Artikelen

Easy peasy. 5 stappen om uw familieverhaal (eindelijk) op papier te zetten

familieverhaal schrijvenEasy peasy. 5 stappen om uw familieverhaal (eindelijk) op papier te zetten. Zijn die er echt, die vijf stappen? Ja, tuurlijk. Wat die zijn, ga ik u uitleggen.

Uitleggen in een workshop, bedoel ik. Het gaat online, dus u hoeft nergens heen. Via een zogeheten webinar ga ik straks uitleggen hoe u een familieverhaal begint, wat voor structuur u kunt gebruiken, wat de valkuilen zijn en wat de vijf belangrijkste stappen zijn die u kunt zetten om van leuk-idee naar het-is-af te komen.

Zin in

Ik heb er nou al zin in.
Ook omdat het lange tijd geleden is dat ik een online workshop gaf. Ik zat tot over mijn oren in het werk aan mijn biografie van generaal Van Daalen, en ik maar doorploeteren, het manuscript moest ingeleverd worden, er kwam van alles bij, ik dacht ik red het niet. Maar toch. In april 2024 komt het boek uit.

Dus nu heb ik wat ruimte. En hup daar ga ik, u online ontmoeten en mijn kennis met u delen. Die kennis komt uit de praktijk.
Want ik schrijf dan wel steeds weer een biografie, dus een levensverhaal van 1 persoon, maar de familie komt er ook bij.
In het nieuwe boek schrijf ik over de vader en de oom van generaal Van Daalen, die een sterke invloed op hem hadden. Ook noem ik even een grootvader, die ook een eigen invloed had. En dan zijn moeder. Dus ja, ook weer familie.
Niemand is een eiland. We zijn allemaal deel van een generatie, en we hebben generaties voor ons en soms ook na ons.
Dan heb je al gauw een familieverhaal.

Aan de reacties die ik in de loop der jaren heb gekregen merk ik dat het steeds belangrijker wordt voor mensen om het familieverhaal op papier te kunnen zetten. Drie, vier generaties met naam en toenaam, met grappige of droevige weetjes erbij.
Ik hoor dan hoe belangrijk het is. Dat snap ik.
Herinneringen en familieverhalen gaan over wie we zijn, en waarom we zo zijn. Het zijn feiten, maar vooral gevoelens van herkenning, van een band: weten waar je vandaan komt, begrijpen op wie je lijkt, je thuis voelen in de familie, dat heeft iedereen nodig.
Misschien vooral als er oude pijn is. Die mag er ook zijn, wat mij betreft.

Schrijven is doen

Maar bent u er klaar voor? Dat is de vraag.
Hoe graag u ook wilt, toch komt er vaak weinig terecht van het opschrijven. Er zit dan vaak een gebrek aan kennis in de weg. Hoe je begint. Wat voor structuur je nodig hebt. Dus nou ja, hoe je het aanpakt.
Soms vindt iemand het idee ook leuk, en meer niet. Dan komt er steeds wat tussen, en dan gebeurt er uiteindelijk niets.

Schrijven is een kwestie van doen en dat geldt zeker voor een familieverhaal, of het nu om uw eigen leven gaat of om dat van uw ouders en grootouders of de hele familie van zeven generaties terug met alle neven en nichten erbij. Het gaat om weten hoe je zoiets doet. En tijd ervoor hebben.
Inmiddels schreef ik meer dan dertig boeken (groot en klein), en bij elk ervan volgde ik een soort stappenplan. Eerst het ene. Dan het andere.
Met zo’n stappenplan is schrijven gemakkelijker en daardoor leuker.

Schrijven lijkt een beetje op rozenstroop maken. Ook dan moet u weten wat u doet. Er moet net genoeg water bij de stroop om het lekker te maken. Plonst u het glas vol water dan heeft u roze water dat nergens naar smaakt. Te weinig watererbij smaakt nergens naar. Wie rozenstroop kan maken, vindt het eenvoudig.
Easy peasy.
Net als met schrijven.

Is het iets voor u?

  •  u wilt weleens horen hoe ik dat nou aanpak een familieverhaal schrijven, u neemt graag een kijkje in de praktijk van een ervaren schrijfster, daar kunt u wat van leren
  • en het is ook voor u wanneer u al een paar keer bent begonnen en weer bent opgehouden omdat het gewoon niet ging dus u heeft nieuwe moed en inspiratie nodig

Voor wie is het niet?

  •  u denkt schrijven gaat vanzelf en ik begin morgen wel of overmorgen of volgend jaar
  •  u gaat eind deze maand op cruise en bent straks een half jaar het leven aan het vieren

Dus het is aan u om af te wegen of de workshop voor u belangrijk kan zijn. Ik ga in ieder geval mijn best doen en ik hoop dat u gemotiveerd bent om erbij te zijn.

Easy peasy

Wat: Easy peasy. 5 stappen om uw familieverhaal (eindelijk) op papier te zetten.
Wanneer: woensdag 27 december 2023
Hoe laat: 0900-0945 uur
Waar: online, na opgave komt de technische informatie zo snel mogelijk naar u toe
Kosten: gratis

Opgeven: via het onderstaande formulier voor nader contact. Ik mail u dan terug en dan weten u en ik het komt in orde.

Contact

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

 

Hier is een update

Nu is het zeker: er komt een avond-workshop bij. De ochtend is bijna vol. Dus wilt u alleen op de ochtend, wees er dan snel bij. De avond loopt ook al.
Het is dus:
woensdagochtend 27 december om 0900 uur
of
woensdagavond 27 december om 1930 uur
Bij opgave vermelden: ochtend of avond, dan ontvangt u de goede mail.

Attentie: de ochtend zit vol, wel is er nog ruimte  op de avond. Lukt dat niet? Mail me dan toch even, want bij voldoende aanmeldingen plan ik een andere ochtend in.

Veel Gestelde Vragen

1 Moet ik iets voorbereiden?
Nee, er is geen huiswerk vooraf. Het is wel handig als u pen en papier bij de hand heeft, ingeval u aantekeningen wilt maken. Want ik leid u door het plan van aanpak dat ik zelf altijd gebruik dus als u iets hoort dat voor u nuttig is: schrijf het op.

2 Wat kan ik na de workshop?
Goede vraag. Als u bij de les blijft, kunt u erna beginnen ofwel verder gaan met het familieverhaal dat u schrijft. Dat wil zeggen, als u een snelle beslisser bent. Want u krijgt van mij drie mogelijkheden om een familieverhaal op te zetten dus daar moet u wel een besluit over nemen. Maar ik bied u in de workshop ook iets anders. (Wat, dat zeg ik daar en dan pas)

3 Wat is het verschil tussen een familieverhaal en een levensverhaal?
Een familieverhaal is eigenlijk een combinatie van verschillende levensverhalen, elk weer van een ander familielid. In een levensverhaal staat een enkel leven centraal, met daarbij ook de invloeden van de andere familieleden. Het accent is dus anders.

4 Geeft u ook advies over het interviewen van familieleden?
Niet in de workshop, tenzij het ter plekke in me opborrelt of iemand een vraag stelt. Maar dan nog, er valt meer over te zeggen dan in een enkel moment mogelijk is. U kunt altijd een telefonisch overleg- gesprek boeken, klik hier en kijk hoe dat gaat,

5 Wilt u mijn manuscript lezen?
Helaas. Daarvoor ontbreekt me de tijd. Daarbij is het ook mijn vreugde om samen met iemand te werken en dan zo het verhaal te zien groeien.
Maar als u iets af heeft, en u twijfelt, mail me dan de reden en misschien kan ik even met u meedenken.

6 Ik kan alleen ’s avonds wat nu?
Dan heb ik goed nieuws. Ten eerste, u bent de enige niet. Ten tweede, daarom komt er nu ook ’s avonds een workshop, die is om 1930 uur op dezelfde dag,

7 Komt er een opname?
Neen.

8 Ik kan die dag helemaal niet, en eigenlijk heel december niet maar ik wil er wel bij zijn, hoe doe ik dat?
Als u niet kunt, dan kunt u niet. Zo eenvoudig is het. Maar ik denk, u heeft een reden om erbij te willen zijn, en die kunt u aan mij mailen. Of, u maakt een gratis overleg-afspraak met mij, dat is per telefoon. Klik hier en kijk hoe dat gaat.

9 Ik ben nog helemaal niet zover dat ik ga schrijven, zal ik meedoen?
Wat dit antwoord betreft, zeg ik alleen: regeren is vooruitzien.

10 Ik heb een andere vraag namelijk…
Vragen staat vrij, hieronder nogmaals het inzend-formulier, dat komt linea recta in mijn mailbus en dan mail ik terug.

Contact

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Marie Oord: de laatste grote van de Komedie Stamboel

Marie OordEens leidde Marie Oord (1886- 1970) haar eigen ‘Indo Comedie-Vereeniging „De Eendracht”’ en heel Indië wist wie zij was. Zij was de laatste grote van de Komedie Stamboel, het muzikale volkstheater met inhoud.

Marie Oord schreef en bewerkte stukken, trad op als eerste actrice, ontwierp kostuums en leidde toneel,-en muziekgroepen. Dat je zegt: ze deed bijna alles.
Haar man Rudolf Christiaan Hoogeveen was manager.

Jonge generatie

Ze moet een geweldige vrouw zijn geweest: artistiek, doortastend, gevoelig en vooral met een hart voor de Indische jongere generatie. Die nam ze onder haar hoede. Dat laatste las ik in een mooi artikel van Tjalie Robinson in Tong Tong van 1967. Hij schrijft een onthullende passage over degenen die bij Marie kwamen werken, een jonge generatie vaak afkomstig uit armste laag van de maatschappij. Ze hadden de keus tussen in armoe leven of dit vrije beroep aangaan. Tjalie legt uit:

  • Het werk van Marie Oord, door de oprichting van haar toneelgroep, is in de kern doodgewoon liefdadigheidswerk geweest. Ze haalde de ‘Nietswaardigen’ uit hun gribusjes vandaan en gaf ze een kans hun eigen brood te verdienen.
  • Al werd er op het toneel van Komedie in het Maleis geacteerd, de jongelui kwamen althans bij de leiders in gezelschap van wie ze Nederlands vlotter leerden spreken. Ze ontwikkelden muzikaal en acteertalent en leerden zich vrijmoediger en zelfbewuster onder de mensen te bewegen.
  • Vanzelfsprekend werd door deze ‘vooropleiding’ de deur geopend voor vaste baantjes in de maatschappij. En Marie Oord heeft de jongelui nooit vastgehouden.
  • Wie op de vele reizen door Indie elders een baantje vond, mocht altijd meteen ‘overstappen’. Tientallen artisten zijn als assistent-snijvelder of schrijver op ondernemingen blijven hangen. Meisjes kregen baantjes of konden een goed huwelijk sluiten.
  • Het verloop op Marie Oord’s personeelstaat is altijd enorm geweest.

Een emancipatiebeweging dus. We zijn hier ongeveer aan het einde van de negentiende eeuw. Nederlands spreken is de weg naar een positie in de koloniale maatschappij, maar niet iedereen heeft de kans om die taal te leren. En dan kom je bij Marie Oord, waar je je kunt ontwikkelen.

Financieel

Het gezelschap reisde heel Indië door. Dan eens hier, dan eens daar optredend. Financieel deed Marie het zo, vertelt Tjalie:

  • Overal waar de Komedie kwam, werd door een agent ruim tevoren een huis gehuurd. Daar trok men dan met het hele gezelschap in.
  • Ieder kreeg een eetgeld van veertig cent per dag (en dat was ruim vijftig jaar geleden banjak veel!) en op de avonden van de uitvoeringen kreeg ieder een daggeld variërend van f 1,- voor de kleinere klusjes en rollen, tot f 5,- voor de betere functies.

Hoe kwam ze ertoe?

Dat is niet helemaal duidelijk. Het toneel had destijds een slechte reputatie. Maar ze kende als meisje Auguste Mahieu. Hij zag iets in haaar. Mogerlijk is toen een begin ontstaan.
De Stamboel-liefde kwam in ieder geval mee met haar echtgenoot: Rudolf Christiaan Hoogeveen. Hij was regisseur. Met Marie richtte hij met f. 2.000 geleend geld een eigen gezelschap op: ‘de Indo’s Komedie Vereeniging De Eendracht.’
Marie Oord deed meer:

  •  schrijven of bewerken van stukken als De Verhalen van 1001 Nacht, Njai Dasima, Hamlet, Djoela-djoeli Bintang Tiga
  •  ontwerpen van kostuums
  • leiden van de muziekgroepen: “Vaak niet meer dan zes man tellend, studeerden de strijkorkestjes serieus.” Ze speelden alle schlagers maar ook ‘We gaan naar Zandvoort aan de zee”

Rijk is Marie Oord er niet van geworden. Soms liep een reeks van voorstellingen heel goed, dan weer niet. Soms had ze grote schulden. Dan weer kon ze ruime donaties aan liefdadigheids-doelen schenken. Die afhankelijkheid van de komst van het publiek was er natuurlijk.

Publiek

Marie Oord

Soerabaijasch handelsblad, 16 april 1908

Ik zie die afhankelijkheid van het publiek ook in de recensies in de oude Indische kranten.

  • De Locomotief schrijft in 1908:

Van daar schrijft onze correspondent: De Indo Comedie-Vereeniging „De Eendracht” gaf hier gisterenavond (6 Juli) een voorstelling in de sociëteit Concordia. Opgevoerd werd La Somnambule. Het gezelschap, ’t welk uit 20 personen bestaat, is goed uitgerust van rêquisieten en speelt als stamboel zeer goed. Maar men moet een stamboel in eigen tent zien spelen, en niet in een schouwburgzaal met marmeren vloer en electrische verlichting. Het auditorium bestond slechts uit 60 personen, zoodat de Vereeniging zeker schade zal hebben geleden bij haar trip naar Bandoeng.

  • De Sumatra post, in 1909, zonder te melden wat er gespeeld werd:

Het onaangename regenweer gisteren avond heeft het tooneelminnend inlandsch publiek niet weerhouden zich op te maken naar de Bangsawau, die haar openingsvoorstelling gaf. De vrij groote hal was werkelijk goed gevuld en ook aan Europeesche toeschouwers ontbrak het niet.

Gemakkelijk was het dus niet. In het artikel in Tong Tong legt Tjalie uit waarom het uiteindelijk steeds slechter en slechter ging. Veel Indo’s stonden er beter voor en keerden zich af van de Komedie Stamboel, die minder geaccepteerd is bij het Hollandse deel van de samenleving. Marie ging op kantoor. Haar man opende een café-restaurant in Meester Cornelis.
En zo ging de tijd voorbij, met de Komedie Stamboel erbij. En Marie Oord, vergeten of niet, verdient een standbeeld. Om alles.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

gratis ebook

Top 5 mooiste fotoboeken over Indië

Houdt u ook zo van fotoboeken over Indië? Foto’s, bijschriften, verhalen over de auteur en diens gevoelsleven, voor mij zijn die fotoboeken vensters op de wereld van toen.

Ik kijk ook online maar dan mis ik de samenhang. Die bestaat al tusen vijf gezellige foto’s van Indische gezinnen in een album. Muziekavondjes. Fuiven. Literatuur. Witte strikken. Scholen. Bekende Indische Nederlanders van toen als Dicky de Hoog. Vrijmetselarij. Hotels. Militairen. Stadsbevolking en huizen met galerijen. Boekhandels en apotheken en schouwburgen en eh… Nou, veel dus. Elk fotoboek over Indië is me welkom, dus gezien de cadeautijd waarin wij leven,  noem ik mijn top vijf van Indische fotoboeken.

fotoboek1 E. Breton de Nijs: Met vreemde ogen

Tempo doeloe – een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Querido, 1988
192 pagina’s

Dit is een zeer mooi fotoboek van Rob Nieuwenhuys, gepubliceerd onder zijn andere naam. En u ziet het: toen was tempo doeloe nog geen scheldwoord. Voor mij ook nog niet, hoor. Hier is de oude Indische tijd in beeld. Die grote huizen. Hoe de mensen keken. Eigenlijk is dit een boek over de tussentijd: er zijn nog sporen van de oude Indische samenleving, maar ook is de nieuwe Europese invloed al zichtbaar.
Van dit boek is met de twee andere boeken nog een herdruk gekomen, maar daar is een nieuwe selectie gemaakt. In de eerste uitgave staat mevrouw Kloppenburg wel, in de tweede niet meer. Dus dan weten we het weer: hoe ouder, hoe beter.

 

 

 

2 Joop van den Berg: Zo was Indië, 1850-1950. Herinneringen aan een eeuw Nederlands-Indië

Servire, 1976
fotoboek159 pagina’s
Veel dagelijks leven, advertenties en verhalen uit de pers van toen. Ook mooi-droevig zoals dat van het Indische meisje Pauline Blom. Ze kreeg in 1929 een motorongeluk. En je kijkt toch van: wat een leuke stoere jonge vrouw, haar vriendinnen reden ook vast motor. Daarom hou ik van dit boek: ik ga ervan dromen en fantaseren over Pauline Blom.
Joop van den Berg recenseerde vroeger voor het dagblad Trouw boeken over Indië. Dan durfde hij nooit echt streng te zijn, omdat hij zelf zo gevoelig was. Zo’n lieve man. En hij wist ook zo veel van de oude tijd, zulke mensen zijn er steeds minder dat is beklemmend.

Daarom zijn boeken zo belangrijk. Hoe persoonlijker, hoe beter.

Dit soort boeken verschijnen niet tot nauwelijks meer.

 

 

 

3 Hein Buitenweg: Soos en samenleving in tempo doeloe

Servire, 1965
192 pagina’s
Hij is wat minder bekend dan Rob Nieuwenhuys en dat is jammer. Hein Buitenweg kijkt scherper, waar Rob Nieuwenhuys met emotie kijkt. Ze vullen elkaar aan. Nieuwenhuys heeft gevoel voor grandeur, voor glorie en glamour. Buitenweg ziet het kleine, de eenvoud, het dagelijks leven. En leuk toch, die titel: je moet iets van Indië weten om dat te snappen. De soos. En de samenleving. Ik zag een zwembadfoto en herinnerde me verhalen die ik over zwembaden hoorde. Buitenweg schrijft er ook verhalen vol details bij. Dat je weet: zo was het toen.

 

 

fotoboek

4 Tjaal Aeckerlin: Kroonduiven en paradijsvogels. Indische-Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea

KIT Publishers, 2010
179 pag.
Voor wie niets weet van Nieuw-Guinea is dit een eye opener: daar bloeide dus ook de Indische cultuur, op een eigen manier. Voor anderen een emotioneel oja-boek. Extra mooi boek door de veelvuldige familiefoto’s, dat brengt het dichterbij. Goede uitleg van wat-wat is. En wat zijn de foto’s kraakhelder afgedrukt. Waarschuwing: hierna wilt u alles van Tjaal Aeckerlin lezen. Ja, dat gebeurde met mij, inderdaad. Hij maakt belangrijke boeken, vol herinneringen van anderen. Een schatbewaarder.

 

fotoboek

5 C.A. Heshusius: KNIL 1830-1950. Soldaten van de kompenie KNIL 1830-1950. Een fotodocumentaire over het dagelijks leven van het Koloniale Leger in Nederlands-Indië

Uniboek/Spectrum, 1986
191 pag.
In mijn top vijf vanwege het grote informatieve karakter van de foto’s en het feit dat ze verzameld zijn. Er is nog altijd geen groot overzichtswerk van het KNIL, gek genoeg. Het boek staat op de laatste plaats in de top 5 vanwege het klein formaat van de foto’s. Elk kan best op een grote halve pagina, dan zie je meer.

 

 

Meer

Er zijn nog meer fotoboeken, en ook boeken met heel veel foto’s (wat weer iets anders is), zoals de reeks Beeld van een stad. Deze vijf, daar blader ik het liefste in.

Misschien moet ik even iets duidelijk zeggen. Dat hele idee van koloniseren was natuurlijk fout. Dat doe je niet met een ander land. Maar het gebeurde en het duurde verschrikkelijk lang. Eigenlijk duurt het nog, maar dan in families die de geboden en verboden uit die tijd in zich hebben zitten op de een of andere manier. Veel Indische families hebben dat. Het maakt het leven vaak moeilijk. Zo, dat is gezegd.

Ik heb de Top 5 onder elkaar gezet, als u de boeken wilt kopen is dat handig. Waar? Soms is een boek te bestellen bij uw plaatselijke boekhandel, het boek van Tjaal Aeckerlin hopelijk. Anders overal en nergens, bijvoorbeeld op rommelmarkten en bij www.boekwinkeltjes.nl

Klik hier en download de Top5 Fotoboeken

Ik hou me aanbevolen voor tips voor andere boeken. Welk fotoboeken vindt u nou mooi?

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

En daarom werd hij gigolo in Indië

gigolo“En daarom werd opa gigolo.” Die levenservaring hoop ik nog eens te lezen want vooral in de jaren 1930 – inderdaad, de crisistijd – is dit voor een Europese man een manier om geld te verdienen.

In de Indische kranten kwam ik het fenomeen van de gigolo steeds tegen, net als de lezers en lezeressen van toen. Zo moeten ze aan het bestaan van dit beroep gewend zijn geraakt.
Er is natuurlijk een verschil tussen:

  • danseur: de man die voor geld met vrouwen danst in een uitgaansgelegenheid
  • danseur mondain: een danser van de wereld, dus die de zonde kende en ook tegen een bepaald tarief aanbood
  • gigolo: de man die in de prostitutie zit. Hij bepaalt zelf wat hij doet en wat het kost. Hij heeft de meeste mogelijkheden.

In de krant

Nu naar de kranten.
In 1932 draaide de film Just a gigolo in veel bioscopen. Een pikante film, schreven de kranten, een geestige film, dus onfatsoenlijk was het niet. De film vertelde het verhaal van een Engelse lord, vertolkt door William Haines, die zich voordoet als gigolo. Omstandigheden, misverstanden, happy end, u weet.

Ook in 1932 publiceerde De locomotief een kort verhaal met de titel ‘Menschen op Kamers. Danseur mondain.’ Dit gaat over een kantoorbediende die naar luxe verlangt:

  • Toen is hij danseur geworden.
  • Iederen middag en iederen avond kunt ge hem [zien] aantreden, in de zalen van het groote hotel.
  • Hij zit daar aan een kiein tafeltje met een kopje thee en een doosje dure sigaretten; zijn handen zijn blank en lang, zijn nagels zijn te glanzend, zijn haar ligt te ordelijk er te net op zijn schedel geplakt, zijn jas is iets te getailleerd, zijn schoenen zijn iets te glimmend en de manchetten van zijn parelgrijze overhemd zijn even te lang.
  • Hij danst veel en correct met velerlei vrouwen […].

Netten gigolo

Het jaar erna, in 1933, lees ik in de Sumatra-bode een mooie recensie van het toneelstuk ‘Reclame’, gespeeld in Padang, met alweer een gigolo in beeld:

  • Wie een kleine, maar prachtig getypeerde rol speelde, was voorts de heer Meyer, als het nietsnutje Eilery Clark.
  • Buitengewoon goed, wat spraak, mime en kleeding betreft.
  • We kennen dat soort knapen: met de witte handschoenen, de getailleerde billentikkertjes, de geaffecteerde spraak en die vrouwelijke lijnen.
  • Af en toe staan ze in het politieblad.
  • Het prototype van den netten gigolo.
  • Een compliment voor de uitbeelding.
  • Ze was naar het leven geteekend.

Hoezo naar het leven getekend, dacht ik. En dat: ‘ We kennen dat soort knapen’. Ik niet. En ik kom heus weleens ergens. Waarom wordt een man in die tijd gigolo? Een verlangen naar luxe of simpelweg een verlangen naar inkomen.
Want die tijd is de crisistijd.

Crisis

gigolo

1932, Deli-Courant

In het mooie boek In Indië geworteld van Hans Meijer lees ik onthutsende cijfers. De inkomens uit een reguliere betrekking werden minder en minder. Over een pakhuismeester van de Nederlands-Indische Handelsbank in Soerabaja schrijft hij: ‘De crisis had echter zijn salaris teruggebracht van 500 gulden per maand naar 375 gulden, om uiteindelijk naar 200 gulden af te zakken.’ Vreselijk, voor wie het zich even indenkt. Zeker als je kostwinner bent, en de meeste getrouwde mannen waren dat, ook met trots voor vrouw en kinderen te kunnen zorgen.
Ik kan me voorstellen dat je doet wat je kunt. En als je er goed uitziet, aangenaam kunt dansen, conversatie hebt, ja, dan…

In 1935 berichtte de Sumatra post evenwel: ‘Het beroep van danseur mondain, aldus de N.R. Ct., is in Duitschland verboden in het belang van de waardigheid van den man.’ Verbieden leidt meestal tot een ondergronds gaan van zaken. Juist in een crisis, als mensen wanhopig zijn.
Vooralsnog heb ik kleine stukjes van deze puzzel, maar ze zijn er wel, en ik kijk uit naar meer informatie over de man als gigolo in Indië.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Wat de Europese dameshoed ons vertelt

dameshoedEen dameshoed op een oude foto verdient de aandacht. Meer dan zomaar even kijken en denken, ja toen droegen de vrouwen nog hoeden. Wanneer u een familiefoto heeft met een hoed-dragende Europese vrouw, dan kunt u aan de hand hiervan onderzoek gaan doen om haar beter te leren kennen.

Vragen

Wat u wilt weten is:

  • Was zij modern, volgde ze elke nieuwe mode, en was zij licht ontvlambaar voor elke nieuw model? En wat zegt dat over haar karakter?
  • Waar kocht zij haar hoeden, en hoe kwam ze aan dat geld? Is zulks huishoudgeld, verdiende ze zelf (hoe en wat en waar), kreeg ze een toelage voor persoonlijke uitgaven en hoe verstandig ging ze daarmee om? (Wel hoeden, geen cursus steno?)
  • Wie beoordeelde haar hoeden? Ging ze veel uit, waren er vrouwenverenigingen (u weet, vrouwen onder elkaar…) of was ze aan de positie van haar echtgenoot verplicht een zekere stand op te houden?
  • Bonusvraag: draagt zij veren op haar hoed? Dat is een omstreden keuze voor de Eerste Wereldoorlog. Hele verenigingen kwamen daartegen in opstand. Zo ja en zo nee, dan weet u ook al iets meer.

Klopt, dat zijn veel vragen. Ik hoop dat ze u tot nadenken stemmen, zodat u met nieuwe ogen naar dezelfde familiefoto kijkt.
Een vrouw die elk voorjaar en elk najaar een nieuwe hoed wil, is een andere vrouw die zegt: “Ach, een nieuw lintje om de hoed, dan kan het nog wel hoor.”
In het kleine des levens leren we over het grote des levens.

Hoedenmagazijn

In De Reflector van 1 november 1919 las ik het artikel ‘mevrouw Coelijn te midden van haar modisten’. De grote foto hierboven is uit dat artikel. Of nou ja, artikel. Het was meer een foto met een bijschrift. Dit stond er:

  • Woensdag 29 October was het 10 jaar geleden dat Mevrouw Coelijn, de eigenaresse van het bekende hoedenmagazijn van dien naam in Gang Passer Baroe, de zaak overnam van Mevrouw Valkenburg.
  • Wel waardig is het te weten dat bij de overname de omzet bedroeg f 300.- per maand, Thans bedraagt deze omzet tusschen de vier en vijf duizend gulden! Wel een bewijs dat de stoere en werkzame Mevrouw Coelijn er slag van heeft haar zaak te beheeren.
  • Trouwens de door haar atelier geleverde hoeden vallen te zeer in den smaak der Bataviasche (en Bataviasche niet alleen!) dames, dan dat wij daarover nog een aanbevelend woord zouden moeten schrijven.
  • Mevrouw Coelijn, het ga U en Uwe zaak goed, Prosit – tot over 10 jaar!

Nu even rekenen met het omzetten van dat IISG-hulpmiddel: daarmee kunt u een guldensbedrag van toen omrekenen in een eurobedrag van nu.
(klik en kijk: https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php )

Mevrouw Coelijn had bij de overname in 1909 dus 300 gulden omzet per maand.
Omgerekend: ruim achtduizend euro.
Anno 1919 heeft ze 4.000 gulden omzet per maand, minimaal.
Omgerekend: 58580.01 euro. Als ik dit goed lees, is het ruim 50.000 euro per maand. Een bedrag waarvan ik denk: 1 begrijp ik het wel goed en 2 hoe deed mevrouw Coelijn dat.

Couture-hoeden

In ieder geval, hoeden zijn dus big business. Er waren in Batavia dan ook meer hoeden-magazijnen. Je kon als vrouw zijnde een confectiehoed kopen, met het risico dat je iemand tegenkomt die dezelfde hoed draagt. Of je bestelde bij mevrouw Coelijn. Ze heeft een eigen atelier waar ze hoeden laat maken, het is vermoedelijk couture. Mevrouw heeft ook modistes in dienst, vrouwen die verder helaas naamloos blijven maar wel op de foto mochten. Ze zien er netjes en bekwaam uit. Ik zou er zo iets bestellen.

Ik werd natuurlijk nieuwsgierig naar de persoon van mevrouw. Ze ziet er zo Hollands uit, en hoe dan toch. Veel wijzer werd ik niet, alleen had ik nieuwe vragen. In het paviljoen waar ze werkt, is ook een mode-academie gevestigd, meldt het Bataviaasch Nieuwsblad in 1918. Misschien was ze daar ook wel aan verbonden. Zoiets hoeft immers geen grote instelling te zijn. De Reflector publiceerde ook een foto van ‘de toko van mevrouw Coelijn’, kijk, die zag er zo uit:

dameshoed

Er is sprake van een zekere meneer Coelijn. Hij lijkt mevrouw goed aan te vullen. In De Preanger-Bode van 1915 zag ik een advertentie waarin hij zichzelf aanprijst als zijnde het Soekaboemisch Kleedingmagazijn (tel. No. 187) met drie pluspunten:

  • 14 jaar coupeur in Europa
  • 10 jaar in de tropen
  • dus geen jong coupeur

Hoe dat dan weer zit, is me een raadsel. Mevrouw Coelijn vertrok in 1927 naar de grote hoedenhemel, ze heeft vast honderden dameshoofden gesierd met een hoed naar eigen ontwerp. Hoe en wat, dat staat vermoedelijk op uw oude familiefoto’s. Hoe beter u kijkt, hoe meer u ziet en begrijpt.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat. 

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom njai Aïma zich niet liet wegsturen

njaiAïma is een njai, een concubine, ze is met Theodoor van de Elst met wie ze een kind heeft. Dan besluit Theodoor dat hij met de Hollandse Nelly gaat trouwen. Aïma moet weg.
Maar zij wil niet.

Dat is het keerpunt in een ijzingwekkende roman uit 1892, met de opgewekte titel Vrouwen lief en leed onder de tropen. Schrijfster Thérèse Hoven kende Indië en ze kende ook haar lezeressen. Al te explicitiete verhalen kon niet. Uitgevers wilden dat niet publiceren.
Dus ze verpakt wat ze wil zeggen in een tot op zekere hoogte feel good verhaal. Dat zie ik meer gebeuren in zogeheten damesromans. Ze zijn voor en door dames geschreven, dus vrouwen die zich boeken konden (of mochten) veroorloven, die enige kennis van de wereld bezaten en ie vermoedelijk beseften dat hun positie een kwetsbare was. Want betaalde betrekkingen voor dames waren zeer schaars. De meeste vrouwen trouwden en werden dan wettelijk en emotioneel afhankelijk van hun echtgenoot.
Wat te doen, als zo’n man dan tegenvalt?
Dat staat allemaal fraai verpakt te lezen in de damesromans. In die verpakking bevindt zich nuttige informatie, waar je als vrouw zijnde iets mee kunt, als je durft.

Bamboe

Thérèse Hoven vertelt dat Aïma als kokki in huis is nadat Theodoor met Nelly is getrouwd. Ze is overgegaan op een langzame, onomkeerbare en voor Theodoor zeer pijnlijke moord:

  • Uit vrees, dat het ontdekt zou worden, als zij een krachtig middel nam, had zij ’t vergif gebruikt,
  • dat het langzaamste, doch tevens het zekerste werkt, nl. de fijne vezeltjes der bamboe.
  • Deze  verteren niet en veroorzaken langzamerhand een doodelijke maagkwaal.
  • Dagelijks had ze een kleine hoeveelheid daarvan in de rijst gemengd, hopende dat de njonja blanda (blanke mevrouw) er ook van eten zou.
  • Daar Nelly echter niet van de rijsttafel hield, was zij gespaard gebleven.

Zo moet dat dus: bamboevezeltjes door het eten. Mogelijk zijn het de bamboehaartjes, die aan de binnenkant groeien; ik heb daar verschillende verhalen over gehoord.
Het middel werkt langzaam. De vezels gaan vastzitten in de organen en verteren die langzaam, zoals ook de wrok in de ander een verterend effect heeft.
Zo begreep ik hoe boos Aïma moet zijn geweest. Ze wil die Theodoor zien lijden, langdurend en ellendig. Theodoor sterft:

  • De benauwdheden namen in hevigheid toe en volgden elkander sneller op naarmate het einde naderde.

Nelly is weduwe. Aïma heeft gif genomen.
Ik las het en dacht: Ja, zo gaan die dingen. En ik dacht: bamboe is in Indië altijd voorhanden, en duur is het niet. Dat zullen de lezeressen destijds ook hebben gedacht.

Dr. Amir

njai

Uit het Bataviaasch Nieuwsblad.

Ik vermoed dat damesromans destijds niet gelezen werden door de heren der wetenschap. Want in De Locomotief van juli 1932 kom ik het verslag tegen van de lezing door dr Amir, over het onderwerp ‘De vrouw en de misdaad.’ Dr Amir is ‘specialist op het gebied van zenuw- en zielsziekten te Batavia.’ Hij is druk met lezingen geven, adviezen verstrekken, de man is een expert, een autoriteit.
De dokter weet dat vrouwen minder crimineel zijn dan mannen, dat komt door: ‘de beschutting van het milieu, de geringere activiteit en het mindere alcoholmisbruik van de vrouw.’ Verderop blijkt dat hij bedoelt: Europese vrouwen. Want over Aïma en andere vrouwen zegt hij:

Van de eigenaardigheden der inheemsche misdadigster is nog niet veel bekend, zeker is evenwel, dat hierbij, behalve de rasaanleg, nog vele andere factoren als sociale structuur en infectieziekten een rol spelen.

Foei dokter Amir! Al in 1892 legde een bekende schrijfster uit wat de oorzaak van de misdaad kan zijn: niks rasaanleg. Gewoon een zekere Theodoor van de Elst, die dacht een njai weg te kunnen sturen. Oorzaak en gevolg. Je moet je wel in vrouwen en hun lectuur willen verdiepen, natuurlijk.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Wat typeert uw familie? (video)

Wat typeert uw familie? Het antwoord op die vraag heeft u nodig wanneer u een mooie samenhangende familiegeschiedenis wilt schrijven,.

Het is een simpele vraag maar wel eentje met diepgang. Neem de tijd om goed over het antwoord na te denken. Misschien is het vierde of vijfde antwoord dat in u opkomst het beste.

Ervaring

Ook al schrijf ik meestal de biografie van een enkele persoon, hij of zij maakt wel deel uit van een familie. Dus daar kijk ik ook naar. Wat iemand meekrijgt in het leven aan normen en waarden, overtuigingen en gewoonten, dat komt uit de familie.
Het kan ook zijn: een reactie, een niet-willen, een hartstochtelijk verlangen het zelf anders te willen doen. Wie zich sterk afzet, heeft ook een band.
Nu ik aan de biografie van Van Daalen werk, zie ik de familiewaarden in zijn leven terugkeren. Een militaire familie, waarin persoonlijke eer boven alles werd geplaatst. Zo handelde hij ook, en daaarvoor heeft hij een prijs betaald. Dat is me geleidelijk aan duidelijk geworden. Het boek verschijnt begin 2024.

Video

In deze video:

  •  het belang van de familie typeren
  •  waarom u aandacht moet geven aan de uitzonderingen
  •  familie is familie, onderling verbonden

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Petrus Kipalong, een Moluks Steurtje uit het verleden

steurtjePetrus Kipalong is een naam die het waard is gered te worden. Hij was een van de duizenden Steurtjes, kinderen in het tehuis van Pa van der Steur. In “Oranje-Nassau”  (Magelang) woonden ze. Minder bekend is dat een aanzienlijk deel van zijn ‘Steurtjes’ van Molukse afkomst waren. Hoe kwam Pa aan deze kinderen?

Tehuis

Het tehuis “Oranje-Nassau” was in het begin een eenvoudige woning, met een pendoppo erbij. Het werd in 1892 feestelijk geopend met een opkomst van heel wat mannen van het KNIL. Hun aanwezigheid was geen toeval. Oranje-Nassau was aanvankelijk bedoeld als militair tehuis, onder de leiding van de zendeling Johannes van der Steur. Hij was enkele maanden eerder uit Nederland vertrokken met hoogstaande christelijke idealen.

  • Dat er binnen het KNIL heel wat militairen samenleefden met njai (concubine), stond hem tegen. Hij vond, dat seksualiteit thuishoorde in het door God gezegende huwelijk. Daarbuiten werd het ontucht.
  • Tegen alcohol en roken had hij ook ernstige bezwaren. Van der Steur redeneerde eenvoudig: wanneer de militairen een tehuis hadden met gezelligheid, dan zouden ze die niet bij een njai zoeken. Uit Nederland had hij boeken meegebracht (passende lectuur), een orgel (samen zingen schept verbroedering) en een omstreden reputatie als agressieve zendeling.

Indië zag hem dan ook met gemengde gevoelens komen. Het was mooi dat hij iets voor de militairen wilde betekenen, maar was broeder Van der Steur met zijn methode niet een beetje naief?
Ondanks de bestaande twijfels liep het tehuis redelijk goed. Van der Steur bood zijn bezoekers niet alleen christelijke vermaningen. Hij kon van man tot man praten, hij hielp waar nodig met het schrijven van brieven en soms schonk hij chocolademelk, gemaakt naar Hollands recept. Wie van God los was geraakt, had zo toch redenen genoeg om het tehuis te bezoeken. Een slimme aanpak, en eentje die werkte. Zo verliepen er maanden, tot er in april 1893 een grote verandering kwam.

Kinderen

In april 1893 kwam een van de bezoekers van het tehuis naar Van der Steur met de mededeling dat er vier kinderen in de kampong waren, van wie de Italiaanse vader was gestorven. Een Javaanse vrouw had de zorg op zich genomen, maar zij was niet de moeder. Van der Steur nam de kinderen bij zich in huis. Vier kinderen, dat moest lukken meende hij, en het lukte ook. De militairen hielpen met de verzorging. Na deze vier kwamen er vijf bij, en daarna nog meer. Het aantal kinderen groeide snel, en het werd dus aanzienlijk drukker in Oranje-Nassau; in totaal zouden er naar schatting zevenduizend kinderen bij Pa zijn.
Militairen en kinderen konden het onderling goed vinden. Elk kind bezat in het tehuis een onafzienbare hoeveelheid ooms waarvan er altijd wel iemand tijd had om te spelen. Er waren natuurlijk ook ándere ooms. Van der Steur sprak niet over de familieleden die met lege armen waren achtergebleven in de dessa. Voor hem telde alleen dat ene: een kind dat een Europese (in de praktijk: Nederlandse) vader had, moest Europees opgevoed worden.

Steurtjes: Jonge mannen uit het tehuis.

Steurtjes: Jonge mannen uit het tehuis.

Molukse kinderen

Pa nam ook Molukse kinderen op, volgens een bron in de eerste jaren zelfs tot twintig procent. In 1898 waren er in Oranje-Nassau 144 kinderen, 28 van Molukse afkomst. Van der Steurs hart klopte voor deze kinderen en nog meer voor hun vaders, die volgens hem vaak tot de beste en trouwste militairen van het KNIL behoorde. Sneuvelde de man, dan ontving zijn weduwe geen uitkering. Dat onrecht was evenzeer een reden om de kinderen onderdak te bieden. Speciaal voor deze kinderen had hij een Amboneese school opgericht, waar ze les kregen.
Het onderdak omvatte veel. De meisjes en jongens kregen een opvoeding, vaak met scholing, vakopleidingen zoals voor schilder of smid en natuurlijk kregen ze godsdienstonderwijs van de door en door protestantste Pa. Op de platen die hij liet zien, werden God en Jezus voorgesteld als twee Hollands uitziende mannen, vaak in een Europees aandoende omgeving. Zo was dat toen. Kritische vragen stelde men nog niet aan een autoriteit. En Pa wás een autoriteit. Hij leidde het tehuis, een aantal jaren samen met zijn zuster Marie en daarna met zijn echtgenote, die ook Marie werd genoemd. Daarnaast waren er veel komende en gaande helpers, die zich allen naar de dwingende inzichten van Pa voegden.

Subsidie

Geleidelijk werd “Pa van der Steur” een begrip in Indië. De twijfels verdwenen. Hij kreeg van Gouverneur-Generaal J.B. van Heutsz (1904-1909) zelfs een forse subsidie van vele duizenden guldens voor deze ‘soldatenkinderen’. De kranten publiceerden vaker over hem in positieve zin en zo groeide hij uit tot een beroemdheid. Wie het over “Pa” had, bedoelde deze vader van honderden kinderen. Dat er ook militairen in het tehuis waren, verschoof naar de achtergrond. Zo wilde Van der Steur het; hij vertelde aan de kranten vaak en goed aangrijpende verhalen over zielige kindertjes en vroeg dan om donaties. Dat moest, want om elke dag al die monden te voeden was heel wat geld nodig. Het werkte elke keer uitstekend. Regelmatig gingen er hoge bedragen zijn kant op. De vraag dient zich aan, hoe zielig deze kindertjes eigenlijk waren. Een deel van het antwoord is te vinden bij Petrus Kipalong (1909-1935), een van de Molukse Steurtjes.

Petrus en Cornelis

Hoe Petrus Kipalong in het tehuis kwam, is niet goed te achterhalen. Waarschijnlijk kwam zijn broer Cornelis (later werkzaam in de klapperindustrie) mee. Gezien de lange tijd dat Petrus er woonde, is het waarschijnlijk dat hij al op jonge leeftijd in het tehuis kwam. Er waren meer mogelijkheden dan alleen vaderloos zijn. Van der Steur nam ook logés op, die tijdelijk onderdak nodig hadden; de ouders/verzorgers gingen bijvoorbeeld met kort verlof of werden overgeplaatst. Voor deze kinderen werd kost en inwoning betaald. Dan waren er Steurtjes, die een opportunische kijk op het tehuis bezaten. Zij lieten zich opnemen met het doel om via Pa een opleiding te krijgen en zodra het diploma behaald was, verdwenen zij weer uit de tehuiswereld. Tot welke groep Petrus Kipalong behoorde, kan alleen de Vereniging Vrienden van Yayasan Pa van der Steur opsporen. Deze Vereniging heeft het beheer van de tehuisadminisatratie waarin veel dossiers van kinderen liggen. Het is toegankelijk voor nazaten, dit in verband met privacy.
Toch valt het ook buiten dit archief wel iets over Petrus te zeggen. In het tehuisblad Onze Kleine Bode schrijft Pa van der Steur over hem, vooral in juni 1935. Dan zijn er enkele Steurtjes ernstig ziek, zozeer, dat voor het ergste gevreesd moet worden. Dit is wat Pa schrijft:

  • Met Petrus Kipalong gaat een deel van mijn leven in het graf. Petrus was een hoogst eenvoudige jongen.
  • Hij had diploma Ambachtsschool en kreeg een betrekking in de suiker. Daar had hij het goed.
  • Met de vak van de suikercultuur, viel ook Petrus en is als werklooze thuis gekomen. Thuis heb ik hem de kleintjes toevertrouwd en die ruim 200 kleine jongens waren bij hem in goede handen.

In de opsomming die daarna volgt, leren we Petrus wat beter kennen. Hij was “een innige vrome jongeman”, die altijd naast Pa aan de etenstafel zat. En: “eerlijk als goud”. Hij ontwikkelde leiderschap: “Op de Amboineesche cathechisatie hielp hij mij met zingen.” Petrus was muzikaal, als kapelmeester van de fluitisten; in het tehuis was altijd muziek. Hij moet veel van zijn Pa gehouden hebben, getuige de beschrijving van het sterfbed die Van der Steur geeft:

  • Nu zei hij nog eenmaal: “Pa, waar moet ik slapen? Ik ben moe. Zeker op het kerkhof, ja Pa? Maar dan brengt U mij weg en legt mij ter ruste met een laatste kus”.
  • “Ja, mijn jongen.”
  • “Dan is het goed.”

Bij de begrafenis van Petrus waren honderden kinderen aanwezig, “de gehele Ambonse school” was uitgelopen, en ook de militairen waren present. Van der Steur leidde de plechtigheid en hij sprak emotioneel bij het graf. Het verhaal in De Kleine Bode heeft een fraai christelijk einde:

Vannacht zat ik even alleen in zijn kamertje; het werd mij te zwaar en te machtig en het uithuilen deed me even goed. Toen stond ineens Cornelis achter mij. Hij legde zijn hand op mijn schouders en zei: “Kom Pa, niet zoo droevig, Petrus is een kind van God en God haalde hem thuis. Ik beloof u plechtig Pa dat ik mijn uiterste best zal doen om hem te vervangen.”

Hoe het verder ging met Cornelis, staat niet meer vermeld, jammer genoeg. De geschiedenis van de broers moet groter zijn geweest dan deze jaren in het tehuis. Waar is de familie Kipalong? Hoe keek Cornelis later terug op zijn tehuisleven? Hoe Moluks mochten de kinderen zijn? Dat zijn vragen waarop het antwoord onbekend is. Toch lees je tussen de regels door dat deze twee broers bepaald geen zielige kindertjes waren, zoals Van der Steur zijn pupillen aan de buitenwereld graag presenteerde. Harde werkers moeten het geweest zijn, die in staat waren verantwoordelijkheid te dragen, gevoelig daarbij. Bijzondere jongens. Overigens zou Van der Steur de sterfdag van Petrus nog jarenlang herdenken. Dat komt rechtvaardig over.

Slot

In mijn biografie van Pa van der Steur  besteed ik meer aandacht aan het leven in het tehuis dan ik hier in Marinjo kan doen. Maar ook dat boek is geen encyclopedie met de naam van elk kind dat ooit bij Pa in huis geweest is.

Veel kinderen, eenmaal volwassen en in Nederland, zwegen erover. Het woord ’tehuis’ had hier een ongunstige klank. Soms is er toch iets, niet veel, gezegd. Het verhaal van Pa staat in het boek.

Schrijven is blijven, dat geldt ook voor uw verhaal.

 

 

 


Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe Willem A. Belle aan zijn liefde voor de viool kwam

belleIn 1921 wist iedereen het: Willem Belle, die heeft gouden handen als hij een viool aanraakt. En dat was ook zo. Net als indertijd zijn vader.

In het Weekblad voor Indië kwam ik een groot artikel tegen over vader en vooral deze zoon. De auteur ervan, kunstcriticus Hans van de Wall, kwam woorden te kort om diens kwaliteiten te prijzen. Dat Belle een viool kon repareren, was een zegen voor de klassieke muziek in de oost. Want hoe verging het de viool die in de tropen arriveerde? Dat zette dezelfde Van de Wall uiteen in het Bataviaasch Nieuwsblad:

  • Grootmeesters op de viool, die door het Verre Oosten reizen, ondervinden niet alleen aan den lijve de gevolgen van het heete klimaat, maar zij lijden het meest schade aan hun instrument.
  • Er is tot dusver niet één geweest, die, hier aangekomen en zijn vioolkist openend, daarin de kostbare Amati of Guarnerius gaaf en ongeschonden aantrof.
  • Integendeel, in al die gevallen lag het Instrument geheel uit elkaar als een wrak, en scheen het onherstelbaar verloren.
  • En indien wij in ons midden niet een instrumentbouwer hadden als Willem Belle, den genialen werkman op dit gebied, dien — ik vernam dit vaak uit den mond der vreemde artisten — zelfs het buitenland ons benijdt, dan zouden wij kunstenaars als Piastro, Premyslav en Elman hier niet op hun best kunnen hooren.

Een wrak van een instrument, en wat dan te doen? Naar Willem Belle. Gelukkig staan er in het Weekblad voor Indië mooie biografische passages over vader en zoon, en van die laatste ook nog een foto.

Vader Belle

belle

Bataviaasch Nieuwsblad, 1902

En [in] die dagen leefde te Batavia, een technicus, de heer W.F. Belle, die uit liefhebberij ook niet onverdienstelijk de violoncel bespeelde, ijverig meewerkte in het toenmalige orkest van “Toonkunst Aurora” en in verschillende kwartet-vereenigingen.
Hij woonde heel bescheiden In het blinde gangetje tussen de tegenwoordige percelen van de “Arnhemsche” (vroeger de Bataviasche Spaarbank) en van “Au bon Marché” op Noordwijk. Buiten zijn vak was hij ook zoo’n beetje knutselaar, die er plezier in had door zelfverzonnen en zelfgemaakte dingen te voorzien in de behoefte van allerlei praktische voorwerpen in het huishouden of voor algemeen gebruik; dingen die men tegenwoordig voor een prikje in elke toko kopen kan, maar die ten tijde van onze grootouder voor geen goud te krijgen waren of hij zocht voldoening in het herstellen van machines, speeldozen, draaiorgels en dergelijke die door anderen onherstelbaar waren verklaard.
Het spreekt haast vanzelf dat hij vooral een bijzondere zorg besteedde aan kapotte muziekinstrumenten, zodat allengs ieder die een beschadigde of onttakelde viool, fluit of cello te repareren, had ermee naar Belle ging. Deze verkreeg hoe langer hoe meer routine en kennis in en van het métier, met als gevolg dat het opzenden van defecte instrumenten naar Europa zeldzamer en eindelijk geheel overbodig werd.

Zoon Belle

belle

Een ietwat wazige foto van het atelier, toch geeft het een indruk.

Belle had vier zoons, van wie de tweede, Willem, al heel vroeg dezelfde neiging tot nasporingen en uitvindingen op instrumentaal technisch gebied aan den dag legde. Willem Belle junior – en hij is de artistieke werkman, wien dit artikel wordt gewijd – mocht dan op zijn 12e jaar zijn vader in het primitief ingerichte atelier helpen, waar zijn lust tot ingenieus geknutsel werd gebakken door de grote verscheidenheid van objecten, die er ter reparatie lagen.
In het begin droeg de vader zijn zoon slechts ondergeschikt en licht werk op maar de jonge Willem bleek zóó scherp de kunst van den vader te hebben afgekeken, en zóó handig te kunnen omspringen met de caduque stukken in het atelier die hij weer in elkaar zette of aan elkaar hechtte tot ze nieuw en gaaf geleken dat hij weldra en steun werd van zijn vader. Toen deze op latere leeftijd door een ernstige kwaal in den arbeid werd bemoeilijkt, nam Willem alles alleen op zich.

Ontwikkeling

Dan blijkt dat Willem A. Belle niet alleen met zijn handen veel kan, maar dat hij ook intelligent en leergierig is:

  •  Hij wil kwaliteit van violen horend leren begrijpen, dan dat lukt, dankzij zijn “fijn en uitmuntend gehoor”.
  •  Hij bezoekt instrument fabrieken in Europa en Amerika.
  •  Hij gaat naar Duitsland om de vervaardiging van violen ter plekke te bestuderen.
  •  Hij reist naar Frankrijk en België, naar de dan beroemde fabriek van Laurent (Brussel) en Jerôme Thibouville (Parijs) om te leren hoe vioolsnaren gemaakt worden.

Resultaat

Zo groeide Willem A. Belle dus uit tot een expert, een beroemdheid. Het verhaal gaat verder, want Van der Wall schrijft:

  • … en eindelijk heeft hij een vernis weten samen te stellen – zijn geheim – waardoor het mogelijk is geworden om geheel onttakelde en gescheurde of gebarsten instrumenten hun oorspronkelijke schone toon terug te geven tot uitbundige vreugde en verbazing, tevens van de eigenaren die hun kostelijk bezit reeds verloren waanden.

Dat was het moment waarop ik dacht: o, ja? Want Van der Wall is zo adorerend, dat schept wat twijfel. Dus ik bladerde door het mooie boek De Oostenwind waait naar het westen van Henk Mak van Dijk. In het hoofdstuk over klassieke muziek las ik een intrigerende zin:

  • Wanneer de houtlijm van instrumenten loslaat, kunnen de instrumentbouwers en – reparateurs, de gebroeders Belle te Batavia, dat herstellen met een lijm waarvan ze het recept zorgvuldig geheim houden.

Vernis lijkt me iets anders dan lijm. Maar je weet het niet, geheim is geheim tenslotte. Van de Wall meldt ook nog dat Belle zelf vanaf nul violen bouwt. Probeert te bouwen, tenminste: ‘Hij is er nog niet mee klaar en zelfkritiek weerhoudt hem er met anderen over te spreken.”

belle

Met dank aan Maas Vioolbouw voor het mogen opnemen van de afbeelding.

Viool

Dat is goed gegaan. De viool die u hier ziet, is een echte Belle. Inderdaad, uit het oude Indië afkomstig. Gemaakt in 1929 en te koop geweest bij Maas Vioolbouw. Voor de kenners komt hier het bijschrift van de website:

  • Deze unieke viool van W. Belle, werd in 1929 gemaakt in Batavia (Jakarta). Willem Alfons Belle volgde in 1909 zijn vader op die een muziekwinkel in Batavia had.
  • Hij bouwde violen, stemde piano’s, orgels en repareerde allerlei muziekinstrumenten.
  • De viool draagt het etiket: ‘W. BELLE, Luthier, Batavia, (Jakarta) 1929)’ .
  • De bovenklos binnen in de viool is gesigneerd en voorzien van de datum van bouw.
  • Het achterblad is uit één stuk dos gezaagd esdoorn. Meestal zijn achterbladen van violen ‘kwartiers’ gezaagd.

Hoe zou het Willem A. Belle toch vergaan zijn? En wat deden zijn broers? Henk Mak van Dijk spreekt over de ‘gebroeders’, dus misschien kwamen ze ook in het atelier.
U ziet, er is maar een enkel artikel zoals dat van Hans van de Wall voor nodig om meer dan honderd jaar later de nieuwsgierigheid te wekken. Schrijven is blijven. En dat geldt ook voor uw verhaal.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Schrijf toch met sambal (video)

Vroeger op school schreef u een opstel. Dat moest. En het lukte ook, de ene keer beter dan de andere keer. Alleen het was nogal van en-toen en-toen en-toen. Hoe wordt het verhaal dat u nu schrijft beter?

Een goed verhaal heeft structuur. En het moet leuk, interessant en een beetje spannend lezen. Er moet pit in zitten. En dan heeft u wat aan sambal.

Sambal maakt alles beter. Ik bedoel het niet alleen letterlijk.

Ervaring

Wanneer ik aan een biografie werk, heb ik meestal meer informatie dan ik kan gebruiken. En voor sommige hoofdstukken heb ik juist weer veel te weinig informatie. Ik heb altijd een probleem bij het werken een een levensverhaal, de vraag is alleen welk probleem het deze keer zal zijn.
Wie veel informatie heeft, kan ertoe neigen dat allemaal te willen gebruiken. Dat leest saai. Een opsomming. Weer dat opstel-effect.
Dus dan zoek ik naar wat mijn verhaal pit geeft. Tegensprekers, dialogen, de afwisseling van korte en lange zinnen. Er zijn praktische schrijftrucjes voor die ik in de video aan u uitleg.

Video

In deze video:

  •  waarom sambal belangrijk is
  •  hoe u uw verhaal gemakkelijk meer pit kunt geven
  •  waardoor u meer plezier in het schrijven krijgt

Zet de stap
Heeft u dat ook? En zit er wel een verhaal in uw pen? Praat met mij. Maak een afspraak via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant