een omstreden keuze voor de Eerste Wereldoorlog. Hele verenigingen kwamen daartegen in opstand. Zo ja en zo nee, dan weet u ook al iets meer.

Klopt, dat zijn veel vragen. Ik hoop dat ze u tot nadenken stemmen, zodat u met nieuwe ogen naar dezelfde familiefoto kijkt.
Een vrouw die elk voorjaar en elk najaar een nieuwe hoed wil, is een andere vrouw die zegt: “Ach, een nieuw lintje om de hoed, dan kan het nog wel hoor.”
In het kleine des levens leren we over het grote des levens.

Hoedenmagazijn

In De Reflector van 1 november 1919 las ik het artikel ‘mevrouw Coelijn te midden van haar modisten’. De grote foto hierboven is uit dat artikel. Of nou ja, artikel. Het was meer een foto met een bijschrift. Dit stond er:

  • Woensdag 29 October was het 10 jaar geleden dat Mevrouw Coelijn, de eigenaresse van het bekende hoedenmagazijn van dien naam in Gang Passer Baroe, de zaak overnam van Mevrouw Valkenburg.
  • Wel waardig is het te weten dat bij de overname de omzet bedroeg f 300.- per maand, Thans bedraagt deze omzet tusschen de vier en vijf duizend gulden! Wel een bewijs dat de stoere en werkzame Mevrouw Coelijn er slag van heeft haar zaak te beheeren.
  • Trouwens de door haar atelier geleverde hoeden vallen te zeer in den smaak der Bataviasche (en Bataviasche niet alleen!) dames, dan dat wij daarover nog een aanbevelend woord zouden moeten schrijven.
  • Mevrouw Coelijn, het ga U en Uwe zaak goed, Prosit – tot over 10 jaar!

Nu even rekenen met het omzetten van dat IISG-hulpmiddel: daarmee kunt u een guldensbedrag van toen omrekenen in een eurobedrag van nu.
(klik en kijk: https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php )

Mevrouw Coelijn had bij de overname in 1909 dus 300 gulden omzet per maand.
Omgerekend: ruim achtduizend euro.
Anno 1919 heeft ze 4.000 gulden omzet per maand, minimaal.
Omgerekend: 58580.01 euro. Als ik dit goed lees, is het ruim 50.000 euro per maand. Een bedrag waarvan ik denk: 1 begrijp ik het wel goed en 2 hoe deed mevrouw Coelijn dat.

Couture-hoeden

In ieder geval, hoeden zijn dus big business. Er waren in Batavia dan ook meer hoeden-magazijnen. Je kon als vrouw zijnde een confectiehoed kopen, met het risico dat je iemand tegenkomt die dezelfde hoed draagt. Of je bestelde bij mevrouw Coelijn. Ze heeft een eigen atelier waar ze hoeden laat maken, het is vermoedelijk couture. Mevrouw heeft ook modistes in dienst, vrouwen die verder helaas naamloos blijven maar wel op de foto mochten. Ze zien er netjes en bekwaam uit. Ik zou er zo iets bestellen.

Ik werd natuurlijk nieuwsgierig naar de persoon van mevrouw. Ze ziet er zo Hollands uit, en hoe dan toch. Veel wijzer werd ik niet, alleen had ik nieuwe vragen. In het paviljoen waar ze werkt, is ook een mode-academie gevestigd, meldt het Bataviaasch Nieuwsblad in 1918. Misschien was ze daar ook wel aan verbonden. Zoiets hoeft immers geen grote instelling te zijn. De Reflector publiceerde ook een foto van ‘de toko van mevrouw Coelijn’, kijk, die zag er zo uit:

dameshoed

Er is sprake van een zekere meneer Coelijn. Hij lijkt mevrouw goed aan te vullen. In De Preanger-Bode van 1915 zag ik een advertentie waarin hij zichzelf aanprijst als zijnde het Soekaboemisch Kleedingmagazijn (tel. No. 187) met drie pluspunten:

  • 14 jaar coupeur in Europa
  • 10 jaar in de tropen
  • dus geen jong coupeur

Hoe dat dan weer zit, is me een raadsel. Mevrouw Coelijn vertrok in 1927 naar de grote hoedenhemel, ze heeft vast honderden dameshoofden gesierd met een hoed naar eigen ontwerp. Hoe en wat, dat staat vermoedelijk op uw oude familiefoto’s. Hoe beter u kijkt, hoe meer u ziet en begrijpt.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat. 

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom njai Aïma zich niet liet wegsturen

njai Aïma is een njai, een concubine, ze is met Theodoor van de Elst met wie ze een kind heeft. Dan besluit Theodoor dat hij met de Hollandse Nelly gaat trouwen. Aïma moet weg.
Maar zij wil niet.

Dat is het keerpunt in een ijzingwekkende roman uit 1892, met de opgewekte titel Vrouwen lief en leed onder de tropen. Schrijfster Thérèse Hoven kende Indië en ze kende ook haar lezeressen. Al te explicitiete verhalen kon niet. Uitgevers wilden dat niet publiceren.
Dus ze verpakt wat ze wil zeggen in een tot op zekere hoogte feel good verhaal. Dat zie ik meer gebeuren in zogeheten damesromans. Ze zijn voor en door dames geschreven, dus vrouwen die zich boeken konden (of mochten) veroorloven, die enige kennis van de wereld bezaten en ie vermoedelijk beseften dat hun positie een kwetsbare was. Want betaalde betrekkingen voor dames waren zeer schaars. De meeste vrouwen trouwden en werden dan wettelijk en emotioneel afhankelijk van hun echtgenoot.
Wat te doen, als zo’n man dan tegenvalt?
Dat staat allemaal fraai verpakt te lezen in de damesromans. In die verpakking bevindt zich nuttige informatie, waar je als vrouw zijnde iets mee kunt, als je durft.

Bamboe

Thérèse Hoven vertelt dat Aïma als kokki in huis is nadat Theodoor met Nelly is getrouwd. Ze is overgegaan op een langzame, onomkeerbare en voor Theodoor zeer pijnlijke moord:

  • Uit vrees, dat het ontdekt zou worden, als zij een krachtig middel nam, had zij ’t vergif gebruikt,
  • dat het langzaamste, doch tevens het zekerste werkt, nl. de fijne vezeltjes der bamboe.
  • Deze  verteren niet en veroorzaken langzamerhand een doodelijke maagkwaal.
  • Dagelijks had ze een kleine hoeveelheid daarvan in de rijst gemengd, hopende dat de njonja blanda (blanke mevrouw) er ook van eten zou.
  • Daar Nelly echter niet van de rijsttafel hield, was zij gespaard gebleven.

Zo moet dat dus: bamboevezeltjes door het eten. Mogelijk zijn het de bamboehaartjes, die aan de binnenkant groeien; ik heb daar verschillende verhalen over gehoord.
Het middel werkt langzaam. De vezels gaan vastzitten in de organen en verteren die langzaam, zoals ook de wrok in de ander een verterend effect heeft.
Zo begreep ik hoe boos Aïma moet zijn geweest. Ze wil die Theodoor zien lijden, langdurend en ellendig. Theodoor sterft:

  • De benauwdheden namen in hevigheid toe en volgden elkander sneller op naarmate het einde naderde.

Nelly is weduwe. Aïma heeft gif genomen.
Ik las het en dacht: Ja, zo gaan die dingen. En ik dacht: bamboe is in Indië altijd voorhanden, en duur is het niet. Dat zullen de lezeressen destijds ook hebben gedacht.

Dr. Amir

njai

Uit het Bataviaasch Nieuwsblad.

Ik vermoed dat damesromans destijds niet gelezen werden door de heren der wetenschap. Want in De Locomotief van juli 1932 kom ik het verslag tegen van de lezing door dr Amir, over het onderwerp ‘De vrouw en de misdaad.’ Dr Amir is ‘specialist op het gebied van zenuw- en zielsziekten te Batavia.’ Hij is druk met lezingen geven, adviezen verstrekken, de man is een expert, een autoriteit.
De dokter weet dat vrouwen minder crimineel zijn dan mannen, dat komt door: ‘de beschutting van het milieu, de geringere activiteit en het mindere alcoholmisbruik van de vrouw.’ Verderop blijkt dat hij bedoelt: Europese vrouwen. Want over Aïma en andere vrouwen zegt hij:

Van de eigenaardigheden der inheemsche misdadigster is nog niet veel bekend, zeker is evenwel, dat hierbij, behalve de rasaanleg, nog vele andere factoren als sociale structuur en infectieziekten een rol spelen.

Foei dokter Amir! Al in 1892 legde een bekende schrijfster uit wat de oorzaak van de misdaad kan zijn: niks rasaanleg. Gewoon een zekere Theodoor van de Elst, die dacht een njai weg te kunnen sturen. Oorzaak en gevolg. Je moet je wel in vrouwen en hun lectuur willen verdiepen, natuurlijk.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Wat typeert uw familie? (video)

Wat typeert uw familie? Het antwoord op die vraag heeft u nodig wanneer u een mooie samenhangende familiegeschiedenis wilt schrijven,.

Het is een simpele vraag maar wel eentje met diepgang. Neem de tijd om goed over het antwoord na te denken. Misschien is het vierde of vijfde antwoord dat in u opkomst het beste.

Ervaring

Ook al schrijf ik meestal de biografie van een enkele persoon, hij of zij maakt wel deel uit van een familie. Dus daar kijk ik ook naar. Wat iemand meekrijgt in het leven aan normen en waarden, overtuigingen en gewoonten, dat komt uit de familie.
Het kan ook zijn: een reactie, een niet-willen, een hartstochtelijk verlangen het zelf anders te willen doen. Wie zich sterk afzet, heeft ook een band.
Nu ik aan de biografie van Van Daalen werk, zie ik de familiewaarden in zijn leven terugkeren. Een militaire familie, waarin persoonlijke eer boven alles werd geplaatst. Zo handelde hij ook, en daaarvoor heeft hij een prijs betaald. Dat is me geleidelijk aan duidelijk geworden. Het boek verschijnt begin 2024.

Video

In deze video:

  •  het belang van de familie typeren
  •  waarom u aandacht moet geven aan de uitzonderingen
  •  familie is familie, onderling verbonden

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant