Indische schrijfschool

Als er een onbekende tante bestaat

tante

Negen van de tien Indische families hebben een geheim. Hoe kan dat? Zoiets groeit. Er is de oorlog. Het hele ingewikkelde van het dagelijks leven in een koloniale maatschappij.

En de tiende familie? Dat is voor mij nog een geheim.

Gevoelig

Het is een schatting, dat snapt u ook wel, en het ene geheim is het andere niet. Toen ik in de familie Kloppenburg een onbekende tante ontdekte, was zij het die me vertelde hoe een geheim kan ontstaan. Ik noem haar naam niet, want ten eerste het lag gevoelig en ten tweede zoiets zou ik eerst willen vragen en dat kan dus niet meer.

Telefoonboek

Hoe het toen ging.
Ik was nog maar net begonnen aan het levensverhaal van mevrouw Kloppenburg en ik zocht overal tegelijk. Dit was in de tijd voordat iedereen internet had – ja, zo lang schrijf ik al – dus ik gokte zomaar dat er vast nazaten in Den Haag zouden wonen.
Ik in het telefoonboek kijken: en ja, er waren Kloppenburgs.
Ook in andere steden, bleek.
De meeste mensen die ik opbelde, wimpelden mij af. Tot dat ene gesprek.

Ringgg.
Een krakerige damesstem zei: “Ja, met mevrouw Kloppenburg.”
Ik slikte even.
Natuurlijk wist ik best dat dit niet de grote kruidengeneeskundige zelf was, maar even… klonk het wel zo.

Toen ik bij de mevrouw op bezoek kwam, vertelde ze me het familiegeheim. Dat was zijzelf. Haar vader was de oudste zoon van mevrouw Kloppenburg en hij moest net als de andere kinderen doen wat mevrouw het beste vond. Dat gold ook voor de kleinkinderen en dus ook voor de tante die me dit vertelde.
Alleen had tante meer zin in een eigen plan voor haar eigen leven.
En toen ging het mis in de familie.

Er waren eh… discussies.
Kun je ook ruzie noemen.
Onaangenaam. Dus beter niet over praten. “Hoe minder we het daarover hebben, hoe beter,” dat heeft u vast weleens gehoord.
Niet over praten.
Niet tegen praten.

En zo kwam het, dat door de jaren heen de tante onzichtbaar werd voor de familie. De jongste generaties wisten niet eens dat zij bestond.
Dat is gelukkig nog op tijd goed gekomen.

Familiegeheim

Maar ik denk nog weleens: zomaar een onbekende tante vinden, hoe is dat? Het kan iedereen overkomen die een levensverhaal schrijft.

Soms ontdekt u nieuwe mensen in de familie. Eerst met stambomen nakijken, en onbekende namen vinden. Elke familie heeft geheimen en als u denkt de mijne niet, dan deelt u daar nog niet in.

Wat moet u doen met een familiegeheim?

Ik raad atijd aan nieuwsgierig en tactvol te zijn. Er zijn nu veel sites van het type ‘ wie was wie’ en niets blijft nog echt geheim, behalve natuurlijk als:

  • iemand niet is aangegeven bij de burgelijke stand
  • of wel en dan onder een andere naam
  • of als een kind ouders heeft die misschien de ouders niet zijn

Feiten hebben vaak een verhaal met mensen en een historische context. Pas als u dat kent, kunt u beslissen of en hoe u dat geheim opschrift. Denk aan consequenties: wie gaat erdoor geraakt worden? Wie krijgt er verdriet? Of wie begrijpt opeens waarom hij of zij meer op de oom lijkt dan op de vader?
Weeg het af met compassie, bedenk of u het zelf zou willen weten.

En wilt u beslist de ontdekking op uw naam zetten, zet dan alles op papier, stop dat in een envelop en zet daarop: “Te openen tien jaar na mijn dood.” Maar ook dát is een keuze, die u hopelijk zorgvuldig maakt.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

tante

Dit is de manier om aan uw levensverhaal te beginnen

om aan uw levensverhaal te beginnen

“Maar wat moet ik dan opschrijven?” Die vraag hing even in de lucht. De oudere dame tegenover me keek me vol verwachting aan. Ik keek terug, verbaasd om de vraag.

De mevrouw in kwestie was zeker zeventigplus en ze had me net uitgebreid over haar ouders verteld. De namen van haar vader en moeder, waar ze geboren waren, hoe ze elkaar ontmoet hadden en dat zij als eerste kind zo welkom was geweest en nou ja, toen de oorlog.

Dus daarna zei ik vanzelf: “Heeft u er weleens aan gedacht dat op te schrijven?”

(Ja, ik ben een u-zegger, daar ben ik heel ouderwets in.)

Het goede begin

Wie een groot levensverhaal heeft, dus met veel gebeurtenissen en ervaringen, vindt niet altijd gemakkelijk een manier om goed te beginnen.
Want wie begint, moet ook verder kunnen gaan. Wie A zegt, moet B zeggen. Dat is een lastig gevoel, denkend aan de moeilijke stukken in het levensverhaal.

Een gewone dag

Wanneer u dus ook aan mij vraagt: “Wat moet ik dan opschrijven?”
Dan is mijn antwoord: Beschrijf een gewone dag.
Welke dag?
Een dag waarbij u gevoel heeft, dus maakt niet uit of 8 was of 18, uw gevoel erover maakt die dag het beschrijven waard. Dus u hoeft niet meteen de zware gevoelens op te zoeken, een fijne of gezellige dag mag ook, zolang u zich er maar emotioneel verbonden mee voelt. Dat kan zijn een gewone gezindag, een verjaardag, voor de eerste keer naar school, of uw verloving, uw huwelijksdag enzovoort. Echt, dat is interessant genoeg. Het hoeft niet meteen over de oorlog te gaan.
Mijn grootmoeder heeft nooit over haar leven geschreven en ik had dat heel graag van haar willen lezen. Ik weet dus niet hoe een gewone dag uit haar leven voor haar was.

Dat gaat zo

En hoe doet u dat dan?
Eenvoudig. U schrijft op wat er die dag gebeurde van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Begin met een tijdschema: hoe laat werd u wakker? En hoe laat viel u in slaap? Een ‘ongeveer’ is ook goed.
Dus u maakt een lijstje, bovenaan het vroegste tijdstip, onderaan het laatste tijdstip. Tussendoor wat u nog weet.

Daarna gaat u dat lijstje opvullen. Beschrijf wie u op die dag zag, wat u hoorde en rook (geuren dragen herinneringen), hoe u zich voelde, of er aanrakingen waren. Probeer te herinneren met alle zintuigen.

Tip: schrijf in de tegenwoordige tijd. Dat maakt het levendig om te lezen.

  • Dus niet: Ik werd die dag vroeg wakker.
  • Maar wel: Ik word die dag vroeg wakker.

Kunt u hiermee aan de slag?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

beginnen

Zo komt u bij de verdwenen herinneringen

herinneringen

Dat kleine meisje op de voorgrond, met haar lieve mooie gezichtje, dat meisje leerde ik kennen toen ze een oude dame was geworden. Anneke Kortenhorst-Kloppenburg, de jongste dochter van mevrouw Kloppenburg.

Toezicht

Het eerste bezoek aan Tante Anneke geschiedde onder begeleiding van de familie. Toezicht, eigenlijk. Dat heb ik vaker zo meegemaakt. Voordat ik bij het oudste familielid mag – degene die het meeste weet – willen andere generaties mij ontmoeten. Daarna gaan ze onderling overleggen of ik door mag. Het voelt een beetje als examen doen, maar ik snap het wel. Het is voorzichtig met de oudsten zijn. Beschermen met liefde. Zou ik ook doen, hoor.

Toen ik eindelijk alléén naar Tante Anneke mocht, waren mijn verwachtingen torenhoog. Zij had het immers allemaal meegemaakt, en ze zou me vast alles willen vertellen over haar moeder. Ik werkte destijds aan een biografie van de grote kruidengeneeskundige en zat vol met vragen. Hoe dit, waarom dat, wanneer zus en zo.

Schemer

In haar flat was het schemerig. Er stond een kamerscherm dat ik herkende, het was een cadeau geweest voor het zilveren huwelijksfeest van haar ouders. Tante Anneke zat in een rolstoel. Ze zag niet meer zo goed. Ik moest duidelijk praten en wat harder, dan verstond ze me.

Ze vertelde me wat ze nog wist. Een vast verhaal, bleek tijdens het volgende bezoek. Ze herhaalde de herinneringen die ze bezat en af en toe kwam er opeens een herinnering bij. Waarvandaan?
Tijdens een van mijn bezoeken vroeg ik: Hoe kan het, dat u dit allemaal nog weet?
Tante Anneke vertelde over concentreren en blijven denken aan een situatie en dan opeens: “gaat er een lantaarntje aan en dan weet ik alles weer.”

Dus als u denkt: ‘mijn levensverhaal opschrijven, ik weet zo weinig nog’, dan zijn er manieren om herinneringen op te halen:

  • concentreren op een situatie en een persoon en blijven denken: hoe was het
  • beperk zintuigen: rustig zitten in een schemerige kamer helpt de herinneringen terug te laten komen. Misschien kunt u op bed gaan liggen met een doek over uw ogen en dan proberen u voor de geest te halen hoe een situatie toen en toen was
  • ga in gesprek met iemand die echt wil weten wat u heeft meegemaakt, want het is een eigenschap van menselijke hersenen om antwoord op vragen te willen geven
  • samen foto’s kijken helpt ook om herinneringen op te halen

Herinneringen zijn er nog

Het merkwaardige van herinneringen is immers: ze zijn gewoon aanwezig, ergens in uw hoofd of in uw hart, en toch kunt u er soms niet bij. Dan heeft u een techniek nodig, en dat hoeft heus niet altijd hypnose te zijn. Persoonlijk vind ik dat een beetje eng. Iemand die met mijn geest dingen doet, nee danku.
Tot slot nog twee tips:

  1. Herinneringen komen alleen wanneer ze welkom zijn, schrijf ze dus meteen op
  2. De ene herinnering haalt de andere op, dus grote kans dat u blijft schrijven (hoera!)

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

herinneringen

Het levensverhaal van Frits van Daalen

Frits van Daalen“Ten slotte nog dit: Van Daalen was een ‘Indische jongen’ en gaarne wezen wij steeds op hem wanneer de Indo-Europeanen weer eens klaagden, dat ‘den Indo werd belet om iets te bereiken’ .”

Dit komt uit Het Vaderland, februari 1930, bij het overlijden van Frits van Daalen (1863-1930). Hij was commandant van het Nederlands-Indische Leger (het latere KNIL) geweest en hij had bij leven verschillende hoge onderscheidingen ontvangen:

  • Militaire Willems-Orde vierde, derde en tweede klasse
  • Commandeur in de Militaire Willems-Orde
  •  Kroonorde, versierd met de eresabel
  • Ridderkruis 1e klasse van de Orde van de Kroon van Pruisen
  • Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw

Zijn hoge rang van luitenant-generaal had hij vermoedelijk vooral aan koningin Wilhelmina en minister Idenburg te danken. De bevordering kwam erdoor om hem voor de krijgsmacht te behouden; en dat lukte. Van Daalen had het onderspit gedolven tijdens het roemruchte conflict met gouverneur-generaal Van Heutsz. Die periode moet de moeilijkste tijd in zijn leven zijn geweest. De kameraadschap tussen deze twee mannen werd verbroken.

Sinjo

Terug naar wat Het Vaderland schreef: ‘een lichtend voorbeeld’. De krant bedoelt: hij was een uitzondering. Rond 1900 kende het leger in Indië vrij weinig hoge Indische officieren. Hoe hoger, hoe minder. Frits van Daalen was dus zichtbaar, hij viel op. Ik heb brieven van officieren gelezen, waarin hij als ‘sinjo’ werd aangeduid, een akelig scheldwoord als het op die manier gebruikt wordt: een Hollandse man die een Indische man een figuurlijke schop wil geven. Op zijn beurt had Van Daalen een scherp woord over voor totoks die de inheemse bevolking niet konden begrijpen – hij wel.

Hoe was hij? Als koloniaal militair hard en daarmee succesvol, maar ook omstreden vanwege die hardheid. De kritiek kwam, maar de gebieden die Van Daalen veroverde, bleven in koloniaal bezit. Dat is het typische gedrag van de regering in Den Haag. Wel het resultaat nemen, en de man die dat resultaat heeft bereikt, bekritiseren.
Als koloniaal bestuurder kreeg hij de meeste kritiek. Weer vanwege hard optreden, wat ook tot uiting kwam in zijn rechtspraak.
Als mens: loyaal, gevoelig, een temperament dat kon oplaaien, trots. Intelligent met een taalknobbel, gevoel voor kunst. Echtgenoot, vader, grootvader.

In 1914 sloot hij zijn carrière in Indië af. Hij ging met pensioen en besloot in Den Haag te gaan wonen. Over het grote confict met Van Heutsz heeft hij altijd gezwegen, uit liefde voor Atjeh, het leger en het vaderland, en ook omdat hij recht verwachtte.
Dat kwam niet. Dus zo ging Van Daalen de geschiedenis in: negatief. De nazaten van Van Daalen lijken min of meer ondergedoken te zijn. Daar kan ik me iets bij voorstellen.

En nu? Dat staat te bezien.

Indisch in het leger

Vorige maand verscheen mijn biografie van Van Heutsz. Af is af, maar Van Daalen blijft in mijn hoofd zitten. Wat heeft hij nu werkelijk gedaan voor goeds en voor slechts, en wat waren roddels? Hoe zag hij het zelf? Hoe was het om door iedereen gezien te worden als die ene Indische officier?

U voelt het al aankomen. En ja, ik ga dus op zoek naar het levensverhaal van Frits van Daalen. Daarbij zoek ik ook naar het verhaal over een militair met een Indische achtergrond, en hoe dat in de periode ban voor de Tweede Wereldoorlog was. In december komt er een speciale middag over Indische voorvaders in het leger. Over wie ze waren en hoe dat voor nazaten is. Daarbij bent u van harte welkom en ik stuur te zijner  tijd nog meer informatie.

Mijn vraag:
Heeft u een Indische voorvader die toen in het leger zat? En weet u daar nog iets van?

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.
indische schrijfschool

Schoonheidssalon Jeanne Pinke in Atjeh

Woning van de gouverneur van Atjeh, Kota Radja

Wie Atjeh zegt, zegt oorlog. Ik las in de Sumatra Post uit 1937 een verslag van H.C. Zentgraaff en daarin kwam ik een verrassing tegen. Hij noemt de schoonheidssalon van Jeanne Pinke. Nooit van gehoord. Niks over kunnen vinden, behalve wat advertenties. De salon ging failliet in 1939 dus die moet enkele jaren bestaan hebben.

Ik neem hieronder het verslag van Zentgraaff over met wat advertenties van Jeanne Pinke. Weet iemand wat Linda’s crème’s zijn? En hoe zit het met die kousen?


Sumatra Atjeh-kout

Van oude en nieuwe dingen. Uit: De Sumatra Post, 7 juni 1937

Z. vertelt in de „Javabode:” „lt ’s a long way” naar „de” Blang. Er zijn vele „blangs” (grasvlakten, veelal met dennen begroeid) in het Gajoeland, doch als men spreekt van „de” Blang, dan wordt Blang Kedjeren bedoeld, het hart van de Gajoe-Loeös, waar de oorsprong ligt van vele groote rivieren die naar den Indischen Oceaan of Straat Malakka stroomen. Men heeft eerst per auto te rijden tot Medan (608 K.M.) en vandaar naar Koeta Tjané (218 K.M.), waarmee als regel twee dagen zijn gemoeid.

Ik maakte de reis in gezelschap van majoor Doup, commandant van het korps Marechaussee, die juist in die dagen op inspectie moest. Wij reden des namiddags van Koeta Radja naar Bireuen (218 K.M.) zoodat er voor den tweeden dag 608 K.M. overbleven, vanaf Kabandjahé in het Karo-Batakland bijna geheel een bochtige bergweg. Hiermee is een reisdag aardig gevuld, doch de nette en gezellige pasanggrahan van Koeta Tjané, en de gastvrijheid der kapiteinsfamilie gaven een aangenaam slot aan dien langen dag. Op den derden reisdag kan men nog 30 K.M. per auto rijden tot Lawé Aoenan, meer bekend als Goenoeng Setan, waar de driedaagsche tocht, te voet of te paard, naar de Blang begint. Te Lawé Aoenan staat een oud marschbivak, en er is eene keudéh waar een Chinees listig stooft en snierkt.

Jeanne Pinke

Als er nieuwe menschen naar de Blang— wel het meest geïsoleerde deel van Atjeh— gaan, en vooral als er dames bij zijn, dan pleegt men een officier of geleide naar Goenoeng Setan te zenden om de nieuwelingen daar te ontvangen en op den driedaagschen tocht langs het boschpad te begeleiden. Ik zei al: de Blang is het meest geïsoleerde plekje van Atjeh, en reizigers of bezoekers zijn er zeldzaam, zoodat het voor de hand ligt dat van het eindpunt van den autoweg door den afhaler even wordt getelefoneerd naar de Blang: alsdat „hij” een aardige baas schijnt, en „zij” een snoepje, althans: eene zeer aannemelijke vrouw, met veel, of weinig, van Jeanne Pinke (de eenige zaak-in-dames-artikelen van Koetaradja), zoodat ze op de Blang al heel tijdig weten dat hen boven het hoofd hangt.

jeanne pinke

Advertentie van Maison Jeanne Pinke, Soerabaijasch Handelsblad, 12 februari 1935

Marschdagen

Meestal echter kennen de ouden en de nieuwen elkaar, van de verschillende bivaks in Atjeh: van Blang Pidie, Koeala Bèh, Djeuram, Bakongan of elders en dan brengt de aankomst weinig verrassingen. Blang Kedjeren is ook vanuit Takengon te bereiken, officieel in zes marschdagen, waarvan er nu, voorbij Isaq, weer één schijnt weg te vallen omdat het terpentijnbedrijf daar gestadig het voor auto’s berijdbare deel laat verlengen. Dus: drie marschdagen van Goenoeng Setan tot de „Pintoe Rimba” van de Blang, en onderweg de marschbivaks Meloewak en Koenké. Het was, in den beginne, een schitterende tocht over het boschpad dat langs den rechteroever der Alas-rivier loopt — die als Simpang-kiri bij Singkel in zee valt — door zeer geaccidenteerd terrein, waar het aspect elk moment verandert. Rechts loopt de lange keten van het Wilhelminagebergte, links jaagt de Alas haar water met donderende stem over de ontelbare rotsblokken in de breede, ondiepe bedding. Te Liang — een gehucht met een keudétje en enkele huisjes — ligt de grens tusschen de Alaslanden en de Gajoe Loeos, en op keudé waar men nasi goreng kan eten is op een plank geschilderd: „Grensstation. Douane”. Hier sluit luit. Freudenberg van de Blang zich bij majoor Doup aan.

Gedenksteen

Des namiddags passeert men den gedenksteen, aangebracht boven den weg die daar in de helling is uitgekapt en gegraven, ter plaatse waar destijds drie personen bij den aanleg van dezen weg den dood vonden, toen een geweldig rotsblok van ongeveer 4 Meter in het kubiek plotseling losraakte van den bergwand en die drie mannen bedolf. Deze steen bedekt hen tot heden, en daarboven, op den soberen gedenksteen, meldt de plaat: „Door vallend gesten te vonden in deze rivier op den 13en Februari 1924 den dood de Amb. Maréch. la kl. Hetipeuw (enz.), de Alf. Maréch. le kl. Tjoemoe-Tjoemoe en de Inl. veroordeelde Ronokarmin”. Het is eene blijvende herinnering aan zeer goed vredeswerk, door dit korps van uitgelezen soldaten in den loop der jaren verricht; overal in het binnenland vindt men wegen en bruggen, door of onder leiding der Marechaussee gemaakt, voor een schijntje geld.

In den middag valt een stortregen, en groote aardschuivingen hebben op eenige kilometers vóór Meloewak het pad vrijwel geheel vernield zoodat er nog slechts een modderige, uiterst smalle strook overblijft tusschen afgrond en berghelling. Voor den Marechaussee is dit geen bezwaar; hij pleegt te zeggen: „di mana ada tanah, ada djalanan”. De gezette burger, in zijn waan, vooral: met zijn ongetrainde beenen, denkt hierover aanvankelijk nog anders en is blij als-ie door steenen en modder heen is. In het marschbivak Meloewak is het ramé, want daar is dienzelfden middag gearriveerd kapt.
Gortmans, commandant der le divisie marechaussee die te Blang Kedjeren ligt en met eene brigade onder luit. Cox een lang gekoesterd plan heeft verwezenlijkt: een bezoek aan het weinig bezochte bergmeertje Laoet Tiga Sagi. Ook dr. van Steenis van de Loserexpeditie, is er geweest, doch vergat er zijn wandelstok. In een onvoorzichtig moment heeft hij later een „pawang oetan” (boschlooper) gevraagd, dien stok voor hem te halen. Wij kwamen dien pawang tegen op de terugreis, voorbij Meloewak, en toen had hij het lange traject voor den boeg naar de Blang allemaal voor dien wandelstok. Het tarief voor het dragen van goederen naar de Blang is 12 cent per kilo — it’s a long way — en natuurlijk wil de heer Steenis in geen geval dat die Gajoe voor andermans pleizier een halve week loopt. En als er dan de verdere verzendingskosten bijkomen tot Buitenzorg, dan wordt dat een kostbaar wandelstokje, dat wel een gouden knop verdient.

Marschbivak

Jeanne Pinke

Kousen te koop bij Jeanne Pinke. De Sumatra Post, 10 juni 1936

Terwijl buiten de regen blijft neerslaan, is het gezellig in het marschbivak. De marechaussee, die allereerst de wachtposten hebben uitgezet, hebben vuur gemaakt en koken hun maal, zooals zij dit plegen te doen in drie groepen: Amboneezen, Menadoneezen en Javanen, die men „droms”, pleegt te noemen. Bij elk dier drie corporaties, bestaande uit marechaussee van denzelfden landaard, is er één die, buiten zijn complete uitrusting en wapens, de kookpan der „drom” draagt; een tweede draagt de rijst, een ander de „boemboe” (verschillende kruiden enz. voor het eten) en de oudste der „drom” is inkooper.
De vuren laaien uit, en men droogt de kletsnatte kleeren; de onze worden ’s avonds gewasschen en zijn, tot verbazing des burgers, den volgenden morgen — het regende vrijwel onophoudelijk door —droog. Men riekt dan alleen erg naar gedroogde bokking, doch het is merkwaardig aan hoeveel goede dingen men zich hier went, en hoeveel verkeerde men afleert, als men echt moe en hongerig is. Vooral: hoe goed dan het eten smaakt.

De „kookbeer” (de dwangarbeider die voor het eten der officieren zorgt) had voor een een uitstekend maal gezorgd, en ik at als een wolf. Dit ging al die dagen zoo: driemaal per dag die vermaarde lekkere rijst uit het Gajoeland, dan nog een weinigje nasi goreng in een barmhartig keudétje hier of daar, en een enkele maal boonensoep keuren in een boschbivak van maréchaussée’s die daar voor een paar weken liggen… wat heeft een mensch toch weinig noodig om gelukkig te zijn! In geen jaren zoo lekker gegeten als in deze marschbivaks, kleine stippeltjes menschenleven in cc 1 chaos van bergen en bosch, waar niets wordt gehoord als het blaffen en doffe roepen van apen, de klare zang van de tjoetjarawa, en rollende roep der tallooze „boeltok’s”.
Hier heeft Natuur zich uitgevierd in een dollen lust van boom en struik en slingerplant, in eene verbijsterende veelheid van vormen.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

vilan van de loo

Pa van der Steur jubileert (met audio: Pa spreekt tot zijn kinderen)

Pa van der SteurIn 1938 was Pa van der Steur beroemd in Indië. Iedereen kende zijn tehuis, waar hij kinderen van militairen in opving. Hij had ook logerende kinderen. In het Soerabaiasch Handelsblad van dinsdag 26 april 1938 stond een interview met Pa. Het typeert hem: de nadruk op geld nodig, de groei van het tehuis en het blijvende groei van het aantal kinderen. In mijn biografie van Pa ga ik ook in op zijn zorg voor militairen, want daarvoor ging hij eigenlijk naar Indië. Hier volgt het interview.


Een terugblik

De afgeloopen Zondag was een zeer bizondere dag: voor het Oranje Nassau Gesticht te Magelang; toen herdacht Pa van der Steur in allen eenvoud den dag dat hij voor veertig jaren als godsdienstleeraar in dienst trad van het Protestantsche Kerkbestuur te Batavia.

Des morgens werd hij bij het ontwaken door 188 jongens van 6 tot 12 jaren verwelkomd, die een lied zongen; de godsdienst-oefening in het kerkje van het gesticht droeg een zeer bizonder cachet, en in den namiddag kwam de kerkeraad van de Protestantsche Kerk te Magelang hem gelukwenschen. Ook was er in den loop van den dag een gelukwenschtelegram van het
Kerkbestuur te Batavia gekomen.
Den 24sten April 1898 – bij besluit No. 8 – kwam Pa van der Steur in dienst van het van het Protestantsch Kerkbestuur in Indië.
Wij hebben een onderhoud gehad met den jubilaris, die niettegenstaande zijn hoogen ouderdom nog steeds de dagelijksche leiding heeft van het gesticht, dat thans niet minder dan circa duizend kinderen telt.

Den 10den September 1892 vertrok Pa van der Steur als geordend zendeling van de Baptistenkerk met de „Conrad” uit IJmuiden, om in de laatste dagen van de maand October van hetzelfde jaar in Indië te arriveeren.

Het eerste begin

Pa van der Steur

Pa van der Steur temidden van ‘Steurtjes;, circa 1899.

Den 4den April 1893 begon Pa van der Steur met den arbeid ten behoeve van het misdeelde Indische kind waarmede hij zoo groote bekendheid en populariteit verwierf. Op dien dag nam hij een viertal weeskinderen ln zijn huis en snel groeide het aantal.
Het spreekt vanzelf dat zijn gesticht vrouwelijke hulp niet kon ontbeeren. Eerst vond Pa van der Steur een zijner zusters bereid bij zijn werk behulpzaam te zijn. Den 4den April 1907 trad hij in het huwelijk met Anna Maria Zwager, die spoedig als Moe van der Steur bekend was.
Van de vier kinderen, die het eerst door Pa van der Steur opgenomen werden, is er nog één in leven en van haar kreeg Pa van der Steur tot zijn groote blijdschap dezer dagen een brief, een taart en bloemen.
Het gesticht was eerst ondergebracht in een heel eenvoudig huisje in Wates (Magelang), dat thans nog bestaat en door een hoefsmid geoccupeerd wordt. Het bleek reeds spoedig noodig te zijn loodsen bij te bouwen en nevenstaande huizen te huren om het stijgende aantal kinderen te bergen.
Het waren toen jaren van harden strijd, en groote moeilijkheden, vooral van financieelen aard, moesten overwonnen worden. Het gebeurde dikwijls dat men des avonds het geld nog niet bijeen had voor de passar-inkoopen van den volgenden dag; maar dan kwamen de Jannen te hulp en met de woorden: „vooruit Jongens, voor de kinderen van onze kameraden!” (het waren hoofdzakelijk
soldatenklnderen, die Pa van der Steur ln zijn gesticht had) ging men met den helm rond en zoo kreeg Pa van der Steur dan het geld om den volgenden dag de hongerige magen van zijn pupillen te vullen.
„Maar”, zoo voegde Pa van der Steur er aan toe, “al die kinderen, die met mij den harden tijd hebben meegemaakt ln die eerste jaren en die dikwijls de honger rond ons huis zagen waren, zijn goed terecht gekomen.

De aanstelling tot predikant

U vraagt mij hoe ik tenslotte godsdienstlee raar geworden ben? Dat ging als volgt: Ik was – nu meer dan veertig jaren geleden – bij een onderwijzersfamilie hier ter stede te gast. Zij klaagden over het feit dat de Roomsche kinderen twee keeren in de week godsdienstonderricht kregen, terwijl de Protestantsche kinderen in Magelang een catechisatie hadden. Dat kwam omdat er in die jaren slechts één predikant was voor Djocja en Magelang en voor laatstgenoemde plaats bleef slechts heel weinig tijd over. Onmiddellijk kwam de gedachte in mij op dat ik in Magelang wel godsdienstonderwijs zou kunnen geven; ik stelde mij met den predikant in Djocja in verbinding en het was voor elkaar.
Het was in 1896 of ’97 dat resident P. M. L. de Bruin Prince in Magelang kwam. Hij stelde veel belang in mijn werk en bezocht met zijn echtgenoote het oude tehuis, waar hij onder andere het kerstfeest heeft bijgewoond.
Resident de Bruin Prince vroeg mij of ik voor ’t werk op de scholen, eigenlijk dus het werk van een predikant, een toelage kreeg.
Op mijn ontkennend antwoord bood hij mij aan een gratificatie van ƒ 1000 te zullen aanvragen. Natuurlijk heb ik het aangenomen, want het geld zou ik voor mijn gesticht best kunnen gebruiken.
Er is toen tusschen resident de Bruin Prince en het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia gecorrespondeerd en het resultaat was dat ik officieel benoemd werd tot predikant met een maandelijksch salaris van ƒ 150. Eerst kwam ik in tijdelijken dienst, doch vrij spoedig volgde mijn vaste aanstelling.

Ik heb die benoeming echter op één voorwaarde aangenomen: dat men mij zou laten werken, zooals ik dat wensch en dat men mij in geen enkel opzicht aan banden zou leggen, want ik wil in mijn werk de inspraken van mijn hart volgen.
Met groote waardeerlng spreekt Pa van der Steur dan van het Protestantsch Kerkbestuur, dat nem gedurende veertig jaren steeds volkomen vrij heeft gelaten, zoodat hij inderdaad de inspraken van zijn hart en zijn geweten heeft kunnen volgen.
„Mijn salaris als predikant, zoo ging Pa van der Steur voort, “is mij steeds van zeer grooten steun geweest. Ik heb in de afgeloopen jaren aan het publiek heel veel keeren om geld gevraagd, maar dat ging altijd zooveel gemakkelijker, omdat ik zelfs het geringste deel daarvan niet voor mijzelf noodig had. Ik had immers mijn salaris, dat in den loop der jaren tot ƒ. 500 klom, tot dat het bezuinigingsspook eraan knabbelde en het tot plus minus 400 daalde.
Bovendien kon ik daarvan ruim ƒ. 4000 per jaar voor het gesticht oversparen.”

De eerste subsidie

Klik hier en luister naar de stem van Pa, opname uit de jaren 1930. Hard zetten!

In het jaar 1896 vroeg ik een audiëntie aan bij den Gouverneur-Generaal Van der Wijck. Ik had al mijn boeken bij me en ik liet den Landvoogd zien dat ik voor f. 1200 aan onbetaalde rekeningen had en riep zijn hulp in. Hij beloofde mij dat nog voor het einde van het jaar – het was in December dat ik den Landvoogd bezocht – al mijn onbetaalde rekeningen vereffend zouden zijn.
Ook deelde hij mij mede dat ik een request kon indienen om een maandelijksche subsidie van ƒ. 100. Dat waren dan de eerste subsidies van het Indische gouvernement en met den groei van mijn gesticht zijn zij ook grooter geworden.

Hoe het gesticht groeide

In 1900 ging mijn gesticht over naar de plaats, waar het thans nog staat. Maar het had toen op lange na niet den omvang, welke het thans heeft. Het bestond toen uit een oudo kazerne van de pradjoerits, welke ik tegen contante betaling van het gouvernement kocht. Het was toen een onooglijk gebouw; de dakbedekking bestond uit sirap, dat vol ongedierte zat. Er waren toen reeds 250 tot 300 kinderen. Voor de meisjes had ik in de oude kazerne geen plaats en daarom moest ik eerst enkele huizen huren.
In 1903 ging ik naar Holland, maar ik was na een afwezigheid van enkele maanden reeds terug omdat ik hoorde dat het in Indië niet naar wensch ging. Tijdens mijn verblijf In Nederland werd ik in audiëntie ontvangen door den toenmaligen minister van koloniën en ook door de Koningin-Moeder, met wie ik ruim twee uren heb zitten praten. Ik wist in Holland ook het geld bijeen te krijgen voor den bouw van een nieuwe zaal.

Het gesticht is steeds verder gegroeid. Ik kreeg eerst subsidie voor 350 kinderen, doch tijdens het bewind van Gouverneur-Generaal Van Heutsz werd het aantal tot 400 opgevoerd. Ik heb steeds alle mogelijke steun en medewerking van de Indische regeering gehad en ook van het groote publiek ondervond ik financieelen steun en waardeerlng voor mijn werk. Het eenige punt, waarover wel eens verschil van meening heeft bestaan tusschen mij en het gouvernement, was het aantal kinderen dat ik opnam. Maar ik heb geantwoord dat noch die arme kinderen noch lk er iets aan kunnen doen dat zij op de wereld zijn en dat zooveel mogelijk geholpen dient re worden, waar hulp noodig is.

Nadat mejuffrouw De Haan uit Haarlem ƒ 2500 had geschonken voor den aankoop van een stuk grond en een bouw, kocht hij zelf voor ƒ2500 van de Indische regeering een oude school op. „Ik heb naderhand nog eens een gebouw van het gouvernement gekocht, aldus Pa van der Steur, maar dat heb ik nooit betaald”.
Het terrein aan den voorkant, waarop nu ook het kerkje staat, was een geschenk van den oud-Deliaan Jansen. Het geld voor het kerkje kreeg Pa van der Steur ter gelegenheid van zijn 25-Jarlg Indisch Jubileum. De avondschool werd gebouwd met een bedrag van ƒ 5000 dat voor dat doel door den oud-minister Cremer geschonken was.
En weet U, zoo eindigde Pa van der Steur zijn relaas, indien ik eerder gedacht had aan den dag dat ik veertig jaren godsdienstleeraar ben. dan had ik de menschen in Indië om veertig centen voor het gesticht gevraagd, maar dat ben ik heelemaal vergeten.

Pa van der Steur

Pa en Moe van der Steur, circa 1938

Nu is het Oranje Nassau Gesticht een zeer uitgebreid complex, dat een duizendtal leerlingen telt. Vergelijken wij het tegenwoordige gesticht met het nederige huisje, waarin Pa van der Steur in 1893 begon, dan valt de groei des te meer op. Wij gelooven niet dat wij overdrijven. Indien wij zeggen dat de stad Magelang door het gesticht een zeer bizonderen klank heeft gekregen.
Zooals reeds gezegd ontving Pa van der Steur een telegram van het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia een telegram, dat wij hieronder zullen laten volgen:

Bij gelegenheid van Uw veertigjarig jubileum in dienst onzer kerk gedenken wij met dankbaarheid Uw zegenrijken arbeid.
Moge God U nog vele jaren kracht schenken voor deze grootsche taak.

 

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Rudy Hartung: Padang in mijn herinneringen (1948-1951)

Padang

Hoera, er is weer een verhaal van Rudy Hartung, de Indische schrijver uit Indonesië. Hij kijkt terug op de periode Padang in zijn gezin van herkomst. Soms mijmeringen en toch: het geeft een mooi beeld, om mee te beleven.


Het is midden 1948, Peter kon nog niet lopen, toen wij met het vliegtuig naar Padang vertrokken. Pap wordt naar Padang uitgezonden, om daar op het kantoor nieuw Indonesisch personeel in te werken. Op de Administratie afdeling van BPM kantoor Padang.
Padang ligt aan de westkust van Midden Sumatra. Voor mam en pap een totaal onbekende plaats. Aan de westkust op het eiland Sumatra. Ver weg van hun Java.

Padang

Padang

Padang
De Olo weg en de Belantoeng straat.

Padang is niet zo’n grote stad. Wij hebben daar in twee buurten gewoond.
Eerst in een huis aan de Olo weg. Met de naam “In de olie”, bij de Indische familie van de Berg met hun dochter Mirke, die wat ouder was dan Vonny.

Vlak bij het huis waren Nederlandse militairen gehuisvest. Het was nog gedurende de politionele acties. Toen had Nederland militairen naar Indonesië gestuurd. Mirke vond het best gezellig en was vaak wat aan het kletsen met Nederlandse soldaten.

Meneer van de Berg was ook van de BPM. Het huis aan de de Olo weg was niet zover naar het centrum van Padang en de aloon aloon. Wij hebben niet zo erg lang aan de Olo gewoond.
Na enkele maanden verhuisden wij naar de Belantoeng straat. Die straat lag verder weg van de binnenstad van Padang.
Daar aan de Belantoeng zijn wij blijven wonen, tot ons vertrek terug naar Semarang.

Nieuwe kennissen van mam en pap

Pap en mam kregen een heel leuke en vriendschappelijke band met een groepje Indische families. En met aardige collega’s van de BPM. Ik herinner mij de families: van Ungeren, Van de Berg, oncheret, van der Kastele en de familie Lans.
Meneer van der Kastele was het hoofd van het BPM kantoor. Op de zondagen was het vaak met het groepje kennissen naar Emma haven. En daar werd onder elkaar heel gezellig gekletst. We brachten eten mee en wat andere lekkernij. Vonny, Edith en ik altijd de zee in, met de meisjes Moncheret.

De hartelijke vriendschap met de familie Lans. Meneer Lans was niet van de BPM. Hij was politie-commisaris.
Hij had een heel lieve Nederlandse vrouw. Mevrouw Lans en mam werden heel goede vriendinnen. Mam had het altijd over “de Lansjes”. Ze kwamen vaak bij elkaar op bezoek.
Zij hadden een zoontje Jan Kees, van een jaar of 4. Een paar jaar ouder dan Peter. Met anderen werd er in de jeep van Peter gereden.
Aan de Belantoeng straat kreeg Peter een mooie Jeep van bouwjaar 1948. Zijn Jeep leek een beetje op mijn Jeep van bouwjaar 1981.
Padang
De Jeep van Peter had trap-pedalen. En mijn Jeep rijdt op diesel. Daar in de voortuin aan de Belantoeng straat heeft Peter zijn eerste rij- ervaring opgedaan.

Padang met haar kuststrook van prachtige stranden, met beboste heuvels, die in de zee uitmonden.  De Apenberg van Padang is zo’n bos heuvel. Bij die mooie Emma haven.
Padang
De Apenberg

Padang

Emma haven

 

De meisjes Moncheret

Met de twee dochters van familie Moncheret werden Vonny en ik goede vrienden. Zusje Edith natuurlijk ook. Heel vaak gingen wij zwemmen in de Emma haven. Ik kan niet meer op de naam komen van de oudste dochter. Ik herinner mij alleen de naam van jongste dochter Joyce. Ik vond haar ook liever dan haar oudere zus.

Met de

 

twee dochters van familie Moncheret gingen wij samen bikkelen, knikkeren, hinkelen of verstoppertje spelen. Van die echte Indische kinderspelletjes. Bikkelen is overigens een oud Hollands spelletje. Het is naar Indonesië overgewaaid, tijdens de koloniale periode. Het wordt hier nog steeds gespeeld.
En wat is dat ? Soeten? Bij het spelletje over wie zich mogen verstoppen? Of wiens beurt het is met de fiets. Dan ga je soeten.
Von misschien kun jij wat uitleggen hoe je moet soeten.
En even voordoen ja.
En vertel wel dat je eerlijk en allemaal tegelijk.
Of jouw duim, of je wijsvinger of je pink toont.
Eén van deze drie!

Padang

En soeten voor de fiets.
Met zijn wijsvinger verliest Hanif.
Tegen de duim van zijn neefje.

Op de padvinderij in Padang

Vonny en ik werden bij de Katholieke Verkenners van Padang aangesloten. Op de aloon aloon hadden we elk jaar een tenten kamp. We leerden wat koken en ‘s avonds was er een kampvuur!
We sliepen in een tent. Het was heel spannend. Vonny werd Kabouter en ik werd Welp.
Daar in Padang heb ik geleerd hoe je met touw allerlei knopen kon maken. Zoals de platte knoop en mastworp knoop.

Padang

Mijn padvinderboekje Padang 1949

Padvinderij is hier in Indonesië verplicht op de scholen. Vanaf de lagere school en verder door naar de 6 jaren vervolgonderwijs. Het heet kepramukaan: de padvinderij. Ook Hanif is voor de komende jaren een “pramuka”. Het is “goede traditie” . Overgebleven uit de Nederlandse koloniale periode.
In tegenstelling tot Nederland gaat Indonesië gaat heel zuinig om met haar tradities.

Op vrijdag’s is het Pramuka dag.
In padvindersuniform naar school.
Hanif naar school, nu 2e klas SMP in scouts uniform
Scholen hebben allemaal een eigen uniform. Alleen voor vrijdag’s iedereen in scouts uniform.

Fietsen

Padang
In Padang hebben wij leren fietsen. Pap kocht een fiets. Het was een damesfiets. Volgens mij merk Vesting. Maar misschien dat ik mij vergis met dit merk

Ook aardige Samsoe, onze huisjongen, gebruikte de fiets om Edith naar school te brengen. En later weer ophalen. Edith heeft daar leren fietsen.
Zij kon natuurlijk niet op het zadel zitten.
Zij was nog te klein. Dus zij fietste altijd staande.
Ik heb met die fiets één keer een flinke buiteling op straat gemaakt.
Een flinke schaafwond op mijn knie op gelopen. Deed goed zeer!

Met de familie Lans gingen wij vaak zwemmen in zee, aan een mooi strand, iets ten zuiden van Padang. Of met een groep kennissen een dagtocht naar de plaatsen zoals Bukit Tinggi (Fort de Cock) en Padang Panjang. Het bergland van Padang met haar prachtige natuur.

Onze honden

PadangMam en Peter met Nero en Mitsy; Nero wou niet in de camera kijken

Wij hadden in Padang twee heel lieve honden: Nero en Mitsy. Mitsy was de moeder van Nero. Mitsy was langharig en Nero kortharig. Nero werd wat groter Mitsy.
Beiden bijna helemaal zwart met een beetje wit. Met van die bruine stipjes boven hun ogen. Mam raakte erg gehecht aan deze twee lieve honden. Zij zouden met ons meegaan naar Semarang.

Vonny breekt een voortand

Vonny en de meisjes Moncheret gingen vaak touwtjes springen. Of gingen hoogspringen over een touw. Vonny was best goed met hoogspringen. Ik deed vaak ook mee. En Vonny won van ons allemaal. Wij speelden meestal in de achtergalerij van ons huis aan de Belantoeng straat.

Maar één keer, met hoogspringen, ging het goed fout met Vonny. Zij struikelt over het touw.
Valt heel ongelukkig met haar gezicht op de harde tegelvloer. En breekt een stukje van een voortand. Dat was echt heel vervelend voor Vonny. Want zij moest wachten voor reparatie.
Het kon toen niet in Padang. Pas later toen wij terug in Semarang waren, kon Vonny een tandarts bezoeken.

Picknick langs een kali

Op een vroege zondagmorgen vertrokken wij voor een tocht naar het prachtig bergland van Padang
voor een picknick aan een kali, samen met een groepje kennissen.
De tocht gaat eerst langs vele sawah’s met pas ingeplante padi, dan gaat het verder omhoog de heuvels in, over bochtige en kronkelige wegen.
Edith wordt een beetje wagenziek.
We gaan nog wat verder omhoog e dan plotseling, zie ik langs de weg, tussen de bomen door, een kali stromen.
Wij rijden nog even door.
Wij stoppen bij een plekje vanwaar we een beetje dichter bij de oever van die kali zijn. Een kali, met helder stromend water. Wij zoeken een plekje op. Mam en andere tantes beginnen het meegebrachte eten uit te pakken.
Wij gaan het water in. Het is niet zo diep. Iedereen begint elkaar met water te besproeien

Ik ga op een grote riviersteen zitten. En kijk om mij heen aar al het stromende water om mij heen
Uit de verte, vanuit een rivierbocht, komt het water al maar door, naar mijn steen toestromen.
Het water gaat mijn steen voorbij.
En langs al die andere grote stenen.
Het gaat maar door. Voortdurend botst het water tegen mijn steen.
Het is een ritselend geluid als het tegen de steen opbotst.
Alsof zij iets tegen de steen fluistert: “Wat moet Rudy daar op jou?”

Zou er misschien een waterval zijn, wat verder van mij vandaan? Waar de kali plotseling verdwijnt en als een waterval de diepte in duikt? En dan beneden, weer als een kali haar weg vervolgt. Naar een volgende desa. In zo’n kali waar je op een grote steen kunt uitrusten en even om je heen kunt kijken.
Een kali, waar je in het heldere water kunt spartelen, waar je elkaar met water kan besprenkelen.
Waar mensen van een desa langs die kali, in hun kali kunnen baden, waar zij hun kleren kunnen wassen en hun was op een grote steen kunnen drogen.
Een kali vol met stenen, grote en kleine stenen.
Stenen die je kunt gebruiken voor muren, huizen of wegen,
of mooie stenen die je kunt bewaren

Het was dáár in het bergland van Padang, waar ik mijn allereerste indrukken heb opgedaan over zo’n kali,
uit het bergland van Indonesië.

Onze eenden in Padang

PadangAan de Belantoeng hadden we eenden met zo’n lange hals. Ik geloof dat wij er drie hadden. Het zijn van die eenden die altijd netjes achter elkaar lopen. Achter hun leider- eend.
Maar op een dag waren zij plotseling verdwenen.
Vonny, Edith en ik overal zoeken.
Mam zegt “Oh…. vast gestolen.”
En toen op een dag reden wij naar de stad. Met z’n allen in de kleine pickup. Mam met kleine Peter voorin. Pap achter het stuur. Wij met z’n drietjes achter in de bak. En plotseling zagen wij onze eenden lopen. Ergens in de tuin van een ander huis.
Wij meteen schreeuwen: “Hééé… mam! Dáár. onze eenden!
“Pap…. onze eenden. stop, stop!”
Maar mam riep door het raamje naar ons: “Wel nee. kan niet… niet van ons.”
Nou ja, verdere discussie was niet mogelijk.
En pap reed gewoon door.
Wij zullen ons wel hebben vergisthebben.
Ja en het is wel waar. Eenden lijken veel op elkaar.

 

Onze ramboetanboom

PadangAan de Belantoeng hadden we een ramboetanboom: Ramboetan Atjeh! Zo tegen eind van het jaar lekkere ramboetans, uit eigen boom.
Op een dag zegt Vonny: Ayo Ruud, ga je wat plukken? Kijk maar, zij zijn al rijp.
De ramboetanboom was niet zo hoog. Von geeft mij een zetje
Even later sta ik op zo’n tak met uitzicht op trossen ramboetans om mij heen, onder mij, boven mij, allemaal ramboetans. Ik begin te plukken, moet af en toe een beetje naar voren buigen om bij de ramboetans te komen
Ik plukken en plukken. En ik gooi alles naar Von. Vonny meteen proeven. Adoeh, Ruud, lekker zoet zeg!

Maar toen, ik weet niet meer hoe dat kwam.
Achteraf, denk ik door mieren, van die ramboetanboom, die over mijn handen en benen kropen en mij begonnen te bijten.
Maar hoe het ook zij, ik verloor mijn evenwicht, heb nog geprobeerd mij vast te grijpen aAan een tak of zo iets.
Maar ik viel al. Op mijn gezicht….. adoeh!

Maar niks gebroken, ook geen tand. Ik stond meteen weer op. Moest een beetje naar lucht happen.
Dus niets aan de hand.

Von ook erg geschrokken. Adoeh… Ruud. heb je pijn?
“Nee… niet erg hoor,” zeg ik
En Vonny geeft meteen een paar ramboetans
“Hier Ruud. proef maar… echt lekker zoet”.
Wij hebben maar niets tegen mam hebben gezegd.

Een korte vakantie naar Semarang

Mam moest van oma Anna Kribben en tante Bet afscheid nemen. Zij vertrokken naar Nederland. Tante Troel Zijlstra en oom Sjaak Zijlstra zouden hen in Nederland opvangen. De Lansjes brachten ons naar het vliegveld.
Tijdens het wachten op het vliegtuig zegt mevrouw Lans tegen mam: “Kom maar Fientje, laten we even wat lopen.” En op het rustige vliegveld van Padang liepen zij geärmd heen en weer. Zij waren druk aan het praten.
Waarover zouden zij gesproken hebben?
Was het misschien om mam een beetje gerust te stelllen? Omdat we zolang moesten wachten op het vliegtuig? Of misschien dat mam wat wou praten over het aanstaande afscheid van oma Anna?
Mevrouw Lans zal vast naar mam geluisterd hebben.
Zo’n lief mens was zij, mevrouw Lans!

Het probleem voor Nederlandse scholen
In de eerste 2 jaren was het onderwijs voor ons nog normaal. Ik bedoel daarmee dat de lessen in de Nederlandse taal werden gegeven. Vonny, Edith gingen naar de Zusters School voor meisjes. En ik naar de Fraters school voor jongens.
Maar in het 3e jaar, kwam er plotseling verandering. Het lesgeven op de scholen moest in de Indonesische taal overgaan. Ook verplicht voor de Katholieke Scholen.
Voor Vonny, Edith en mij beslist lastig, omdat wij nooit Indonesisch spraken. De Nederlandse gemeenschap in Padang heeft toen een Nederlandse Lagere school opgericht. Het was een noodoplossing. De zes klassen werden in 3 of 4 groepen verdeeld. Het gebouw van de Hollandse Soos lag aan het strand van Padang en werd als school gebruikt.
Wat ik vooral van de Hollandse Soos herinner is dat het veel méér om de gezelligheid ging, dan om het leren.

Voor die Hollandse Soos zagen wij vaak van die opstaande, kleine platte driehoekige platen in de zee
die zich daar heen en weer bewogen tot heel dicht bij het strand,
of zij maakten rondjes in het water
Wat is dat toch? Het waren vinnen van haaien!
Maar de haaien zelf waren niet te zien.
Het was een merkwaardig gezicht
Elke dag stonden wij op de uitkijk voor die kleine donkere, vreemde driehoekige platen, die zich heen weer bewogen,
en dan weer plotseling onder water verdwenen.
Het was heel spannend.

Onderwijs in Nederlandse taal
Pap heeft het verzoek ingediend voor geen verlenging van zijn contract in Padang. En of hij weer naar Semarang kon worden overgeplaatst. In Semarang werd het Nederlands onderwijs nog op particuliere Nederlandse scholen gegeven. Zoals de lagere school “Heuvelschool van Tjandi Baru”.
En de MULO en de HBS in de benedenstad van Semarang. Leraren uit Nederland konden nog naar Semarang komen.
Maar ook in Semarang zou, in de komende jaren, het onderwijs in de Nederlandse taal niet meer bestaan. Het wordt tijd voor de planning, om naar Nederland te vertrekken.

Als mam en pap ‘s avonds op visite gingen, waren Vonny en ik de babysitters voor Peter. Wij speelden “Vader en moedertje”. De klamboe werd het dak van ons huis. Edith was ‘ons oudste kind’. Zij was best lastig.
“Pas op ja, anders ga jij zonder eten naar bed!” riepen wij naar haar, als zij wat eigenwijs was. Wij hadden nog meer kinderen. Onze poppen. Ik had een Jan Klaassen pop. Vonny had andere poppen.
Vonny begint met koken. Zij gebruikt haar speelgoed pannetjes.
Het was zóóó lekker wat zij kookte.
Ik ga iets maken. Met mijn mecano. De mecanodoos met Sinterklaas gekregen. Ik probeer maar wat.
Een brug of een hijskraan of iets anders.
“Ons oudste kind Edith” droomt al in dromenland.
Ik val óók om van de slaap.
Mam en pap komen weer thuis.
“Alles goed Von?” vraagt mam.
“Ja hoor mam” zegt Vonny.
Zij geeft mam een kopje thee. En toen allemaal naar bed.

Een paar dagen voor ons vertrek, terug naar Semarang, hoort pap dat Nero en Mitsy niet mee naar Semarang mochten. Het was vanwege hondsdolheid. Mam en pap voelden zich machteloos.
Het heeft ons veel verdriet gedaan. Wij hebben Nero en Mitsy aan een aardige collega van pap gegeven. Hij beloofde om héél goed voor hen te blijven zorgen. Ik denk nog vaak terug aan onze Nero en Mitsy.
Zij blijven in mijn herinneringen.

Het afscheid van Padang

Padang

Foto van mam 1958

De glimlach van mam
In Nederland. In Apeldoorn
Waar was zij met haar gedachten
Misschien even bij Padang ?
Heel even maar….
Het geeft toch niet….
Even met gedachten aan die gelukkige jaren.
Daar in Padang.
Het zou zo’n 8 jaar geleden zijn
Nog niet zo lang geleden toch?

Het moment breekt aan dat wij Padang moeten achterlaten. Terug naar Semarang.
Het werk van pap in Padang zit er op.
Pap en mam moesten afscheid nemen. Afscheid van al hun aardige kennissen. En wij van onze aardige vriendinnen de beide meisjes Moncheret. Maar er was ook verdriet over Nero en Mitsy. Zoiets doet altijd zeer. Ik heb altijd een goed gevoel gehad, dat Nero en Mitsy een heel aardige nieuwe baas hadden gekregen. Een wat jongere collega van pap. Een heel aardige Indische man.
En een ander afscheid van onze honden, zouden wij weer wat later in Semarang meemaken.
Toen wij van Flip en Flap afscheid moesten nemen. Omdat wij naar Nederland vertrokken.
Het zijn onze verdrietige herinneringen.

Met het KPM schip de ‘OVIR’ zijn wij vanuit Emmahaven, veilig en wel, terug naar Semarang gevaren.
Onze eerste ervaring op een boot. Wij zijn allemaal zeeziek geworden, gedurende die reis. Daar in het héél woelige zeewater.
Langs de westkust van Zuid Sumatra.

Hallo beste stad Padang: heel veel dank voor jouw gastvrijheid,
En véél dank voor al die fijne herinneringen aan jou, beste Padang. Herinneringen aan die paar mooie jaren, toen wij daar bij jou kwamen wonen. Maar vooral, heel véél dank, dat mam en pap, daar bij jou, een bijzonder mooie tijd hebben gehad. Veel, veel dank daarvoor.

Het zijn die jaren van Padang, die onder “DE TOP 10” vallen. UIt het rijtje “mam’s gelukkigste jaren uit haar leven”
Mam heeft natuurlijk in haar verder leven, nog andere van zulke bijzonder gelukkige jaren gekend.
Maar als ik aan mam denk, met een terugblik naar die 3 jaren daar in Padang, is het mijn stellige overtuiging, dat zij dáár in Padang, een heel bijzonder mooie tijd heeft gehad. Ik heb wat erover verteld. Het zijn die gebeurtenissen van mam én ook van pap natuurlijk, daar in Padang, die tot hun bijzonder mooie herinneringen behoren. Laten wij ook alle andere mooie herinneringen van mam en pap, heel veilig in ons hart bewaren.
Lieve herinneringen over onze mam en pap die niemand, maar dan ook niemand, van ons kan afnemen.

Die jaren in Padang, behoren zowel voor mam als pap ongetwijfeld, op de lijst van “Fijnste jaren uit hun leven.” Zij hadden de moeilijke en heel onzekere oorlogsjaren net achter de rug. Pap was weer aan het werk voor de BPM. Het was voor hen beiden goed, om samen alleen met hun gezinnetje te zijn. En misschien was het ook goed om even vér weg van de familie in Semarang te zijn?

Tot slot

Voor mam en pap was het daar in Padang, maar een betrekkkelijk klein stukje uit hun leven.
Ongetwijfeld zullen zij veel andere herinneringen hebben gehad. Mooie maar net zo goed heel veel nare herinneringen. Over hun leven daar in het Voormalig Nederlands Indie, dat later Indonesie is geworden.
Zij zullen die herinneringen diep in hun hart hebben bewaard.
En waarover zij soms nooit met hun kinderen hebben gesproken.
Later in hun verder leven in Nederland.

Beste Padang
Toen ik jou weer ontmoette
Samen met een filmploeg van TROS VERMIST
Had ik alwéér het goede gevoel
Daar bij jou, beste Padang
Het was alsof mam er bij was
Komt natuurlijk door mijn herinneringen
Aan die fijne jaren, samen met mam en pap
Daar bij jou, beste Padang

Ik had jou meteen weer herkend!


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

indische schrijfschool

 

 

Het leven van Jo van Heutsz (video)

Heutsz

Kadonk! Postauto in de straat. Ik hing al in het raam: “Ben er zo!” De dozen van de uitgever werden pal voor de voordeur neergezet. Het boek was er. De biografie van Van Heutsz.

Iedereen zegt Van Heutsz. Ik ook. Maar zijn zusje, zijn twee broers en zijn vader en moeder noemde hem Jo. Lekker kort. Van Heutsz als mens, dat is even wat anders dan meteen militaire verhalen vertellen.

Hoe ik begon

Een levensverhaal schrijven betekent jezelf in essentie de vraag stellen: wie was deze mens? Met die vraag begon ik jaren geleden aan de biografie. Gewoon, alles lezen wat los en vast zit en wat enigszins met hem en zijn tijd te maken had. Ik volgde mijn nieuwsgierige neus. En van wat ik las, maakte ik aantekeningen. Heerlijk in een doos een heel dik pak van zijn brieven vinden, en denken: die zijn in geen honderd jaar gelezen. Ik ben dus een archiefmuis.

Er gebeurde iets onverwachts.

Het dekolonisatieonderzoek begon. Meteen barstte het los op de televisie: geweld, militair, Indië. En vervolgens begonnen sommige mensen echt woedend te worden wanneer ze de naam Van Heutsz hoorden. Dat was best interessant en ook wel griezelig: de redelijkheid ontbrak nogal eens. Een beetje gek is leuk, maar iets meer….

De realiteit van Indië

Ik dacht: ik ga gewoon verder. Wat ik wilde was naast Jo van Heutsz staan en zien wat hij gezien heeft, weten wat hij wist en begrijpen waarom hij zijn beslissingen nam. Dat zijn afkeer van sterke drank in het leger voortkwam uit zijn kindertijd met een vader die alcoholist was. Dat hij niemand vertrouwde, behalve een kleine kring van officieren – ja logisch, als je samen op leven en dood vecht, dan weet je wat je aan elkaar hebt. De weerstand die hij uit Den Haag ontmoette tegen zijn moderne plannen om vrouwen en Indonesiërs op te nemen in het Binnenlands Bestuur; de realiteit van Indië was ver weg van het Haagse. Maar ook de harde beslissingen van de militaire expedities, uitgevoerd onder zijn verantwoordelijkheid: hij wilde goedschiks of kwaadschiks eenheid brengen – het werd kwaadschiks.

Hoe hij was

Hij was honderd procent koloniaal.
Een man met een rechte rug.
Hij stelde kameraadschap boven alles- behalve misschien zijn betrekking als gouverneur-generaal.
Echtgenoot, vader, vriend.
Paardenliefhebber.
Harde topmilitair.

Toen ik de afgeleverde dozen opende, zag ik het boek. En ik besefte meteen: ja, hier is mee aan de hand. Daar zeg ik meer over in de video.

(tekst loopt door onder video)

Zo ga ik het dus aanpakken. Als een archiefmuis de wereld in gaat, dan heeft ze een plan nodig. En verder denk ik alweer na over een volgende biografie. Tijdelijk in het leven van een ander logeren, daarin rondkijken en denken: o, gaat dat hier zo.
Het is leven in de breedte, twee levens tegelijk.

Dat is zo’n speciaal geluk, ik gun het iedereen.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Over Beb Vuyk en de geur van kajoepoetih (video)

Havengezicht (Wikipedia Commons/Tropenmuseum)

Beb Vuyk kent u van het kookboek. Maar haar levensverhaal is ook bijzonder en belangrijk, vooral de episode Boeroe.

Klein flesje

Op de Tong Tong Fair zag ik eens een klein flesje kajoepoetih staan. Meteen gekocht natuurlijk, want ik wist: die geur is belangrijk.
Beb noemde het de wilde groene geur van avontuur.
Dat zit zo.
En ik begin dan zomaar middenin haar levensverhaal.

In de jaren 30 trouwde Beb met Fernand van Willigenburg. Samen woonden ze op Boeroe, het eiland in de Molukken. Ze schreef daarover het prachtige boek Het laatste huis van de wereld (1941). Een kort fragment:

“Ik leef in een koel huis, in een groote tuin, die ons klappers, vruchten en groenten levert, eieren en kippen. Soms vaart de prauw onverwachts thuis met een varken op de uitleggers gebonden, of een hertebout achter de mast. Dit is het goede van dit leven, de groene, wilde geur van het avontuur.”

Geur van avontuur

Hoe is dat leven? Ik weet het niet. Maar iets ervan zat in dit flesje, in die geur van avontuur. Dus ik kocht het, zette het in mijn keukenkastje en voor de video besloot ik het eindelijk open te maken:

(tekst gaat verder onder video)


Hoe het ruikt?
Nou, niet naar viooltjes. Het is een scherpe lucht, die je lichaam eerst doet ineenkrimpen en daarna voel je je opeens wakkerder. Misschien moet ik elke ochtend aan het flesje ruiken, dan hoef ik geen koffie te drinken.

Herinneringen

Hofmandruppels te koop. De Koerier, 1934

Het stemt me tot nadenken over geuren: want geuren kunnen herinneringen dragen. Misschien behoort u tot de gelukkigen die nog geuren uit Indië kennen, dat gun ik u van harte en ik benijd u er ook een beetje om.
Want al schrijf ik duizend boeken over Indië, er zijn geuren die ik nooit zal kennen, zoals:

  •  de mandikamer
  • waringinbomen
  •  verse koekjes
  •  sirih (ja en ook proeven)
  • de geur van de middag als iedereen moet slapen
  •  Soir de Paris
  • Hoffmandruppels
  • kali van Soerabaja
  •  thee onderneming
  •  obat (vooral drankjes)
  •  lida buya en dan verse die net in het haar zit
  • de lijm van glastouw voor een vlieger
  • en ook opium, al zit daar een risico aan

Wat is voor u een belangrijke geur uit Indië?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

de zusters Ursulinen van Noordwijk

ursulinen

Noordwijk, circa 1910 (Wikimedea Commons)

“Ik was bij de Ursulinen op Noordwijk.” Wie dit zegt, glimlacht er meestal bij. Van trots of verlegenheid want: de Ursulinen, daar kreeg je een zeer goede opvoeding.

Vorming

Opvoeding betekent: onderwijs. En de meisjes die in het internaat gingen, kregen meer: vorming tot vrouw. Katholiek, holistisch, en gericht op zelfstandigheid. Ik hoor er alleen positiefs over. Maar ja: als jong meisje werd je wel geacht te trouwen en moeder te worden. In de katholieke levensvisie was weinig ruimte voor een avontuurlijk toekomstperspectief. En het onderwijs was destijds wel gericht op Nederland. Dus plaatsnamen en rivieren van Indië hoefde je niet van buiten te leren. Daar kwam kritiek op.

De Indische schrijfster Melati van Java (1851-1927) kwam als jong meisje intern. Het moet voor haar een openbaring zijn geweest: ongetrouwde vrouwen, intelligent en zelfstandig – zo wilde zij ook worden. Marie Sloot, zoals zij toen eigenlijk heette, ontmoette de eerste generatie Ursulinen in Indië, die vanuit het Limburgse Sittard waren gekomen. Vrouwen in grote witte kappen en habijten, zo moest dat toen nog, tropenhitte of niet.
Ook Marie Sloot kreeg onderwijs gericht op Nederland. En Indië dan? Daar klopte iets niet. In haar toneelstuk Tante Betje (circa 1901) levert ze kritiek via een gesprek tussen het Indische meisje Hetty en haar gouvernante:

Hetty: En is dat dan niet genoeg dat ik precies zeggen kan hoe mijn eigen rivieren doen, de Tjiliwong, de Tjikandi, de Tjimandiri en hoe al die Tjis mogen heeten? Laat de Hollandsche meisjes mij dat nadoen, of kon u ze allen in een ris opnoemen toen u examen deed?
Juffrouw Dumont: Natuurlijk wordt de Indische geographie en historie in Holland niet zoo grondig en in bijzonderheden behandeld als hier.
Hetty: Dat is onrechtvaardig, heel onrechtvaardig. Waarom moeten wij Indische meisjes meer leeren dan de Hollandsche, en wij, die nog al den naam hebben van zoo dom en lui te zijn, terwijl zij daar zoo ontwikkeld zijn en zoo wijs. Neen, die rivieren gaan mij niets aan. Laat ze loopen waar zij willen. (Zij springt van het tabouret, neemt een waaier van den muur, gaat op een der wipstoelen zitten en waait zich met veel drukte.)

Onrechtvaardig, dat was een zeldzaam sterk woord.

Noordwijk

De Ursulinen begonnen op Noordwijk, halverwege de negentiende eeuw. Ze waaierden uit over verschillende steden zoals Bandoeng, Soerabaja en Madioen. De kloosters waren vaak mooie, grote gebouwen, die door de intrede van meisjes goed bevolkt waren.
Dat kan ik me voorstellen, vooral gezien de goed voorziene kloosterbibliotheken. Had ik toen geleefd, dan was ik ook in het klooster gegaan. (Technisch probleem is misschien dat ik protestants ben)

Tong Tong Fair

Zo ging het: generatie na generatie Ursulinen. Dat hoorde ik van zuster Vera en zuster Marije, die ik voor de Eerste Generatie Show op de Tong Tong Fair interviewde in 2010. De zaal zat vol: zoveel mensen die op de een of andere manier een band met de Ursulinen hebben.

ursulinen

Van links naar rechts: zuster Marij (in Indonesië bekend als zuster Bernadette), naast haar zuster Vera en naast haar oud-leerlinge Tineke Douwes, zoals ze toen heette. Tineke vertelde over de late jaren ’40, toen ze op de H.B.S van Sancta Ursula zat, drie jaar lang.

Wat een verhalen kwamen er, en wat konden de zusters mooi vertellen. Zuster Marij was onder andere werkzaam geweest in het noviciaat van Bandung en ze was ook lerares Engels; Zuster Vera gaf onder meer cursussen op Flores. We keken naar foto’s, we luisterden naar het liedje Servius dat beide zusters zongen. Het was opvallend hoe veelzijdig het praktisch het werk was, van babyzorg tot en met preken. De kerk daar keek naar wat er nodig was, en niet of je man of vrouw was. Een zuster kon dus ook een kerkdienst leiden, wat in Nederland niet denkbaar was. Het zware habijt was inmiddels verwisseld voor een luchtiger tropenhabijt, dunner van stof en gemakkelijker draagbaar.

Er zijn nog steeds Ursulinen in Indonesië, zag ik op het reisblog van Maaike Derksen (Radbouw Universiteit). De oude gezichten ontroerden me meteen, kijk toch eens:

ursulinen

Echt vrouwen waarvan je hoopt: schrijven ze hun herinneringen wel op? En als u bij de Ursulinen was, doet u het dan ook?


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

 

Ga naar de bovenkant