Artikelen

Petrus Kipalong, een Moluks Steurtje uit het verleden

steurtje Petrus Kipalong is een naam die het waard is gered te worden. Hij was een van de duizenden Steurtjes, kinderen in het tehuis van Pa van der Steur. In “Oranje-Nassau”  (Magelang) woonden ze. Minder bekend is dat een aanzienlijk deel van zijn ‘Steurtjes’ van Molukse afkomst waren. Hoe kwam Pa aan deze kinderen?

Tehuis

Het tehuis “Oranje-Nassau” was in het begin een eenvoudige woning, met een pendoppo erbij. Het werd in 1892 feestelijk geopend met een opkomst van heel wat mannen van het KNIL. Hun aanwezigheid was geen toeval. Oranje-Nassau was aanvankelijk bedoeld als militair tehuis, onder de leiding van de zendeling Johannes van der Steur. Hij was enkele maanden eerder uit Nederland vertrokken met hoogstaande christelijke idealen.

  • Dat er binnen het KNIL heel wat militairen samenleefden met njai (concubine), stond hem tegen. Hij vond, dat seksualiteit thuishoorde in het door God gezegende huwelijk. Daarbuiten werd het ontucht.
  • Tegen alcohol en roken had hij ook ernstige bezwaren. Van der Steur redeneerde eenvoudig: wanneer de militairen een tehuis hadden met gezelligheid, dan zouden ze die niet bij een njai zoeken. Uit Nederland had hij boeken meegebracht (passende lectuur), een orgel (samen zingen schept verbroedering) en een omstreden reputatie als agressieve zendeling.

Indië zag hem dan ook met gemengde gevoelens komen. Het was mooi dat hij iets voor de militairen wilde betekenen, maar was broeder Van der Steur met zijn methode niet een beetje naief?
Ondanks de bestaande twijfels liep het tehuis redelijk goed. Van der Steur bood zijn bezoekers niet alleen christelijke vermaningen. Hij kon van man tot man praten, hij hielp waar nodig met het schrijven van brieven en soms schonk hij chocolademelk, gemaakt naar Hollands recept. Wie van God los was geraakt, had zo toch redenen genoeg om het tehuis te bezoeken. Een slimme aanpak, en eentje die werkte. Zo verliepen er maanden, tot er in april 1893 een grote verandering kwam.

Kinderen

In april 1893 kwam een van de bezoekers van het tehuis naar Van der Steur met de mededeling dat er vier kinderen in de kampong waren, van wie de Italiaanse vader was gestorven. Een Javaanse vrouw had de zorg op zich genomen, maar zij was niet de moeder. Van der Steur nam de kinderen bij zich in huis. Vier kinderen, dat moest lukken meende hij, en het lukte ook. De militairen hielpen met de verzorging. Na deze vier kwamen er vijf bij, en daarna nog meer. Het aantal kinderen groeide snel, en het werd dus aanzienlijk drukker in Oranje-Nassau; in totaal zouden er naar schatting zevenduizend kinderen bij Pa zijn.
Militairen en kinderen konden het onderling goed vinden. Elk kind bezat in het tehuis een onafzienbare hoeveelheid ooms waarvan er altijd wel iemand tijd had om te spelen. Er waren natuurlijk ook ándere ooms. Van der Steur sprak niet over de familieleden die met lege armen waren achtergebleven in de dessa. Voor hem telde alleen dat ene: een kind dat een Europese (in de praktijk: Nederlandse) vader had, moest Europees opgevoed worden.

Steurtjes: Jonge mannen uit het tehuis.

Steurtjes: Jonge mannen uit het tehuis.

Molukse kinderen

Pa nam ook Molukse kinderen op, volgens een bron in de eerste jaren zelfs tot twintig procent. In 1898 waren er in Oranje-Nassau 144 kinderen, 28 van Molukse afkomst. Van der Steurs hart klopte voor deze kinderen en nog meer voor hun vaders, die volgens hem vaak tot de beste en trouwste militairen van het KNIL behoorde. Sneuvelde de man, dan ontving zijn weduwe geen uitkering. Dat onrecht was evenzeer een reden om de kinderen onderdak te bieden. Speciaal voor deze kinderen had hij een Amboneese school opgericht, waar ze les kregen.
Het onderdak omvatte veel. De meisjes en jongens kregen een opvoeding, vaak met scholing, vakopleidingen zoals voor schilder of smid en natuurlijk kregen ze godsdienstonderwijs van de door en door protestantste Pa. Op de platen die hij liet zien, werden God en Jezus voorgesteld als twee Hollands uitziende mannen, vaak in een Europees aandoende omgeving. Zo was dat toen. Kritische vragen stelde men nog niet aan een autoriteit. En Pa wás een autoriteit. Hij leidde het tehuis, een aantal jaren samen met zijn zuster Marie en daarna met zijn echtgenote, die ook Marie werd genoemd. Daarnaast waren er veel komende en gaande helpers, die zich allen naar de dwingende inzichten van Pa voegden.

Subsidie

Geleidelijk werd “Pa van der Steur” een begrip in Indië. De twijfels verdwenen. Hij kreeg van Gouverneur-Generaal J.B. van Heutsz (1904-1909) zelfs een forse subsidie van vele duizenden guldens voor deze ‘soldatenkinderen’. De kranten publiceerden vaker over hem in positieve zin en zo groeide hij uit tot een beroemdheid. Wie het over “Pa” had, bedoelde deze vader van honderden kinderen. Dat er ook militairen in het tehuis waren, verschoof naar de achtergrond. Zo wilde Van der Steur het; hij vertelde aan de kranten vaak en goed aangrijpende verhalen over zielige kindertjes en vroeg dan om donaties. Dat moest, want om elke dag al die monden te voeden was heel wat geld nodig. Het werkte elke keer uitstekend. Regelmatig gingen er hoge bedragen zijn kant op. De vraag dient zich aan, hoe zielig deze kindertjes eigenlijk waren. Een deel van het antwoord is te vinden bij Petrus Kipalong (1909-1935), een van de Molukse Steurtjes.

Petrus en Cornelis

Hoe Petrus Kipalong in het tehuis kwam, is niet goed te achterhalen. Waarschijnlijk kwam zijn broer Cornelis (later werkzaam in de klapperindustrie) mee. Gezien de lange tijd dat Petrus er woonde, is het waarschijnlijk dat hij al op jonge leeftijd in het tehuis kwam. Er waren meer mogelijkheden dan alleen vaderloos zijn. Van der Steur nam ook logés op, die tijdelijk onderdak nodig hadden; de ouders/verzorgers gingen bijvoorbeeld met kort verlof of werden overgeplaatst. Voor deze kinderen werd kost en inwoning betaald. Dan waren er Steurtjes, die een opportunische kijk op het tehuis bezaten. Zij lieten zich opnemen met het doel om via Pa een opleiding te krijgen en zodra het diploma behaald was, verdwenen zij weer uit de tehuiswereld. Tot welke groep Petrus Kipalong behoorde, kan alleen de Vereniging Vrienden van Yayasan Pa van der Steur opsporen. Deze Vereniging heeft het beheer van de tehuisadminisatratie waarin veel dossiers van kinderen liggen. Het is toegankelijk voor nazaten, dit in verband met privacy.
Toch valt het ook buiten dit archief wel iets over Petrus te zeggen. In het tehuisblad Onze Kleine Bode schrijft Pa van der Steur over hem, vooral in juni 1935. Dan zijn er enkele Steurtjes ernstig ziek, zozeer, dat voor het ergste gevreesd moet worden. Dit is wat Pa schrijft:

  • Met Petrus Kipalong gaat een deel van mijn leven in het graf. Petrus was een hoogst eenvoudige jongen.
  • Hij had diploma Ambachtsschool en kreeg een betrekking in de suiker. Daar had hij het goed.
  • Met de vak van de suikercultuur, viel ook Petrus en is als werklooze thuis gekomen. Thuis heb ik hem de kleintjes toevertrouwd en die ruim 200 kleine jongens waren bij hem in goede handen.

In de opsomming die daarna volgt, leren we Petrus wat beter kennen. Hij was “een innige vrome jongeman”, die altijd naast Pa aan de etenstafel zat. En: “eerlijk als goud”. Hij ontwikkelde leiderschap: “Op de Amboineesche cathechisatie hielp hij mij met zingen.” Petrus was muzikaal, als kapelmeester van de fluitisten; in het tehuis was altijd muziek. Hij moet veel van zijn Pa gehouden hebben, getuige de beschrijving van het sterfbed die Van der Steur geeft:

  • Nu zei hij nog eenmaal: “Pa, waar moet ik slapen? Ik ben moe. Zeker op het kerkhof, ja Pa? Maar dan brengt U mij weg en legt mij ter ruste met een laatste kus”.
  • “Ja, mijn jongen.”
  • “Dan is het goed.”

Bij de begrafenis van Petrus waren honderden kinderen aanwezig, “de gehele Ambonse school” was uitgelopen, en ook de militairen waren present. Van der Steur leidde de plechtigheid en hij sprak emotioneel bij het graf. Het verhaal in De Kleine Bode heeft een fraai christelijk einde:

Vannacht zat ik even alleen in zijn kamertje; het werd mij te zwaar en te machtig en het uithuilen deed me even goed. Toen stond ineens Cornelis achter mij. Hij legde zijn hand op mijn schouders en zei: “Kom Pa, niet zoo droevig, Petrus is een kind van God en God haalde hem thuis. Ik beloof u plechtig Pa dat ik mijn uiterste best zal doen om hem te vervangen.”

Hoe het verder ging met Cornelis, staat niet meer vermeld, jammer genoeg. De geschiedenis van de broers moet groter zijn geweest dan deze jaren in het tehuis. Waar is de familie Kipalong? Hoe keek Cornelis later terug op zijn tehuisleven? Hoe Moluks mochten de kinderen zijn? Dat zijn vragen waarop het antwoord onbekend is. Toch lees je tussen de regels door dat deze twee broers bepaald geen zielige kindertjes waren, zoals Van der Steur zijn pupillen aan de buitenwereld graag presenteerde. Harde werkers moeten het geweest zijn, die in staat waren verantwoordelijkheid te dragen, gevoelig daarbij. Bijzondere jongens. Overigens zou Van der Steur de sterfdag van Petrus nog jarenlang herdenken. Dat komt rechtvaardig over.

Slot

In mijn biografie van Pa van der Steur  besteed ik meer aandacht aan het leven in het tehuis dan ik hier in Marinjo kan doen. Maar ook dat boek is geen encyclopedie met de naam van elk kind dat ooit bij Pa in huis geweest is.

Veel kinderen, eenmaal volwassen en in Nederland, zwegen erover. Het woord ’tehuis’ had hier een ongunstige klank. Soms is er toch iets, niet veel, gezegd. Het verhaal van Pa staat in het boek.

Schrijven is blijven, dat geldt ook voor uw verhaal.

 

 

 


Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe Willem A. Belle aan zijn liefde voor de viool kwam

belle In 1921 wist iedereen het: Willem Belle, die heeft gouden handen als hij een viool aanraakt. En dat was ook zo. Net als indertijd zijn vader.

In het Weekblad voor Indië kwam ik een groot artikel tegen over vader en vooral deze zoon. De auteur ervan, kunstcriticus Hans van de Wall, kwam woorden te kort om diens kwaliteiten te prijzen. Dat Belle een viool kon repareren, was een zegen voor de klassieke muziek in de oost. Want hoe verging het de viool die in de tropen arriveerde? Dat zette dezelfde Van de Wall uiteen in het Bataviaasch Nieuwsblad:

  • Grootmeesters op de viool, die door het Verre Oosten reizen, ondervinden niet alleen aan den lijve de gevolgen van het heete klimaat, maar zij lijden het meest schade aan hun instrument.
  • Er is tot dusver niet één geweest, die, hier aangekomen en zijn vioolkist openend, daarin de kostbare Amati of Guarnerius gaaf en ongeschonden aantrof.
  • Integendeel, in al die gevallen lag het Instrument geheel uit elkaar als een wrak, en scheen het onherstelbaar verloren.
  • En indien wij in ons midden niet een instrumentbouwer hadden als Willem Belle, den genialen werkman op dit gebied, dien — ik vernam dit vaak uit den mond der vreemde artisten — zelfs het buitenland ons benijdt, dan zouden wij kunstenaars als Piastro, Premyslav en Elman hier niet op hun best kunnen hooren.

Een wrak van een instrument, en wat dan te doen? Naar Willem Belle. Gelukkig staan er in het Weekblad voor Indië mooie biografische passages over vader en zoon, en van die laatste ook nog een foto.

Vader Belle

belle

Bataviaasch Nieuwsblad, 1902

En [in] die dagen leefde te Batavia, een technicus, de heer W.F. Belle, die uit liefhebberij ook niet onverdienstelijk de violoncel bespeelde, ijverig meewerkte in het toenmalige orkest van “Toonkunst Aurora” en in verschillende kwartet-vereenigingen.
Hij woonde heel bescheiden In het blinde gangetje tussen de tegenwoordige percelen van de “Arnhemsche” (vroeger de Bataviasche Spaarbank) en van “Au bon Marché” op Noordwijk. Buiten zijn vak was hij ook zoo’n beetje knutselaar, die er plezier in had door zelfverzonnen en zelfgemaakte dingen te voorzien in de behoefte van allerlei praktische voorwerpen in het huishouden of voor algemeen gebruik; dingen die men tegenwoordig voor een prikje in elke toko kopen kan, maar die ten tijde van onze grootouder voor geen goud te krijgen waren of hij zocht voldoening in het herstellen van machines, speeldozen, draaiorgels en dergelijke die door anderen onherstelbaar waren verklaard.
Het spreekt haast vanzelf dat hij vooral een bijzondere zorg besteedde aan kapotte muziekinstrumenten, zodat allengs ieder die een beschadigde of onttakelde viool, fluit of cello te repareren, had ermee naar Belle ging. Deze verkreeg hoe langer hoe meer routine en kennis in en van het métier, met als gevolg dat het opzenden van defecte instrumenten naar Europa zeldzamer en eindelijk geheel overbodig werd.

Zoon Belle

belle

Een ietwat wazige foto van het atelier, toch geeft het een indruk.

Belle had vier zoons, van wie de tweede, Willem, al heel vroeg dezelfde neiging tot nasporingen en uitvindingen op instrumentaal technisch gebied aan den dag legde. Willem Belle junior – en hij is de artistieke werkman, wien dit artikel wordt gewijd – mocht dan op zijn 12e jaar zijn vader in het primitief ingerichte atelier helpen, waar zijn lust tot ingenieus geknutsel werd gebakken door de grote verscheidenheid van objecten, die er ter reparatie lagen.
In het begin droeg de vader zijn zoon slechts ondergeschikt en licht werk op maar de jonge Willem bleek zóó scherp de kunst van den vader te hebben afgekeken, en zóó handig te kunnen omspringen met de caduque stukken in het atelier die hij weer in elkaar zette of aan elkaar hechtte tot ze nieuw en gaaf geleken dat hij weldra en steun werd van zijn vader. Toen deze op latere leeftijd door een ernstige kwaal in den arbeid werd bemoeilijkt, nam Willem alles alleen op zich.

Ontwikkeling

Dan blijkt dat Willem A. Belle niet alleen met zijn handen veel kan, maar dat hij ook intelligent en leergierig is:

  •  Hij wil kwaliteit van violen horend leren begrijpen, dan dat lukt, dankzij zijn “fijn en uitmuntend gehoor”.
  •  Hij bezoekt instrument fabrieken in Europa en Amerika.
  •  Hij gaat naar Duitsland om de vervaardiging van violen ter plekke te bestuderen.
  •  Hij reist naar Frankrijk en België, naar de dan beroemde fabriek van Laurent (Brussel) en Jerôme Thibouville (Parijs) om te leren hoe vioolsnaren gemaakt worden.

Resultaat

Zo groeide Willem A. Belle dus uit tot een expert, een beroemdheid. Het verhaal gaat verder, want Van der Wall schrijft:

  • … en eindelijk heeft hij een vernis weten samen te stellen – zijn geheim – waardoor het mogelijk is geworden om geheel onttakelde en gescheurde of gebarsten instrumenten hun oorspronkelijke schone toon terug te geven tot uitbundige vreugde en verbazing, tevens van de eigenaren die hun kostelijk bezit reeds verloren waanden.

Dat was het moment waarop ik dacht: o, ja? Want Van der Wall is zo adorerend, dat schept wat twijfel. Dus ik bladerde door het mooie boek De Oostenwind waait naar het westen van Henk Mak van Dijk. In het hoofdstuk over klassieke muziek las ik een intrigerende zin:

  • Wanneer de houtlijm van instrumenten loslaat, kunnen de instrumentbouwers en – reparateurs, de gebroeders Belle te Batavia, dat herstellen met een lijm waarvan ze het recept zorgvuldig geheim houden.

Vernis lijkt me iets anders dan lijm. Maar je weet het niet, geheim is geheim tenslotte. Van de Wall meldt ook nog dat Belle zelf vanaf nul violen bouwt. Probeert te bouwen, tenminste: ‘Hij is er nog niet mee klaar en zelfkritiek weerhoudt hem er met anderen over te spreken.”

belle

Met dank aan Maas Vioolbouw voor het mogen opnemen van de afbeelding.

Viool

Dat is goed gegaan. De viool die u hier ziet, is een echte Belle. Inderdaad, uit het oude Indië afkomstig. Gemaakt in 1929 en te koop geweest bij Maas Vioolbouw. Voor de kenners komt hier het bijschrift van de website:

  • Deze unieke viool van W. Belle, werd in 1929 gemaakt in Batavia (Jakarta). Willem Alfons Belle volgde in 1909 zijn vader op die een muziekwinkel in Batavia had.
  • Hij bouwde violen, stemde piano’s, orgels en repareerde allerlei muziekinstrumenten.
  • De viool draagt het etiket: ‘W. BELLE, Luthier, Batavia, (Jakarta) 1929)’ .
  • De bovenklos binnen in de viool is gesigneerd en voorzien van de datum van bouw.
  • Het achterblad is uit één stuk dos gezaagd esdoorn. Meestal zijn achterbladen van violen ‘kwartiers’ gezaagd.

Hoe zou het Willem A. Belle toch vergaan zijn? En wat deden zijn broers? Henk Mak van Dijk spreekt over de ‘gebroeders’, dus misschien kwamen ze ook in het atelier.
U ziet, er is maar een enkel artikel zoals dat van Hans van de Wall voor nodig om meer dan honderd jaar later de nieuwsgierigheid te wekken. Schrijven is blijven. En dat geldt ook voor uw verhaal.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Schrijf toch met sambal (video)

Vroeger op school schreef u een opstel. Dat moest. En het lukte ook, de ene keer beter dan de andere keer. Alleen het was nogal van en-toen en-toen en-toen. Hoe wordt het verhaal dat u nu schrijft beter?

Een goed verhaal heeft structuur. En het moet leuk, interessant en een beetje spannend lezen. Er moet pit in zitten. En dan heeft u wat aan sambal.

Sambal maakt alles beter. Ik bedoel het niet alleen letterlijk.

Ervaring

Wanneer ik aan een biografie werk, heb ik meestal meer informatie dan ik kan gebruiken. En voor sommige hoofdstukken heb ik juist weer veel te weinig informatie. Ik heb altijd een probleem bij het werken een een levensverhaal, de vraag is alleen welk probleem het deze keer zal zijn.
Wie veel informatie heeft, kan ertoe neigen dat allemaal te willen gebruiken. Dat leest saai. Een opsomming. Weer dat opstel-effect.
Dus dan zoek ik naar wat mijn verhaal pit geeft. Tegensprekers, dialogen, de afwisseling van korte en lange zinnen. Er zijn praktische schrijftrucjes voor die ik in de video aan u uitleg.

Video

In deze video:

  •  waarom sambal belangrijk is
  •  hoe u uw verhaal gemakkelijk meer pit kunt geven
  •  waardoor u meer plezier in het schrijven krijgt

Zet de stap
Heeft u dat ook? En zit er wel een verhaal in uw pen? Praat met mij. Maak een afspraak via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom in 1914 het kazerne-concubinaat werd verboden

Kazerne-concubinaat: het woord alleen al was genoeg om christelijke kringen schrik aan te jagen. Twee woorden, twee keer schrikken.

Concubinaat: dat was leven in zonde, want het betrof een relatie buiten het huwelijk. Seksualiteit hoorde binnen het huwelijk en nergens anders.
Kazerne: vooral in Nederland had men het vermoeden dat de kazernes in de kolonie broeinesten van ontucht waren. Dat kwam door gebrek aan kennis. Al was het natuurlijk wel zo, dat een Europese jongeman daar meer beleefde dan in Nederland.

Hoogerhand

In 1914 kwam ‘van hoogerhand’ een verbod op het kazerneconcubinaat. Die uitdrukking staat in de circulaire die de toenmalige legercommandant Van Daalen liet uitgaan. Wie en wat is dat: die ‘hoogerhand’? De gereformeerde gouverneur-generaal A.W.F. Idenburg. In 1914 wonnen dus de christelijke kringen met het verbod. Wacht even, winnen is hier naar de letter van de wet.

Het is typisch dat commandant Van Daalen die uitdrukking bezigt. Hij is correct en laat toch weten waar hij zelf staat in de kwestie. Hij deelde de bezwaren niet.

Eigenlijk hebben we nog altijd een discussie over het kazerne-concubinaat. Het gaat dan vooral over de vrouwen. Ik hoor nogal eens beschrijvingen dat ze allemaal in een ellendige situatie zaten, even samengevat.
Even een paar gedachten daarover.

  •  Machtsongelijkheid kan twee kanten op werken. De militair kon zijn concubine wegsturen, dat is zo.  Ook aan anderen uitlenen, al dan niet gedwongen, al dan niet tegen geld. Maar uit de soldatenlectuur blijkt vaak dat er een zekere emotionele afhankelijkheid bestaat: zij is het die hem huiselijkheid en gezelligheid geeft. Zij is het die de moeder van zijn kinderen is. Hij kan dus emotioneel afhankelijk van haar zijn.
  • Er is een verschil tussen het fenomeen van het kazerne-concubinaat en slechte omstandigheden in de kazerne. En ook in de beoordeling ervan. Voorbeeldje? Op de zaal was er tussen de britsen een zogeheten zedelijkheidsgordijn. Dat was bestemd om enige privacy te verschaffen bij seks. Maar ja, je wist het toch. Je hoorde alles van elkaar. Zoiets viel aan Nederland niet uit te leggen.
  • Concubinaat gaat uitstekend samen met liefde. Niet iedereen had zin om te trouwen. Daarbij was het een prijzige zaak.
  • Het is onjuist om alle vrouwen in het concubinaat tot slachtoffer te verklaren. Daarvoor kennen we hun visie, hun instelling en hun opvatting niet goed genoeg.

Tangsi

Iets van de vrouwen zelf las ik bij de Indische schrijfster Lin Scholte. Zij groeide op in de kazerne. In haar boeken vertelt ze over dat leven, waar vrouwen, mannen en kinderen op een voor hun vanzelfsprekende manier leefden. Ze vertelt over haar moeder Djemini, die als jonge vrouw haar echtgenoot verlaat. Dan wordt ze muntji, concubine en Lin Scholte schrijft:

  • Intussen dook er een Inheemse sergeant op.
  • Hij heette Radian en was ‘gelijkgesteld’; dit was mogelijk geweest door uitzonderlijke dienstprestaties.
  • Een gelijkgestelde Inheemse onderofficier genoot dezelfde privileges als zijn Europese collega.
  • Zijn bezoldiging lag aanmerkelijk hoger dan die van zijn Inheemse ranggenoot, al was deze niet dezelfde als van zijn Europese collega.
  • Radian was een aanmatigend persoon, want hij sprak Nederlands.
  • Hij maakte werk van Djemini; wachtte haar op de meest onverwachte plaatsen op en vroeg haar om met hem uit te gaan.
  • Meer dan ooit vreesde ze de tong van haar buurvrouwen.
  • Daarom weigerde ze op zijn voorstellen in te gaan.
  • Maar Radian liet zich niet afschrikken.
  • Hij zei haar tot zijn muntji te willen hebben om later in de kerk met haar te trouwen, want hij was Christen.
  • Hij beloofde haar koeien met gouden horens.

In de praktijk van het dagelijks leven is Radian jaloers en agressief. Djemini verlaat hem. Dan wordt ze de muntji van Piet Scholte – en hier hoort vioolmuziek want er begint een romantisch verhaal, waargebeurd.

Verbod

Dat verbod in 1914 was serieus maar toch: het was de letter van de wet. Geen enkele vrouw hoefde de kazerne uit. Van Daalen had het duidelijk op schrift gesteld: ‘Uiteraard zal niemand worden gedwongen een concubine weg te zenden, die hij met toestemming van de bevoegde autoriteit reeds heeft.’
Opmerkelijk dat ‘uiteraard’.
En het grootste deel van het Oost-Indische Leger, dat helemaal niet christelijk was, leefde vooralsnog min of meer gelukkig verder, zoals voorheen in zonde.
Pas in 1928 werd het verbod voor het hele leger ingesteld.

Maar ja.
De realiteit is weerbarstig.
Kijk nog eens naar die foto bovenaan. Ik neem het bijschrift over van de defensie-beeldbank:

  • Een militaire troepenchambre voor gehuurde Indonesische militairen beneden de rang van sergeant. Vrouwen en kinderen van Indonesische militairen legerden in de kazerne.
  • Doorgaans van 06:30 uur tot 13:30 uur moesten vrouwen en kinderen weg wezen. Zij verbleven in de “vrouwen-loods” (een per compagnie) voor koken en kleren wassen. Zij mochten pas terug naar de chambre op het officiële trompetsignaal genaamd “Afslag”. Daarna (circa 13:30 uur) bleven ze er tot de volgende dag circa 06:30 uur.
  • De kamertjes waren afgescheiden met gordijnen die de bijnaam hadden van “zedelijkheidsgordijnen`.
    (Foto Koninklijke Landmacht)

Meer zeg ik niet. U weet.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Mag u alles over de familie schrijven? (video)

Wanneer u werkt aan het grote familieverhaal, gaat u de familie beter begrijpen. U weet meer, u legt verbanden, u begrijpt het een en ander beter. En u weet wat gevoelig ligt. Waar verhalen over bedacht zijn, dus waar eigenlijk een geheim is.

Heerlijk om dat allemaal eens goed op papier te zetten. Kennis is vreugde. Kennis delen is dubbele vreugde.

Maar in de familie denkt niet iedereen zo. U hoort dat er onrust is. Ontevredenheid, dat u dat allemaal gaat opschrijven. Wat nu?

Ervaring

U weet, ik schrijf het liefste een biografie. Dat betekent vaak dat ik te maken heb met nazaten. Die zijn het lang niet altijd onderling eens en soms gebeurt het, dat de een me wil dwingen om X te schrijven terwijl de ander erop staat dat ik Y schrijf. En zelf wil ik dan juist Z schrijven.
Dat is een mijnenveld van gevoeligheden. Dus dan ga ik voorzichtig verder, want dan ontploft er niks.
Wat ik doe, is het gemeenschappelijke zoeken. Vaak is dat het doel van de biografie: het leven van die ene persoon te bewaren. Tot dusver is het goed gegaan.

Video

In deze video:

  •  wat u wel en niet mag opschrijven over de familie
  •  een prakische suggestie voor overleg
  •  mijn basis-overtuiging dat u wel dat verhaal kunt gaan schrijven

Zet de stap
Heeft u dat ook? En zit er wel een verhaal in uw pen? Praat met mij. Maak een afspraak via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Wat is dat: peranakan? (video)

peranakan Wat is dat: peranakan? De eerste keer dat ik het gezicht van Sajia zag, vroeg ik me dat af. Want ik zag een vrouw met een Chinees gezicht. Zij was de grootmoeder van de schrijfster Melati van Java (1853-1927) De vraag bleef.

peranakan Toko Semarang

De vraag was er ook toen ik jaren geleden Go Oen Gwan interviewde. Oom Go vertelde dat zijn grootvader kapitein der Chinezen was te Paseroean. Ach, had ik ons gesprek maar op de film, hij vertelde ook zo mooi. Ook over zijn ouders, de oprichters van de Haagse Toko Semarang in de jaren 50. Zijn moeder Han Kim Nio en zijn vader Han Kim Nio.
Oom Go zei tegen mij: “Door de winkel voel ik mij hier thuis, alle Indo-Chinezen kwamen vroeger hier en tegenwoordig komen hun kinderen ook. Het is een vast punt voor ze. Ik kom niet zoveel in de stad, de stad komt hier. Je wordt een centraal punt voor de mensen. Je spreekt hun taal, je begrijpt ze.”
Nu is hij er niet meer, maar de herinnering blijft en ook dat woord: Indo-Chinezen.

Ik las het mooie boek van Oei Hong Kian: Kind van het land, peranakan Chinezen in drie culturen. “kind van het land”, zo legt de auteur peranakan uit. Daar geboren, uit Chinese (voor)ouders.

Wat is wat

  • Indo-Chinezen
  • Indische Chinezen
  • Peranakan Chinezen
  • Indonesische Chinezen

Iedereen heeft het recht zichzelf zus of zo te noemen.

Chinezen uit Indonesië

Op de afgelopen Tong Tong Fair interviewde ik mr dr Patricia Tjiook-Liem, voorzitster van het Chinese Indonesian Heritage Center, kortweg CIHC. (hier staat de website: https://cihc.nl/ )
Vooral dankzij het CIHC komt de geschiedenis van de Chinezen uit Indonesië meer voor het voetlicht. Dus niet: Indië, waar Oom Go zich meer verwant mee voelde.
Er zijn dus families waar de ene generatie meer verbonden is met Indië, en de generatie erna meer met Indonesië.
Hoe is dat, denk ik. Misschien heel anders dan Eerste Generatie die daar geboren is en de Tweede Generatie die hier geboren is. Ik ken verhalen van gezinnen waar de kinderen verdeeld zijn tussen daar-hier.
De kinderen uit Indië, al lang volwassen, vinden dat ‘hier’ is: Indië. De andere kinderen vinden Indië juist weer ‘daar’.
Ja, dat is ingewikkeld tot je denkt: het is een mozaïk, en elk steentje is deel van het geheel.

Ik heb een korte video uit het gesprek geknipt. Door het rumoer van de Tong Tong Fair heen, is Patricia Tjiook-Liem goed te horen. Ze vertelt over het belang van deze boeken.

(tekst gaat door onder video)

Twee boeken

Naast mij op tafel liggen twee boeken over Chinezen uit Indonesië, van het CIHC:
1 Een foto vertelt. Vijftig familieverhalen van Chinezen uit Indonesië
Steeds: een foto en dan het verhaal erbij, soms een pagina, soms wat meer. Allemaal ingezonden door de achterban. En nog komen ze binnen.
Zo kan het dus ook, een boek maken en het is onderhoudend door al die verschillende aspecten. Geweldige foto’s van vroeger, ook vrouwen in een shanghai-dress, waar koop je tegenwoordig toch nog zoiets moois?

2 Chinezen uit Indonesië: de geschiedenis van een minderheid
Een nuttig boek voor mij, want het bouwt goed op, van 1619 tot 1961, zijnde het eerste en laatste jaartal in de inhoudsopgave.
Ooit was ik bevriend met een Chinees-Indische vrouw die nooit veel wilde vertellen over de tijd kort-voor het vertrek naar Nederland. En ik wist: beter niet vragen. Het voelde zo ongepast. Door dit boek begrijp ik iets meer van het niet-vertelde. Een voorbeeld uit de na-oorlogse hoofdstukken en het komt flink aan door de onderkoelde zakelijke stijl.

  • Het steeds weer opnieuw moeten bewijzen dat zij Indonesisch staatsburger waren maakte hen echter kwetsbaar voor intimidatie en chantage.
  • Chinezen werden voortdurend geconfronteerd met bedreigingen, vernieling en afpersing.
  • Het leger was in die dagen onderbetaald, militairen waren afhankelijk van onconventionele bronnen, die zij bij Chinezen probeerden te vinden.
  • De regering verkeerde zelf ook in onzekerheid, het gezag moest na de mislukte coup van september 1965 eerst worden hersteld.
  • De situatie was extreem instabiel.

En: geen bescherming van de overheid.
En eerder: de druk om de eigen Chinese naam te veranderen in een Indonesische naam.
En weer eerder: het moeten kiezen tussen de Chinese en Indonesische nationaliteit.

Levensvragen

Het raakt me omdat ik in deze woorden de vraag voel: waar hoort een mens thuis?
en:
wat betekent het dan om ergens geboren te zijn en op te groeien, de aarde te voelen, de lucht in te ademen, daar te leven en dan, door omstandigheden, een ander te moeten worden?
Levensvragen. Dat zijn de belangrijkste vragen. Ook en vooral als u over de familie schrijft. De tijd nemen om te denken is belangrijk. Praten ordent uw gedachten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Waar moet ik over schrijven? (video)

“Waar moet ik over schrijven?” Die vraag hoor ik nogal eens en ik begrijp de achtergrond ervan. Want elke week verschijnen er nu boeken over Indië. Alles lijkt al gezegd. Alles lijkt al beschreven. Dus ja, wat moet u daar nog aan toevoegen…

Dat zijn sombere gedachten. Ik kan ze verhelpen. Want inderdaad, de stapel boeken over Indië groeit, het is een onderwerp dat kennelijk in de mode is. Maar er ontbreekt iets. Dat is uw persoonlijke ervaring. Uw herinneringen aan leven met ouders die de oorlog hadden meegenomen. Uw visie op vroegere generaties.

Wat me opvalt: het zijn vooral degenen met een goed verhaal die aarzelen. Dus dan moedig ik extra hard aan om dat op te schrijven.

Ervaring

Als ik aan een boek werk, zoals nu aan het levensverhaal van de Atjeh-generaal Frits van Daalen, dan vraag ik me vaak af, hoe het dagelijks leven hier of daar was. Waar hij woonde. Hoe een doorsnee dag verliep. Het eten.
Dan heb ik even niks aan de grote historische overzichten.
Dan zoek ik naar persoonlijk verhalen, in de hoop dat ze er zijn.
Waar verlang ik dan naar, en met mij ikweetniethoeveel andere mensen?

Video

In deze video:

  •  waarom persoonlijke verhalen belangrijk zijn
  •  een opmerking over toko’s in Batavia
  •  de realistische bemoediging waardoor u hopelijk moed vat

Zet de stap
Heeft u dat ook? En zit er wel een verhaal in uw pen? Praat met mij. Maak een afspraak via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hij was de Indische burgemeester van Amsterdam

burgemeester De Indische burgemeester van Amsterdam was Willem Frederik van Leeuwen, geboren in Soerabaja, hij kon netwerken als geen ander en aan het begin van de vorige eeuw mocht het koloniale bedrijfsleven voor hem op de knietjes, uit dankbaarheid.
Dat zat zo.

O nee, eerst de burgemeester. Op Parlement.com lees ik een typering:

  • Dominante persoonlijkheid die allergisch was voor SDAP’ers.
  • Stond bekend als slim en gevat, maar ook als enigszins driftig.
  • Hekelde als liberaal lid van de Eerste Kamer de bemoeizucht van de minister van Binnenlandse Zaken in Amsterdam.
  • Eerste vicepresident van de Raad van State die niet van adel was.

Dat je denkt: die man durfde wat. En het lijkt me ook iemand die heel graag zijn zin kreeg. Anders kun je niet zo hoog opklimmen. Je moet zijn: vastberaden. Overtuigd van je kunnen. Niet bang zijn.
En dat dus terwijl iedereen naar jouw Indische gezicht kijkt en daar vast wat van vindt.

Topgasten

Burgemeester Van Leeuwen (1860-1930) verdiende de innige dank van het koloniaal bedrijfsleven toen hij in 1904 een grandioze netwerkbijeenkomst organiseerde.
Topgasten: de aanstaande gouverneur-generaal van Indië J.B. van Heutsz en zijn rechterhand H. Colijn. (inderdaad, de latere minister-president van Nederland). In dat jaar werd Van Heutsz in Nederland bejubeld omdat hij de Atjeh-oorlog had gewonnen (wat natuurlijk niet zo was).
De andere gasten:

  •  bedrijven die een kaartje hadden gekocht dan wel gekregen in ruil voor sponsoring van de bijeenkomst, zoals: de Nederlandse Handelmaatschappij, de Nederlandsch-Indische landbouwmaatschappij, de Koninklijke Paketvaart Maatschappij  en de Stoomvaartmaatschappij Nederland.
  •  Amsterdammers die erbij wilden zijn, maar wel Ons Soort Mensen.
  • veteranen.
  • militaire verenigingen, dat stond goed, vooral wanneer ze met vlag en vaandel op muziek gaan marcheren en dat deden ze.

Het was een hele organisatie geweest. Burgemeester Van Leeuwen had al vroeg een comité in het leven laten roepen dat geld inzamelde voor de netwerkdag. Wie wat gaf, werd netjes bijgehouden in de lijst ‘Bijdragen in het Waarborgfonds ter bestrijding der kosten van ontvangst van den Luitenant-Generaal B.J. [sic] van Heutsz, bij diens bezoek aan de hoofdstad’ .

Ambitie

Stapje verder. Het comité, inmiddels uitgebreid met een commissie, gaat delen van de dag verkopen: kaarten voor de middag of de avond.
Het was inderdaad een prijzige bijeenkomst maar dat lag ook aan de ambities. Dure rijtuigen, een middagbijeenkomst in Artis, een feestmaaltijd in het Concertgebouw en dan een boottocht op de Amstel, waar kostbaar vuurwerk te zien zou zijn.
Aanmelden bij elke activiteit leek voor iedereen open te staan, maar elke aanmelding werd natuurlijk aandachtig bekeken. Voor wanklanken was geen plaats.

Verwachting

Op dinsdag 19 juli 1904 genoot burgemeester Van Leeuwen van een besloten lunch in het Amstelhotel. Enkele anderen en dan de VIP-gasten Van Heutsz en Colijn. Toen bracht de burgervader ze naar het stadhuis waar het officiële gedeelte begon. Van Leeuwen hield een knallende toespraak waarin hij Van Heutsz op een voetstuk zette en ook, min of meer, benadrukte wat de verwachtingen waren. Hij zei onder meer:

  • Hier, in de eerste koopstad des rijks, werd met verklaarbare belangstelling gevolgd al wat ginds in het verre Oosten door u en de uwen werd gewrocht.
  • Door uw krachtig optreden werd de hoop weder levendig dat er eerlang een einde zou komen aan de Aljehellende die den voorspoed van onze kolonie in den weg stond, die knaagde aan de eer van Nederland als koloniale mogendheid en de vastberadenheid die uit al uw handelingen sprak en door uw invloed ook het deel werd van hen die geroepen waren u bij te staan, deed den twijfel die langzamerhand was ontstaan, of de krijgsmacht in Atjeh wel opgewassen was voor haar moeilijke taak, weder plaats maken voor vertrouwen, vestigde de overtuiging dat die taak aan uitnemende handen was toevertrouwd.
  • […] Hulde breng ik in de eerste plaats aan den staatsman, wiens streven het was niet slechts het Atjehsche volk tot onderwerping te brengen, maar door een streng, rechtvaardig bestuur, door het invoeren van een goede rechtspraak, door steun van landbouw en nijverheid, in één woord, door bevordering van de moreele en materieele belangen der onderworpenen, een welvarend land met een tevreden bevolking toe te voegen aan ons koloniaal gebied.

De trefwoorden waren duidelijk: koopstad – ons koloniaal gebied. Van Heutzs begreep uiteraard de bedoeling, dat bleek wel uit zijn toespraak. Hij zei onder andere:

  • … namens mij zelf spreek ik de beste wenschen uit voor den voorspoed voor onze schoone hoofdstad, van de handelstad Amsterdam, van waar ook in vroeger eeuwen het gezag in ons schoone Insulinde is uitgegaan.”

Verdienen

De handelstad, dus. En dan ons schoone Insulinde. Een ideale combinatie als het ging om geld verdienen.
Het diner, de boottocht, het vuurwerk: alles was even geweldig. De kranten jubelden. De bedrijven wisten: wij gaan onze donaties dubbel en dwars terug verdienen, dat heeft de burgemeester goed gedaan.

De afrekening liet zien dat ze in de handelstad goed konden rekenen. Er bleef 186,87 gulden en een halve cent over voor het nationaal huldeblijk aan Van Heutsz. Met de groeten van burgemeester Van Leeuwen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Heeft u geen tijd om te schrijven? (video)

Heeft u geen tijd om te schrijven maar wel het verlangen om te schrijven? Dat gevoel ken ik. Plannen hebben en dan opeens is het al avond, en er is weer niks van gekomen.
Ik denk vaak aan al die mooie levensverhalen die ongeschreven blijven, omdat elke keer weer het dagelijks leven ertussenin kwam.
Dan is er weer dit.
Dan weer dat.
En dat blijft zo.

Tenminste, tot u het anders aanpakt. In de video geef ik een praktische tip waarmee u meteen aan de slag kunt. De tip komt uit mijn praktijk, en zo doe ik het dus ook.

Ervaring

U weet, ik leef van de pen. In de loop der jaren heb ik geleerd dat ik moet opletten waar de tijd blijft. Een dag is zo om, en ’s avonds denk ik wat heb ik er eigenlijk mee gedaan.
Tijd is het kostbaarste dat ik heb. Dus daar wil ik zorgvuldig mee omgaan. Ik wil weten waar mijn tijd blijft, net zoals ik wil weten waar mijn geld blijft. Dat gooi ik niet over de balk, dus dat wil ik evenmin doen met mijn tijd van leven. Ik krijg elke dag maar één keer.
Dus hoe pak ik dat aan? Dat leg ik uit in de video.

Video

In deze video:

  •  een praktische toepassing van djam karet
  •  hoe u klein kunt beginnen en zo grote resultaten kunt halen
  •  wat u kunt doen om meer aan uw tijd te hebben

Heeft u een vraag,maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Wat de Indische jongen kan als hij wil

indische jongen Wat de Indische jongen kan als hij wil: dat stond boven een artikel in het eerste nummer van Onze Stem, per 1 september 1920 het blad van het Indo-Europeesch Verbond.
De duizenden leden zullen het hebben gelezen, met gemengde gevoelens, dat wel.

De uitdrukking ‘Indische jongen’ ken ik uit de Indische gemeenschap. Het is iets van erkenning, herkenning en genegenheid. Je zegt zo: hij is een van ons, hij hoort bij ons.
Dus dat juist het Indo-Europeesch Verbond die kop boven het stuk zette, was te verwachten. Het Verbond zette zich in voor emancipatie van de Indische bevolkingsgroep, en dat moest op twee manieren:

  1. betere maatschappelijke omstandigheden
  2. beter zelfbewustzijn

Onder nr. 2 viel bijvoorbeeld ook het probleem van de bescheidenheid, en hoe daarmee om te gaan in een Europese maatschappij. Zelfhulpartikelen als deze konden dan weer – bij niet te grote verlegenheid – besproken worden tijdens bijeenkomsten van afdelingen van de Bond.

Suikerfabriek Klampok

Indische jongen

Gebouw van Klampok (KITLV 18270).

De redactie had de hand weten te leggen op een brief van de administrateur van de suikerfabriek Klampok (Banjoemas) aan de directie. Die suikerfabriek was, zo licht Onze Stem toe, een van de grootste en modernste onderemingen van Java en het personeel daar bestond ‘vrijwel geheel uit Indische jongens’.
Daar schreef de administrateur over en allereerst over de tegenwoordige neiging om bij voorkeur Hollandse jongens aan te nemen, de ‘volbloed Europeanen’. Uit de brief:

  • Door sommigen is de meening toegedaan bij voorkeur tot aanneming van volbloed Europeanen over te gaan en worden deze dikwijls liefst uit Holland geïmporteerd.
  • Dit is volgens mijn bescheiden mening een zeer verkeerd systeem en bovendien een gevaarlijke politiek. Door het aanstellen van zulke jongelui toch wordt de afstand tussen Javaan en Europeaan steeds groter, terwijl het wantrouwen en de rassenhaat er zeer door bevorderd wordt.
  • Bovendien heeft men 1 grote vijand bijgekregen namelijk de hier geboren Europeaan.

Daarna volgde een uitgebreide opsomming van wat de Indische jongens voor mooi werk deden, een lofprijzing van hun kennis en kunde, zoals bewezen op de suikerfabriek Klampok en elders bij andere ondernemingen. De vergelijking tussen Indisch en Hollands viel gemakkelijk te trekken:

  • Het komt dus hierop neer dat wij de Indische jongens niet in een hoek moeten duwen, terwijl juist de jongens het meest tevreden zijn, omdat Java hun geboorteland is.
  • De tegenwoordig geïmporteerde jongelui zijn vrijwel allen idealisten die met de wonderbaarlijke begrippen hier aan wal stappen om steeds teleurstellingen te ondervinden.

Onze Stem was hier zeer tevreden over. De redactie vond:

  • Zulke van grote waardering voor den Indo getuigende woorden doen goed en bewijzen dat niet alle particuliere werkgevers blind zijn voor de goede eigenschappen van de hier geboren Europeanen.
  • Zij bewijzen tevens dat de Indo een uitmuntende werkkracht kan zijn als hij wil.

Als hij wil

Ja, nee, hoezo? ‘als hij wil’. Daar zat iets in met een onaangename nasmaak.
We zitten in de jaren 1920. De moderne tijd ontwikkelt zich. Fabrieken met machines. Overal auto’s. Telegrafie. De luchtvaart komt langzaam op. De telefonie.
Ook zijn er snellere scheepsverbindingen tussen Indië en Nederland. Het Hollandse element neemt toe, gaat meer dan voorheen domineren. De resultaten van de indertijd ingezette ethische politiek zijn nog voelbaar: daarmee werd de positie van de inheemse bevolkingsgroep bevorderd, wat vaak ten koste ging van de Indo-Europese groep. En als je steeds op achterstand wordt gezet, als je opmerkingen krijgt over wie en wat je bent, en je hebt in je een zekere bescheidenheid, dan is het lastig je te laten gelden. Zwijgen is dan de uitkomst, en eveneens wrokken over het aangedane onrecht. Dat kan weer leiden tot diep wantrouwen tegen dat Hollandse, emoties die gemakkelijk in de volgende generaties terecht komen.

Dat ‘als hij wil’ stak ook iemand anders. Onder het pseudoniem ‘Een Indische jongen’ verscheen een tegenstuk in De Reflector, het blad van de Indische journalist Dominique Beretty. Deze jongen had het artikel “alles behalve sympathiek” gevonden. En wel hierom:

  • Er wordt toch in die mate op de gelijkwaardigheid van den Indo met een volbloed Europeaan, op de flinkheid van ten eerste en zijn energie getamboereerd dat men na lezing zich onwillekeurig afvraagt, of het de redactie erom te doen is den Indische jongen een brevet van inferioriteit uit te reiken.
  • Een hoofdje bijvoorbeeld als ‘Wat de Indische jongen kan als hij wil’, is van zoo holle ijdele kwakzalverige klank dat men onwillekeurig denkt: dus de Indische jongen is zóó beroerd dat het wel speciaal vermeld moet worden, dat er ook nog Indische jongens zijn die wèl wat kunnen.

Dat was een goed punt. Maar de koloniale tijden waren er niet naar, om de capaciteiten van Indische jongens als vanzelfsprekend op waarde te schatten.

Eigenwaarde

Mr Th. Thomas was het die hierop, in Onze Stem, weer een antwoord gaf. Als advocaat en journalist van vooraanstaande kranten van Indië zat hij niet snel om een mening verlegen.
Dat bleek ook nu.
De gestelde vraag kreeg van hem een uitvoerige behandeling. Zo schreef hij:

  • Of het wel speciaal vermeld moet worden dat er ook nog Indische jongens zijn die wèl wat kunnen? vraagt Indische jongen.
  • Mijn antwoord is helaas, ja. En het behoeft niet alleen speciale vermelding, maar bovendien nadrukkelijke scherpe en verzekering. Een verzekering!
  • Een verzekering niet slechts voor een Indische jongen, maar ook en vooral voor zijn mededingers in de harde strijd om het bestaan.
  • Diens concurrenten moet op duidelijke en klemvolle wijze aan het verstand gebracht worden, dat de Indische jongen het vertikt voortaan te zijn als een buigende padi-halm, rijpende voor hen alléén.
  • En den Indische jongen moet op even duidelijke en klemvolle wijze aan het verstand worden gebracht dat hij voortaan niet mag zijn de buigende padi-halm, die er slechts is voor de ani-ani (rijstmesje, VL) zijner beter tot de economische levensstrijd toegeruste mededingers.
  • Daarom acht ik het goed, den Indische jongen telkens en telkens weer voor te houden dat ook zij wèl wat kunnen. Dit geeft hun besef van eigenwaarde, den moed van fieren persoonlijkheid [..].

Zo ging mr Thomas nog even door, ook al had hij nu wel afdoende respons verschaft. Het was helemaal in het straatje van Onze Stem. Emancipatie begon met een positief zelfbeeld, en dat werd vervolgens uitgedragen en door de maatschappij geaccepteerd. Wie als Indische jongen wist veel te kunnen, liet zich nooit meer wegdrukken door een Hollandse jongen, hoopte het Indo-Europeesch Verbond.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant