vilan@

Over Vilan van de Loo

Deze auteur heeft nog geen informatie verstrekt.
So far Vilan van de Loo has created 373 blog entries.

Frits van Daalen: de biografie is er

van Daalen Frits van Daalen (1863-1930) had geen biografie. Nu wel. Het boek ligt sinds een paar dagen in de winkel, ik liep er zelfs langs toen ik een ander boek kocht, maar het is er pas officieel met een boekpresentatie.

Dat is een beetje gek, vind ik ook. En toch heeft dat iets leuks. Ik zit in een soort niemandsland: het boek is er niet en het boek is er wel.
Zo is de hele week, tot de dag van de presentatie aanbreekt.

Op die presentatie gaat iemand mij de moeilijkste vraag stellen die er dan bestaat en de vraag is: “Ben je er tevreden over?”
Dat weet ik niet. Nooit. Vraag het over een jaar nog eens, dan kan ik misschien een antwoord geven. Nu staat het te dicht bij me. En ik weet ook: geen enkel boek is volmaakt, het kan altijd beter.
Maar op enig moment moet er een streep onder, anders wordt het een levenswerk van twintig jaar onderzoek en dertig jaar herschrijven. Ik ben happy met de Engelse traditie: voortbouwen op elkaars werk, elke biografie geeft een eigen visie, een eigen beeld, en alleen door te blijven lezen kan een mens zich een mening vormen.

Van Daalen

Aan dit boek heb ik met een toenemende verbijstering gewerkt, want in het leven van Frits van Daalen was er nogal wat waarvan ik dacht: hoe kan het? Voorbeelden:

  • Hij groeide op in een destijds belangrijke militaire familie in Indië. Vader, ooms, mannen met aanzien. Dan vallen die mannen van het voetstuk. Glorie en verguizing, nog voordat hij 15 jaar was, hoe kan het?
    Daar zit al genoeg drama voor een boek, maar het is allemaal hoofdstuk 1.
    (En dan was er nog een broer die niet wilde deugen)
  • Van Daalen leerde van zijn vader dat ongeacht wat er gebeurt, je persoonlijke eer intact moet blijven. Daarom ging hij in 1908 naar Nederland, om daar de Minister van Koloniën te spreken. Er was een dermate groot conflict gaande, dat de regering dreigde te vallen.
    Ik bedoel, kunt u zo ruziemaken? Hij wel.
  • Door ingrijpen van het lot werd Van Daalen in 1910 alsnog commandant van het Oost-Indische Leger. Eerst was hij hiervoor gepasseerd. Je denkt: kan niet. Maar kan. Ik vond stukken terug van geheime vergaderingen. Daar heb ik heerlijk uit kunnen citeren.

En dan vooral:

  • Van Daalen was een Indische jongen en daar zijn regelmatig opmerkingen over gemaakt. Nooit door hemzelf. Hij was gesloten – maar zeer gevoelig.
    In de roomblanke koloniale tijd werd hij militair en civiel gouverneur van Atjeh en ook nog eens commandant van het leger. Een grote uitzondering, en de redenen ervoor geef ik in de biografie. Daarin staat ook, wat destijds als een karakterfout werd gezien: hij hielp andere Indische jongens op weg.

Dus u voelt al een beetje wat voor soort biografie het is: persoonlijk maar ook eentje die de tijd van toen tekent. Dat was mijn verlangen: om hem te leren kennen en ook te leren begrijpen. Als mens.

Hoe gaat het

Ik kreeg in de mail hoe zoiets nou gaat, een boekpresentatie. Het is elke keer anders, maar dit is het plan nu. Allereerst: het is in boekwinkel De Vries en Van Stockum, in de Passage in Den Haag. De deur gaat dan dicht wegens het is na sluitingstijd.
Dan begint de inloop: gewoon gemakkelijk binnenwandelen.
Vermoedelijk zijn de leden van het Xe Bataljon KNIL er al, in uniform uit de jaren 1930. De klewangs moeten we er zelf bijdenken, want wapens mogen niet in een winkel.
Om 1830uur begint het wegens dan hou ik een speech, een soort lezing waarin ik het een en ander zeg.
Ik ga het Eerste Exemplaar uitreiken aan iemand. Wie, dat is nog geheim.

Daarna is het informele deel, met hapjes en wat te drinken. U kunt een boek laten signeren (of niet). U kunt wat over uw familie aan mij vertellen (heel graag). U kunt ook helemaal niks zeggen als u verlegen bent.

Er zijn inmiddels heel wat aanmeldingen, maar ik zeg: er is plaats zolang er plaats is. Wilt u erbij zijn, laat het even weten via dit formulier, dan zet ik u op de lijst.
U bent van harte welkom.

Waar: De Vries Van Stockum, Den Haag, Passage 11
Wanneer: Vrijdag 12 april 2024 | Start 18:30 uur, inloop vanaf 18:00 uur (dan ben ik er natuurlijk al)

Er is plaats zolang er plaats is:

Leuk, ik kom graag

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

DETA jongens werden ze genoemd

DETA-jongens, de uiitdrukking klinkt zo onschuldig. Maar dat was het niet. Jaren geleden was ik op een bijeenkomst waar ik de jongens, inmiddels mannen op leeftijd, ontmoette. DETA betekent:  Dienst Economische en Technische Aangelegenheden. We gaan naar Nieuw-Guinea. Dit artikel verscheen een hele tijd geleden in Moesson.  Ik plaats het weer, in de hoop dat er verhalen en herinneringen van de toenmalige DETA-jongens boven water komen.

“Gezond en vrolijk”, zegt Guus Sahetapy herhaaldelijk, als een van zijn honderden broers vraagt hoe het met hem gaat. Hij staat bij de ingang van de grote zaal waar de DETA-jongens elkaar ontmoeten. “We zijn broers, allemaal”, zei hij eerder tegen me. “We kennen elkaar langer dan we onze familie kennen, wij delen een lotsverbondenheid.” Die gaat lang terug, naar de jaren dat Guus met zijn broers op Nieuw-Guinea woonde en werkte. Nu is hij alweer 75, maar vandaag is hij weer de jongen die van Java vertrok.

Door de ogen van Guus kijk ik om me heen. Al die jongens, niet veel verschillend in leeftijd. Destijds gingen ze weg van Indonesië, na een lange tijd van oorlog en Bersiap. Ze tekenden een contract met DETA, om te beginnen voor een jaar. Een pop vijftig per dag verdienden ze, kost en inwoning inbegrepen. Op de foto’s in de bijzaal staan ze allemaal: de armen over elkaar, lachend in de lens. Maar ik zie ook meisjes, zittend op de rand van het zwembad. Guus legt uit: “Er waren ook ambtenarengezinnen uitgezonden. Die meisjes groeiden daar op. Die gingen dan wel zwemmen maar dan lette de vader altijd goed op. Het was daar niet zo ontspannen en vrij.”
De reünie is uitverkocht. Er is veel, erg veel belangstelling, vertelt Ankie Davies van de organisatie, juist nu de jaren gaan tellen voor deze generatie. Maar afscheid nemen is ook beseffen wie er nog wel zijn, en dat zijn vertellers zoals Guus: “Ik weet alles nog, alles.”

Bioscoop

“Ik was net 16 toen ik ging, twee oudere broers gingen mee. Wij wilden wèg uit het land. Toen ik kwam was ik een kind dat meteen volwassen moet worden. Maar ik had geen heimwee naar mijn ouders, dat kwam, er was geen toezicht, je mocht alles, je was daar vrijgevochten. Je werkte hard hoor. Huizen bouwen, goten graven, wegen en waterleidingen aanleggen, alles deden wij DETA-jongens. Na een jaar kon je blijven werken. Dat heb ik gedaan.”
“Ik was 28 toen ik Nieuw-Guina verliet. Na 12 jaar ging ik weg, dat was in 1962. We moesten. In Nederland kwam ik in een contractpension in Bennekom, later in Velp. Ik voelde me goed, ik had gespaard, en ik was nooit thuis want ik ging overal logeren. Het was alleen, je gaat van een warm land naar een koud land. De Hollandse meisjes… dat was een openbaring. Op Nieuw-Guinea noemden ze ons ‘tuig van Laban’, ze trokken hun neus voor ons op, maar hier, je kon gewoon met een meisje praten en als ze je aardig vond, ging ze met je naar de bioscoop. Ik heb mijn schade ingehaald. Daar heb ik enorm van genoten. Later werd ik wel ongelukkig, toen ik ging werken. Als je licht van huid was, kreeg je meer kansen. Er was nog steeds die koloniale mentaliteit.”
Guus Sahetapy vertelt verder. Zijn gezin. Zijn vele reizen, ook naar Nieuw-Guinea met zijn oudste zoon. En dat hij eigenlijk nergens thuishoort, niet daar, niet hier, en ook al niet op de Molukken waar zijn vader geboren is. Alleen vandaag is hij thuis, tussen al die andere DETA-jongens.

De zaal is inmiddels tjokvol, en iedereen wacht tot de band gaat spelen. Het programma loopt tot ver na middernacht. Heerlijke catering, bingo, foto’s en films, wat een organisatie zit hier achter. Om één uur ’s nachts is er alweer dansen met muziek, en dat is nadat de nieuwe jarigen om 12 uur precies zijn toegezongen. Wat een feest, wat een geschiedenis.

In de beeldbank van het Nationaal Archief vond ik wat foto’s uit 1960. De uitleg: “Op 22 november 1960 vertrok de “Grote Beer” uit Hollandia. Nu waren de passagiers particulieren, kleine zelfsandigen, ex “lokale krachten” en een groep ex-DETA-jongens, die op Gouvernementsvoorschot de reis naar Nederland aanvaardden, om elders een toekomst op te bouwen. Familie en vele vrienden deden de vertrekkenden uitgeleide.”

Weer woorden van afscheid. Weer ergens anders een nieuwe toekomst op zien te bouwen. En hoe, daarop had niemand een goed antwoord.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Hoe de paardenjongen in huis kwam

paardenjongen De paardenjongen was soms een jongen, soms een man. Hij zorgde voor het paard van de officier en daardoor ook een beetje voor de officier. Hij was dus de militaire paardenoppasser.

Dat kon goed gaan, zo’n contact. Misschien verliep het zelfs harmonieus, want er bestond een zekere wederzijdse afhankelijkheid tussen de officier en de paardenjongen. Dan moet je elkaar kennen en idealiter vertrouwen.
Maar iets als geldgebrek maakt veel lelijk, en dat gebeurde ook hier.
In de oude Indische pers vond ik heel wat klachten van officieren – aan hoor en wederhoor deed men niet zo – en rekenvoorbeelden.

Fourage

De Locomotief van 1905 gaf aandacht aan de ‘gegronde klachten’ van de offcieren van het 8e bataljon, die ‘overhaast’ naar Celebes moesten. Wij denken: beroepsmilitairen krijgen wat zij nodig hebben van de legerleiding. De krant kende de realiteit:

  • Laat ons even narekenen wat een officier, die bereden is, moet betalen.
  • Hij krijgt f 20 paardenfourage; een paardenjongen kost hier f 20 en het dier eet voor f 20; hij moet dus f 20 minstens bijpassen.
  • De onbereden officier heeft twee koelies meêgenomen die hem op f 30 minstens komen te staan en hij teert dus zooals de zaken nu geregeld zijn, f 30 ’s maands in, de bereden officier, die ook koelies heeft, dus f 50 ’s maands.

Hier staat: zelf personeel betalen en als je twintig pop krijgt, moet je veertig pop uitgeven. En dan heb je ook nog kosten aan je koelies. Dat kwam dus allemaal voor eigen rekening. Officier zijn kon dus een dure zaak worden, er werd daarbij verwacht dat je je stand ophield.
In deze tijd zijn er ook discussies over het ja dan nee toelaten van inheemse officieren en op welke voorwaarden, en hoe kunnen zij dan in gelijke mate hun stand ophouden en wat is die stand dan. Kwesties van prestige wogen toen zwaarder dan we ons nu kunnen voorstellen.

Rekenen

Hoe dan ook, officieren moesten rekenen: wat ze moesten en konden betalen. Een paardenjongen moest te vertrouwen zijn, hij droeg verantwoordelijkheid: een zadel te los geplaatst kon dodelijke gevolgen hebben. Het was dus geen functie waar dwangarbeiders konden worden ingezet. O, was er maar een boek over ‘Mijn leven als paardenjongen’, dat zou wat zijn.
Het vele geklaag en gereken is ten deele de geëxporteerde Hollandse cultuur van mopperen, en ten dele het ervaren van de onredelijkheid: wel de taken en verwachtingen krijgen, maar niet het bijbehorende budget.
Juist in deze tijd, het begin van de twintigste eeuw, kom ik dergelijk ‘gegronde klachten’ , zoals De Locomotief dat noemde, nogal tegen.
Het is pas 1905, onder gouverneur-generaal Van Heutsz moeten ook de zogeheten Buitengewesten onder het Nederlands koloniaal gezag worden gebracht. Dat gaat met militaire expedities. Maar ook met Hollandse zuinigheid.

In 1910 publiceerde ‘Huzaar’ een kwaadaardig stuk over paardenjongens in het Indisch Militair Tijdschrift. Huzaar klaagt en in wat hij zegt is merkbaar dat de paardenjongen bepaald niet machteloos was, hij kan gaan saboteren:

  • Het gouvernement dwingt ons in dienst te nemen ter verzorging onze paarden, een vrije Inlander, een inlander dus waarover men niet het minste gezag kan uitoefenen die net zoveel kan luieren als hij feitelijk zelf verkiest en zijn baas een kool stooft zoo dit in zijn kraam te pas komt.
  • Wie onzer heeft niet eens het genoegen gehad te staan wachten op zijn paard, terwijl het Escadron al bezig was uit te rukken.
  • Het Escadron verdwijnt; nog geen paard te zien. Men vliegt naar huis om daar te ontdekken dat meneer de paardenjongen in geen velden of wegen te bekennen is en beide paarden elkaar al glimlachend aankijken bij het idee een kalm dagje te hebben.

In huis

Dan geeft Huzaar een voorbeeld uit zijn eigen leven. Hij moest op meerdaagse ofening naar Meester Cornelis en wat dan te doen met zijn twee paardenjongens: ofwel laten overkomen, ofwel laten thuisblijven. Huzaar vindt: ‘In beide gevallen een dure grap.’ Laten overkomen was ‘voor eigen rekening’ en dan moest hij ze ook verplicht toeslagen uitkeren. Dan maar thuis laten?

  • Laat ik mijn paardenjongen thuis, dan werkt hij een beetje in den tuin, doet boodschapjes voor mevrouw en wrijft een beetje aan het achter gebleven harnachement.
  • Hij maakt het zich extra gemakkelijk, ja feitelijk heeft hij vacantie.
  • Op ’t eind van de maand krijgt hij evenwel ’t zelfde loon, dat gaat nu eenmaal niet anders.

En bij deze passage zat ik rechtop. Want hier staat dat deze man of jongen in de Europese huishouding mocht komen. Daar waren de bedienden in het huiselijk domein ook. Alleen al de herinneringen aan de baboe kunnen bibliotheken vullen. De kebon figureert ook in romans. Er zijn ook verhalen over ‘kettingberen’, dwangarbeiders.
Maar waar zijn de herinneringen aan de paardenjongen, die ‘Vrije Inlanders’, die zich volgens de klaende officieren niets liet zeggen, die binnen de grenzen van zijn werk zelfs in staat was tot sabotage?
Denken over Indië is nooit af en voorbij. Steeds dient zich nieuwe informatie aan, waarmee de oude tijd op een andere of diepere manier te begijpen is.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Beata van Helsdingen-Schoevers en de Italiaanse teint

Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-1920) was journaliste, declamatrice en columniste voor  verschillende dagbladen in Indië, geboren en getogen en daar ook op jonge leeftijd gestorven. Zij was bekend en beroemd in haar tijd.

Indisch uiterlijk

Kort na de kennismaking schreef haar aanstaande Jacques van Helsdingen aan zijn vader: ‘Béa heeft een Indisch uiterlijk, al is het nog de vraag of zij Indisch bloed in zich heeft.’ Die vraag heeft hij haar vermoedelijk nooit gesteld. Want zij wilde niet Indisch zijn, niet zo gezien worden en dat Indisch uiterlijk heette een Italiaanse teint. Dat was 1908.  Jacques zelf was minder in de ontkenning. In een andere brief, uit 1907,  had hij geschreven in antwoord op diens wens dat de zoon een Hollandse vrouw zou trouwen:

Toch beseft u ook heel goed, dat het Indische leven in alle opzichten lager staat dan het leven in Europa. Waarom zou u anders graag zien dat uw zoons zoo mogelijk pur sang Hol. vrouwen trouwen? Alle ‘halfcasts’, waartoe wij in Engelsche oogen zeker behooren, hoe gering ook het percentage Inlandsch bloed is, dat door onze aderen stroomt, hebben dat verlangen. Intuïtief voelen zij, dat zij een weinig lager staan dan de beste exemplaren van het zuivere onvermengde ras en daarom bestaat hun streven om weer tot het oorspronkelijke ras terugtekeeren.

Het is dan 1907, we zitten diep in de koloniale tijd. De opvattingen zijn anders dan wij nu wensen en wenselijk vinden. De woorden en termen ook. En juist dan is het belangrijk om er kennis van te nemen, om de tijd van toen te begrijpen. Als ik in een oude roman lees over iemand met een Italiaanse teint, dan weet ik nu: aha, Indisch. Een code-woord, nodig om verhalen te doorgronden.

Werk

beata Ik las dus de columns van Van Helsdingen-Schoevers met belangstelling, toen ik aan haar levensverhaal werkte. Ze schrijft over enorm veel onderwerpen, zoals:

  • de gedichten van Raden Mas Noto Soeroto
  • haar idee voor een maatschappelijke dienstplicht
  • ouder worden
  • de adel van de brandkast, waarmee ze vooral Hollandse mensen bedoelde die in Indië fortuin komen maken
  • de Eerste Wereldoorlog
  • Kunstkringen in Indië
  • het belang van fietsen
  • kinderopvoeding in Indië en wat als ze dan naar Nederland gaan

Eigenlijk is haar werk een spiegel van de Europese maatschappij in Indië. De biografie en de bloemlezing zijn nog steeds te koop, soms bij Boekwinkeltjes.nl en ook bij het KITLV, klik en kijk naar de bestelprocedure

Beata van Helsdingen-Schoevers Hoed met vrouw

Deze foto is vermoedelijk in 1910 genomen. Ze is met haar echtgenoot Jacques in Den Haag, waar hij de bestuursacademie volgt. Zelf neemt ze declamatieles. Dat trof me en ik dacht: misschien heeft ze hier, in Nederland,  ontdekt dat ze een accenthad, dat ze toch niet zo Italiaans was als ze vond.  In Den Haag was toen ook het Indische aanwezig. Men kende en herkende elkaar,  met een enkel oogopslag. Op straat moet ze een verschijning zijn geweest, want al droegen de dames toen hoeden… zo groot en zo aanwezig, dat deden weinigen haar na.

De reden dat ik dit alles over Beata van Helsdingen-Schoevers schrijf, is om  degenen te bemoedigen die denken: “Waarom zou ik hierover schrijven, daar heeft toch niemand belangstelling voor.” Nee, omdat ze het nog niet kunnen lezen. Een boek of een levensverhaal krijgt pas lezers, als het af is. Dus moet u het eerst schrijven. Zo ging het ook met mij.

Want toen ik met haar biografie begon, wisten alleen de nazaten nog dat zij eens een bekende journaliste was geweest. Ik was haar via verwijzingen en voetnoten op het spoor gekomen. Uiteindelijk mocht ik het familiearchief bestuderen. Daar lag een kapitaal aan persoonlijke brieven, openhartige kattebelletjes en boodschappenlijstjes. Het was een tijdrovende klus om dat archief te ordenen en te gebruiken, en al die maanden had haast niemand interesse voor mijn biografie. Daarna moest ik nog gaan schrijven, dat duurde ook weer maanden. De belangstelling? Nul.

“Over wie schrijf je?”
“Wie?”
“Nooit van gehoord.” (dat dan op onverschillige toon)

Was ik ontmoedigd? Soms. Maar tegenwind maakt ook sterk. En ik ben iemand die idealistisch en praktisch tegelijkertijd is. Dus ik dacht: straks is het boek er, en wat doet het met mij als niemand het wil lezen? Antwoord: helemaal niks, want ik schrijf voor de eeuwigheid. Over honderd jaar, als ik er niet meer ben, is mijn boek er nog wel. Dus ik ging door. En het boek verscheen.

Nu heeft Beata van Helsdingen-Schoevers een eigen Wikipedia-pagina: klik en kijk.  Iemand heeft die gemaakt, ik niet. Af en toe kom ik haar tegen in een ander boek. Mijn boek was een steen in de vijver: in het water komen steeds grotere kringen. Ik kon het, u kunt het ook. Misschien bent u degene die het familievrhaal opschrijft, en dan gaat iemand anders, mogelijk twee, drie generaties verderop, een levensverhaal schrijven van een van die familieleden uit uw boek. Weer: het effect van een steen in de vijver.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Indo of Indisch, dat is de vraag

indo Indo is een gewoon woord, inmiddels. Het lijkt wel of steeds minder mensen ‘Indisch’ zeggen of, ‘Een Indische achtergrond’ of ‘Indische Nederlander’.

Over deze woorden dacht ik na en ook over hoe ze kunnen veranderen, omdat ik zonder het bewust te willen, een onzedelijke roman had gelezen. In 1931 publiceerde Caesar Kijdsmeir jr de roman Wrakhout. Geen opwekkende titel. Eerder had hij Goena Goena (circa 1930) gepubliceerd en daarvoor De groote debacle (1929). Caesar Kijdsmeir jr was het pseudoniem van Albert Zimmerman, de hoofdredacteur van het populaire weekblad d’Oriënt. Geen Indische man, is mijn indruk, ondanks die naam Kijdsmeir.
Een commerciële gouden greep, natuurlijk. Het weekblad was een goed merk, wat daarmee verbonden was, verkocht vanzelf.
Ik was daardoor ook nieuwsgierig.

Animeermeisje

In Wrakhout is zowat elk personage menselijk wrakhout, aangespoeld op het strand des levens. En toch deprimeert het boek niet. Dat komt omdat er een tijdbeeld in zit, van mensen die het elk op een eigen manier moeilijk hebben in de heersende crisis. Dat moedeloze ervan raakte me. Het gevoel van waarvoor-zou-ik-nog.
Al op de eerste pagina’s leren we Jopie kennen, een animeermeisje. Dus: gezelschap biedend aan heren in ruil voor commissie op de drank door deze heren besteld.
Jopie krijgt gezelschap van Fred en Henk die haar zien, achter de bar, op de jaarbeurs in het mondaine Bandoeng:

  • Fred lachte en keek naar het pittige, kleine Indomeisje, dat nonchalant op de barkruk hing, achter de breede bar en dat speelde met het voetje van het champagne-glas, de spitse, smalle vingers met de watblauwige, niet-pleizierige nagels om het dunne steeltje. […]
  • ’t Type, dat uitgesproken Indisch-Europeesch is, met roetzwarte, groote oogen met iets heel teers en bewogens in de zachte welving der oogleden en de soepele gepenseelde lijn der zwarte wenkbrauwen, de huid van het wonderlijk geel, dat niet bruin is en niet blank en dat men koelit langsep noemt.
  • Een vinnig gebogen neusje met ronde, zachte neusvleugels, nerveus en beschaafd.

Jopie is getrouwd met een man die haar in de gaten houdt, haar beschermt. Er moeten immers geen gekke dingen gebeuren als de heren drank op hebben. Deze Willem Dreseler is “een zeer donkere Indo met de zware snor en in elkaar gegroeide wenkbrauwen”.

Hier zien we:

  • Indomeisje
  • Indisch-Europees
  • Indo

Niet zoals wij

Even een stap vooruit in het verhaal. Fred heeft van Jopie extra diensten gekregen, in de nacht (u begrijpt…). Hij krijgt een brief van Jopies moeder, en daarin staat dat er nu getrouwd moet worden. Een fragment daaruit:

  • Jopie is een lief goed meisje en haar vader zou zich in zijn graf omdraaien wanneer hij wist dat zij zwanger is en niet eens getrouwd.
  • Haar vader was een nette man en ik ben altijd in eer en deugd getrouwd geweest met hem.
  • Jopie is geboren toen wij twee jaren getrouwd waren en John toen wij drie jaren getrouwd waren en mijn man was toen bij de Staatsspoor. Later toen hij dood was is John officier geworden en Jopie is tegen mijn wil getrouwd met die rare Dresseler, wiens moeder een Inlandsche vrouw was.
  • Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.
  • Dat wil ik U wel even vertellen, dat wij altijd Indische menschen zijn geweest, zoodat U niet hoeft neer te zien op Jopie, omdat zij een Indisch meisje is.
  • Mijn vader en moeder en die hun vader en moeder en die hun vader en moeder en zoo altijd door zijn altijd Indische menschen geweest zonder baboe’s of Inlandsche vrouwen, zooals in Dresseler zijn familie.

Bij elkaar dus:

  • Indomeisje
  • Indisch-Europees
  • Indo
  • Indisch meisje
  • Indische menschen

En het grote verschil begreep in die tijd iedereen door de zin: “Hij is een Indo, niet zooals wij, Indische menschen.”
Hoe dan?
Wat dan?
Zoiets gaat verloren in de tijd, vrees ik.
De gevoelswaarde, bedoel ik. Positief is het bepaald niet, zoveel is wel duidelijk.

Indo

Deli-Courant, 1933

Uit de krant

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië publiceerde in 1933 een recensie van deze ‘Indische zedenroman’. Die was niet bepaald gunstig. Andere kranten jubelden evenmin. Wel werd de schrijver geprezen om de vlotte pen, maar inhoudelijk was er veel mis, volgens de krant:

  • Wat wij op dit boek tegen hebben, is, dat de schrijver het leven niet in al zijn nuanceringen ziet. Hij ziet slechts het naargeestige.
  • […] Wrakhout wordt door den schrijver een Indische zeden-roman genoemd. Doch hiervoor is het verhaal te eenzijdig, wordt er te veel gezegd over één categorie menschen, die mogelijk een op twintig wel in Indië voorkomt, maar allerminst een maatstaf is voor het leven en doen in ons Indië.
  • Ook „Indische” zedenroman achten wij als aanduiding niet juist. Want de sfeer, die voor een „Indische” roman noodig is, krijgts men niet door een drama te laten afspelen in een hotelletje op Naripan in Bandoeng, door een tenger meisje van „wah zèg” te laten spreken, door een bediende “tida toean” in plaats van „neen mijnheer” te laten antwoorden, enz.

Kortweg, het kon wel zo zijn, maar het was niet zo. Maar “een op twintig”, ik vind dat genoeg voor een zedenroman. En helemaal als het gaat om woorden met een lading van emotie. Elke generatie benoemt het Indische anders, nu op Instagram en in seniorenhomes. Vroeger weer anders.
Dat is het spannende van over vroeger schrijven: het eigen vanzelfsprekende moet plaats maken voor het vanzelfsprekende van toen, van daar.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Nu weet mijn zoon meer van de familie”

familie Het familieverhaal dat Rita van der Werff schreef, doet het goed, wat zeg ik, het verhaal doet het uitstekend. Ze begon te schrijven met een voorzichtig idee wat vast te leggen voor haar zoon, die weinig wist van de familieverhalen.

Indische familie

Geleidelijk groeide de belangstelling.
De familie wilde het lezen.
Vrienden en kennissen ook.
Dus Rita bestelde bij de internetuitgever een tweede druk, ze organiseerde een boekpresentatie en zo kwam er nog meer belangstelling.
Die belangstelling begrijp ik heel goed. Het is een geweldig verhaal, levendig geschreven en er zitten prachtige familiefoto’s bij. Destijds hebben Rita en ik samen schrijfcoaching gedaan en zo kon ik de wording van het boek meebeleven. Ik sprak haar deze week over haar boek Zeg Mientje, zijn er op Manado veel mooie meisjes? Verloren verhalen van een Indische familie.

– Waarom ben je aan dit boek begonnen?

Ik begon te denken van: straks ben ik de enige die overblijft. Mijn ouders zijn overleden, mijn ooms en tantes bijna allemaal ook. En ik ben het oudste kleinkind en de oudste dochter. Toen besloot ik wat op te schrijven, vooral voor mijn zoon. Hij is 36 jaar en heeft veel natuurlijk niet meegemaakt. Gewoon, wat aantekeningen, dat was de bedoeling. Gaandeweg groeide dat uit tot meer, toen de familie belangstelling kreeg.
Er was ook iets anders. Toen mijn moeder nog leefde vroeg ik haar vaak om iets te vertellen. Dan zei ze: “Schrijf jij dat maar op. Het is wel goed voor later, wat ik jou vertel.” Ze besefte dat ze aan het dementeren was en dat iets doorgeven nu nog kon.
Op het moment dat ze naar een verzorgingstehuis moest, hielp ik met de verhuizing. In de slaapkamerkast vond ik een doos vol officiële documenten, brieven en foto’s.
Het waren meer dan 200 brieven die mijn vader en moeder in Indië uitgewisseld hebben, mijn moeder woonde toen op Manado. Het waren ook liefdesbrieven.

– Is dat moeilijk om die persoonlijk brieven te lezen?

Die heb ik natuurlijk niet in haar bijzijn gelezen. Pas een jaar of wat nadat ze overleden was, begon ik ermee. Gelukkig had ik nog twee oudere tantes, die me ook advies gaven. En in het archief heb ik heel wat kunnen uitzoeken.

– Hoe waren de reacties toen het boek verscheen?
Mijn zoon zei dat hij het een paar keer had moeten lezen om te begrijpen. Want hij wist niet wat er allemaal in de familie was gebeurd, of hij had wel eens wat gehoord op een verjaardag, maar niet onthouden. En nu kon hij het hele verhaal lezen. Dat komt binnen, en dat kon hij beter begrijpen.
Ik geloof dat iedereen in de familie het boek gelezen heeft, maar niet iedereen kon er wat over zeggen. Dat snap ik, want er staan ook moeilijke stukken in. En het is wennen dat op papier te zien. Maar ik ben blij dat ik het gedaan heb.

familie

– Het is nu een heel groot familiedocument geworden. En heeft dat ook voor jou zelf iets veranderd? Dat je je anders voelt over jouw plaats in de familie?

Van sommige gebeurtenissen ben ik erg geschrokken. Mijn nicht heeft documentatie van Pelita over haar vader, en dat mocht ik inzien. Hij vertelt daarin over zijn leven tijdens de oorlog en ook hoe hij als kind zijn moeder heeft moeten helpen bij een bevalling. De achtergrond ervan staat in het boek. Ik ben zelf moeder dus dat raakte me.

– Ben je nu tevreden?

Ja, maar… ik denk erover om een tweede boek te maken. Met daarin de brieven van mijn ouders. Die zijn te mooi om niets mee te doen. Bovendien heb ik nu ontdekt dat schrijven leuk is en dat ik er plezier in heb.

– Wat kun je zeggen over mijn schrijfcoaching tegen andere mensen?

Je hebt me heel goed gecoacht en geadviseerd.
Ik had in het begin geen idee hoe ik een boek zou moeten schrijven. Maar het schrijven van een familieboek wil ik wel heel graag doen. Maar hoe dan? Welke stijl? Op welke wijze krijg ik de lezer nieuwsgierig zodat deze de verhalen verder gaat lezen? En hoe verwerk ik foto’s en documentatie en eventueel interviews?
In de loop van de tijd heb ik al veel verhalen over mijn familie opgeschreven. En gaandeweg komen er meer, want er schiet van alles door mijn hoofd en voor mijn gevoel moet ik het opschrijven. Vilan adviseert mij om gewoon door te gaan met schrijven. Voorlopig geen volgorde aan te houden. Het chronologieën komt later wel volgens haar. Dat heeft mij zeker gerustgesteld. Maar toch is er een moment geweest dat ik het niet meer ziet zitten. Een soort van verzadiging. Gelukkig heb ik geregeld contact met Vilan en ze heeft mij weer hoop en vertrouwen gegeven om toch verder te gaan met het schrijven van mijn familieboek.
Vilan is ook deskundige in de Indische letterkunde, dat scheelt weer uitleg van mij. Ze heeft mij ook nadere informatie en of toelichting gegeven dat nodig is voor de verwerking van mijn verhaal. Ik ben heel blij en tevreden met het resultaat van mijn familieboek “Zeg Mientje zijn er op Manado veel mooie meisjes?”. En dank Vilan voor haar coaching!

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

De feestdag van Tjoea Ean Njio, kapitein der Chinezen alhier

kapitein der Chinezen De kapitein de Chinezen, Tjoea Ean Njio, genoot zijn feestdag op 19 april 1916, schreef het Weekblad voor Indië. Dat was de dag waarop hij 25 jaar officier der Chinezen ‘alhier’ was, en alhier was Ambon.

Het artikel dat het Weekblad voor Indië publiceerde, was lovend en informatief, zeker voor ons die zo ver van zijn feestdag leven. Zo begon de dag voor de kapitein:

  • Reeds heel vroeg in den morgen bij het aanbreken van den dag werd hij en zijn gezin uit den slaap gewekt door zijne met Europeanen gelijkgestelde landgenooten die hem met de Schutterijmuziek aan het hoofd eene aubade hebben gebracht om hem geluk te wensen met zijn vijfentwintigjarig ambtsjubileum als officier der Chineezen alhier.
  • Bij monde van den Heer King Kho Hong Giem werd den jubilaris dank betuigd voor al hetgeen hij in de verstreken 25 jaren in hun aller belang heeft gedaan, in het bijzonder voor de nieuwe straatverlichting van de 1ste en 2de Chinese straat en voor de tot stand koming van de Algemene begraafplaats voor Chineezen en de wens geuit dat hij nog vele jaren die belangen zal mogen blijven behartigen.
  • Met een glas champagne bedankte de jubilaris de aanwezigen voor de attentie en beloofde in den vervolge steeds naast de belangen van het Gouvernement ook die van hen voor ogen te zullen houden.

Dat zijn passages om meerdere keren te lezen. Het belang van dat detail: ‘met Europeanen gelijkgestelde landgenooten’. Even verderop in het artikel staat: ‘En den vooravond van die dag zijn ook de volbloed Chinezen met hun luitenant aan het hoofd den jubilaris komen gelukwenschen.’ Deze zijn niet gelijkgesteld. Chinees-Indisch lijkt hier niet te bestaan. De luitenant komt zodadelijk aan het woord.

De kapitein

Eerst dat ene: wat is dat, de kapitein der Chinezen? Een bestuurder, anno 1916 vermoedelijk onbezoldigd, maar daarom niet minder van belang. Hij is de schakel tussen de Chinese gemeenschap en het Gouvernement, het koloniale bestuur. Het lijkt me een moeilijke functie: aan beide zijden zijn wensen en belangen, aan beide zijden is eerder wantrouwen dan optimisme, en zie het dan maar eens goed te doen.
Of de kapitein ook een vrouw kon zijn, weet ik niet zeker. Ik las een voetnoot over de weduwe van kapitein ‘Siqua’, ‘welke weduwe zelve jaren lang als Kapitein der Chineezen heeft gefungeerd’. Het staat in Priangan. De Preanger-Regentschappen onder het Nederlandsch Bestuur tot 1811 van dr. F. de Haan, derde deel, 1912 onderaan pagina 272. Ik blijf even bij de jubilerende kapitein met uw welnemen, want u weet wat het is met historisch onderzoek, voor je het weet ben je twee, drie uur verder.

De luitenant

kapitein der Chinezen Nu is de vooravond aangebroken. De luitenant gaat een lofrede houden en alles noemen ‘wat de jubilaris heeft gedaan in het belang van den volbloed Chinees’. Dat is leerzaam, zo lezen we wat er destijds nodig en belangrijk was:

  • hoe hij gewerkt heeft in het belang van het Chineesche armenfonds dat thans een kapitaal van ruim f 60.000 in kas heeft;
  • dat op zijn initiatief In het jaar 1892 de nieuwe Chineesche tempel is gebouwd;
  • in 1893 het Chineesche begrafenisfonds is opgericht;
  • dat in 1898 de oude Chineesche tempel door de aardbeving van hetzelfde jaar zo zwaar heeft geleden, is hersteld geworden;
  • dat in 1903 onder zijn presidium is opgericht de Chinese school ‘Poi Fek Hak Tong’ ten doel hebbende om aan Chinese kinderen onderwijs in de Nederlandsche taal te geven, welke inrichting is opgeheven toen Amboina in 1911 een derde Europeesche lagere school kreeg waarop ook Chineesche kinderen werden toegelaten en
  • dat hij gewerkt heeft tot het tot stand komen van de Algemene begraafplaats voor Chineezen, een terrein gelegen in de negorij Urimessing.

Ik vind het indrukwekkend. Dat gestaag voortwerken. Zorg voor de armen, zestigduizend gulden in die tijd dat is een kapitaal. Zorg voor het onderwijs, zodat de kinderen Nederlands leren en kunnen meekomen in de koloniale maatschappij, zorg voor de tempel en de begraafplaats.
Zoiets betekent een voortdurend overleggen, vergaderen, afstemmen, omgaan met verwachtingen en teleurstellingen, successen moeten delen en voortdurend zichtbaar zijn als de man die het kan. Zoiets vereist een oceaan aan diplomatie.
Toen de luitenant uitgesproken werd, nam de jubilaris het woord: ‘Hij hoopte dat het bestaande eensgezindheid en sympathie steeds mogen voortduren, dat hij steeds van hen op die medewerking zal mogen zal kunnen mogen blijven rekenen als tot heden door hem verleend.’
Heel goed. Meteen op dat moment benadrukken wat nodig is: de medewerking van anderen. Zo deelt hij de verantwoordelijkheid. De kapitein moet ook een politiek man zijn geweest.
Die avond komt er nog meer bezoek en zijn er nog meer toespraken, ook uit Europese en regeringskringen. De kapitein geeft steeds een passend antwoord en ook ‘de verzekering dat hij evenals wijlen zijn grootvader en zijn vader steeds zal blijven behartigen de belangen van het Nederlandsche-Gouvernement, hetwelk hem en de zijnen dierbaar is geworden.’ Ja, en die van zijn eigen gemeenschap. Dan is er meer muziek en er wordt gedanst. Een heerlijke avond, iedereen is blij met elkaar.

Drie generaties

De naamloze reporter van Het Weekblad voor Indië somt nog meer verdiensten op:

  • Volledigheidshalve moet ik hieraan echter nog toevoegen dat de jubilaris op 15 juli alhier is geboren; dat hij de Europesche lagere school alhier heeft doorloopen;
  • op eenendertigjarige leeftijd bij het overlijden van zijn vader Njio Teang Tjoan, bij Gouvernementsbesluit ddo. datum 19 April 1891 is benoemd tot luitenant der Chineezen alhier;
  • bij besluit ddo. 26 Augustus 1905 de Zilveren ster voor trouw en verdienste heeft gekregen;
  • bij besluit ddo. 30 augustus 1905 is bevorderd tot kapitein; bij het besluit ddo. 26 Augustus 1912, de kleine Gouden ster voor trouw en verdienste verkreeg en
  • bij Staatsblad 1913 No. 522 is gelijk gesteld met Europeanen.

Dus: de opvolger van zijn vader en van zijn grootvader. Ik tel drie generaties met belangwekkende posities. Dat je denkt: wat is dat voor familie, dat ze zich weten te handhaven, zo tussen de ene en de andere partij?
Daar gaat het artikel jammer genoeg niet op in. De kapitein der Chinezen is even zichtbaar in het koloniale kijkvenster, en daarbuiten niet meer. Hier zitten toch meer verhalen in, dat voel ik. Tot die zich aanbieden, denk ik met respect en ontzag aan de kapitein.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

————————————————

Het KNIL bereed een Fongers rijwiel

fongers Een Fongers rijwiel, dat was iets. Stevig en solide. Als ik de oude advertenties mag geloven, fietste het halve KNIL op een Fongers. Wat bleek: de fabriek stond in Groningen.  Of er een Fongers op deze foto staat, weet ik helaas niet.

Een vrouw op een fiets

Er zijn nog Fongers rijwielen. Op Marktplaats vind je ze. De fabriek sloot pas in 1970. Fongers zat in Groningen. Daar maakten ze stoere stevige modellen, zonder frivoliteiten, je verwacht niets anders van Groningers. In Indië had Fongers agentschappen waar je een rijwiel kon bestellen. Dat werd vanuit Groningen verzonden, dat duurde weken. Geen wonder dat er toko’s waren die zelf bestelden. Kregen ze een zending binnen, dan was dat reden voor een advertentie in de krant. In het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië van 22 juli 1910 staat een advertentie voor Fongers.

U ziet het: een herenmodel en een damesmodel. Vrouwen fietsten ook. Dat was destijds modern. FIetsen gold als gezond, en dat was een nieuwe kijk op de vrouw. Zij had kennelijk meer nodig in haar leven dan borduren en wachten op een eventuele echtgenoot. Lichaamsbeweging. vitaliteit en in het verlengde ervan zelf beslissen welke route ze in het leven zou nemen. Linksaf of rechtsaf, ze maakte het zelf uit.

Het lijkt iets kleins voor ons in deze tijd, maar denk eens aan de huwelijkswetgeving van die tijd. Trouwde een vrouw, dan moest zij de man in alles gehoorzamen.

Een vrouw die eigen vervoer had, liep het risico gevoelsmatig zelfstandig te worden. Ze wilde vanzelf kortere rokken want dat fietste veiliger. Ja, en of je dan nog getrouwd raakte met die autonome instelling? In deze tijd is de emancipatie van de Europese vrouw ook in Indië groeiende.

Midden op de advertentie staat met kleine letters: ‘In gebruik bij het Nederlandsche- en Nederlandsch-Indische leger’.

Fietsen met wapens

In mijn boek over het KNIL, Een eervol bestaan, heb ik met veel genoegen het reglement opgenomen dat Frits van Daalen, dan nog gouverneur van Atjeh, publiceerde in het  Indisch Militair Tijdschrift (1908). Zijn ‘Instructies voor het tactisch gebruik van de Wielrijderbrigades in Atjèh en Onderhoorigheden’ geven een goed inzicht in de problematiek die door het fietsen ontstond, want ja, wat als de vijand een vrijwel onzichtbare rotandraad over de weg had gespannen? En waar bleef de klewang tijdens het fietsen? Van Daalen wist raad en had zeventien instructies paraat, waarvan ik er hier een aantal citeer:

1. De wielrijdersbrigades zijn bestemd voor patrouilledienst. Zij kunnen ook worden gebezigd voor politie- en ordonnansendienst.

2. Zij zoeken haar kracht vooral in snelle verplaatsing. Hoofddoel is zoo spoedig mogelijk plaatsen bereiken waar kwaadwilligen zijn gesignaleerd of dezen den terugtocht afsnijden.

3. Als regel wordt op het rijwiel uitgerukt. De commandant moet in het algemeen ervan doordrongen zijn, dat – ofschoon het voordeel van snelle verplaatsing niet lichtvaardig mag worden prijsgegeven – opgezeten de brigade vrijwel weerloos is.

12. De voorste wielrijder moet, in het bijzonder bij nacht, zijne aandacht vestigen op den weg, daar door aangebrachte hindernissen – een gespannen touw of rotan over – en kleine coupures in den weg – zijne vaart plotseling kan worden gestuit en verwarring zoude ontstaan.

13. Bij donkeren nacht wordt niet uitgereden, tenzij het doel zoo ver is verwijderd, dat geruimen tijd zonder bezwaar door den voorsten en
den achtersten man met een brandenden lantaarn kan worden gereden.

14. Bij een onverwachtschen flankaanval op de afgezeten marcheerende brigade, wordt naar beide zijden front gemaakt, het rijwiel, om den eersten aanloop van den aanvaller te breken, met kracht van zich geworpen en de aanval met vuur afgeslagen.

15. Bij een onverwachtschen aanval op de opgezeten brigade, handelt ieder der direct aangevallenen naar omstandigheden en snelt het gedeelte der brigade, waarop de aanval niet is gericht, te hulp, stijgt af, laat het rijwiel los en gaat de aanvallers met het blanke wapen te lijf.

16. De snelheid, waarmede mag worden gereden, is van verschillende omstandigheden afhankelijk, zooals toestand van den weg, nabijheid
van den vijand, tijdstip, waarop een zeker punt bereikt moet zijn, enz. en wordt derhalve door den brigadecommandant bevolen

Er is nog meer, maar u heeft een beeld. Bij nr 14 mis ik het beeld helaas, misschien kan iemand mij uitleggen wat er gebeurt. Ik weet wel: fietsen in de oude tijd, dus voor de oorlog, dat was lang zo eenvoudig niet als het later was.

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom de huisjongen tot moord overging

huisjongen Moord in Batavia, kort na de kerst van 1916. Wat was er gebeurd? Op 27 december 1916 was mevrouw Maitimo neergestoken door haar huisjongen. Opeens. En erger: ze was pas getrouwd, pas in verwachting en dan dit.
Dus door iemand in je eigen huis.
En had niet zowat iedereen bedienden? Precies. Heden zij en morgen..

Huisvrouwen

De Preanger-bode probeerde de gemoederen te kalmeren en schreef:

  • De tragische dood van mevr. Maitimo heeft allerwegen in lndië een diepen indruk gemaakt en te Batavia is een zekere nervositeit, vooral bij de Europeesche huisvrouwen, nog goed waarneembaar.
  • Dat is zeer begrijpelijk, maar aan den anderen kant is het verkeerd, dat er weer gegeneraliseerd wordt en een neiging is ontstaan, om alle huisbedienden met een wantrouwend oog te beschouwen.

Goed punt. Maar de huisbedienden vertrouwen lukte ook niet meer, daarvoor waren de berichten in de kranten te schokkend. Het was natuurlijk de nachtmerrie van de koloniale wereld: in eigen huis niet veilig te zijn. En dat terwijl er volgens het koloniale systeem zoveel goeds te zeggen was over het koloniale systeem: waarom waren die mensen toch niet dankbaar?
De zaak van mevrouw L. Maitimo hield Batavia en al snel geheel Indië bezig. O, die verschrikkelijke details uit de kranten steeds maar!

Zo erg, in verwachting. Uit Den Haag, met de handschoen getrouwd. En meneer Maitimo was net met verlof in Europa. Ze was 25, misschien 26 jaar oud. Kassian, om zo dood te gaan. Hoe? Het was de Sumatra-bode die er het fijne van wist.

  • Bij negenen vanochtend zat mevr. Maitimo in de voorgalerij van haar woning in de Sawolaan te borduren, toen haar huisjongen, die in de bijgebouwen bezig was borden te wasschen, haar riep, om haar blijkbaar wat te vragen.
  • Mevr. Maitimo begaf zich naar de bijgebouwen en plotseling sprong de jongen met een tafelmes in de hand op haar af, om na de dame aan de hand verwond, te hebben, haar het mes verscheidene malen in de hartstreek te stooten.
  • Het slachtoffer gaf een luiden gil en zakte hevig bloedend in elkander, waarna de huisjongen aan den haal ging. Op het rumoer kwamen de buren toegeloopen.
    Een buurvrouw had nog kunnen zien hoe de jongen de laatste stooten had toegebracht, doch naar haar ongelukkige buurvrouw toesnellend, kon zij niets anders doen dan de hevig bloedende vrouw opuemen en naar binnen dragen.
  • Een andere buurvrouw haastte zich, om een dokter te telefoneeren.
  • Binnen zeer korten tijd verschenen de doktoren Leusden en Van Tricht, die evenwel slechts den dood konden constateeren.
  • De gewonde vrouw had nog slechts een paar minuten geleefd.
  • Omtrent de vermoedelijke oorzaak van dezen moord wordt door de andere bedienden verklaard, dat de dame gistermiddag een kostbare sarong miste en den huisjongen van dezen diefstal verdacht, waarbij zij hem zeide, dat. wanneer de sarong niet heden nog terecht kwam, zij de politie zou laten komen.

Vreselijk, vreselijk, voelde Indië, en waarom was deze bediende nog niet gepakt? Dagen gingen voorbij. Dan weken.

Huisjongen

Pas in april 1917 werd de huisjongen Midan gepakt, door zijn eigen domheid. Dat had niet gehoeven, schreef het Weekblad voor Indië tussen de regels door. Want na de moord was Midan verdwenen “in een van de kampongs in de richting van meester Cornelis, waar hij ook den nacht doorbracht bij een kennis.”
Ja, vind daar maar eens iemand. De politie ging surveilleren. Maar ze hadden een vaag signalment. Evenzogoed sloeg Midan op de vlucht, drie weken liep hij richting Cheribon, wilde naar Bandoeng, tot hij van het lopen moe werd. Dus hij stal een fiets. Maar hij kon niet goed fietsen. Dat valt op:

  • Hij wist zich daarmede eerst uit de voeten te maken en zou mogelijk ook Bandoeng wel bereikt hebben als zijn onhandig slingeren de aandacht der politie niet had getrokken die hem ondervroeg over de herkomst van het rijwiel.
  • Daar hij die niet kon opgeven, nam men hem mee.
  • Toen begin hij zijn tweede domheid.
  • Naar zijn naam gevraagd, gaf hij op Medan te heeten.
  • Wijl verzocht was de opsporing van een zekere Midan lag de vraag voor de hand of hij niet Midan heette.
  • Hij ontkende.
  • Men zou hem nu zeker losgelaten hebben als hij de fiets niet had gestolen.

En ja, hoe gaat zoiets. Al snel werd Midan herkend, hij bekende vrijwel meteen, en werd naar Batavia opgezonden voor berechting. Daar beweerde hij mata glap te zijn, een soort verstandsverduistering, dus minder toerekeningsvatbaar.
Het Weekblad voor Indië schreef:

  • Ondanks zijn goedig en een weinig bête uiterlijk schijnt meer dan altijd al een driftig heertje geweest te zijn die dadelijk op zijn ethische teentjes getrapt was en zich niet gaande iets zeggen liet.
  • Bovendien schermde hij altijd al erg branie met bedreigingen tot moord, onder andere had hij de baboe daarmee al eens de stuipen op het lijf gejaagd.
  • Dat zullen zeker verzwarende omstandigheden zijn.

Dus mata glap was er niet bij. Driftig.

Kettingberen

Het vonnis was zwaar. De Deli courant schreef:

  • De landraad veroordeelde Midan, den moordenaar van mevr. Maitimo tot 10 jaar dwangarbeid in den ketting.

Hiermee behoorde Midan tot het legioen van de zogeheten kettingberen. Dwangarbeid kon overal zijn, zowel bij militaire expedities, bij wegenbouw en dergelijke, als in Europese woningen als bediende. Degenen bij expedities hadden een kans op strafvermindering bij moedig optreden; degenen in een woning hadden kans op goede behandeling bij goed gedrag en dat kon Midan ook vertonen, als hij wilde en zolang hij het wilde, tenminste.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt
gratis ebook

De schermkampioen Hirschi kwam uit Gombong

Gombong ‘De heer Hirschi, meester in het schermen’ staat bij de grote foto. Het Weekblad voor Indië publiceerde een jubelend artikel over Frederik Willem Hirschi (1896-1926), officier bij het Oost-Indische Leger en en een begaafd schermer.
Waar hij kwam, won hij prijzen. Een schermer van hoge klasse.

Eerder schreef het Indisch Militair Tijdschrift over hem. In het artikel ‘Het derde wapenfeest van den N.I. Officiers-Schermbond 15-20 December 1913’ , gehouden in Bandoeng: ‘Het feest slaagde uitmuntend’. Dat kwam ook door deze Hirschi, die door inzet en karakter liet zien wat, en ik citeer ”de goede invloed [is] van het schermen op eerlijkheid en ridderlijkheid. Het bestuur meende door eene openlijke erkenning deze richting te moeten aanmoedigen en kende den Eur. sergeant Hirschi een extraprijs toe voor zijn net, eerlijk en fair schermen.’

Hirschi ging dus aldoor-aldoor in de sport, en dat het Weekblad voor Indië hem zo voor het voetlicht haalde had te maken met ten eerste zijn grote sportieve prestaties en ten tweede het feit dat hij afkomstig was uit het militaire pupillen-internaat Gombong.
De volgorde kan ook andersom zijn.
Eerst komt het gejubel over de man. Daarna Gombong.

Schermbond

In maart 1917 kwam Frederik Willem Hirschi dus mooi in de pers terecht, met foto en complimenten, dit naar aanleiding van zijn optreden tijdens de schermwedstrijden, uitgeschreven door de Nederlands-Indische Officiers Schermbond, dus de N.I.O.S. Het Weekblad voor Indië schreef:

  • Op deze wedstrijd was de heer Hirshi wederom de winner van de prijzen, maar ditmaal heeft hij het er zo schitterend afgebracht dat een vereeuwiging van zijn beeltenis de moeite waard is.
  • Hij was bij ieder wapenfeest van de N.I.O.S. een der winners. Gedurende de zeven wapenfeesten die de N.I.O.S. heeft gehouden heeft Hirschi er vijf ereprijzen behaald. De andere prijzen 1en, 2en, 3en, 4en en 5e prijs haalde hij bij ieder wapenfeest. Ook het korps waarbij hij dient, heeft een paar prijzen verdiend doordat hij in het korps vertegenwoordigde met twee anderen. Hij bezit 7 medailles ongerekend de prijzen in andere vorm, zoals horloges enzovoort.
  • Ook in het schieten behoort hij tot één der beste schutters. Een bewijs daarvan is dat het 5e Bataljon, het korps waarbij hij dient en dat hij bij de leger schietwedstrijden vertegenwoordigde, ook met anderen, tot twee malen achter elkaar den wisselbeker heeft verdiend. Aan de gehouden schietwedstrijden nam hij geen deel, waardoor een ander bataljon met een zilveren beker ging strijken.
  • Hersi is scherm- en gymnastiek onderwijzer. Hij geeft lessen aan de ingezetenen van Semarang. Jammer dat de sport in schermen en gymnastiek te weinig beoefend wordt hoe ver men het kan brengen heeft Hirschi bewezen door met 3 eereprijzen (hoogste prijzen), dat wil zeggen, 3 ereprijzen van het sabel-geweer- en degenschermen te gaan strijken.
  • Aan de jaarlijks te houden korpswedstrijden neemt hij nooit deel, wat te begrijpen is dat hij anders al de prijzen zou halen.

Gombong

Zo’n man dus. Eerlijk, betrouwbaar, enorm begaafd, overal prijzen winnen, dat je denkt: hij had best naar de Olympische Spelen gekund namens Nederland.
Maar er was dus nog iets: Gombong. Het Weekblad meldde daarover:

  • Hirshi is een oud pupil van Gombong, waar hij zijn opleiding heeft genoten. Jammer dus dat het Korps niet meer bestaat.
  • De van daar afkomstige militairen die in het leger zijn ingedeeld, hebben grotendeels een goede positie verworven.
  • Er zijn voorbeelden te over dat Gombong goede krachten heeft afgeleverd en vele, vooral Indische ouders betreuren het dat voor hun zonen een instelling als Gombong op het ogenblik niet meer open staat.

Gombong, dat was een internaat, vooral voor Indische jongens. In 1912 werd het opgeheven. Internaat klinkt luxe. Dat was het niet. De jongens hadden onderdak, voeding, opleiding, militaire training en de verplichting een aantal jaren in het leger te dienen.
Hoe kwam Hirschi daar terecht?
De stamkaarten van de pupillen staan online bij het Nationaal Archief. Ze maken in mij het verlangen los er veel meer over te weten.

Stamkaart

Over de prijswinnende officier Hirsch zegt de stamkaart:

  • Vader Friedrich
  • moeder Senen (Jav. vrouw)
  • geboren Kedong Kebo, 28 juni 1886
  • 1896 bij korps pupillen
  • 1903 bij leger ingedeeld

Gombong Hier staat:

    • Hij is geboren in de plaats waar het Internaat zat voor de verhuizing naar Gombong (sterrenbeeld kreeft, dat is mijn toelichting hoor)
    • Hij was drie jaar toen hij hier gebracht werd
    • Zijn moeder was een Javaanse vrouw, zij heette Senen

Kassian, drie jaar en dan daarheen moeten. Niks bij je ouders blijven.

Ouders

Over zijn vader Friedrich Hirsch – ook militair- kom ik in de oude kranten het een en ander tegen. Hij was getrouwd, maar niet met Senen. Mogelijk wilde hij zijn zoon in een Europees-militaire omgeving laten grootbrengen. Of de moeder er nog was, of ze inspraak had, is onbekend.
Dus daar groeide hij op. In 1903 kwam hij bij het Oost-Indische leger en daar ontwikkelde hij zich tot een talentvol schermer, gezien en gelauwerd door de Indische pers.
In 1911 verlooft hij zich te Batavia met M.Knorr, hopelijk kregen ze kinderen en kleinkinderen die nog veel weten en alles bewaard hebben.

En dan is het 1917, middenin de Eerste Wereldoorlog. In Indië beginnen verschillende bevolkingsgroepen van zich te laten horen. Het koloniale bewind is niet meer zo vanzelfsprekend. Wat je tekort komt aan wapenkracht, moet je compenseren aan moreel gezag. En dan komt een sympathieke talentvolle Indische officier uitstekend van pas.

Ik ben toch blij dat ik Frederik Willem Hirschi nu een beetje ken. Goed karakter. Rechte rug. Knappe man ook. Enig minpuntje van het artikel: de namen van de andere mannen ontbreken op de foto. Misschien ook oud-pupillen, ik zou het zo graag willen weten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt
gratis ebook

Ga naar de bovenkant