Artikelen

Schrijftip: Geen tijd? Maak tijd! (video)

Geen tijd? U en ik kennen datzelfde liedje van verlangen. Willen schrijven, een verhaal in het hoofd hebben en de dag is voorbij met allerlei dingen. Dan is er weer dit, dan is er weer dat, er lijkt geen tijd genoeg te zijn om te schrijven.

De oplossing is voor iedereen anders. Voor mij werkt een dagelijks lijstje goed, waarop ik elke ochtend drie doelen voor die dag noteer.
De laatste weken doe ik ook iets anders. Want ik had meer tijd nodig.

Ervaring

Meer tijd, waar haal ik dat vandaan, dacht ik. Want de dag zit vol. Iets schrappen kon niet. En toch moest er meer tijd komen. Want mijn huiskater Bert was herstellend van ziekte en hij wilde meer knuffels.
Dus zette ik mijn wekker een half uur vroeger. De eerste week had ik kringen onder mijn ogen, de tweede week was ik al wat eraan gewend en nu word ik vanzelf wakker, kort voordat de wekker gaat.
Mijn motivatie is er. Elke ochtend weet ik waarvoor ik het doe. Samen met Bert op zijn matje liggen, aaien en luisteren naar zijn zachte knorren. Bertje is nu bijna bijna beter, maar ik blijf eerder opstaan. Dat vroege samenzijn is me dierbaar.

U ziet: doel + motivatie + doorzetten = resultaat.

Video


In deze video:

  • hoe ook u aan meer tijd kunt komen
  • wat u met een half uur per dag kunt doen
  • pelan pelan, dan komt er wat van

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Het Indische zit dus in onze familie”

het indischeWat Indisch is, daar valt veel over te zeggen als ik met Lody Zandbergen (1948) spreek. Aan zijn kinderen en kleinkinderen geeft hij het door, zonder het met zoveel woorden te benoemen. Evenzogoed was er een kleindochter die voor haar interview met opa een tien kreeg. Hij is filosoof, fysiotherapeut, veteraan, pensionado, en zorg-opa. Lody vertelt.

Mijn kleindochter Nadine is 12, haar broertje is 10 en haar neefjes zijn 8 en 6 jaar. Nadine hoorde ik een keer tegen haar broertje zeggen: “Ik ben meer Indisch dan jij.”
Op dat moment vond ik het grappig. Maar daarachter zat: hoe ga je nou berekenen hoe Indisch je bent?
Twee jaar geleden vroeg haar neefje Rover (nu 8 jaar): “Opa, hoe Indisch ben ik eigenlijk?” Want zijn moeder is een Indisch meisje en zijn vader, mijn zoon, heeft een Hollandse moeder.
Dat wordt lastig om uit te rekenen. Want het feit dat je gemengdbloedig bent, levert de oplossing niet. We hebben vier bloedgroepen en elk mens heeft daar één van. Dus daarmee kom je er niet. Hoe moet je dan berekenen hoe Indisch je bent? Dat is onmogelijk.
Dus dat moet je je verder niet afvragen. Dat was mijn antwoord.

  • Willen de kleinkinderen graag Indisch zijn?

Dat weet ik niet. Het komt gewoon mee in de opvoeding. Ook in de school. Een lerares in de brugklas van mijn kleindochter Nadine was een Surinaams-Indische vrouw, haar mentor is een Indische jongen. In de klas stond het boek De lange reis van de poesaka, daarin staat iets van onze familiegeschiedenis van onder andere de kris.
Die is generaties geleden gemaakt voor de voormoeder van mijn opa, door de broer van de voormoeder. Hij was moslim en wilde zijn zuster beschermen tegen de christenen, mijn opa was christen. Het was wel een beetje lastig. Maar sindsdien wordt de kris doorgegeven, via de vrouwenlijn in de familie. Dus die kris is straks voor Nadine.
Later in het schooljaar had ze als taak gekregen om iets over Indonesië te vertellen. Ze maakte een krantenartikel met een interview met mij, en onder mijn leiding maakte ze kwee lapis om uit te delen. Voor haar artikel kreeg ze een 10.

  • Je kleinkinderen zeggen Indisch en niet Indo. Ik dacht dat dat de jonge generatie altijd Indo zei.

Als ik met ze praat, gaat het over Indisch eten, Indische familie. Ik gebruik het woord Indo heel weinig. Het kan daar door komen. Haar moeder draagt wel een t-shirt met het opschrift Indo. Daar zou ik nooit mee lopen.
Wat ik vooral overdraag aan mijn kinderen en kleinkinderen is de familiegeschiedenis. Daarin zit het Indische, via mijn moeder, een meisje Varkevisser. Ze komen oorspronkelijk uit Katwijk; de allereerste Varkevisser was een kapitein van VOC. We horen tot de oudste Indische families.

  •  Ga je ze ook meer vertellen over de voormoeder?

Ik vertel van de familiegeschiedenis alleen het deel dat gaat over mijn Indische en mijn Hollandse opa en oma. Dat maakt voor mijn destijds kleine kinderen en nu voor mijn kleinkinderen het Indische en Hollandse van de familiegeschiedenis begrijpelijk.
De Hollandse tak bestaat uit die van mij en die van hun moeder. Van mijn tak kennen mijn kinderen alleen mijn vader en de Hollandse man van mijn zus. Mijn zus heeft een (1) zoon. Die is aan zijn uiterlijk herkenbaar als hun Indische neef. Van hun moeders kant kennen mijn kinderen wijlen haar vader en moeder, en haar zus en haar twee broers en diens kinderen. Dat zijn de door hun uiterlijk onmiskenbaar niet-Indische neven (4) en nicht (1).

  •  Je vader, de Hollandse jongen, heeft ook een Indische geschiedenis.

Dat klopt, hij is indertijd als oorlogsvrijwilliger naar Nederland gegaan. Hij zat bij het bataljon Friesland, ook al was hij helemaal geen Fries. Mijn vader is geboren in Stompwijk.
In Bandoeng heeft hij mijn moeder ontmoet en ze zijn door de bataljonscommandant getrouwd. Dat soort dingen vertel ik wel zo tussen neus en lippen door aan mijn kinderen, nu ze wat ouder zijn. Vroeger helemaal niet. De familiegeschiedenis heb ik wel geboekstaafd aan de hand van beide stambomen. Die komen samen in het huwelijk van mijn vader en moeder. Als mijn kinderen en/of kleinkinderen later meer van hun familiegeschiedenis willen weten, kunnen ze dat in mijn boekencollectie opzoeken.

  •  Bedoel je je kleinkinderen?

Ik vertel mijn kleinkinderen alleen dat mijn moeder in Indië is geboren. En mijn kinderen weten alleen dat de oma – mijn moeder – een beetje een merkwaardige oma was. Dat ze Indisch was met allerlei Indische eigenaardigheden. Mijn tante is altijd blijven hangen in 1920, dus op verjaardagsfuifjes ging ze dansjes organiseren met ballonnetjes aan je de benen en dan moest je die ballonnen kapot zien te trappen. De kinderen vonden dat hilarisch. Aan mijn kleinkinderen laat ik alleen de fotootjes zien.
Verder geef ik antwoord op vragen als ze die hebben of als zich iets voordoet, zoals met het werkstuk van mijn kleindochter.

  • Vertel eens iets meer over je ouders.

Mijn vader heette Adrianus Peter Zandbergen en mijn moeder heette Sonja Varkevisser. Zij in Koepan op Timor geboren en mijn vader in Stompwijk.
Kort na hun huwelijk werd mijn vader teruggestuurd naar Nederland, dat was nog voor de  Eerste Politionele Actie. Hij werd opgenomen in kamp Austerlitz met wat we nu PTSS noemen. In zijn tijd heette dat ‘zielsgebrek’. Zo staat het omschreven in zijn papieren.
Maar hij kon er niet tegen om achter prikkeldraad te zitten. Dus hebben ze hem laten tekenen dat hij zich weer net zo voelde als voordat hij het leger in kwam. Toen ging hij de maatschappij weer in.
Pas later kwam ik erachter dat hij recht had op onderscheidingen. Ik heb die voor hem aangevraagd en het Ereteken voor Orde en veiligheid, het oorlogsherinneringskruis, en het demobilisatie-insigne KL zijn hem postuum toegekend.
Dat heb ik ook voor mijn twee oud-ooms gedaan: Emile Varkevisser en Herman Victor Varkeviser. Zij zaten bij het KNIL. De een ging met de Junyo Maru ten onder en de ander is bezweken aan de Birma-Spoorweg. Dat weet ik pas sinds een jaar of twee, toen iemand me wees op hun stamboek in het Nationaal Archief.

  • Het Indische zit dus in de familie. Maar zit het ook in jou?

Ja, nee. Dat vind ik lastig. Want als je zegt ‘ik ben Indisch’, dan zeg je dat je samenvalt met het Indische. Maar dat is niet zo. Ik heb als opgroeiend jongetje in wat is indischLeidschendam wel altijd het gevoel gehad dat ik niet hetzelfde was als mijn Hollandse vriendjes. En ik groeide op met alleen maar Hollandse jongens en meisjes om me heen en ik wist gewoon dat ik Indisch was. Voor de rest vond ik dat niet vervelend, maar ik besefte altijd: ik ben niet helemaal gelijk aan wat zij zijn. Als constatering. Dus niet als negatieve ervaring, integendeel.
Later op de middelbare school had ik veel Indische vriendjes en dan zei ik altijd: ‘Ik voel me meer Hollands dan Indisch’. Dus ik heb altijd de positie van buitenstaander ingenomen, wat ik buitengewoon aangenaam vind. Dat heb ik mijn hele leven gehad. Nu zeg ik niet: ‘Ik ben Hollands, ik ben Indisch’, want ik val niet met beiden samen. Dat is niet mijn identiteit.

  • Wat ben je dan wel?

Ja, dat is het punt. Ik zou dan wel zeggen: ‘ik ben ik en ik heb diverse identiteiten’. Ik ben militair. Ik ben fysiotherapeut. Ik ben volleybaltrainer. Ik ben een vader. Ik ben oom. Et cetera. Dat zijn allemaal identiteiten die aan mijn ik hangen. Maar tegelijkertijd kan dat niet. Ik kan die identiteiten niet van elkaar afzonderen. Als ik vrienden veel Maleise woorden hoor zeggen, dan herken ik dat niet in mezelf. Maar ik weet wel dat mijn grootouders dat altijd wel zeiden. Maar als ik een Maleis woord bezig, ervaar ik een afstand tussen dat woord en mij. Maar niet bij de namen van Indische gerechten. Die afstand voel ik niet bij Hollandse woorden of uitspraken, zelfs niet bij Hollands Bargoens of plat Haags.
Dus ben ik Indisch? Daar zou ik niet een ja op kunnen zeggen. Ben ik Hollands? Kan ik ook niet ja op zeggen. Wat ben ik dan wel?

  •  Een raadsel. Ik heb nog een vraag. Hoe hou je je snorpunten zo omhoog?

Heel simpel. Met snorrenvet. Dat koop ik bij de drogist. Daar hebben ze ook snorrenkammen en dergelijke moderne apparatuur. Zover ga ik niet. ’s Avonds was ik mijn snor helemaal uit en ’s morgens breng ik hem weer in model met snorrenvet of soms alleen maar gel, zodat het lekker keihard blijft zitten. En that’s it.

Schrijftips
Wat is voor u het Indische en wat was het voor de vorige generaties in uw familie? Elke generatie heeft een andere ervaring en dus ook een andere visie. Dat is belangrijk om mee te nemen wanneer u een verhaal op papier gaat zetten. Wilt u daarover vrijblijvend met mij van gedachten wisselen, dan kan dat. Maak een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat (opent in nieuwe pagina).


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Uw verhaal, de familie en de tijd van toen (video)

Wanneer u een levensverhaal schrijft, is dat nooit over één persoon. Die persoon heeft ouders, die persoon is geboren in een specifiek jaartal en dat heeft uitleg nodig. Van u. Want uw lezers willen begrijpen wie die ouders zijn en wat het jaartal betekent.
Iemand van 17 jaar kan niet goed invoelen wat het betekent in 1946 geboren te zijn, zo kort na de oorlog en in Indië er nog eigenlijk middenin. Hoe was het toen om te leven? Als u het uitlegt, dan biedt u inzicht.

Ervaring

Deze duiding gaf ik ook tijdens mijn lezing over ‘Eer en ellende’, afgelopen vrijdag in Leiden bij de Werkgroep Indische letteren.
Ik sprak over Frits van Daalen, de man over wie ik nu een biografie schrijf. Maar vooral over zijn vader en twee ooms, en de literaire rel die de roman Wijnanda (1881) in werking zette. Dan gaat het ook over de Atjeh-oorlog, waar zijn familie bij betrokken was.
Dus: persoon – familie – tijdsomstandigheden.
Het is een wisselwerking.
Wanneer u de lezing-video bekijkt, ziet u hoe ik dat aanpak.

Video

  • de opname van de lezing
  • hoe sterk de invloed van familie kan zijn
  • wat de tijdsomstandigheden met iemand doen

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom er vroeger al Indië-veteranen waren

Indië-veteranen waren er al voordat het woord bestond. Het is tegenwoordig net, of er pas Indië-veteranen met de dekolonisatie kwamen.
Nee hoor.

De term was nog niet gemunt, maar ze waren er al. De VOC had eigen legers in de Oost. En dan (even een grote stap vooruit) was er natuurlijk Atjeh. Lombok. Al die keren dat er suppletie-troepen uit Nederland naar Indië vertrokken. Van de website Defensie.nl neem ik over:

  • Veteranen zijn alle (oud-)militairen met de Nederlandse nationaliteit die het Koninkrijk dienden in oorlogsomstandigheden.
  • Of tijdens vergelijkbare situaties zoals vredesmissies in internationaal verband.

Veteranenzorg

Dus: tijdens vergelijkbare situaties. Daar valt de zogeheten pacificatie van Indië ook onder. In mijn boek over het KNIL, Een eervol bestaan, staat het en en ander over het gebrek aan veteranenzorg. Dat is het gebrek aan erkenning van deze veteranen, zij die eens ingezet werden in opdracht van de Nederlandse staat.

Destijds in Indië bestonden militaire tehuizen, maar ja, daar mocht veel niet, dus niet iedereen had er zin in.
Er waren heel wat veteranen die armoe leden en die afhankelijk waren van liefdadigheid.
In het Koloniaal Weekblad van het begin vorige eeuw las ik een oproep tot kassian en zorg:

  • En thans na dertig jaren, nu Lombok van een lastpost een land is geworden, dat meer opbrengt dan het kost en de gelederen van hen, die gerechtigd zijn tot het dragen van het Lombok-kruis, aanmerkelijk zijn gedund, is de tijd gekomen om Indië en Nederland wakker te schudden.
  • Onder de overgeblevenen uit den Lombok-tijd zijn menschen, die met geknakte gezondheid en ongeschikt voor verderen arbeid het Leger of de Vloot hebben moeten verlaten. Zij hebben een schamel pensioentje gekregen en lijden thans gebrek.
  • Het Land heeft met hen afgedaan, het zijn als het ware de uitgeknepen citroenen, die, tot niets meer nut, zijn weggeworpen.
  • Die oud-gedienden hebben misschien genoeg om niet van honger te sterven, doch zeker te weinig om menschwaardig te kunnen leven.

Ook schreef het Koloniaal Weekblad nog dat het ‘onwaardig’ was, zo met deze oudgedienden om te gaan. Uitgeknepen citroenen. Een pijnlijke uitdrukking.
Het zet je aan het denken.

Tehuis Bronbeek

Wie in Nederland wist terug te keren, had kans opgenomen te worden in het  Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek. Daar had je onderdak. Je ontmoette er oude kameraden.
Maar leuk was het niet echt, vanwege de reglementen, slaapzalen, eetzalen, de plicht tot corvee. De foto boven toont de eetzaal uit 1912.
Wanneer er een andere commandant kwam, moest je maar afwachten hoe zijn beleid uitpakte. Zo was het bepaald minder aangenaam onder de leiding van commandant jonkheer luitenant-kolonel Nicolaas Cornelis van Heurn (1853-1918), aangetreden per 1900, na de dood van commandant Karel van der Heijden.
Begin januari schreef het Vaderland dat een onderzoekscommissie het hospitaal te Bronbeek ‘bedroevend slecht’ vond. Enkele dagen later publiceerde het Dagblad van Zuid-Holland en ‘s-Gravenhage een schokkend artikel met de kop ‘Groote schoonmaak’. De misstanden knalde de krant uit. Enkele citaten:

  • Op staanden voet werden nu ontslagen de vier hier tot dusver dienstdoende ziekenoppassers.
  • Deze lieden hadden nooit de geringste opleiding voor hun zeer verantwoordelijke taak gehad, tenzij- deze instructie, telkens herhaald wanneer over hen geklaagd werd: ‘Jelui zijn baas op de zalen, zieken hebben daar niets in te brengen.’
  • Met het gevolg, dat zij zich zoo wat niets van de 20 á 30 meest hulpelooze menschen aantrokken; bijv. niet eens den dokter riepen als er een stervend was, ja, dan zelfs geen voet verzeilen om hulp te bieden.
  • Niet lang geleden viel zoo’n zieke dood naast zijn bed bij een laatste poging om zichzelf te helpen.
  • Nauwelijks was deze bende uit de infirmerie verdwenen of het dieet werd anders.
  • Toen bijv. een zuster, een oudje een portie biefstuk bracht, merkte deze op, dat er een vergissing moest zijn: hij had toch dubbel zooveel vleesch dan tot dusver.
  • Neen, – zei zuster – het was géén vergissing.

De krant schreef over een ‘onmenschelijk-strenge politierégime’, over toezicht bestaande uit ‘fel-gehate oud-stokkenknechts’.
Nee, dan was het onder Van der Heijden beter geweest. Ook Indië-veteraan.

Eigen koeien

C.K. Elout interviewde de generaal in 1896 voor Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. Ook het dagelijks leven op Bronbeek kwam aan bod:

‘Hoeveel invaliden hebt u hier nu wel?’
‘Honderd zeventig zoowat.’
‘En hebt u nooit last met sommigen.’
‘Nooit. Vroeger wel. In ’t begin. Maar dat is langzamerhand beter geworden. Vroeger gebeurde het wel eens dat er een dronken was en dan werd hij onherroepelijk weggestuurd. Dat wisten ze ook wel. Maar tegenwoordig is er bijna geen straf meer noodig.’
‘Hoeveel kost de inrichting per jaar?’
‘Ja… de kosten zijn zeventigduizend gulden, maar daarvan moet vijfentwintigduizend op de pensioenen afgehouden worden. Nou is dat wel eens wat minder, drie-entwintig- of twee-entwintigduizend of zoo. En ze hebben ’t er goed voor, hoor, best. Vroeger klaagden ze wel eens over kou en daarom zal er nu een proef worden genomen met groote vulkachels, zooals deze hier. En ze krijgen uitstekend voedsel; ‘k weet niet hoeveel andijvie en boontjes ik nou al ingemaakt heb. Zuurkool nog niet, want de kool was niet best van ’t jaar.’
‘Is dat alles hier van ’t erf?’
‘Alles van ’t erf. Ja we hebben ook onze eigen koeien…’
‘Ja die heb ik gezien, daar links bij het hek niet waar?’
‘Ja juist. Hebt u die grijze gezien die daar bij is? Die is van mij; dat is mijn particulier eigendom. O, we houden ook varkens: ‘k heb een heele varkensstal. – Ja wilt u wel gelooven dat ik toch een tachtig hammen in de rook heb?’

Daar staat veel in: zelfvoorzienend zijn, de mannen moesten werken indien hun gezondheid het toeliet, van de pensioenen werd veel ingehouden.
Er was dus straf.
Tot aan wegsturen toe.
Toch ook weer niet dat je zegt: respect voor deze volwassen mannen met oorlogservaring.

Dan hebben we nu tenminste Veteranendag. Ik zou zeggen, dat juist nu de Indie-veteranen die er nog zijn en die de kracht en de moed hebben mee te lopen in het defilé, van ons het respect verdienen dat ze zo vaak in het verleden niet hebben gekregen.
En nóg niet altijd.

Schrijftips
Heeft u een militair in familie? Grote kans dat zijn stamboek in het Nationaal Archief aanwezig is. Daarin vindt u verblijfplaatsen, onderscheidingen en soms ook persoonlijke informatie. Met die feiten gaat u naar de context zoeken, bijvoorbeeld in Delpher.nl/ Onderzoek doen is heerlijk en opwindend, er komen altijd verrassingen. Wilt u eens van gedachten wisselen? Maak dan een afspraak voor een gratis overleg-gesprek in mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Hoe schrijf je die eerste zin? (video)

Dus daar zitten we, u en ik. We willen een geweldige eerste zin schrijven waardoor het verhaal als vanzelf verder gaat.

Eh…

Hoe mooier het moet worden, hoe minder vanzelf het gaat. En vaak genoeg komt er dan helemaal niks meer. Dat heet een writer’s block. Vastzitten. De blokkade is in dit geval gemakkelijk te verwijderen, als u wilt.

Ervaring

Voor elk boek dat ik schrijf, doe ik maanden onderzoek. Soms jaren, dan ben ik er al mee bezig als ik aan een ander boek werk. In een mapje stop ik dan wat ik tegenkom. Leuk voor later. Al die maanden waarin ik uitpuzzel hoe het vroeger was, verlang ik ernaar om met het schrijven te beginnen.
Eindelijk, opschrijven wat ik allemaal heb ontdekt. In mijn hoofd is het al af, briljante meeslepende woorden heb ik op papier gezet.
Een mooi idee.
Want in werkelijkheid, als ik op dag 1 aan mijn werktafel zit, sta ik binnen de kortste keren weer op. Kopje thee. Naar buiten kijken. Mijn huiskater Bert aaien.
Weer terug aan tafel.
Soms ben ik bang om te gaan schrijven. Dan weet ik: het moet eenvoudiger.

Video


In deze video:

  • waarom de eerste zin belangrijk is
  • een voorbeeld dat u zo kunt gebruiken
  • hoe u lezers vanzelf uw verhaal intrekt

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Eer en ellende: een lezing over Frits van Daalen


Frits van Daalen (1863-1930) had ten eerste een vader die een knallende ruzie veroorzaakte, een oom die zich niks liet zeggen en in de gevangenis belandde en een andere oom die wel heel onverwacht zijn pensioen nam uit het Oost-Indische leger. Allemaal mannen die hypergevoelig waren voor eer. Net als hij.

Familie kan een zegen zijn.
Ook een last.
Je moet er iets mee, hoe dan ook.

Een levensverhaal schrijven betekent dus ook: nadenken over de familie. Misschien vindt u het leuk om een beetje met mij mee te denken.
Dat kan.
Want vrijdag 16 juni geef ik een lezing over Frits van Daalen, in Leiden bij de Werkgroep Indische Letteren. De gegevens staan onderaan. U bent van harte welkom.
Ik arriveer in de pauze, zeg ik alvast, en dat kunt u ook doen.

Indische jongen

Over Van Daalen schrijf ik een biografie. Het is een interessante man, ook omdat hij als ‘Indische jongen’ in die tijd een uitstekende carrière maakte:

  • gouverneur van Atjeh, 1905-1907
  • commandant van het KNIL, 1910-1914

Hij kwam het verst van alle militairen in zijn familie.

Van Daalen was een offensief ingestelde militair en daarin vond hij lange tijd een verwante ziel in Van Heutsz. In 1907 kwam het tot een conflict tussen de mannen en toen diende Van Daalen, diep gegriefd, zijn ontslag in.
Offensief wil zeggen: ingsteld op handelen, op aanvallen. Van Daalen leidde verschillende expedities door Atjeh. Die door de Gajolanden van 1904 is tegenwoordig berucht. Daar ga ik kort op in tijdens mijn lezing.

Perkara

Vrijdag heb ik maar 25 minuten en dan ga ik geen militaire expedities behandelen, hoor. Eens te meer niet, omdat ik tijdens mijn onderzoek op een merkwaardig echt gebeurd verhaal stuitte. In het oude Indië veschreen een roman die tot een ruzie leidde, waar zowat half Indië aan mee deed.
Ik heb die roman gelezen, ik zag in de kranten de ruzie groeien en groeien en ik dacht: daar ga ik het over hebben. Hoe zoiets kan en gebeurde met die familie Van Daalen.

Tijdens de jaren van deze ruzie is Frits van Daalen een jonge man, een cadet aan de Koninkljke Militaire Academie (KMA) in Breda. In het kasteel woont hij met de andere leerlingen en het is al duidelijk wie er voor Indie bestemd zijn en wie voor het ‘leger hier te lande’, zoals het heet. In de almanakken zag ik namen staan van militaire families uit de oost. Jongens die elkaar kenden via ooms en vaders, die wereld was klein.

Vrijdag vertel ik iets over:

  • welke roman het was
  • de auteur schrijft een boek over de Atjeh-oorlog, met daarin een passage waar een generaal zich ontzettend over opwindt
  • hopla, de vader van Van Daalen komt ter sprake
  • een majoor gaat zich ertegenaan bemoeien en flink ook
  • de kranten springen er vervolgens op
  • een golf van publiciteit
  • perkara!

En al die tijd zit Fritsje van Daalen op de KMA, opdat hij officier kan worden in het Oost-Indische leger.

Schrijftips: u ziet, de familie hoort in een levensverhaal. Wanneer u wilt overleggen hoe dat in uw verhaal kan, boek dan een gratis-overleg telefoongesprek in mijn digitale agenda. Klik hier en kijk hoe dat gaat.

Lezingenmiddag
(U ziet, er is een pauze. U kunt ook in de pauze komen of dan juist weggaan)

Op vrijdag 16 juni 2023 houdt de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde weer een lezingenmiddag, ditmaal over de Indische biografie.

Programma
14.15 Opening door Rick Honings
14.20 Olf Praamstra over zijn biografie van Dé-Lilah
14.45 Geert Onno Prins over zijn biografie van H.J. Friedericy
15.05 Hans Straver over zijn biografie van W.L. Ritter, gevolgd door de presentatie van Wilhelm Leonard Ritter (1799-1862). Schrijver in Indië (Uitgeverij Verloren)

15.35 Pauze

16.00 Vilan van de Loo over haar biografie van Frits van Daalen:
Eer en ellende. Een Van Daalen buigt niet. Nooit.
16.25 Presentatie van het boek Travelling the Dutch East Indies. Historical Perspectives and Literary Representations (Uitgeverij Verloren)
16.35 Presentatie van het boek van Kees Ruys, De Madurese vriend (In de Knipscheer)

17.00 Afsluiting

Plaats: LET OP: afwijkende locatie

Universiteit Leiden, P.J. Veth-gebouw, zaal 1.01. Adres: Nonnensteeg 1-3 in Leiden.
De toegang is gratis. Alle belangstellenden zijn van harte welkom.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Hoe kom ik aan nog meer structuur? (video)

Wie een verhaal op papier wil zetten, heeft structuur nodig. In een andere schrijftip vertelde ik over het indelen van hoofdstukken. Als u dat kunt, heeft u al een goede basis-structuur.

Natuurlijk kunt u ook gewoon beginnen met schrijven en zien waar u uitkomt. Voelt u inspiratie, dan tikt u zeker weten een aardig eindje weg. En daarna? Inspiratie komt en gaat. Dus het lijkt me onverstandig om daarvan afhankelijk te zijn.

Heeft u structuur, dan weet u wat u gaat schrijven en waar het in het verhaal past. Dat leest ook veel aangenamer.

Ervaring

Elke keer wanneer ik denk: “Zou ik hierover een boek kunnen schrijven?” – dan doe ik hetzelfde. Ik open een nieuw document in de computer en bewaar het onder de titel van Inhoudsopgave. Dan kijk ik of ik tien hoofdstukken kan bedenken. Lukt dat, dan durf ik het aan om met het onderzoek te beginnen. Want ik heb dan mijn basis-structuur.

Tijdens het onderzoek ga ik verder met de structuur. Zodra ik meer weet, kan ik die immers uitbreiden. Ik ga dan onderwerpen clusteren, per hoofdstuk. Zo ontstaan paragrafen. Hoera, nog meer structuur.

Video


In deze video:

  • iets over hoofdstukken
  • hoe u paragrafen maakt
  • wat lezers van u willen

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Die boekpresentatie, hoe groot had u het gedacht?

boekpresentatieEen boekpresentatie is het moment waarop u tegen de wereld zegt: kijk, hier is het. Mijn boek bestaat per vandaag officieel. Lees het of niet, ik heb gedaan wat ik kon. Nee, niet iedereen doet zoiets. Is een boek alleen voor de familie bestemd, dan kunnen die exemplaren best overhandigd worden op een familiedag.
Verder geen soesah.

  • Bescheiden mensen raken verlegen van het idee alleen.
  • Verlegen mensen houden een presentatie in de huiskamer.
  • Praktische mensen kiezen voor de boekwinkel, dan kan iedereen meteen langs de kassa.

En dan zijn er mensen die nergens bang voor zijn, en die met een knoepertdik boek over Louis Couperus komen, waarvan je gewoon weet, wéét, daar gaat iedereen wat van vinden,
en die mensen gaan dan ook nog in een zaal van de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte (De Witte) staan,
overhandigen het eerste exemplaar aan de directeur van het Literatuurmuseum,
en zulke mensen dragen daarbij een killer broekpak.

Hello there, Caroline de Westenholz.
Durfal.

Ik mocht komen en ik keek mijn ogen uit. Een zaal bomvol mensen, een tafel overladen met boeken, en een blije uitgever want de boeken gingen als warme lempers over de toonbank.
(Louis Couperus, een verwende vagebond- € 29,99 – 352 pagina’s; 450 afbeeldingen)

Beschaafde mensen waren we, maar niet iedereen had de kledingcode van De Witte meegekregen: stropdas verplicht voor heren. Dames ook in het netjes.
Zelf had ik een ver-over-de-knie jurk aan. Hooggesloten. Ik voelde me toch wuft.

Geen jongeren

Wat ik persoonlijk fijn vond, was dat er geen jongeren waren. Dat scheelt in de toespraken, want dan hoeft er immers minder uitgelegd te worden.
Je hebt vanzelf ook andere gesprekken.
Met Aad Meinderts – directeur Literatuurmuseum – had ik een aangenaam onderhoud over het fysieke lezen, dus niet van een telefoon of tablet. Hij prees het genoegen van terug kunnen bladeren, papier in handen, en het kwellend-heerlijke van zien ik heb het bijna uit, nog een dun stukje boek is er maar over, zal ik doorlezen of juist niet.
Dan heb je niet met een ebook.
We waren het innig eens.

Voor de overhandiging van het eerste exemplaar vertelde Caroline dat ze in haar boek ook veel aandacht besteedde aan de exposities het Couperus Museum waarvan zij de initiatiefneemster was. En dat ze er zondag weer was op de dag van het Louis Couperus Museum. En dat ze lezingen ging geven.
Aan het slot van haar speech declameerde Caroline de laatste regels die van Couperus waren gepubliceerd, een week voor zijn dood. Uit het hoofd. Op toon. Met volume.
In de zaal zag ik geknik. Ja, dat schreef hij. Ja, mooi en waar.
Aan achttienplussers is zoiets niet besteed.

Bewaren

Toen kwam Aad Meinderts. Van alles dat hij zei, kwam dat ene met een knal bij me binnen.
Alsdat Marcellus Emants, die andere Haagse schrijver, óók in 1923 was gestorven. Net als Couperus. Dus.
De mensen in de zaal namen het voor kennisgeving aan. Allemaal Couperianen, natuurlijk. Maar ik hou hartstochtelijk veel van Emants. En van bewaren van mensen uit het verleden.

Daar dacht ik in de trein naar huis over na.

(tekst gaat verder onder video)

(op de video ook: ik blader door het boek)

Wat hoe is de situatie?

  • we hebben nu wel een Couperus-jaar maar geen Emants-jaar, is dat eerlijk, neen.
  • als er al een Emantsgenootschap is, kan ik het niet vinden.
  • in de boekwinkels klinkt nu de naam van Couperus, maar Emants: “Hoe, zegt u?”

En: schrijven is blijven.

Zolang er over je verteld en geschreven wordt, zolang blijf je bestaan. Dat geldt voor Emants, voor Couperus en ook voor uw familieverhalen. Grote kans dat u degene bent die het meeste van vroeger weet.
Wat doet u met al die kennis?
Wordt het route Emants richting vergetelheid of wordt het route Couperus van bewaren?

Schrijftips
Wanneer u aan de jongere generaties van uw familie denkt, dan weet u: ze hebben tekst en uitleg nodig. Anders weten ze niets. Dat is uw verantwoordelijkheid, om door te geven wat u weet. Alleen, hoe begint u? Misschien door met mij te brainstormen, via een gratis telefoongesprek. Klik hier en kijk in mijn digitale agenda hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Wat is het moeilijkste van schrijven? (video)

Schrijven is iets anders dan typen. Dat laatste is eenvoudig. U rammelt wat op het toetsenbord en hopla, daar staan woorden op het scherm. U rammelt verder en na een uurtje zijn er drie kantjes vol. Maar daarmee heeft u nog geen verhaal geschreven.

Schrijven is een proces.
Het is iets van voor u uit staren en nieuwe gedachten laten opborrelen. Van een zin half typen en die toch opnieuw beginnen. Van drie kantjes inkorten tot een enkel kantje.
Schaven. Schrappen.

Ervaring

Inmiddels heb ik meer dan 30 boeken geschreven, kleiner en groter van omvang. Ik leef van de pen, mijn huiskamer is mijn werkkamer, mijn gezin bestaat uit huiskater Bert die meestal naast me ligt te snurken.
En toch gaat schrijven nooit zo gemakkelijk als anderen denken. Overal is afleiding, ik reageer er veel te snel op, en wat ik schrijf, is altijd minder goed dan wat ik in mijn hoofd heb.
Het moeilijkste van schrijven is eigenlijk de dosis doorzettingsvermogen die ik nodig heb. Dat kan voor u ook gelden.

Video


In deze video:

  •  eerlijk: wat voor mij het moeilijkste is van schrijven
  • waar de oplossing in zit
  •  een bemoedigend woordje

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Inheemse voorvaders: waren zij er eigenlijk ook?

inheemse voorvaders

Déwathia en Raden Mas Noto Soeroto, 1916

Inheemse voorvaders, het klinkt raar. We zijn nu gewend aan de uitdrukking van ‘inheemse voormoeder’ , terwijl een voormoeder ook gewoon je grootmoeder of overgrootmoeder kan zijn. Ik dacht dus aan de inheemse voorvader.

Voormoeders zijn een begrip geworden:

  • Reggie Baay publiceerde over de njai
  • Suze Zijlstra over voormoeders
  • Tong Tong Fair had een tentoonstelling over njais
  • en de Indische Genealogische Vereniging (IGV) heeft nu een project: 10.000 voormoeders

Eerste puntje: andersom of niet

Een voormoeder zoals ze nu in de aandacht staat, leefde veelal met haar Europese militair in de tangsi, al dan niet getrouwd. Het is moeilijk in te denken dat het ook andersom kan. Dus in de tangsi, een inheemse militair met een Europese vrouw.

Let op het verschil:

  •  we weten het niet
  •  het bestond niet

Er zijn altijd verboden of geheime relaties geweest, dat is zo oud als de mensheid. Je denkt: kan niet, tot je hoort: o, zo kan het.

Tweede puntje: de consequenties

Toen ik de biografie van Beata van Helsdingen-Schoevers schreef, ontdekte ik een korte passage in haar handboek De Europeesche vrouw in Indië (1914). Dat schreef ze op basis van haar lezingen in Nederland, waar het publiek haar negatief vond: ‘Men meende mij onder het oog te moeten brengen dat ik Indie van de zwartsste zijde bekeek.’
Eenmaal terug in Indië, schreef ze het handboek. Daarin staat de volgende passage:

  • De gemengde huwelijken zijn bijna uitsluitend verbindtenissen tussen Europeesche mannen en inlandsche vrouwen. Dat een Hollandsche vrouw een Inlander trouwt, komt weinig voor. Er zijn slechts enkele voorbeelden van jonge meisjes, die In het huwelijk traden met in Nederland studerende inlandsche jongelui.
  • Intusschen is niet algemeen bekend dat de Europeesche vrouw in zulk een huwelijk geheel de nationaliteit van haar echtgenoot volgt, dus voor de wet in inlandsche vrouw wordt.
  • Daardoor verandert ook haar rechtspositie, omdat de wetten, waaronder de inlanders, leven geheel anderen zijn dan die, welke voor ons, Nederlanders gelden. Deze ingrijpende verandering is wel een factor die bij dergelijke huwelijken door de vrouw dient overwogen te worden. Zij zelf is daarvan echter vaak niet op de hoogte, of wel, zij telt die omstandigheid al heel gering. Zeer ten onrechte, want men zou een boekdeel kunnen vullen met een opsomming hoe vele en welke désillusies en teleurstellingen een dergelijke lichtvaardigheid reeds na zich heeft gesleept.

Dat je zegt: oei-oei-oei. Een boekdeel vol, toemaar.
Ik snap het niet nadenken over consequenties, want nou ja, verliefdheid is een mengeling van extaze (spelling Couperus) en onnadenkendheid. Maar waar en wanneer trouw je dan, en zijn er dan geen anderen die waarschuwen voor gevolgen?

Derde puntje: de huwelijken

Vermoedelijk zijn de meeste huwelijken tussen inheemse/Indonesische mannen en Europese vrouwen in Nederland gesloten. Harry Poeze schrijft er uitgebreid over in zijn boek In het land van de overheerser (1986).

Eerst een vroeg huwelijk op Java:

  • In 1851 keerde Raden Saleh uiteindelijk naar Java terug, getrouwd met een “vermogend Europese dame”: mejuffrouw Winkelman, die grond in Weltevreden bezat. Het huwelijk, overigens, hield niet lang stand. Raden Saleh liet zich scheiden en zou uiteindelijk met een Javaanse hertrouwen.

Arme juffouw Winkelman. Hopelijk had ze na haar huwelijk nog wat van haar kapitaal over. De huwelijkswetten gaven de echtgenoot immers zeggenschap daarover.

Nu wat later, en een anti-reclame voor de Nederlandse vrouw, de zaak van Willem Iskander, een ‘Sumatraan’, schrijft Poeze, geboren in 1840. Hij wordt Christen, heeft een heel redelijke opleiding, en komt naar Nederland om hier de akte van hoofdonderwijzer te behalen. Dan staat er:

  • Begin 1876 huwt Willem Iskander met een Nederlandse, Maria Christina Jacoba Winter. Tot overmaat van ramp bleek dit al dadelijk geen gelukkig huwelijk te zijn. Het was een “onuitputtelijke bron van hartzeer en verdriet”.

Enkele maanden later pleegt Iskander zelfmoord. Dramatisch. Nu een ferme stap vooruit naar degenen die tegen deze gemengde huwelijken waren.
Deze. Want het feit dat een Europese vrouw met een inheemse/Indonesische man trouwt, lijkt veel meer weerstand op te roepen dan andersom. Waarom dat zo is, begon ik geleidelijk te begrijpen.
Vreemd genoeg leek hier een overeenstemming te bestaan tussen het koloniale standpunt en het nationalistische standpunt. Die overeenstemming komt kort samengevat neer op: nee. Niet doen.

Koloniaal: een vrouw daalt af in de raciaal verdeelde en aldus opgebouwde maatschappij
Nationiaal: een man ontzegt zo een vrouw van zijn eigen volk een echtgenoot

(Dit vat ik even samen in mijn eigen woorden)

Ter illustratie citeer ik weer uit dat informatieve boek van Poeze:

  • In 1899 kwam in Nederland ook Abdul Rivai aan, geboren in 1877, afkomstig van WestSumatra. Hij volgde de opleiding tot inlands arts en behaalde zijn diploma in 1894. Hij werd in Deli geplaatst als gouvernementsarts. Hij probeerde hier naast zijn salaris bij te verdienen om in staat te zijn naar Nederland toe te gaan voor verdere studie.
  • Al in zijn studietijd had hij cursussen gevolgd in de moderne talen en als vertaler en als journalist gewerkt. Hij trouwde een jonge Nederlandse weduwe. Zijn ouders braken met hem en meenden dat hij een “ongelovige” was geworden.
  • In Deli kreeg hij ruzie en nam hij ontslag. Hij vertrok naar Nederland, zonder betaling van de door het gouvernement opgeëiste schadevergoeding, omdat hij zijn contract als arts, afgesloten toen hij naar de Stovia ging, niet uitdiende.
  • Zijn huwelijk was toen al stukgelopen.

Destijds bestond de florerende vereniging ‘Oost en West’, die een studiecommissie had. Zij stond in contact met hier studerende Indonesische jongemannen. En van die huweljken vonden ze iets. Het volgende komt uit september 1914:

  • Elke jongeman, die zich na voltooiing zijner studie in en echt verbinden kan met een vrouw van zijn eigen volk, doet zijn vorming in grootere mate ten goede komen aan dat volk, dan dat hij door het huwelijk met een Europeesche vrouw zich min of meer van zijn volk vervreemdt.

Romantiek

Nu komt een romantisch stukje. De dichter Raden Mas Noto Soeroto trouwde in 1918 met zijn geliefde, zijn muze en zijn soulmate, de Hollandse Jo Meyer. Ze staan op de grote foto hierboven.
Niet iedereen was er blij mee. In het blad Wederopbouw verscheen er een artikel over, door R.M.S. Soeriokoesoemo. Daarin stonden zinnen als:

  • Als voorman gaf hij geen goed voorbeeld. Gezien de tijdsomstandigheden en de ontwikkelingstrap van ons nationaliteitsbegrip brengt het verwarring en is het onvergeeflijk en te veroordeelen; de daad op zichzelf getuigt van moed. Zoo stel ik mij tenminste de persoonlijkheid van de heer Noto Soeroto voor. […]
  • Om zelfs den minsten schijn van zwakheid te vermijden, gebeurde het, dat bij de huwelijksplechtigheid zijn bruid was gekleed in de Javaansche nationale kleederdracht. Is dat geschied op zijn uitdrukkelijk verlangen, dan zou ik die houding niet moedig kunnen vinden.
  • Is het gegaan uit vrije beweging van de kant van het meisje zelf, dan zou die daad niet genoeg gewaardeerd kunnen worden.

De dan bekende pastoor G. Jonckbloet SJ keurt het ook af, maar dat had meer te maken met het feit dat het eerste kind van beiden voor het huwelijk verwekt was. De biograaf van Noto Soeroto, René Karels, beschrijft mooi de reactie van de dichter op vragen:

  • En heel verrassend schrijft hij Jonckbloet dat Déwathia, zoals hij Jo noemt, reeds voor zijn huwelijk ’tot in haar ziel een Javaansche was geworden’ en dat zij al zijn denkbeelden tot de hare heeft gemaakt.

Kennelijk moest je dus kiezen tussen de twee culturen. Ofwel je werd tot in je ziel Javaansch, als vrouw zijnde dan, ofwel het leek op de duur stuk te lopen. Samen zijn en accepteren dat je een eigen cultuur hebt, dat is mogelijk is van onze tijd.

Waren die inheemse voorvaders er nou?

Ja en nee. Denk met mij mee over de veranderingen in de tijdgeest, vooral in de jaren 1910 en 1920. In deze periode werd het kazerneconcubinaat verboden, waardoor de positie van njai geleidelijk ingewisseld werd voor die van echtgenote (officieel, dan). En het woord voormoeder lijkt vooral naar de kazernevrouw te verwijzen.
Ook vertrokken meer Indonesische jonge mannen naar Nederland om hier te studeren. Een elitegroep. Dat woord: ‘Indonesisch’ voor studerenden leek het woord inheems te verdringen. Langzaam-langzaam aan. Of het werd: Javaans. Of anders.
Mogelijk lezen we daarom niet veel over een inheemse voorvader, wel over een Javaanse over/groot/vader.
Andere tijdgeest, andere gevoelens, andere woorden.

Bonus

En toen kreeg je in 1934 de roman die heel Indië schokte. In Schuim van goud beschreef J. Treffers de seksuele relatie tussen een Indo-Europees meisje en een inheemse bediende. Het boek moest uit de handel genomen worden, omdat het onzedelijk heette te zijn. Dat zat in het overschrijden van de scheidslijnen tussen de bevolkingsgroepen: een Indo-Europees meisje met een inheemse man? Dat kon niet, vond men. Pas in 1990 verscheen de roman weer, bij uitgeverij Conserve. Op de website Boekwinkeltjes.nl zag ik exemplaren te koop.

Schrijftips
O, de tijdgeest, de tijdgeest, wat is die toch belangrijk om het verleden te kunnen begrijpen en te duiden. In de boeken over Indië lezen we alleen de discussies uit die tijd. Misschien was er ook een zwijgende meerderheid die het min of meer best vond. Die houdt zich buiten de discussies. Dat heb je nu ook. Wat denkt u hoe uw familie het een paar generaties terug vond? Wilt u daar met mij telefonisch van gedachten over wisselen, maak dan een afspraak via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant