Indische schrijfschool

Hoe ik aan oud geld uit Indië kwam

oud geld uit Indie
Natúúrlijk wilde ik in Semarang winkelen. Ik had net het oude huis van mevrouw Kloppenburg gezien, Bodjongweg 80 destijds, en dat had wat met me gedaan.

Wat?
Emotie. De vreugde van het weten dat mevrouw Kloppenburg daar echt gewoond had, en hoe dichtbij ze voelde toen ik mijn hand op het huis legde. Daar had ze gewoond met man en kinderen, daar had ze mensen behandeld met haar kruidenkennis. Het was haar huis, en toch ook zag ik dat de tijden veranderd waren. Verleden en heden, aan de Bodjongweg in Semarang.

Tegelijkertijd was er ontroering in me. Ik voelde tranen komen. Ook verdriet. Want ik wist van haar latere jaren, de oorlog, de Japanners, de steun die ze van de bevolking kreeg, en dan haar hele erge ziek zijn, mager worden en dan de laatste dagen.
Maar ik was wel nabij mevrouw Kloppenburg. Ik wilde voor altijd hier blijven  en ook meteen weggaan. Maar ja, wat je ook doet, je neemt toch jezelf mee, al die gedachten en gevoelens.
“Misschien later,” zei ik tegen mezelf. Een veilige gedachte.

Bodjongweg

Aan de overkant van de Bodjongweg had ik een rommelwinkeltje gezien. Oud, stoffig, ietwat verwaarloosd van uiterlijk,  waardoor ik meteen wist daar moet ik heen.
Het rook er muf. Oude boeken ruiken ook zo. Lekker.
De man die de winkel beheerde was aan alles gewend geraakt, hij zat er te zitten en als er iemand binnenkwam, taxeerde hij even hoe kapitaalkrachtig de klant was. Dus daar kwam ik en wat zag hij? Niet veel, vrees ik.

Over de aanblik die ik bood heb ik weinig illusie. Ik moet er wat verwilderd hebben uitgezien, wegens het feit dat ik net had staan te huilen bij mevrouw Kloppenburg.
Ik zag verhit hebben geoogd, want nou ja het klimaat, ondanks de verstandige kleren van katoen die ik speciaal had gekocht.
Ook moeten mijn ogen een beetje te wijd open hebben gestaan wegens de belofte van een oude winkel, toch is dat het eerste teken van krankzinnigheid.

In de winkel keek ik eens hier en ik keek eens daar, en daar stond het opeens. Een houten, ja wat eigenlijk geweest? Mogelijk een wierookhouder.
Erin zat een stapeltje biljetten uit de oude tijden.
Geld en geen geld.
Een tastbaar verleden dat ik tegenwoordig alleen op websites te koop zie.

Wilhelmina

Natuurlijk kocht ik het oude geld. De prijs kan ik me niet meer herinneren. Wel dat het meereisde in mijn koffer en hier veilig aankwam. Sindsdien staat het op een boekenplank in mijn huiskamer.
Ik doe er niks mee.  Toch is het een dierbaar bezit.

Wilhelmina.
Die uitdrukking: ‘Nederlandsch-Indische gouvernementsch gulden’.
Dat het ooit een wettig betaalmiddel was.
De rupia, in 1950 het wettige betaalmiddel.
Tastbare geschiedenis. Al die veranderingen zitten in dat papier geborgen.

Schrijftips

Heeft u zoiets thuis ook?  Spullen van vroeger of herinneringen aan wat er geweest is. Daarmee kunt u aan de slag, als u wilt gaan schrijven:

1 Waar liggen de spullen van vroeger? En als alles weg is, wat zou u nog zo heel graag hebben behouden?
2 Wie heeft ze in handen gehad?
3 Wat was vroeger het gewone alledaagse waarvan u zegt dat zou ik graag weer eens hebben?
U ziet, gaan schrijven kan ook eenvoudig en gemakkelijk zijn. U neemt een voorwerp en noteert wat u ervan weet en wat u erbij voelt en denkt. Misschien kunt u een levensverhaal of een familieverhaal schrijven aan de hand van 12 voorwerpen. Ja, zo kan het ook. We kunnen eens vrijblijvend samen overleggen hoe het schrijven voor u er in de praktijk uit kan zien.  Maak dan een afspraak voor een telefoongesprek en stuur me een mailtje. Een telefoontje is altijd gezellig. Kijk eens naar mijn digitale agenda en klik hier.

Waarom een njai inheems kan zijn maar ook Japans (en Chinees)

Valt het u ook op? De laatste tijd is er meer aandacht voor de voormoeders in families. Voormoeders als in: de njai’s, de concubines van Europese mannen. De vrouwen waren vooral inheems maar ook Japans en Chinees.

In de tangsi

Er is nog altijd te weinig bekend over hun levens, al verschijnen er gelukkig geleidelijk meer boeken. De Indische schrijfster Lin Scholte schreef uitgebreid over het leven in de tangsi (kazerne, kampement) waar ook haar moeder Djemini aanvankelijk njai was.
In de tangsi woonden de lagere rangen militairen van het KNIL. Een njai (daar vaak muntji genoemd), was bijna altijd inheems.
De officieren deelden soms een woning; en naarmate het traktement hoger was, konden ze een woning voor zichzelf betalen. Daarin was ruimte voor een concubine.
Buiten het militaire leven waren er njai’s op ondernemingen en vroeger in de steden.

Over haar leven

Inheems waren de voormoeders niet altijd. Zij waren ook Chinees en ook Japans. Wanneer u een voormoeder in de familie heeft, is het lang niet gemakkelijk om iets meer over haar leven te weten te komen. Maar niet onmogelijk.
U kunt boeken opsporen over de tijd waarin zij leefde.
Ik noemde zonet Lin Scholte, zij beschrijft een lange periode van eind negentiende eeuw tot na de oorlog.
Michel Ketelaars noemt in zijn Compagniesdochters: vrouwen en de VOC de afkomst van Sarah Specx, dochter van Jacques Specx en een Japanse njai. Reggie Baay schreef: De njai. Er zijn meer boeken, niet alleen non-fictie maar ook fictie.

Een Japanse njai

Zo is er de merkwaardige en interessante roman uit 1904 van Louise B.B.: Janneke de Pionierster. In 1914 werd het boek herdrukt, dus na tien jaar was er nog steeds een belangstellend publiek te vinden.
Het is in dit boek, dat een Japanse njai verschijnt.
Alleen: het is een roman. Louise B.B. kende Indië, maar toch. Een roman is waar en niet waar tegelijkertijd.
Janneke de Pionierster is een feel good roman, optimistisch van toon, en toch of juist behandelt het zware onderwerpen. Het moet een soort voorlichting zijn geweest voor de Hollandse vroywen die naar de Oost trokken.
Janneke, de heldin van het boek, was dat ook.

Als getrouwde vrouw komt ze in het denkbeeldige Rameleh terecht. Een mannengemeenschap, lijkt het. Bij de chef van haar man blijkt een jonge Japanse vrouw te wonen. Eerst voelt Janneke afweer, wegens het onfatsoenlijke van de situatie. Maar het contact tussen beide vrouwen ontwikkelt zich.
Yum-Yum is de enige die Janneke bijstaat na een zware ziekte en een miskraan. Zij is eerlijk over wat er nog meer is gebeurd:

“Yum!”
Zij kwam ijlings naar mij toe, meenende mij te moeten helpen, maar ik greep haar snel bij beide polsen, trok haar over mij heen, half in bed, zoodat ik haar vlak in het gezicht kon zien.
“Ja, allah! mintah ampong!” schrikte zij, toen zij mijn schitterende oogen ontmoette.
“Yum. . . ., zeg mij. . ., is . . . het . . . dood, dood geboren?”
Yum met smartelijk vertrokken gezichtje antwoordde knikkend: “O ja, nonja, saja, nonja!”
“Vertel. . . hoe kwam het ?”
“Op een nacht. . . ., door de erge “sakit demum” van de nonja,” zeide toean dokter!”
[…]
“Neen, neen, niet roepen, niemand roepen. . . . Kijk, het is al over immers, ik zal niet meer huilen! ”
Ik had met stugge bevelende stem gesproken, een poos lag ik doodstil, mij trachtend te bedwingen, toen zeide ik op korten toon: “Ga nu maar naar je werk, ik heb je niet meer noodig hier!”

Die ‘korten toon’ is ongepast na al het meeleven en zorg van Yum. Het laat daardoor iets zien van de koloniale verhoudingen van die tijd.
Tegelijkertijd biedt de schrijfster Louise B.B. ruimte voor een uitweg. Aan het einde van de roman is de verhouding tussen de twee vrouwen gelijkwaardiger. Yum-Yum gaat trouwen, wat voor haar bestaanszekerheid en status betekent.

Spiegels van de tijd

Dus u ziet, romans zijn spiegels van de tijd van toen. Indien u voormoeder heeft die u nergens in de archieven kunt vinden, zoek dan in oude romans verhalen en beschrijvingen. Het is fictie, iderdaad, maar wel ergens op gebaseerd.
Wanneer u over de familie schrijft, help ik u graag bij het zoeken naar de romans die raken aan uw familiegeschiedenis. Zo krijgt u toch mooi beeld van vroegere generaties. Zullen we daarover eens van gedachten wisselen? Voor het maken van een vrijblijvende afspraak, is een mailtje voldoende: maak dan een afspraak in de digitale agenda. Dan praten we vrijblijvend een half uurtje. Zin in? Klik hier (er opent dan een nieuwe pagina) dan hebben we zo een afspraakje, in het nette.

Hoe Gene Zijde u aanwijst om te gaan schrijven

Er kan een week voorbijgaan, maar nooit veel langer, of ik krijg die ene vraag in de mail: waarom juist ik dat boek wilde schrijven.

Gene Zijde

Dan aarzel ik met mijn antwoord. Want het willen is niet altijd zo duidelijk. Misschien heeft u dat ook. U denkt eraan een levensverhaal te gaan schrijven en u twijfelt. Want ja, waarom zou u eigenlijk? Juist u? Die twijfel snap ik.
En misschien heb ik daardoor iets van een antwoord.
Dat is: het kan zo zijn dat Gene Zijde u aanwijst om te gaan schrijven. Hoe weet u dat?

Eerste aanwijzing: het toeval

Voorzichtig zeg ik dat toeval niet bestaat. Er kan iets gestuurd worden, buiten onze verwachting om. De ochtend begint, u kijkt naar buiten en denkt aan familieleden.
Een uur later is er opeens een mail van dat ene familielid van wie u jaren niks meer hoorde. Of de telefoon gaat en ja hoor.
Of u komt iemand tegen die begint over de familie en die zegt dat toch eens iemand dat allemaal zou moeten opschrijven, en die woorden komen nogal aan bij u, ’s avonds denkt u er weer aan, het is net of u onder druk gezet wordt al weet u niet door wie.
Voor mij was er een dwingend toeval indertijd met het schrijven van het levensverhaal van Beata van Helsdingen-Schoevers. Ik was er helemaal in vastgelopen wegens gebrek aan bronnen van informatie. Toen vertrok haar oudste zoon naar de hemel, op de gezegende leeftijd van 90 jaar. Altijd vermoedde ik dat hij het familiearchief bezat, maar hij weigerder er bij leven iets over te zeggen. Op de uitvaart condoleerde ik zijn weduwe die – hier trad het toeval in werking – een ketting droeg die eens had behoord aan Beata.
“Dat is haar ketting,” zei ik verbijsterd.
Lang verhaal kort, na deze toevalligheid mocht ik in het familiearchief. Net of haar oudste zoon het van gene zijde had geregeld.
Let op het toeval. Het is nooit toevallig.

Tweede aanwijzing: de diepere emotie

We zijn allemaal mensen met gevoelens en die gevoelens begrijpen we in meer of mindere mate. Maar er zijn ook momenten van een diepe ontroering die nergens op slaat en die er toch is. Waar komt dat gevoel vandaan?
Inderdaad.
Er was een moment dat ik in het Nationaal Archief aan een tafeltje zat om daar de brieven van generaal Van Heutsz te lezen. Die werden daar bewaard. Ja, de originele brieven dus. Brief voor brief nam ik in de hand om te lezen, uit 1910, uit 1911, een eeuw of langer geleden en het was gewoon te lezen. Ik besefte dat zijn hand ook dit papier had vastgehouden. Het was bijna of hij mijn hand daardoor aanraakte, hopelijk vindt u het niet gek dat ik dit zeg.
En in dat moment voelde ik me volstromen met emotie. Ontroering om de nabijheid, door de tijd heen, over de grens tussen leven en dood heen, ik voelde verlangen hem te leren kennen, en twijfel omdat het werk zo groot en veel en moeilijk zou kunnen zijn.
De emotie kwam en ging.
Maar het boek over Van Heutsz heb ik geschreven, en het begin lag in dat moment.
Let ook op de diepere emotie. Die draagt betekenis.

Wie doet het anders?

Deze twee aanwijzingen kunt u serieus nemen of niet.
Ingeval van wel: overweeg of er iemand anders is die dat ene levensverhaal gaat schrijven wanneer u het niet doet.
Toen ik begon aan het levensverhaal van de Indische romanschrijfster Melati van Java, was dat ook omdat ik begreep dat niemand anders het zou doen. Of kon doen, moet ik zeggen. Want ik was degene die haar boeken verzamelde en die brieven had en foto’s, het was geleidelijk gegroeid en toen ik serieus om me heen keek, bleek ik een archief te bezitten.
Ik moet het doen, wist ik.
En ik deed het.

U merkt dat ik open sta voor aanwijzingen van Gene Zijde. Niet dat ik alles begrijp, maar ik let wel op, daar begint het mee.
Misschien heeft u zoiets ook, dat u voelt: ik ben degene die dit ene levensverhaal op papier moet zetten. Dat hoeft u niet alleen te doen, ik help u daar graag bij. Wanneer u mij mailt, maken we een afspraak voor een vrijblijvend telefoongesprek om van gedachten te wisselen. Doen?

Het fenomeen van de Europese vrouw in Indië


Het is een feit dat de jongere generaties minder begrijpen van Indië dan de generaties ervoor. Want ja, al zijn ze superhandig met de computer, ze moeten wel weten waar ze naar zoeken. Anders noemen ze het “vergeten”, wanneer ze iets min of meer per ongeluk ontdekken.
Dus het komt aan op ons, om kennis over te dragen.
Ons, dat zijn u en ik.

Europese vrouw

Belangrijk is: wat is wat, wie was wat? Hoe noemde iemand zichzelf?
Zo is er het fenomeen van de Europese vrouw in Indië.
Wat is dat?

In vrijwel alle gevallen gaat het hier om een vrouw in Indië (dat is het vanzelfsprekende stukje) met de Nederlandse nationaliteit.
Maar ja: Europees is Europees, dus ze kan ook de Belgische nationaliteit hebben.
Of de Franse. Of Duitse.
Schrijft u over Indië, dan is het raadzaam om daar precies in te zijn.
Stapje verder.

Afkomst

Nationaliteit is iets anders dan etniciteit. Dat laatste is afkomst.
Deze week las ik weer de mooie essays van de Indische schrijfster Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-1920). Zij was Nederlandse (nationaliteit) en Indische (etniciteit). Ergens was er een inheemse voormoeder, waar en wie precies, heb ik niet kunnen achterhalen in de biografie die ik schreef. Ze leefde in een koloniale tijd waarin het voor de maatschappelijke positie beter was om zo Hollands mogelijk te zijn, in uiterlijk, gedrag en ook in de stamboom.
Beata publiceerde essays en columns in verschillende Indische kranten. Rond 1913 schreef ze over het fenomeen van de Europese vrouw, en daar kunnen u en ik het wel of niet mee eens zijn, maar het is informatie over de visie van toen. Die visie heeft u nodig om vorige generaties beter te kunnen begrijpen. Vroeger lag het begrip Europees genuanceerder dan nu, lees maar wat Beata schreef:

In Indië vat men onder den naam ‘Europeesche vrouwen’ verschillende groepen samen. Noemen wij eerst de vrouw, die in Europa geboren werd uit Europeesche ouders, en in Europa verder opgevoed, de Westersche vrouw dus.
Verder de Europeesche vrouw, die in Indië geboren werd uit volbloed Hollandsche ouders.
Dan nog de vrouw, wier ouders inlandsch bloed in de aderen hadden: de Indo-Europeesche vrouw, zooals men haar ter verduidelijking noemt. In deze laatste categorie zijn bovendien, wat de rasvermenging betreft, tallooze nuances.

Nationaliteit

Afkomst, etniciteit, bepaalde voor een belangrijk deel de kansen op maatschappelijke vooruitgang. Nationaliteit ook. Wat dat laatste betreft, waarschuwt Beata westerse vrouwen voor een huwelijk met een inheemse man. Er zijn namelijk consequenties:

Intusschen is het niet algemeen bekend dat de Europeesche vrouw in zulk een huwelijk geheel en al de nationaliteit van haar echtgenoot volgt, dus voor de wet inlandsche vrouw wordt.
Daardoor verandert ook haar rechtspositie, omdat de wetten, waaronder de inlanders leven, geheel anders zijn dan die, welke voor ons, Nederlanders gelden.
Deze ingrijpende verandering is wel een factor, die bij dergelijke huwelijken door de vrouw dient overwogen te worden. Zij zelf is daarvan echter vaak niet op de hoogte, of wel zij telt die omstandigheid al heel gering.

Dat laatste is iets van alle tijden: wanneer je verliefd bent, is het moeilijk na te denken over juridische en wettelijke constructies.
Een ‘inlandsche vrouw’ had de positie van Nederlands onderdaan. Weer iets anders, een soort B-categorie van de Nederlandse nationaliteit. Een positie met niet tot nauwelijks rechten.

En ja, die huwelijken kwamen voor. In deze tijd gaan er Indonesische jongemannen in Nederland studeren. Ze waren intelligent, zagen er veelal goed uit, bezaten de aantrekkingskracht van het anders-zijn dan de doorsnee Hollandse man en jawel, daar kwamen huwelijken uit voort met Nederlandse/Hollandse vrouwen.

Koloniale normen en waarden

Het werk van deze journaliste dateert van voor de Eerste Wereldoorlog. De koloniale normen en waarden zijn daarin goed merkbaar. Eens te meer, vermoed ik, wegens de Indische achtergrond van de schrijfster. Ze wilde Hollands zijn maar ze was het niet. Ze zet zich sterk af tegen de Indische bevolkingsgroep.
Wanneer u in de familiestukken ook dit soort afzetten tegenkomt, negatieve opmerkingen van een Europese voormoeder waarvan u een beetje schrikt, zoek dan naar de functie ervan. Waarom zegt iemand wat ze zegt, welk belang diende dat in de koloniale tijd?
Zo ontdekt u wat ze bedoelde, zonder het te zeggen.

Heeft u familiestukken en wilt u daar graag eindelijk mee aan de slag, dan help ik u graag het verhaal op papier te zetten. Dat begint met een voor u en mij vrijblijvend telefoongesprek, waarin we van gedachten wisselen. Dan weet u hoe u het beste kunt beginnen, en dat is vaak het halve werk.

Roderick Wahr over het bezoek aan de doekoen (echt gebeurd)

Hierbij een foto van Riwu (rechts), onze tuinjongen wiens koffer zoek was geraakt. En zelf ben ik de 2e van links. Deze foto was op Kintamani genomen.

Opeens plofte een bijzondere mail in de bus. Over Indië, over de familie, vol herinneringen en met oog voor detail. Mail van Roderick Wahr, 80 jaar en in het bezit van een goede pen. “Is er meer?” mailde ik terug. Ja, nou, en hoe. Lees mee, want Roderick is bereid af en toe een stukje voor de site te schrijven. In het volgende neemt hij ons mee naar Bali, en hij vertelt waarom het nodig was een bezoek te brengen aan de doekoen.

Er is Meer Tussen Hemel en Aarde, vriend Horatio…

Korte inleiding voor het volgende stukje over geestenrijk, magie en het onverklaarbare. Als je veel reist kom je als mens veel zaken tegen die je niet altijd kunt verklaren. Mijn visie daarop is geworden: Als het lastig is om iets te begrijpen, accepteer het dan zoals het is en laat het dan maar over je heen komen. Denk over dingen na, maar niet te lang, want het leven is kort en aan echt grote dingen kun je toch niet veel veranderen…

Mijn vader was met de helm geboren op 1 Januari 1910 in Hongkong, de jongste van 5 kinderen. Hij werd katholiek gedoopt. Door de jaren heen heb ik de mening gevormd dat hij speciale gaven had. Ik heb veel vreemde dingen gezien waar hij bij betrokken was. Maar toch was het een gewone en joviale man. Hij kon alleen veel dingen doen waarvan ik later dacht, wat is er eigenlijk gebeurd… hoe kan dat… Wat hij soms deed heb ik ook geprobeerd, ik kon het niet.

Bali 1951, ik was 9 jaar oud. Langs de weg, twee huizen verder van waar wij woonden in Singaradja bevond zich een groot herenhuis waar de familie Koop woonde. Ik dacht dat hij dokter was. Maar ik herinner me nog heel goed hun dochter, Corrie, die 2 jaar ouder was als ik en die vaak bij ons thuis kwam spelen. De familie Koop waren Belgen.
De hoofdhaven van het eiland Bali was in Buleleng, een kleine voorstad van Singaradja.

Achter ons huis hadden we een heel grote tuin en erf. Daar waren ook de bedienden verblijven. We hadden 3 hulpen die wij hadden meegenomen uit Timor Koepang, waar mijn ouders hen in dienst hadden genomen.

Riwu huilde

Op een goede dag kwam Riwu, onze tuinman en manus van alles, half huilend bij mijn moeder. Er was in die nacht iemand binnengeslopen en had, zonder dat hij iets merkte, zijn koffer met zijn kleren en al zijn hebben en houden gestolen.

Mijn ouders dachten er lang over na en informeerden overal, maar we konden er geen spoor van terug vinden. Toen hoorden wij dat er in Buleleng een goede doekoen was, misschien kon die ons helpen.
Een doekoen is een persoon die de kracht heeft om te kunnen communiceren met geesten en met de doden. Ze doen dit door in trance te gaan, en tijdens zo’n trance konden ze als mediator optreden en geesten en doden om adviezen vragen. Mensen kwamen naar een doekoen om met hun overleden voorouders te kunnen communiceren.
Een doekoen trad op veel verschillende manieren in trance, hij deed dat door gebed of meditatie. Daarna kon de bezoeker de doekoen vragen stellen. Die werden op verschillende manieren gegeven. Door middel van stem (of stemmen), door middel van symbolen, door verschijningen en door materiële levitatie (dingen die zich uit zichzelf verplaatsen).

Wij zijn toen naar die doekoen toe gegaan. Ik ging mee, en mijn buurmeisje, een vriendinnetje van Corrie Koop, dat toevallig op bezoek was om bij ons te spelen ging ook mee. Zij was zo’n 6 jaar oud.

De doekoen

Bij de doekoen vertelden mijn ouders wat er was gebeurd en dat onze tuinman troosteloos was, of hij ons zou kunnen helpen. De doekoen zou zijn best doen.
Hij had een grote ronde bamboe rijstschaal op de grond waar hij met gekruiste benen voor zat. Op die bamboe schaal waren wat offerandes, bloemen en enkele wierookstokjes die hij aanstak.
Hij vroeg mij om tegenover hem te gaan zitten met gekruiste benen. Toen pakte hij een soort zwarte roet en wreef dat op mijn rechter duimnagel. De anderen zaten om ons heen. Hij vroeg mij om steeds naar die zwarte nagel te kijken en te vertellen wat ik zag. Zelf ging hij toen in gebed en ging in trance. Ik zag alleen maar het zwart op mijn duim, verder gebeurde er niets.

Na enige tijd ontwaakte hij en vroeg of ik iets had gezien. Ik antwoordde ontkennend. Toen veegde hij de roet van mijn duimnagel. Hij zei toen dat ik niet geschikt was en te oud.  Toen vroeg hij het buurmeisje om mijn plaats in te nemen en hetzelfde ritueel vond plaats. Het meisje bleef naar haar zwarte duimnagel turen terwijl hij weer in trance ging.

Ineens begon het meisje te praten en vertelde een verhaal alsof ze een film zag afspelen op haar duimnagel.
“Ik zie de tuin en ik zie het huis (van onze tuinman). Het is erg donker; er komt iemand langs het pad naar het huis en hij gaat naar binnen. Nu komt hij weer naar buiten met een koffer en gaat langs het pad weer langs de weg opzij van de tuin.”
Er liep inderdaad een pad langs ons huis van de weg naar achteren, waar een rivier was met een heel groot bamboebos er langs.

“Hij loopt het pad af met die koffer in zijn handen. Nu loopt hij door het bamboebos. Hij stopt in het bos en legt die koffer in het bos op de grond. Nu gaat hij weer weg over de rivier” Dat was wat het buurmeisje allemaal vertelde.
De doekoen ontwaakte en vroeg het meisje of zij iets had gezien en zij vertelde hem ook het verhaal. Hij wreef toen de roet van haar duimnagel en zei: “Ga maar naar die plek, daar vind je de koffer.”
We twijfelden, maar konden niet anders. Wij gaven hem een aalmoes in de vorm van rijst en bloemen voor zijn offerandes, dat was de gebruikelijke contributie. Geen geld!

Weer thuis

Toen wij thuis kwamen leidde het buurmeisje de weg zoals zij die gezien had in het roet op haar duim. Ze liep regelrecht de weg, zoals ze die had gezien en inderdaad, diep in het bamboebos vonden wij op de door haar aangewezen plaats de koffer. Alle inhoud was nog aanwezig.

Tja, er zijn meer dingen tussen hemel en aarde dan wij vermoeden…
Zoals zovele dingen heb ik ook dit gebeuren geaccepteerd en in mijn rugzak van ervaringen gedaan.

 

Roderick Wahr is op Facebook: klik hier en kijk 

Denkt u nog aan de Pelita-schrijfwedstrijd? Met uitleg-video

Misschien heeft u het nu ook dat u ofwel naar de Tong Tong Fair gaat, ofwel denkt zal ik vandaag of zal ik morgen gaan. Het is een hele ervaring, dat na de lange coronapauze het Indische dorp er weer staat.

Intussen is het ook zo dat de deadline voor de Pelita schrijfwedstrijd nadert, die is op 15 september al.
Ja: al.
Maar meedoen is best mogelijk, ook al is het dichtbij. U hoeft geen boek te schrijven, anderhalf kantje tekst is ongeveer genoeg.

In de video geef ik zeven tips om het u gemakkelijker te maken om mee te doen. Daar schreef ik eerder al een artikel over, maar een video erbij is net weer even anders.

Nu denkt u vast: waarom wil zij zo graag dat ik meedoe?
Ja, waarom.
Dat zal ik uitleggen.

Ik kom vaak iemand tegen die van plan is te gaan schrijven, het eigen levensverhaal, dat van de ouders of de geschiedenis van de familie. We praten en ik hoor mooie verhalen, en soms dat er foto’s of brieven zijn, dus er borrelt in mij een vulkaan van enthousiasme op.
“Dat schrijft u toch wel op?” vraag ik hoopvol.
En dan komt het:

  • ja hoor
  • het komt nog wel
  • ik heb het druk het komt er niet van

Ik snap het.
Maar: als het altijd nog kan, en u heeft geen plan, dan komt het er niet van. Er zijn verhalen, die ongeschreven blijven.

Uw pen in beweging

Nu het mooie van een verhalenwedstrijd. Zo’n wedstrijd gaat niet alleen om wat er te winnen valt, maar vooral om de kans uw pen in beweging te zetten. Te oefenen. Want er zijn beperkingen aan de inzendingen opgelegd:
Het kan niet over alles en iedereen gaan, maar uw inzending moet een verband met Pelita hebben.
Het kan niet eindeloos lang zijn, uw inzending telt maximaal anderhalf kantje.

Inspiratie

Ik denk nu even terug aan 1965, toen de Indische kunstkring Tong Tong een verhalenwedstrijd organiseerde met als onderwerp ‘Indische jeugdherinneringen’. U weet misschien dat juist door dat onderwerp Lin Scholte besloot haar eigen herinneringen op papier te zetten en in te sturen.
Dus de beperking van het onderwerp, die inspireerde juist.
Anders was ze niet gaan schrijven, en dan hadden wij haar mooie boeken nooit gehad.
Misschien wilt u alleen voor uzelf schrijven, of voor de kinderen of kleinkinderen. Ook prima. Maar ja, linksom of rechtsom moet er dan wel wat op papier komen.
En dan is een schrijfwedstrijd een mooie kans.

Hieronder de video met de zeven tips en uitleg. En mijn aanbod staat: wanneer u wilt dat ik proeflees dan kunt u mij uw inzending mailen. Of u uiteindelijk meedoet met de wedstrijd, dat is aan u. Hoe dan ook is het een kans om uw pen in beweging te brengen.

En wie weet wat u daarna allemaal gaat schrijven.

(tekst gaat verder onder de video)

 

Voor wie liever leest:

de zeven tips

Tip 1: Schrijf eerst voor uzelf
Dat wil zeggen, u gaat schrijven alsof u het verhaal niet gaat insturen, alsof u de enige bent die het verhaal ooit zal gaan lezen. Pas als u het af heeft, neemt u een besluit.

Tip 2: Ga uit van uw persoonlijke gevoel
Zonder gevoel is elk verhaal dood. Gevoel hoort er nu eenmaal in, zo kunnen lezers meeleven met wat u vertelt.
Welk gevoel?
Dat waar het echt om gaat.

Tip 3: Vertel als een ik
U bent de gids die mij door het verhaal meeneemt en als het een persoonlijk verhaal is, ben ik graag bij u als persoon.

Tip 4: Let op de verandering
Wanneer u een ervaring beschrijft, is het goed op de verandering te letten.
Dan is dit een handige methode:
A = de uitgangssituatie.
B= de verandering.
C = het resultaat van de verandering.
De structuur is: A-B-C.

Tip 5: Varieer eens wat
Wanneer u het verhaal op papier heeft staan, en u heeft besloten het in te zenden, kijk er dan nog eens kritisch naar: is elke zin meer van hetzelfde? Breng dan variatie aan.

Tip 6: Lees het aan uzelf voor
Jawel, hardop. Dan hoort u meteen welke zinnen lopen en welke niet. U merkt waar een woord ontbreekt en waar iets bij kan of moet. U ontdekt ook of uw verhaal een logisch einde heeft of dat het te abrupt ophoudt.

Tip 7: Stop er een levensvraag in
Dit is eigenlijk een bonustip, want het is niet iets dat noodzakelijk is. Wel kan het uw verhaal een geweldige diepgang geven.
De tip is: stop er een levensvraag in. Dat kan met een, twee zinnen al.

 

En eh… mijn aanbod staat. Als u wilt dat ik proeflees, gewoon mij het verhaal mailen.

Hoe Lin Scholte de moed vond te gaan schrijven

de moed om te gaan schrijvenMeteen pardoes op dag 1 van de Tong Tong Fair gaf ik een lezing. Ik sprak over de Indische schrijfster Lin Scholte en haar mooie boeken.
Weer begreep ik: wat een bijzondere vrouw ze was.
En ook waarom ze eigenlijk de moed niet had om te gaan schrijven, maar het toch deed.

Tangsi

Lin Scholte (1921-1997) schreef over het leven van haar familie, haar grootouders, haar ouders en haar eigen leven. Grotendeels in Indië, en veel in de tangsi waar de militairen met lagere rangen van het KNIL woonden met hun vrouwen en kinderen. Soms waren ze getrouwd, soms niet.
Het werk van Lin Scholte raakte me, omdat het zo vanuit haar eigen levenservaring was ontstaan. Ik ging op zoek naar de vrouw in en achter de boeken en schreef haar biografie. Die verscheen, met de verzamelde boeken, bij uitgeverij Tong Tong.

De moed

Nu dat ene: de moed om te gaan schrijven over het persoonlijke leven.
Dat heeft niet iedereen.
Lin Scholte had het aanvankelijk evenmin. Ze voelde zich onzeker over haar Nederlands, een gevoel dat ontstaan was toen ze als meisje naar een tangsi-school ging. Destijds sprak ze wat Nederlands, dankzij haar vader, wat Javaans dankzij haar moeder en tangsi-maleis dankzij het feit dat dat veelal de voertaal was in de tangsi.
Die onzekerheid bleef haar bij. Maar toen veranderde er iets in haar.

In de jaren 1960 schreef de Indische kunstkring een prijsvraag uit met het onderwerp: jeugdherinneringen.
Lin Scholte moet gevoeld hebben dat dit een kans was. Want u weet misschien, in die tijd bestonden er negatieve vooroordelen over het tangsileven. En dat griefde haar, want zij had dat leven zelf meegemaakt.
Ze had opgelet en alles onthouden.

Juist die negatieve vooroordelen moeten haar geprikkeld hebben om een tegengeluid te laten horen. Ze zette een verhaal op papier en… ze won de wedstrijd. Dit was het begin van het boek Anak kompenie (1965).

Alles wat erin staat is echt gebeurd, ze gebruikt de echte namen en plaatsen.

Haar eigen stem

Maar er is toch iets dat me bezwaart. Omdat Lin Scholte toen nog steeds die onzekerheid had over haar Nederlands, zocht ze steun bij Rob Nieuwenhuys. Hij redigeerde haar boeken.
Dat betekent dus dat haar oorspronkelijke manier van vertellen er niet meer was, niet meer bestond.
Maar toen vond ik een manuscript terug dat nog niet bij Rob Nieuwenhuys was beland. En in dat manuscript las ik een andere stem van Lin. Meer vertellend, ritmische taal, als van een dalang. Eerlijk waar, het raakte me dieper, alsof ze directer tot me sprak.

En dat Nederlands? Niks mis mee. Hier en daar waren de zinnen niet helemaal schools-netjes, maar daardoor was het juist zo eigen, zo helemaal de stem van de schrijfster.
Dus het gaat niet om netjes Nederlands schrijven,
of wat iedereen goed en mooi vindt.

Duwtje

Het gaat om waarheid, wat werkelijk geweest en gevoeld is. Daar zit de waarde in van uw levensverhaal. Vooral wanneer u denkt: wie zit hier nou op te wachten, dit weten we toch allemaal al, ik heb alleen een gewoon leven wat kan ik daar nou over vertellen.

Dat dacht Lin ook. En toen ze dat ene duwtje kreeg uit de buitenwereld, kwam ze toch tot schrijven.

Ik hoop dat dit verhaal van en over Lin Scholte u inspireert om ook uw verhaal op te schrijven. Want een, twee generaties verderop weten ze veel minder dan u vandaag de dag weet.
En misschien kan ik dan het duwtje uit de buitenwereld zijn, want ik help u er graag bij.  De generaties na u zullen u er dankbaar voor zijn, op dezelfde manier dat wij Lin Scholte dankbaar mogen zijn. Voor haar het gewone leven, voor ons bijzondere kennis.

Komt u ook naar de Tong Tong Fair?

Het is jaren geleden, echt waar, en toch lijkt het pas gisteren dat de Tong Tong Fair de tenten opende. Wanneer ik mijn ogen sluit, wandel ik door het Indonesië-paviljoen waar altijd aanbiedingen zijn, ik ruik de geuren van de eetwijk, het rumoer van het publiek, de optredens op het podium en in studio Tong Tong.

En nu tel ik de dagen af, net als u, vermoed ik.
We kunnen weer.
We zijn er nog.
Hoe zal het zijn, dit jaar?
In ieder geval: ruime gangen zoals altijd, dus dat geeft wat geruststelling, ik bedoel, zelf ben ik wat zenuwachtig over corona, maar zo gaat het vast goed.

Ik hoop dat u ook komt, en dat we elkaar daar kunnen ontmoeten, dat lijkt me gezellig. U kunt me op de volgende dagen in de studio vinden:

 

Donderdag 1 september: 14.30 uur Djam Boekoe ‘Lin Scholte in de Bersiap’

Lezing.  Lin Scholte was een Indische schrijfster, ze schreef over het leven dat ze kende: in de tangsi (kazerne), waar ze opgroeide als dochter van een Javaanse vrouw en een Hollandse militair. Haar familie was dus Indisch, Javaans, Hollands – en ze leefden samen in deze militaire wereld. Maar toen veranderde die wereld. Hoe was het voor Lin Scholte in de Bersiap, juist met deze gemengde familie?
Na de lezing; signeren van mijn boek over Lin Scholte.

Zaterdag 3 september:  14.30 De Eerste Generatie Show: Oud-Steurtje Wil Overweel

Interview. Wil is een tachtigplusser met een fabelachtig geheugen: hij weet nog hoe zijn leven was als “jongen van Pa”, zoals hij dat noemt. Daarmee bedoelt hij zijn kindertijd in het tehuis van Pa van der Steur in Magelang. Hij vertelt aan de hand van foto’s van het tehuis hoe het daar was, waarom hij er terecht kwam en hoe zijn leven daarna liep.
Juist omdat ik het levensverhaal van Pa heb opgeschreven, is dit interview voor mij zo bijzonder: iemand die het zelf heeft meegemaakt. Opschrijven doet Wil het niet, maar als Indische verteller geeft hij wel het verhaal door. Geweldig
Na het interview: napraten, signeren van mijn boek over Pa van der Steur

Maandag 5 september 16.00 Djam Boekoe: ‘Van Heutsz en het KNIL’

Lezing, naar aanleiding van  mijn nieuwe boek Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL, 1814-1950  Voor mij is de menselijke maat belangrijk, en daar vertel ik over in deze lezing: geen moreel vingertje opgeheven maar aandacht voor de mensen zelf, voor wie het KNIL vormden. Extra bijzonder is dat ik enkele filmbeelden kan laten zien.
Na de lezing: napraten, signeren van mijn KNIL-boek

Vrijdag 9 september: 13.00 De Eerste Generatie Show: De Eerste Generatie Show: oud-KNILer Bol Kerrebijn

Interview. Bronbeek-bewoner Bol Kerrebijn is een 90plusser die iedereen voorbij gaat op zijn racefiets. Een vitale man. Assertief. Hij zegt de dingen zoals hij ze ziet. Ik vind hem een beetje intimiderend, eerlijk gezegd. Als jonge jongen tekende hij voor het KNIL, middenin een oorlog. Waarom doet iemand dat? Hoe was Indië toen? Vragen, vragen, vragen. Ook Bol Kerrebijn is een geweldige Indische verteller, dus ik kijk uit naar drie kwartier vol verhalen.
Na het interview: napraten.

Spreekuur

Na elk programma-onderdeel blijf ik wat rondhangen. Dat is de beste tijd om even te overleggen of om mij iets te laten zien waarover u graag van gedachten wilt wisselen. Vermoedelijk ga ik ook spreekuur houden, net als op de voorgaande edities van de Tong Tong Fair, maar daarvan zijn op dit moment nog geen dag en uur bekend. Dat komt vanzelf in orde.

U weet, alles kan veranderen, dus op de dag zelf is het goed de website van Tong Tong Fair te bekijken of mij ’s morgens een apje te sturen. Dan weet ik hoe en wat, neem ik aan.
En dan… dag 1… dan is het rondkijken van waar is alles, wie zijn er, dan staat het Indische dorp op het Malieveld er weer. Bijna is het zover.

https://tongtongfair.nl/

Waarom er Hulp Aan Landgenoten in Indië kwam

Hulp aan landgenoten

Op 15 augustus voel ik een klem om mijn hart. Want ja, eindelijk toen en daar kwam de Japanse capitulatie. Maar daarmee begon ook die andere tijd, vol oorlog na de oorlog en met alles dat dit meebracht.

Hulp

In de chaos en ellende probeerden mensen elkaar ook te helpen.
In 1955 werd de stichting HALIN opgericht: Hulp Aan Landgenoten in Indië – zoals HALIN toen heette. Later werd het wat het nu is: Indonesië.
Nu nog?
Ja, nog steeds.

Want ook daar, net als hier, zijn generaties door de oorlog geraakt. Dan ook hun kinderen. Hoeveel generaties tel je mee als het gaat om daardoor geraakt te zijn, dat is ook daar een vraag.
HALIN stuurde me een hele tijd terug naar Indonesië om de ouderen daar te interviewen voor mijn boek Familie gebleven.
Het boek is uitverkocht, alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

Gesprekken

Veel van die ontmoetingen herinner ik me nog. Het waren intense gesprekken over de tijd van vroeger en de oorlog, en waarom zij in Indonesië waren gebleven, waarom ze Warga Negara werden. Ik hoorde onder meer:

  •  Ik was minderjarig dus mijn ouders namen voor mij de beslissing
  • Mijn broer had mij nodig om voor hem te zorgen, er was niemand anders
  •  In mijn hart blijf ik Nederlands
  • Ik wilde mijn kleinkinderen zien opgroeien

Dus blijven, dat was niet altijd een vrije of gemakkelijke keus.
Netzomin als naar Nederland gaan – met de administratie die de overheid eiste, de voorwaarden die gesteld werden en dan, hoe het leven hier was na de overtocht.
Wat een tijd.

Semarang

In Semarang ontmoette ik Mary Overzier. Ze staat op de foto bovenaan, met een kleinzoon. Mary was een drukbezette vrouw, met haar werk in een winkel, met haar zorg voor de familie. Ze was bedacht op hun veiligheid en daarom sprak ze geen Nederlands met de kleinkinderen. Toch haar eigen taal. Zij wisten wel dat hun oma een beetje anders was dan de andere oma’s- iets met Orang Blanda.
Destijds was ze minderjarig geweest en haar vader had besloten: wij blijven hier. En over Nederland waren de berichten niet zo gunstig. Mary Overzier:

“Ik heb nooit een aanvraag ingediend om als spijtoptant naar Nederland te gaan. Je moest op de eerste plaats gezond zijn. Mijn vader had een maagzweer en last van malaria, opgelopen tijdens diensttijd als militair in Borneo. Mijn moeder had last van reuma. Voorts moest je familie in Nederland hebben die je kost en inwoning moesten geven. Mijn vader vertelde dat zijn vrienden in Nederland het ook afraadden. Volgens die vrienden was het voor “ons Indo’s” moeilijk omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen volbloed en halfbloed Nederlander.
Verder hadden mijn ouders mijn steun nodig. Daarom was ik hier zelf, toen ik 17 jaar was, aan het werk gegaan bij de firma Van Dorp. En de verhalen van mijn vader over de houding in Nederland schrokken mij af om een aanvraag te doen om naar Nederland te gaan.”

Ja, zo kan het gaan. Blijven of vertrekken, het was alletwee moeilijk. Ook daar denk ik dus aan als het 15 augustus is.

Herinneringen

De stichting HALIN bestaat nog steeds. Ook bij degenen die steun krijgen van HALIN zijn in de afgelopen jaren moeilijkheden geweest. Corona. Alzheimer – ouder worden kan met gebreken komen. En soms keren de herinneringen aan de oorlogstijd weer terug.

Over de oorlog vertelde iedereen me toen ik in Indonesië was. Dat kwam omdat ik een boek maakte en ze wisten: mijn verhaal kan ik zo doorgeven. Het kwam ook omdat ik weer weg zou gaan – zo werden de kinderen immers niet belast.
“Vertellen maakt mijn hart leeg,” zei een oudere Indische man een keer tegen me.
Dus als u het kunt, vertellen en opschrijven, doen. Want de generaties die nu opgroeien, hebben u nodig om de verhalen van en uit Indie te leren kennen en vooral te leren begrijpen.

Iets over het korfballen in Indië

korfballen in IndiëLang heb ik gedacht dat tennis het populairste was in Indië. Ja, misschien eind negentiende eeuw. Er zijn talloze foto’s van dames en heren met een racket, zeer netjes gekleed. Dames in langere rokken, maar toch: met fietsen was tennis een van de weinige manieren waarop ze sportief konden zijn. Veel werd ongepast gevonden.

Daarna dacht ik: zou badminton het populairste zijn?
Hmmm. Misschien later wel.

Nu denk ik aan korfbal. Dat komt op in Indië begin twintigste eeuw. De Nederlandsch-Indische korfbal bond ontstaat. Steden als Batavia hebben een eigen korfbalbond. Er zijn kleine wedstrijden en grote competities, er zijn ook stedencompetities en in 1937 las ik iets over de Java-Competitie.

Wat een sport. Wat een populariteit. Er moeten albums vol zitten met leuke en mooie en spannende momenten.
Toch eens vragen als ik weer bij de Indische krofbalclub ben- dat is de ROKI, Reünisten Oud-Korfballers uit Indië, voortgekomen uit een korfbalclub uit Batavia.
Ze sjoelen, ze tennissen, ze bowlen, maar ze korfballen niet.
Ik evenmin, hoor.

Hieronder iets over de Java-competitie, ik las het met verbazing over de technische termen en uitdrukkingen. Toen begreep ik: in 1937, het jaar van het krantenartikel, begreep elke lezer/es wat-wat was. Zo algemeen was dus die kennis.
Daar circuleren vandaag de dag vast nog veel verhalen over. Wie er eerlijk speelde en wie niet. Wat er in de kleedkamer gezegd werd. Waarom Batavia in 1937 zo sterk was.
En ook hoe zo’n competitiedag verliep, van begin tot einde, dat is ook een manier om een mini-levensverhaal te schrijven. Zeker weten dat veel mensen dat willen lezen, ik in ieder geval wel.

Hieronder een groot deel van het sportverslag uit het Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië, misschien herkent u wel namen. U denkt vast net als ik: Was ik er maar bij geweest…

Soerabaja — Bandoeng: 2—0

Gaf Bandoeng tegen Malang goed spel te zien, in dezen wedstrijd liet men het er hopeloos bij liggen. Bandoeng maakte op ons den indruk van vermoeid te zijn. De regen scheen dezen wedstrijd in het water te doen vallen, doch er werd besloten den wedstrijd toch voortgang te doen vinden. Uit den aard der zaak was het veld drassig. De bal was nagenoeg niet te hanteeren.
Het werd een eentonige wedstrijd met Soerabaia steeds in de meerderheid. Eén uitslag van 4—0 zou ons inziens de verhouding der krachten beter hebben weergegeven. Beide doelpunten werden voor Soerabaja door Yan Bin gescoord. Scheidsrechter Dankmeijer leidde naar behooren.

Batavia — Malang: 9—1

Als scheidsrechter F. Coldenhoff voor beginnen blaast, blijkt het dat er groote lelangstelling bestaat voor dezen wedstrijd.
Ook van Inlandsche zijde is de belangstelling goed te noemen. Malang wint den toss en valt in C. aan. Het spel gaat gelijk op. Dan zien we een mooie serie aanballen van Batavia-zijde. Van Minos en Lijbers combineeren goed samen. Een pxachtschot van Lijbers en het is 1 — 0 voor Batavia.
Even later weet mej. D. v. Renesse v. Duivenbode uit een strafworp het tweede doelpunt te scoren.
De vakwisseling brengt B. Jansen c. s. in den aanval. Deze snelle speler weet spoedig den stand op 3—0 te brengen. Dan een Malang-periode van overwich. Men speelt echter te kort om succes te kunnen boeken. Steeds weer weet de Batavia-verdediging te onderscheppen. Het spel begint van Malang-zijde zichtbaar te verruwen. B. Jansen breekt weer goed door en het is 4—0 voor Batavia. Steeds is Batavia in aanvalspositie. V. d. Bijl weet spoedig 5—0 te maken.
Malang begint steeds onsportiever te spelen, waartegen de scheidsrechter lang niet streng genoeg optreedt. Dan een goed schot van mej. Jansz en het half dozijn is vol.
Even later weet v. d. Marck de score te vergrooten. 9—1. Malang doet alle moeite om meer tegenpunten te maken. In de Batavia-verdediging weet mej. Duivenbode door tactische opstelling echter steeds te onderscheppen. Het einde van dezen zoo spannenden strijd breekt spoedig aan en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Batavia haar derden wedstrijd met klinkende cijfers gewonnen.
Scheidsrechter Coldenhoff leidde voor halftime goed. Na de rust zag hij vele overtredingen niet en trad niet streng genoeg op tegen ruw spel.

Bandoeng — Jogja: 4—2

In het begin een nagenoeg gelijk opgaande strijd. Jogja is echter iets in de meerderheid. Tallooze schoten worden op den Band. korf gelost, voorloopig echter zonder resultaat. Eindelijk gelukt het de kratonmenschen de leiding te nemen (1—0 voor Jogja). Bandoeng schijnt door dit doelpunt wakker geworden te zijn, tenminste men
komt geweldig opzetten. Alles zet men op om den gelijkmaker te scoren.
Een goede aanval van Mual en de stand is gelijk. 1—1. Bandoeng is na de vakwisseling in de meerderheid. Jammer dat Jogja in deze periode verslapt. Had men enthousiast doorgespeeld dan zou Jogja zeker weer de leiding genomen hebben. Bandoeng maakt van de Jogja-inzinking een dankbaar gebruik en Wattimena maakt 2—1 voor Bandoeng. Even na het vallen van dit doelpunt wordt voor rust gefloten.
Na de rust hetzelfde spel. Bandoeng blijft domineeren. Wattimena weet uit een strafworp de score te vergrooten. 3—1. Jogja schijnt het thans welletjes te vinden. Er komt meer leven in het spel. We zien eenige mooie Jogja-aanvallen. Er wordt echter te nonchalant geschoten om succes te kunnen boeken.
Aan de Bandoeng zijde doet Hetharia het beter. Met een welgericht schot deponeert bij den bal in de mand. 4—1. Onmiddellijk na den uitworp maakt Jogja het tweede tegenpunt. 4—2. De tijd verstrijkt meer en meer en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Bandoeng verdiend gewonnen.

Malang — Jogja: 4 — 0

De eerste tien minuten gaat het spel snel over en weer. Beide aanvallen geven eenige goede serie-aanvallen. Geleidelijk aan werkt Malang zich los en heeft Jogja niet veel meer in te brengen. Vooral het Malang-middenvak speelt stukken beter dan dat van Jogja. De druk op de Jogja-yerdediging wordt te zwaar. Een doelpunt kan ieder oogenblik verwacht worden. In den Malang-aanval is mej. De Ruiter de Wildt zeer op dreef. Herhaaldelijk bekogelt ze den Jogja-korf. Het schot is echter te onzuiver. Dan komt Jogja opzetten. De aanval .speelt echter te doorzichtig om succes te kunnen hebben. Men speelt te kort, zoodat Malang steeds weer onderscheppen kan.
Aan de Malang-zijde breekt De la Rambelje goed door; een schot en het is 1—o voor Malang. Jogja doet alle moeite om gelijk te maken, echter zonder resultaat. Plotseling zien we mej. De Ruiter-de Wildt goed doorbreken en met een welgericht schot brengt ze den stand op 2—0 voor Malang. De vakwisseling brengt Kiem Lioe c.s. voor Malang in den aanval. Deze speler weet spoedig met twee goede schoten den stand op te voeren tot 4—0. Gedurende den verderen strijd blijft Malang steeds domineeren. Sporadisch komt de bal in den Jogja-aanval. Men weet echter geen doelpunten meer te maken.
Het is de spelers (sters) aan te zien dat ze vermoeid zijn. Beide partijen spelen ook hun vierden wedstrijd.

Batavia — Solerabaia: 4—2

Als scheidsrechter Willemse voor beginnen blaast, zien we dat beide ploegen op zijn sterkst zijn. De publieke belangstelling is overweldigend. Onmiddellijk na den uitworp ontwikkelt zich een snel en enthousiast spel. Beide ploegen zetten er alles op om het Java-kampioenschap te veroveren. Van een zeker overwicht bij een van de partijen kan niet gesproken worden. In den Batavia-aanval is Lijbers de gevaarlijke man. Deze speler weet herhaaldelijk den Soerabaja-korf in groot gevaar te brengen. Dank zij uitstekend middenvakspel van Soerabaia is ook de Batavia-korf niet van gevaar ontbloot. Lijbers weet echter met een ver schot het eerste succes voor Batavia te boeken. 1—0. Het gejuich van de Batavia-supporters is niet van de lucht. Zelfs wordt door enkele enthousiastelingen vuurwerk afgestoken.
De vreugde is echter van korten duur, want even na den uitworp zien we mej. Z. Davies goed doorbreken, een schot, en het is 1—1. Na de vakwisseling komt een periode van Soerabaja-overwicht. Batavia is zichtbaar ontmoedigd door het tegenpunt. B. Jansen weet echter met een prachtig ver schot aan Batavia opnieuw de leiding te bezorgen. 2—1. Met dezen stond breekt ook de rust aan. Na de rust hetzelfde enthousiaste spel. Een prachtige doorbraak van B. Jansen en het is 3—1 voor Batavia. Nog is Batavia niet in veilige haven. Soerabaia heeft bepaald pech, als een mooi Schot van Coldenhoff uit de mand wipt. Zelfs mist deze speler op 3 meter afstand van den korf staande een pracht van een kans. Mej. E. Jansz in den Batavia-aanval doet het beter. Listig passeert ze haar tegenstandsters en met een welgericht schot maakt ze 4—1 voor Batavia. Nog laat Soerabaia zich niet onbetuigd. Hard wordt er gewerkt voor het tweede tegenpunt hetgeen aan mej. Wijnschenk gelukt. 4—2. De wedstrijd verstrijkt meer en meer en als scheidsrechter Willemse eindigen blaast, heeft Batavia, hoewel eenigszins geflatteerd, haar vierden wedstrijd gewonnen, waarmede zij tevens voor de zooveelste maal het Javakampioenschap in de wacht gesleept heeft.
[…]

Prijzen

Op den feestavond in de bovenzaal van „Versteeg” reikte de heer Rieber, voorzitter van den N.I.K.B., met een toepasselijk woord de prijzen uit. Batavia had een beker en een verguld zilveren médaille in intvangst te nemen. Jogja kreeg de door de firma Van Arcken uitgeloofde plaquette. Deze moest gewonnen worden door dat twaalftal, hetwelk tegen Batavia de meeste goals produceerde.

Ga naar de bovenkant