Indische schrijfschool

Drie redenen om over uw moeder te schrijven

moeder

Mevrouw Rijckmans was 103 jaar toen ik haar ontmoette. Ze was in het bezit van foto’s uit Indië en een haperend geheugen. Maar haar pleegzoon John, tachtigplus, geboren in Buitenzorg, wist alles nog. Mevrouw had hem alles verteld.

Zo kan het ook, verhalen bewaren. Vertellen aan de volgende generatie, zodat die ze kan vastleggen. John was een man die schilderde, maar schrijven deed hij niet. Nu zijn ze er alletwee niet meer, en waar zou dat mooie oude fotoalbum zijn gebleven…

1 Nu kan het nog

De eerste reden om over uw moeder te schrijven is: nu kan het nog. Leg haar verhaal vast voor uzelf en de volgende generaties. Dan weten de kinderen ook dat ‘al die oude spullen’ belangrijk zijn, de foto’s en brieven en misschien een djatti-beeldje of dat kettinkje van Djocjazilver dat een verhaal met zich meedraagt. Genoeg kinderen die een huis opruimen door alles weg te gooien, daar word ik altijd verdrietig van.
Daarom zeg ik: nu kan het nog. Uw herinneringen, haar herinneringen, wat u van anderen hoort, het is belangrijk genoeg om op papier te zetten.

2 Vrouwen tellen ook mee

We hebben heel veel verhalen over het leven in Indië van mannen, en dat juich ik toe. Maar eerlijk is eerlijk, het aantal verhalen van vrouwen blijft toch een beetje achter. Dat is ook iets van bescheidenheid in de oudste generatie. Dat betekent, dat de jongere generatie moet zeggen: “Uw verhaal telt ook mee.”
De Indische schrijfster Lin Scholte schreef over het leven van haar moeder en grootmoeder in de tangsi. Dankzij Lin weten we dat een njai ook zelfstandig beslissingen kon nemen. Lin voelde zich onzeker over haar Nederlands, maar ze wilde zo graag de vooroordelen over het tangsileven bestrijden, dat ze tóch de pen pakte. Het resultaat was Anak kompenie (1965).
Zo ziet u, dat een vrouwenverhaal heel belangrijk kan zijn.

3 U bent uw moeder

Vroeger wist ik zeker dat ik een uniek sneeuwvlokje was. Nu weet ik beter. Ik lijk op mijn moeder. Haar ongeduld, haar levenslust van duizend dingen in een dag proppen, haar vermogen op zich helemaal op iets te storten: ik ben ook zo. Maar mijn leven ziet er anders uit. Dat geldt ook voor u.
Als kind van uw moeder krijgt u eigenschappen van haar mee. Het is aan u, wat u ermee doet. Wanneer u volwassen bent, vindt u een eigen weg in het leven. Dat kan gemakkelijk zijn maar ook moeilijk wanneer u loyaal wilt zijn aan uw moeder maar ook uw eigen beslissingen wilt nemen.
Waarom was/is uw moeder zo? Wat heeft zij meegemaakt? Wat heeft ze bewust of onbewust aan u doorgegeven? Kunt u haar leren begrijpen?
Over uw moeder schrijven betekent ook nadenken over uzelf, over uw kindertijd, over de fijne en moeilijke situaties die er waren, en wie u daardoor nu bent geworden.

Wanneer u nu voelt: daar zit wat in, dan heb ik goed nieuws. Zondagavond en maandagochtend geef ik een gratis workshop “Schrijven over mijn moeder. Haar levensverhaal op papier in vijf stappen.”  Klik hier voor lezen en opgeven.

Na de workshop kunt u aan de slag. Als u ook maar even denkt: Mijn moeder was/is eigenlijk een bijzondere vrouw, doet u dan mee?

Wanneer de wandeling door Semarang heel kort duurt (video)

Semarang

Smabers in Semarang (foto Hein Buitenweg)

Over Semarang valt veel te schrijven, boeken vol, zeker weten. Maar Hein Buitenweg schreef een klein boek, met foto’s. Waarom zo klein?

Persoonlijk

Ik vermoed vanwege het persoonlijke karakter ervan. Hij gaat terug naar zijn jeugdjaren in de stad en schrijft zo, aan de hand van foto’s, op wat hij zich herinnert. Nog veel. Ik ben in 2008 in Semarang geweest en herinner me vooral dat ik het oude huis van mevrouw Kloppenburg bezocht, en dat er aan de overkant (Bodjongweg 80) een rommelwinkel zat waar ik wat oud Indisch geld kocht. Dus daar kan ik verder weinig over schrijven. Behalve misschien, dat ik iets geks voelde. Diep-diep in mij wist ik opeens: ‘Hier hoor ik thuis’. Raar, hè?

Tempo Doeloe

Wandelen door Semarang is een heel persoonlijk boek. We lopen met mee met Hein Buitenweg, langs de oude winkels en societeiten. Het is ver voor de oorlog. De straten ogen ruimtelijk, de huizen zijn groot, de Europeanen voelen zich veilig. Tempo doeloe is deze tijd, en die uitdrukking lijkt tegenwoordig taboe te zijn. Maar van Hein en van mij mag het. Ik vind dat hele koloniale stelsel slecht en tegelijkertijd ervaar ik een diep verlangen om te weten hoe het was, toen en daar, ook ver voor de oorlog. Indië was meer dan oorlog. Voor die tijd begint is er een andere, vol cultuur en mensen. Dat moeten we onthouden.

Over tempo doeloe zeg ik ook iets in de video:

(tekst loopt door onder de video)

Wanneer u het ook wilt lezen: vaak koop ik iets bij www.boekwinkeltjes.nl

Bemoedigen

Ik hoop u met dit stukje te bemoedigen bij het schrijven van uw herinneringen, juist als u het gevoel heeft dat u misschien niet zo veel meer weet.

Zo’n dun boekje als Wandelen door Semarang helpt ons bij het onthouden van het verleden. Heel goed zelfs. Dus ik bedoel te zeggen, dat de waarde van een boek, van een levensverhaal niet afhangt van de dikte. Wanneer u denkt, ik wil wel wat schrijven maar ik weet nog zo weinig, dan is weinig misschien genoeg. En al veel. Misschien heeft u ook wat foto’s, of krantenknipsels, of een fotoboek dat u helpt bij het herinneren. Dat kan best. Het gaat er om wat u wèl weet, daar zitten andere mensen op te wachten, in deze en volgende generaties.
(En ik wil het ook dolgraag lezen.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

De 10 belangrijkste moeders in de Indische letteren (download)

tien moeders

Er zijn heel veel tantes in de Indische letteren, maar hoe zit het met de moeders? Ik dook in mijn boekenkast en maakte een lijst. Moeilijk, hoor. Wanneer u een aanvulling heeft, hoor ik het graag. En eh… doet u mee met de gratis workshop waarin u leert over uw eigen moeder te schrijven?
Klik en lees hier (u gaat dan naar een nieuwe pagina van deze site)

10 Dé-lilah over de moeder van Hugo Alvina: Mook Isa

Dé-lilah publiceerde haar meeste werk voor 1900. Ze voert ons het oude Indië in, vooral de wereld van de armere mensen. Mook Isa is Javaanse en heeft een Indische zoon, Hugo Alvina. Zijn baas is verliefd op de verloofde van Hugo. Daardoor ontstaan grote moeilijkheden, maar zijn moeder weet raad en hoe. Hier zijn moeder en zoon in overleg en dat gaat gevolg hebben:
“Mah heeft toch niet voor niets zoo veel jaren “djamoe djamoe” gemaakt, en je weet toch wel Hugo, dat iedereen vindt dat ik erg pienter daarin ben. Maar ik kan nog meer dan “djamoe djamoe” maken, ik weet ook obat, die iemand kan laten sterven.”
“En merkt men dat dan nooit? Komt het niet uit?”
Online lezen http://www.leestrommel.nl/dozijntje/pagina7a.html
Een verhaal over het recht in eigen hand nemen, wat eerst heel bevredigend is maar toch beroerd kan aflopen. Inspirerend. Waarschuwend.

9 Marie Sloot en haar moeder Louise van Haastert

Marie Sloot (1853-1927) was de eerste grote Indische romanschrijfster van Nederland, en nu is ze vrijwel vergeten. Ze schreef geweldige romans over Indië die hier en daar verkrijgbaar zijn. Wat in de romans opvalt is dat de gelukkigste relaties op de moeder-dochter relatie lijken. Dat is iets uit het leven van Marie Sloot zelf. Tegen haar zin in, moest als als jonge achttienjarige vrouw naar Nederland – haar vader repatrieerde met het gezin. Binnen twee jaar verloor ze haar moeder. Toen werd alles anders voor Marie Sloot. Het verlangen naar haar moeder zette ze keer op keer op papier in haar meeslepende Indische romans.
Zoeken en kopen: http://www.boekwinkeltjes.nl
Online lezen: http://www.leestrommel.nl/colibri/index.(1901)html
Lees online Colibri (1901) over het begaafde meisje Vera. Ook een tip: Melati’s eigen website: klik hier http://www.melativanjava.nl/ met daarop informatie over het levensverhaal dat ik van haar schreef. Vooral geschikt voor degenen met belangstelling voor Indische cultuur en die denken: waren er dan vroeger geen Indische schrijfsters? Nou, ik dacht het wel.

8 Mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh en haar moeder Albertina van Spreeuwenburg

Na de dood van haar oudste dochter had mevrouw Kloppenburg geen zin meer in het leven. Ze kon nauwelijks aandacht opbrengen voor haar man en kinderen. Toen is haar moeder Albertina bij haar gekomen om het een en ander te zeggen. Dat ze dit leed moest gebruiken om voor anderen iets te betekenen. Dat God het zo wilde. De weg die gewezen werd, was duidelijk. Aangezien de dochter van mevrouw Kloppenburg gestorven was door een verkeerde diagnose van een westerse arts, moest mevrouw Kloppenburg zich wijden aan de studie van geneeskrachtige planten en kruiden. Dat deed ze. Het resultaat was een doe-het-zelf geneesboek dat door tallozen in Indië gebruikt is om ziekten te genezen of voorkomen. “Kijk in Kloppenburg,” werd een gevleugeld gezegde. Zo kwam er dankzij Albertina van Spreeuwenburg uit een groot verdriet toch of juist heel veel goeds voort.
Online lezen: http://www.damescompartiment.nl/kloppenburg/leven.html

7 Ems van Soest over haar moeder Emma van Angelbeek

Ems kon niet tegen haar moeder op. Emma van Angelbeek was de sierlijke, slanke en gevierde vrouw, terwijl haar dochter groot van postuur was en zich vaak lelijk voelde. In haar leven werd ze vooral verliefd op onbereikbare mannen, net of ze vond dat ze toch geen liefde verdiende. Dat kan ook het effect zijn van een mooie moeder. Er kwam nog iets anders bij. Voordat Ems geboren werd, was er een ander dochtertje geweest. Zij stierf. Daar schreef Ems over in haar artikelen voor Moesson, waarin ze terugblikte op een Indische jeugd:
“Moe en afgemat, acht maanden zwanger, snakte ze [Emma, de moeder van Ems] naar een bad en vroeg de jonge baboe, die na Carsina’s vertrek voor het kind zorgde, om op Nonnie te passen. Margootje had de pop, die ze met haar verjaardag gekregen had, in een slendang gedaan en wiegde die onder het zingen van “nina, nina bobo”. Ze liet de pop ruiken aan de bloembakken toen Emma in de badkamer verdween. Heerlijk, dat water waarmee ze zich siramde…..
Online lezen: http://www.damescompartiment.nl/ems/zusje.html

6 Maria Dermoût over mevrouw van Kleyntjes

In De tienduizend dingen (1955) staan verschillende verhalen, die elkaar raken. Mevrouw van Kleyntjes verschijnt in ‘De tuin Kleyntjes’. Ze woont op een eiland in de Molukken, waar ze ieder jaar op de sterfdag van haar zoon hem herdenkt. Himpies is gesneuveld bij een militaire expeditie.
Het verhaal gaat over het leven van deze mevrouw, en over verlies en verlangen, en over de nabijheid van de degenen die gestorven zijn. Er is mystiek. Menselijke emoties. Een dieper inzicht in de samenhang van tienduizend dingen.
Kopen: https://www.bol.com/nl/f/de-tienduizend-dingen/9200000040899979/
Geschikt voor iedereen die troost zoekt bij verlies en woede. Wordt sterker bij herlezing.

5 Yvonne Keuls in mevrouw mijn moeder (2006)

In deze roman die voor het grootste deel autobiografisch is, vertelt Yvonne over haar moeder, en daarmee over zichzelf. Wat betekent het, om hier in Nederland dochter te zijn van een Indische moeder? Dat is het onderliggende verhaal in dit boek. Een fragment:

Ze zeggen dat je leven als een film aan je voorbijgaat als je sterft. Ik weet nu dat dat ook gebeurt als iemand sterft met wie je verbonden bent. Toen mijn moeder stierf, trokken de duizend moeders die zij op duizend verschillende momenten was, aan mij voorbij. Ik nam niet alleen afscheid van haar oude lichaam, maar ook van mijn leven voor zover het aan het hare verbonden was, en vooral van het kind in mij, dat zij koesterde, zelfs toen dat kind in mijn volwassenheid verloren dreigde te gaan. Zij wist het feilloos op te sporen eneen naam te geven – ‘Nu ben je weer een mokkend kind…’– en soms wist ze het terug te vinden in mijn kinderen –‘Nooit ergens mee eens, altijd het laatste woord, net als je moeder vroeger.’
Kopen: https://www.bol.com/nl/f/mevrouw-mijn-moeder/30008530/
Of beter nog bij de plaatselijke boekwinkel.
Bij uitstek een boek voor dochters, die niet zeker weten hoe Hollands of hoe Indisch ze zijn, en wat dat dan precies is.

4 Mevrouw van Leeuwenburg en haar zoon Fernand

Fernand is een Indische jongen die zowat ten onder gaat aan de sterke Indische vrouwen in zijn leven. Tegen zijn moeder kan hij helemaal niet op, en dat ligt ook aan haar. Ze houdt zo veel van hem, dat ze hem niet wil loslaten en zeker niet voor een geliefde. Mevrouw heeft haar eigen tragische geschiedenis in Indië gehad, maar of dat alles rechtvaardigt?
Melati van Java schreef met Fernand (1874) een van de eerste Indische romans vol interessante Indische vrouwen, en met een veel te intensieve moeder-zoon verhouding. Hoezo loslaten? Mevrouw van Leeuwenburg houdt hem vast.
Online lezen: http://www.leestrommel.nl/fernand/index.html
Kopen: https://www.bol.com/nl/c/java-melati/3171093/?lastId=24410
Een roman voor iedereen met belangstelling voor zelfstandige Indische vrouwen, en ook geschikt voor schoondochters die soms met twijfel naar hun man kijken.

3 Wies van Groningen over haar moeder Clara Hukom

Wanneer Clara Hukom met een Hollandse militair wil trouwen, vraagt ze haar voorouders om toestemming. Er is immers veel gebeurd in Atjeh. Het mag. Wies beschrijft hoe gelukkig haar moeder was met Barend Metaal, maar ook dat Clara haar afkomst nooit vergat. Zij kwam op voor haar eigen mensen in Atjeh, dwars tegen het Hollandse gezag in. En zij won. Een indrukwekkend verhaal over een vrouw met een groot hart en een ijzeren ruggengraat.
Online lezen: De Afstraffing
http://www.leestrommel.nl/afstraffing/index.html

De stilte trof haar. Het kampement was nooit lawaaiig, maar er waren toch altijd de geluiden van mensen die er leefden en werkten.
Ze wist niet goed wat te doen, mijn moeder. Geneerde zich een beetje. Wat wilde ze nu eigenlijk? Liep dan naar het kantoor van mijn vader. Alleen de betaalmeester was er, zag ze. Een Ambonees.
‘Oom Riebock’ – want onder elkaar worden oudere Ambonezen met oom (of tante) aangesproken.
‘Ada apa? Wat is er aan de hand?’
‘Weet mevrouw dan niet?’
Ideaal voor degenen die wil weten hoe een vrouw destijds in militair Atjeh leefde, en wat zij wel en niet kon doen (en toch deed).

2 Lin Scholte over haar moeder Djemini

Lin Scholte had een Hollandse vader en een Javaanse moeder. Wat Lin over Djemini schreef, is nieuw en anders dan in de meeste boeken over het kazerneleven in Indie. Djemini was uit eigen verkiezing de njai (muntji) van Piet. Zou hij niet bevallen, dan ging ze weg. Een vrouw die zelfstandig was, zorgzaam en intelligent. Met andere woorden, niet elke njai was een slachtoffer. Djemini besliste over haar eigen leven. In Anak Kompenie (1965) tekende Lin Scholte een indrukwekkend portret van deze tangsi-vrouw, haar moeder, Djemini.
Kopen: biografie met verzamelde romans: https://www.bol.com/nl/p/verzamelde-romans-en-verhalen/1001004006481715/
Uitermate geschikt om te lezen wanneer u niet gelooft dat elke njai een slachtoffer was. (En dat was dus ook niet zo)

1 Het levensverhaal van uw eigen moeder

Ja, uw eigen moeder staat op nummer één. Of ze nu een engel van liefde was, of dat u in uw leven haar oorlogservaringen moest dragen met alle gevolgen van dien, uw moeder heeft een belangrijke invloed op uw leven. Weet u wie ze zelf was? Heeft u met haar over vroeger gepraat? Misschien heeft u nog meer herinneringen dan u denkt. Wanneer u kind bent van een bijzondere moeder, is het belangrijk om haar levensverhaal te bewaren. Voor uzelf en voor de volgende generaties. Dat is gemakkelijker dan u denkt. Begin maart geef ik online een workshop waarna u meteen aan de slag kunt. Hier kunt u meer lezen en zich opgeven:

https://www.indischeschrijfschool.nl/gratis-workshop-over-mijn-moeder-maart-2020/

En lukt opgeven niet? Mail me even, dan maak ik het in orde.

Klik hier en dowload het top tien lijstje: de 10 belangrijkste Indische moeders in de literatuur download

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier: klik op het plaatje voor de inschrijfpagina. Bij inschrijving krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Rudy Hartung: Onze laatste jaren in Semarang, 1951-1955

Semarang

Heuvelschool 1951-1952, 5e en 3e klas. Ik zit op de voorste rij 7e van links. Onze onderwijzeres heette mevrouw Schallies.

Rudy Hartung schrijft over zijn jeugd en hij weet nog veel van toen. Gelukkig had hij ook foto’s. Voor de familie heeft hij er een boek van gemaakt. Ik mocht het vijfde hoofdstuk publiceren. Terima Kasih, Rudy!  Het is een heerlijk en een lang hoofdstuk.

 


 

Wat vooraf ging

Terug gekomen in Semarang, moesten mam en pap het belangrijkste besluit voor hun toekomst nemen. In Indonesië blijven en met het gezin de Indonesische nationaliteit aannemen. Of te kiezen om naar Nederland te vertrekken.
Pap heeft niet lang daarover hoeven na te denken. Wij gaan naar Nederland. Het hoefde niet meteen, want hij kon nog een paar jaar bij de BPM blijven om zijn pensioen nog wat verder te kunnen opbouwen. Later in Nederland zou het zijn SHELL pensioen worden. Peter, Carla en John waren nog heel jong. Zij zullen, denk ik, zich heel weinig kunnen herinneren over onze laatste jaren daar in Semarang.

Op de scholen werd het onderwijs in de Nederlandse taal niet meer toegestaan. Er was een overbruggingsperiode ingevoerd. In Semarang konden wij tot ons vertrek (1955) speciale Nederlandse scholen bezoeken. Ook werd de Indonesische taal als les ingevoerd.

Hereniging met de familie van mam

Semarang, 1952

Gedurende die laatste jaren in Semarang, heb ik voor het eerst met de Kribben’s familie uit Surabaya kennis gemaakt. Zij kwamen naar Semarang. Het was een soort van reünie van de Kribbens. Het waren oom Sjuul Kribben met tante Noy en dochter Liek. En tante Zus Kribben met oom Ros.
Alleen oom Ed Kribben en tante Eef, die ook in Surabaya woonden, kwamen toen niet naar Semarang Pas veel later hoorde ik over de breuk die tussen tante Eef en tante Ton was ontstaan, gedurende de jaren van de Japanse bezetting.
Oom Sjuul had toen al besloten om met zijn gezin voorgoed in Indonesië te blijven. Hij had een goede baan bij de ANIEM. En na zijn pensioen zou hij naar een koele bergstreek vlak bij Malang verhuizen. Het was tegelijk ons afscheid van oom Sjuul, tante Noy en Liek. Al mijn andere tantes Kribbens, zoals tante Dé, tante Troel en ook tante Bet met oma Kribben, waren intussen al naar Nederland vertrokken. Ik kende tante Dé en tante Troel nog niet.

“Ik heb daar niets te zoeken in het koude kikkerland van Nederland” vertelde oom Sjuul mij, toen ik met hem, veel later, kennismaakte in Nonggojajar.

Hereniging met de familie van pap

Tante Martha en haar beide kinderen Kees en Wanda waren intussen, zo eind 1945 begin 1946, naar Nederland vertrokken. Alleen Tante Troel zat nog in Semarang. Ik heb met tante Troel in Semarang voor het eerst kennis gemaakt. Toen wij van Padang terugkwamen. Zij woonde aan de Andongweg. Zij was directie- secretaresse op het kantoor Prauwenveer in Semarang. Ook zij had besloten om naar Nederland te vertrekken. Een paar jaar voor ons, vertrok tante Troel naar Nederland. In 1955, toen wij in Nederland kwamen, heb ik voor het eerst met tante Martha, Wanda en Kees kennis gemaakt.

Terug in Semarang

Gedurende deze laatste jaren in Semarang, zullen mam en pap zich ongetwijfeld vaak hebben afgevraagd, hoe het daar zou zijn in Nederland. En hoe hun verder leven daar zou verlopen, verweg van hun geboorteland. Zij waren stellig ervan overtuigd dat zij met ons, in Nederland een betere toekomst zouden hebben. Er moet een keuze worden gemaakt. Zoals alle Indische Nederlanders, heeft pap, zowel op sociaal en politiek gebied, zich altijd voor 100% op Nederland afgestemd. Op een samenleving gebaseerd op ‘westerse normen en waarden.’ Hij heeft zich goed gerealiseerd, dat het Nederlands Indië niet meer bestond. Zijn Indië was Indonesië geworden. Het was daarom, zowel voor pap als mam, vanzelfsprekend, om naar Nederland te verhuizen. Pap kon op een heel fijne werkperiode terugblikken bij de BPM. En op de gelukkige jaren samen met mam. En beiden konden op hun jeugdjaren terugblikkken, van het Nederlands-Indië van ver vóór de oorlog.
Maar ongetwijfeld zullen mam en pap, diep in hun hart, de pijn hebben gevoeld. Over het vooruitzicht dat zij weldra hun geboorteland voorgoed moesten achterlaten. Hun Java waar zij hun jeugd hebben doorgebracht. Maar zij hebben voor Nederland gekozen. Hun verdere toekomst lag daar in Nederland. Een Nederland dat zij alleen kenden, van wat zij op school erover hadden geleerd. Over de Nederlandse Vaderlandse Geschiedenis of de Aardrijkskunde van Nederland met haar 11 provincies. Maar over de geschiedenis of cultuur van Indonesië, daar werd op de Nederlandse scholen in voormalig Nederlands Indië niets over geleerd. Zo was het toen in die tijd.

Gedurende onze laatste paar jaren in Semarang hebben wij op Tjandi Baru gewoond. Wij hebben daar altijd in huurwoningen gewoond. Eerst voor een korte tijd aan de Merapiweg no 13. Waar oma Frank woonde. En ook juffrouw Lien. Het huis is verbouwd en het is een prachtige woning. Carla wordt in 1951 geboren wat later in 1953 is John geboren. Beiden in het St.Elizabeth Ziekenhuis.
Dit ziekenhuis wordt als het beste ziekenhuis van Semarang beschouwd.

Oma Frank had haar hond Molly, die graag glijbaantje speelde op een grashelling in de voortuin. Zij ging op haar buik liggen en gleed zo met haar voorpoten vooruitgestrekt, de heuvel af. Zo’n leuke hond was Molly. Zij leek op Mitsy. Maar Molly had een wat rossige vacht en zij was veel dikker.

Een buurman had een grote kooi met enkele pythons. Mam vond het maar eng. Er was natuurlijk best wat risico dat een python zou ontsnappen. Python is overigens geen giftige slang. Het is wurgsang!!! Dus toch wel uitkijken als je er eentje tegenkomt.

Semarang

Merapiweg 13

Merapiweg 13, Semarang (2019)

Daar aan de Merapiweg ook geleerd om nóóit meer op vogels te jagen. Ik had een katapult en ik schoot toen een mus naar beneden. En ik had toen meteen zoveel spijt erover. “Nooit meer zoiets doen Rudy”, zei mijn geweten. Dus die katapult heb ik nooit meer voor vogels gebruikt. Alleen om op een fles te mikken. Of om een mangga uit de boom te schieten.

Een wijze les van pap. Op een middag kwam ik thuis met een grote tros pisang’s. In de sawah’s achter het huis gevonden. En dacht “Hééé lekkere pisangs” De tros toen naar huis gesleept. Maar zo tegen eind van de middag, kwam een Javaanse boer naar ons huis. En wou pap spreken. Hij vroeg of er misschien iemand bij ons een tros pisangs van de sawah naar huis had meegenomen. Hij had het spoor gevolgd van de pisangtros, die ik naar huis had gesleept. Het was pap meteen duidelijk wat er aan de hand was. Eerst zijn excuses aangeboden over het gedrag van zoon Rudy. En toen gevraagd wat de kosten waren van de pisang’s.
Pap zal de Javaan een ruime vergoeding hebben gegeven voor de bananen. Zodat de man geen financiële schade had. En zij hebben daarna elkaar de hand geschud. En het probleem was daarmee opgelost. Pap heeft het volkomen correct afgehandeld. Op een goede manier heeft hij het met de Javaanse boer in orde had gemaakt.

Pap heeft mij even apart gesproken en uitgelegd dat het een goede les voor mij moest zijn. Om nooit iets ongevraagd, zoals pisang of cassava of wat maar ook, uit de sawah’s te halen. Of het moet je worden gegeven. Zoniet dan moet je ervoor betalen. Want je benadeelt iemand. Er is niets gratis in de wereld.

Sinds ik op Java woon, besef ik dat pap goed op de hoogte was, hoe je met de Javaanse bevolking moest omgaan.Het wederzijdse respect dat je voor elkaar moet hebben. En vooral je verontschuldigen als je iets verkeerds heb gedaan.

 

Sunarioweg 11, Semarang

SemarangNa een half jaar of zo zijn wij naar de Sunario weg 11 verhuisd. Het is dezelfde buurt van de Merapiweg. Wij konden van de familie Strausz het huis overnemen, die naar Nederland zou vertrekken. Wij namen ook hun 2 honden Flip en Flap over. Zo was het toen, het was vanzelfsprekend. Het huis waar wij gewoond hebben, staat er nog steeds in oorspronkelijke vorm zoals toen! Het huis staat te koop. Het zal zeker verbouwd worden. Het huis van onze buren de familie Young staat er niet meer. Er komt een nieuw huis te staan.

Aan de Sunario weg hadden we familie Young als buren. Wij hadden leuke contacten met de familie Young en de kinderen Tjali, Mary, Jany en hun jongste broer Freddy. Zij zaten ook op de Heuvelschool. Maar Freddy was natuurlijk nog erg klein. En onze “buren” aan de andere kant waren de geesten van een Moslim begraafplaats. Aan de overkant woonde de familie Sneeuwjacht. Met hun 2 zoons, die de leeftijd van Peter hadden. En weer wat verder, naast de familie Young, woonde het gezin Ossenbrugge. Alle buren waren Indische Nederlanders. Allemaal ook met het plan om Indonesië te verlaten. De familie Sneeuwjacht zou naar Australie emigreren.

Achter het huis, is een diep dal gelegen. En waar beneden een kali stroomt. Aan de overkant van die kali gaat het weer omhoog, naar een kleine desa. De desa waar onze bediendes woonden. De hellingen in dat dal waren vol begroeid met pisang, ketela, singkong, papaya en katjang. En van achter het huis, kijk je uit op de berg Ungaran.

De familie Young

Mevrouw Young was een Javaanse vrouw. Zij was een prinses van één van kraton’s op Midden Java. Zij kwam uit een goed Javaans milieu. Er stond ook een piano bij hun in huis. En mevrouw Young speelde piano, klassiek muziek! . In Semarang had de familie Young een busbedrijf. Tjali en Jany heb ik later ontmoet tijdens een Heuvelschool reünie. Oudste dochter Mary is naar Amerika geëmigreerd. Zowel Tjali als Mary zijn beiden overleden.

In die tijd had ik veel last van puistjes op mijn gezicht. “Oh Ruud dat is akné,” zegt buurvrouw Young. Dus jeugdpuistjes. “Kom maar langs, dan behandel ik jou wel met Oevéé”, zegt zij. En gratis hoor! “Wat is dat mevrouw Young, Oevéé?” vraag ik. Oh even kijken Ruud. Mevrouw Young studeerde toen voor schoonheidsspecialiste. En buurvrouw Young bladert in de gebruiksaanwijzingen van de Oevéé. “Oh Ruud, hier staat het. Ultraviolet stralen!” Dus ik was haar proefkonijn voor Oevéé bestraling. En toen heeft zij mij regelmatig met Oevéé bestraling behandeld. Totdat ik van al mijn puistjes was verlost. Zo’n leuke herinnering aan buurvrouw Young, een prinses van een Kraton. Later heb ik mevrouw Young nog eens bezocht, toen zij in Amersfoort woonde.

Teruggekeerd naar Indonesië, heb ik met Tjali (Charles) Young heel goede contacten gehad. Tjali was onderwijzer in Amsterdam. Maar hij besloot dat beroep op te geven. Hij had genoeg van de brutale jeugd. En hij opende in Noordholland een groot tuincentrum. Toen hij besloot om met bamboe produkten uit te breiden, heeft hij met mij contact gezocht. Jarenlang heb ik voor Tjalie de inkopen gedaan, voor bamboe-stammen en bamboe- tuinhuisjes.

Heuvelschool

Semarang

Derde klas Heuvelschool, Semarang 1951-1952

Met een reünie Heuvelschool bij neef Paul de Rooy, heb ik Tjali en Jany en Edmé, Nel, Paulien en nog andere oud Semarangers ontmoet. Zoals Hans van der Linden. Die geweldig goed kon tennissen. Wij verloren allemaal van hem! Vroeger in Semarang

Gedurende de lange schoolvakanties gingen Paul en ik vaak met oom Hein mee. Voor een dagtocht. Naar plaatsen zoals Tegal, Pekalongan, Kudus, of Rembang. Allemaal plaatsen aan de Noordkust van Midden Java. Oom Hein werkte voor de Internatio Semarang. Hij was hoofd van de inkoop afdeling. En moest voor zijn werk regelmatig zijn Chinese contactpersonen bezoeken, bij wie hij de inkopen deed voor allerlei Indonesische kruiden. Het was altijd erg gezellig. Een heel mooie herinnering aan oom Hein is dat hij tijdens het rijden graag zong. Paul en ik probeerden mee te zingen. Of wij neurieden zo’n beetje mee. Maar het was natuurlijk ook bedoeld om oom Hein wakker te houden.

Semarang

5e en 3e klas. Ik zit op de voorste rij 7e van links. Onze onderwijzeres heette mevrouw Schallies. Tjali helemaal rechts achterste rij. Mary precies in het midden achterste rij.

Met Ilse, Joyce en Paul heb ik altijd ontzettend gezellige jaren beleefd. Gedurende die jaren daar in Semarang , trok ik veel met hen op. En heb daar ontzettend veel fijne herinneringen aan overgehouden.

Ballenjongens

Op de tennisbaan naast het huis aan Tjandi Baru, waar oom Hein en tante Ton woonden, hebben wij met Ilse, Joyce en Paul, héél veel uren op de tennisbaan doorgebracht! Wat waren wij fanatiek. Wij speelden meestal zo vroeg als mogelijk in de middag. Zolang tante Ton, oom Hein en hun buren het echtpaar de Jong, nog hun middagrust hielden, konden wij lekker spelen. Maar wat later, na hun middagrust kwamen de ‘oudjes’ naar buiten. En jawel. Met hun tennisracket in de hand. En met ‘weg zwaaiende’ gebaren, werd het ons duidelijk gemaakt, dat wij van de baan af moesten

Semarang
Paul en ik waren meestal de ballenjongens. Het was best vermoeiend, om al die misgeslagen ballen van de ‘oudjes’ op te halen. Maar nog erger was het, als er een bal over het hek van de tennisbaan was geslagen. En dát gebeurde regelmatig. De bal die ergens in de voortuin moest liggen moest natuurlijk steeds worden opgehaald. Maar nóg vervelender was het, als de ‘oudjes’ de bal in de tuin mikten, van de buren. In de tuin van de Chinese familie Khoe. Want dan moest er écht naar de bal worden gezocht. Tussen al die bomen en struiken, in de tuin van de familie Khoe.
Best vermoeiend was dat voor Paul en mij. Dus wij af en toe, even uitrusten onder een boom. Of soms soeten, wie die bal uit de tuin van de familie Khoe moest zoeken. Maar vaak gingen wij samen zoeken.

Wij zijn voor een weekend bij de familie Wennekes in Salatiga geweest. Van Salatiga is het niet zover naar het bergplaatsje Kopeng. Het is een kleine desa gelegen op de berghellingen van de Merbabu. En waar je kunt zwemmen of wandelen. Wij zwommen in het ijskoude water van het zwembad.

Ik kom regelmatig in Salatiga. Het is voor een bezoek aan mijn tandarts mw.Wiwik. Ontzettend aardig mens. Ben al meer dan 20 jaar haar patient. Ik logeer dan voor een paar dagen in Salatiga. In het busje tussen Magelang en Salatiga is het altijd erg gezellig druk. Altijd vol met vriendelijke en heel nieuwsgierige vrouwen. Met hun manden vol met groenten voor de pasar. Sommigen komen met lege manden. Zij gaan weer naar huis. Ook een enkele keer met een heel vriendelijke djamu verkoopster, die mij altijd een glas koenjit drank (curcuma) aanbeveelt. En met zo’n tocht, op de berghelling van de Merbabu, tussen Magelang en Salatiga kom je langs Kopeng en langs nog veel andere desa’s.

Toko Oen

Semarang

Toko Oen

Vanuit Solo, in de richting bergen, gaat er een weg naar het bekende bergplaatsje Tawangmangu. Wij hebben daar eens een vakantie gehouden. Om van de koele lucht te genieten. Paul is met ons meegeweest. Je kunt er paardrijden, zwemmen of wandelen. Het is nog altijd een bekende vakantie plaats. Als je van Tawangmangu doorrijdt en van de andere kant van de berg naar beneden rijdt, dan kom je bij het bergplaatsje Sarangan. Oók een heel bekende vakantieplaats. Vooral bekend door het meer en de waterval. Vroeger had het de naam ‘Klein Zwitserland’

Toko Oen van Semarang. Aan de Bodjongweg. Waar je heerlijke ijs kunt eten. Met zo’n 30 soorten ijs. Aardbeien ijs, chocolade ijs of mocca ijs en nog veel andere soorten Italiaans ijs. Toko Oen is nog altijd het bekende en druk bezochte restaurant in Semarang voor Europese gerechten. Zoals wienerschnitzel, biefstuk, spaghetti en zelfs bitterballen. En van die heerlijke cocoskoeken en schuimpjes in kleuren. Wel erg zoet!

Voorbereidingen vertrek Nederland

Pap is gedurende de laatste jaren in Semarang behoorlijk druk geweest. Met allerlei voorbereidingen voor het vertrek naar Nederland. Er moest een vendutie worden gehouden voor de verkoop van onze meubels. Ook moest een grote jati houten kist worden besteld. Voor al onze spulletjes. Natuurlijk moesten ook de oelekan en de wadjans van mam mee! En pap druk met allerlei reisdocumenten. Zoals paspoorten. Want mam en pap hadden immers nog geen paspoorten? Wij waren nog niet eerder in het buitenland geweest. In die tijd ging je niet even met vakantie naar Nederland of naar het buitenland! Maar er was een Nederlandse Consul in Semarang. En pap hoefde niet helemaal naar de Ambassade in Jakarta toe.

Een poosje voor ons vertrek, is de kist vol met onze spulletjes,
per boot naar Nederland gestuurd. Naar het adres van oom Sjaak Zijlstra. Wij zouden de kist wat later volgen.
Het was al bekend dat Apeldoorn onze woonplaats zou worden. Omdat oma Anna Kribben en tante Bet daar woonden. Bij tante Troel Zijlstra en oom Sjaak.(Aan de Strauszlaan)

Bijzondere kist van Jatihout

Pap heeft die kist, aan meneer Punt gegeven. De aannemer die ons huis aan Chopinlaan had gebouwd. Vele jaren later sprak pap met meneer Punt. Meneer Punt vertelt dat hij heel verbaasd was over de houdbaarheid van dat hout. Hij had de planken van de kist als vloer in zijn tuin gelegd. Tot zijn verbazing was het hout na al die jaren, nog steeds niet vermolmd of door houtworm aangetast! Pap heeft meneer Punt uitgelegd dat jati hout één van de hardste houtsoorten is. Het wordt ook ijzerhout genoemd. Het is te hard om door houtworm te worden op gegeten.
Ik had gemengde gevoelens. Ik vond het aan de ene kant heel spannend om naar Nederland te gaan. Maar vond het ook niet leuk om alles achter te laten. Ik had geen flauw idee wat voor een stad “Aapeldoorn” was. Ik dacht in mijn onnozelheid dat er apen in de bossen van “Aapeldoorn” zaten. En gek toen veel later bleek, dat het toch wel iets klopte. Met de Apenheuvel van Berg en Bos.

Onze laatste schooljaren

Terug van Padang werd ik in de 5e klas geplaatst. Met een flinke achterstand, opgelopen in Padang. En ik bleef prompt zitten. Dus een jaar overdoen. In de zesde klas ging het beter. Bij meneer Sluiters. Toen naar de MULO. Ook Vonny heeft na de zesde klas op die MULO gezeten. !e en 2e klas. Het was er best gezellig. Veel lol gehad met onze klasgenoten. Ik denk aan Annelies Loemij, Guus van Huut, de twee broers Arthur en Edward Houwert en Jan Krancher. Van Jan Krancher weet ik dat hij naar California is geëmigreerd. Er zijn veel Indische families naar California vertrokken, omdat zij Nederland toch te koud vonden.
Afscheid van Semarang. Mam en pap zullen vast en zeker verdrietig zijn geweest over het komende afscheid van Semarang
en van Java. Maar ongetwijfeld waren hun gedachten ook al bij Nederland Waar zij nog nooit eerder waren geweest. Hun vertrek uit Indonesië is voor hen beiden een voorgoed afscheid van hun geboorteland geworden. Mam en pap zijn nooit meer naar hun geboorteland teruggekeerd. Ik heb mam en pap, in de jaren 70, wel eens gevraagd, om eens een keer met ons mee te gaan, naar Java.
Maar zij zagen het niet zitten. Blijkbaar hadden zij er geen behoefte meer aan. Het was een afgesloten deel van hun leven. Maar zij vonden het altijd leuk als zij de dia’s of foto’s van de Indonesië -vakantie zagen.

Afscheid van de Sunarioweg

Het moment brak aan dat wij afscheid van al onze buren moesten nemen, de familie Young, de familie Sneeuwjacht van de overkant, En afscheid van onze bediendes. Elk afscheid doet pijn. Wij, Vonny, Edith en ik waren nog te jong om ons goed voor te stellen wat het zou betekenen, om Indonesië achter te laten. Alweer moesten wij onze honden achterlaten, Flip en Flap. Zij zouden door de familie Young worden verzorgd. Allemaal waren wij verdrietig. Wij hebben ons goed gehouden. En zo ging het toen, het was vanzelfsprekend.

Semarang

Hoe oud waren wij toen? Pap was bijna 50 jaar en mam 39 jaar; Vonny moest 18 jaar worden; Edith moest 13 jaar worden; Peter was 7 jaar; Carla moest 4 jaar worden: John was 2 jaar; En ik was 15 jaar.

Medio Augustus 1955 zijn wij met de KLM naar Nederland vertrokken. En op 15 augustus 1955, zijn wij op Schiphol aangekomen.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikke. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Lijkt u op uw moeder?

moeder

“Ben jij familie van…?” Hoe ouder we worden, hoe dierbaarder het antwoord voor ons is. “Ja, want…” De familie is waar we thuis horen en waar we vandaan komen. En dat geldt zeker voor uw moeder.

Kind van uw moeder zijn

Heeft u dat ook, dat u de laatste jaren beseft dat u op uw moeder lijkt? Ik begin nu pas te begrijpen van wie ik het heb. Dat optimisme heeft zij ook. De hele tijd willen lezen. En elke avond zuchten: ‘Moet ik nou al naar bed, ik had nog zoveel willen doen.’
Kind van je moeder zijn, dat is een ontdekking.
Misschien is het ook iets om langzaam te verkennen. Hoe dat was, uw kindertijd. En hoe uw moeder was: als moeder en als vrouw. Misschien heeft u foto’s, herinneringen en kent u verhalen over haar. Weet u wat ze het liefste at, van wat voor muziek ze hield? Ja, of waarvan ze houdt natuurlijk: de gelukkigen onder ons hebben hun moeder nog.

Grijs randje

Ik hoor steeds vaker dat mensen het levensverhaal van hun moeder willen opschrijven. Gewoon, om de herinneringen te bewaren en door te geven aan volgende generaties. Alleen dat opschrijven is vaak een probleem. Hoe begin je? Wat als je al tien keer begonnen bent? Intussen gaat de tijd voorbij en u en ik krijgen af en toe zo’n envelop met een grijs randje. Ik raad elke keer verkeerd om wie het gaat, dus dan schrik ik weer. Het moedigt me aan om te doen wat ik wèrkelijk belangrijk vind.
Dat is voor mij boeken schrijven en anderen te helpen hun verhaal op te schrijven.

Gratis workshop

Daarom ga ik begin maart een gratis online workshop geven: Over mijn moeder. Haar levensverhaal op papier in vijf stappen

Na de workshop kunt u aan de slag. Het mooie is: met een beetje doorwerken bent u klaar voor Moederdag, dat is zondag 10 mei. Als u een bijzondere moeder heeft of heeft gehad, dan is dit uw kans om een klein monument voor haar op te richten. Ja, van papier, hoor.

Schrijven over uw moeder is gemakkelijker dan u denkt, als u maar weet hoe het aan te pakken. Heeft u een mooie foto van haar? Zet die op een plek in huis waar u vaak zit. Dan kunt u naar die foto kijken en kijken en kijken en dan… borrelen de herinneringen al op. U weet meer dan u denkt.

Doet u mee?

Doet u mee? Opgeven gaat via dit groene venster. Vergeet niet de datum aan te geven: zondagavond 1 maart om 20.00 uur of maandagochtend 2 maart om 0900 uur. Lukt het niet, dan stuurt u me gewoon een mail op welke datum u meedoet. Dan maak ik het verder in orde.

Meedoen gaat dus via de computer. U hoeft zich alleen op te geven en dan komen de uitleg-mails vanzelf in de digitale brievenbus.

“Dit was nu het leven van een frontsoldaat. Krankzinnig!”

Bo Keller

Bo Keller in de KNIL-tijd/ Nederlandse Krijgsmacht.nl

Straks, op 6 september, viert Bo Keller zijn 92ste verjaardag. Een man met een verhaal. Hij zat bij het KNIL en ging daarna naar de Korea-oorlog. Hij mailde me: “Ik weet niet of dit verhaal goed overkomt, maar zo’n bijzondere oorlogsfrontherinnering uit het verre Korea mag niet verloren gaan.”

Dat vond ik ook. Daarom ben ik blij dat ik zijn verhaal mag publiceren.


Op Facebook lees ik veel oude herinneringen en zo viel bij me verschillende herinneringsklepjes open op mijn oude dag. Er waren in deze afschuwelijke oorlog ook wel vele leuke momenten geweest aan het front dan alleen akelige gebeurtenissen.

Onze maat Swaab

Ons peloton had in de vooravond een gedeelte van de veroverde Chinese loopgraven toegewezen gekregen. In mijn groep zaten enkele Indische jongens uit Nederlands Nieuw Guinea waaronder ik.
We waren moe. De wachten werden ingedeeld. Een ieder begaf zich in het duister, dat af en toe verlicht werd door  wat verlichtingsgranaten die een tijdje in de lucht bleven hangen.
De nacht verliep vrij rustig.
Wij Indische jongens staan nogal vroeg op om aan de koffie en tevens op temperatuur te komen. We zaten daar zo gezellig mogelijk te donggengen (slappe praat) toen opeens onze maat Swaab haastig uit zijn wachtgedeelte kwam, naar ons rende en ons toeriep: ‘een dooie Chinees, een dooie Chinees.’ Onze korporaal Micka hield hem staande en bracht hem tot rust.

Lieflijk toegedekt

Wat vertelde Swaab? Hij liep die avond naar zijn toegewezen plekje in de loopgraaf en struikelde over een persoon die op de grond lag en volgens zijn verhaal, bromde deze man toen hij tegen hem aan liep. In zijn wachtuur zag hij dat deze persoon krom lag. Hij dekte hem toe met een deken en ging naderhand tegen hem aan liggen slapen.
In de ochtend hoorde hij ons kwebbelen en stootte hij de persoon die naast hem lag aan. Nu pas zag dat het ’n Chinees was en nog dood ook, die hij als zijn kameraad lieflijk toegedekt had. De hevige schrik zat er bij hem goed in.
Vanaf die tijd noemden we Swaab: ‘dooie Chinees.’

Regiment van Heutsz

Wij waren bij het Nederlands Detachement Verenigde Naties (N.D.V.N.), Regiment van Heutsz. B. compagnie. De eerste aanvulling vanuit Nederlands- Nieuw Guinea 1951. Via Biak-Guam-Manilla-Japan waren we in Korea aangekomen waar we werden gelegerd op de oevers van de rivier de Han. We werden vrij direct naar het front gezonden.
Daar hebben we verschillende gevechtsacties mee gemaakt en in de wintermaand 1951 speelt dat verhaal af tijdens de gevechten genoemd de ‘IJzeren driehoek’ in Noord Korea. Tijdens de Korea Oorlog vochten we tegen de Noord-Koreanen en tegen de Chinese troepen, die de Noord-Koreanen te hulp schoten.

Heuvels

De gevechten voor ons Nederlanders vonden voornamelijk plaats in de Koreaanse heuvels, waar beide partijen zich duchtig te weer stelden en langs hun lange front smalle diepe diepe sleuven groeven (loopgraven). Er waren ook bunkers met alles daarop en daaraan, te weten mitrailleurs, en observatie-opstellingen – zowel open als afgedekt – boobytraps en nog meer akelige voorwerpen.

Frontlijn

Bo Keller in Korea (Nederlandsekrijgsmacht.nl)

Wij ‘vrijwilligers’ worden zo dicht mogelijk voor hun frontlijn gebracht, meestal op zo’n halve kilometer afstand. We stappen uit de voertuigen en staan al direct bloot aan de Chinese/Noord-Koreaanse kanon en mortiervuur, dat heel akelig is. De grond rondom leek soms op kokend water.

Ons klein makend en vaak biddend maken we gebruik (hebben ’t geleerd) van terreinplooien. Liggend, kruipend en hardlopend gaan we zo goed mogelijk voorwaarts. Dan pakweg de laatste 50 meter, stoppen we.

Even halen we diep adem (krankzinnig), zetten de bajonet op het wapen en gaan uit al onze wapens vurend, gillend etcetera (zelfs eens de strijdkreet ‘Van Heutsz- van Heutsz’ gehoord om ons wat extra moed te geven) voorwaarts. Meestal omhoog de bult (Tjot) op.

Loopgraven

De vijand had al van te voren een ware HEL over zich heen gekregen (vliegtuigen -tanks-kanonsvuur en veel rook). De overlevende vijandelijk verdedigers zitten dan vol verwachting in deze ‘loopgraven;’ ons op te wachten met onder andere een ware regen van handgranaten ons toegooiend.
Dan na heel veel onvriendelijkheden over en weer nemen wij hun plaatsen in. Daarna maken we gebruik van hun loopgraven of kuilen om hun tegenaanval af te wachten en onze eigen verliezen op te nemen.

Dat voorval van de ‘dooie Chinees’ was na deze laatste controle, toen wij de nacht ingingen en tijdens de volgende ochtend.

Dit was nu het leven van een frontsoldaat. Krankzinnig!


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

indische schrijfschool

Waarom bescheidenheid ook een nadeel heeft (video)

“De kinderen vragen niets,” zei de oudere man tegen me. Hij had droevige ogen. “Dus vertel ik niets, dat begrijpt u wel.”

Ik begreep het. Maar ik wist ook wat de toekomst zou brengen. Zwijgen en wachten. En later de kinderen die op zoek gaan naar verhalen, omdat ze eindelijk hebben begrepen dat er iets te vragen viel.

Kassian, de vader.
Kassian, de kinderen.

Bescheidenheid

Die ontmoeting bij Nasi Idjo in Enschede bewaar ik nog altijd in me. Ik voelde zijn bescheidenheid. Ook zijn besef van eigenwaarde. Dat gaat vaak samen. Dan ben je heel gevoelig voor het gedrag van anderen. En daardoor ontstaat een zekere kwetsbaarheid.
Zolang er geen oprechte aandacht is, komen er geen verhalen.
De bescheidenheid verbiedt het.
Zo heeft die mooie eigenschap dus ook een nadeel.

Dat het zo werkt, begrijp ik. Het doet me verdriet, omdat ik weet dat daardoor de belangrijkste levensverhalen niet verteld worden. Want er is twijfel: is mijn verhaal wel de moeite waard? Zijn er al niet heel veel boeken over levens als de mijne?

Die vraag neem ik serieus. En als u dat ook doet, luistert u niet naar het Hollandse stemmetje dat u ontmoedigt. Niet doen, hoor. Uw twijfel is het begin van een onderzoek.

Waardevol

De vraag is eigenlijk: wat maakt een levensverhaal waardevol? Daar heb ik een video over gemaakt.

In deze video:

  • hoe bescheidenheid ook een nadeel heeft en wat dat betekent
  •  een nieuwe manier om naar uw levensverhaal te kijken
  • waarom ook uw levensverhaal belangrijk is

(tekst loopt door onder video)

Wisselwerking

Dus daar gaat het om. Die wisselwerking. Tussen de grote gebeurtenissen en uw eigen verhaal. Dat maakt het waardevol. En daarbij komt het andere, het feit dat elk mens een uniek verhaal heeft. Zelf kom ik uit een gezin van drie dochters van dezelfde ouders, en toch vertellen mijn zusjes en ik ieder een eigen verhaal over de ouders.
Dat geldt ook voor uw gezin, en voor uw familie, en daarmee voor uw levensverhaal. En elk verhaal is een stukje van het grote mozaïk dat Indië was, dat gaat over Indische levens, in Indië en in Nederland.

Glastouw

Nog een praktisch voorbeeld?
Als ik aan tien mannen vraag: ‘hoe maakte u vroeger glastouw?’, dan krijg ik tien verschillende antwoorden. Alle tien even interessant.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Het levensverhaal van Oma Batoe (3-3)

Oma Batoe

De oorlogsjaren

Maar om Oma gaat het in dit verhaal. Oma, altijd gekleed in sarong en kebaja en haar haar glad naar achteren in een wrong. Niet zo jong meer in die oorlogsjaren. Hoe oud? Dat wist niemand, snel verouderend door het verdriet van de oorlog. Door de Jappen uit haar dierbare huis gezet, gescheiden van de kinderen en kleinkinderen. In een kamponghuisje heeft ze nog kort bij ons, mijn moeder Miline, naar zuster Jim en ik mogen wonen. Tot haar eigen, Indonesische, Bangsa (volk), het haar verbood contact te hebben met haar half-bloed dochters, met wie zij het kamponghuisje deelde. Ze werd onverwacht op een ochtend, met paard en wagen, opgehaald door… Indonesische familieleden. Dat was het begin van haar einde. Ze mocht zelfs geen afscheid nemen van ons, mijn moeder en mij.

Wij waren op dat moment even naar de passar en zagen de dogcar waarmee zij werd ‘ontvoerd’ voorbij flitsen. Er werd niet gestopt, integendeel de koetsier haalde met de zweep uit naar de paarden, die er in galop vandoor gingen. Een laatste beeld van Oma, gelaten haar hand naar ons uitstekend, zonder woorden, tot een klein stipje verdwijnend in de verte. Waarheen? Naar later gebleken is naar enkele Indonesische familieleden die in de buurt woonden, wie het eveneens verboden was contact met ons te onderhouden.

Het einde van Oma’s leven

Mijn laatste herinnering aan Oma was toen ik met mijn moeder, een poppenwagen voortduwend en zogenaamd gras voor de ‘konijntjes’ verzamelend, langs de inmiddels bekende verblijfplaats van Oma wandelde. Spreken met Oma was ten strengste verboden, dus het bleef bij een zacht ‘Dag Ma! Dag Oma’. Gelaten zat zij er in de tuin. Alleen, vermagerd, grijs geworden, onbereikbaar, triest voor zich uit kijkend, treurend om al het verlorene.
Op 1 januari 1946, vlak na de bevrijding van de Japanners, overleed zij, naar alle waarschijnlijkheid van verdriet, niet wetende dat zij op dat moment al een zoon en twee schoonzoons als gevolg van de oorlog had verloren en kort daarna nog een kleinzoon door een noodlottig ongeval zou omkomen. Zij werd begraven op het Indonesische kerkhof in Batoe, aan de voet van de Gunung Panderman. Haar twee jongste dochters mochten, onder begeleiding van een paar gewapende Pemuda’s, haar graf nog even bezoeken. Wij zaten toen namelijk gevangen in het kamp Songgoriti tot wij in september 1946 ‘’vrij’ kwamen.

Eerbetoon aan Oma Batoe

Bij mijn bezoek, met een vriend, aan Batoe in 1995 heb ik getracht Oma’s graf te vinden op de Indonesische begraafplaats aan de voet van de Gunung Panderman. Een illusie, want het graf was onvindbaar. Ter plaatse hebben wij toen nog een slametan kunnen organiseren ter nagedachtenis aan en in respect voor deze zo geliefde, bijzondere vrouw, die zelf tijdens haar hele leven bij iedere bijzondere gelegenheid in de familie zorgde voor een uitgebreide slametan. Zij hield van ons en wij allen van haar. Nog brand ik zo nu en dan wierook en een kaarsje bij haar nog steeds niet vergeelde, prachtige, portret. Opa hangt er trouwens pontificaal naast, wel een beetje ‘vergeeld’. Hij was toen ook al zo oud.

Een bijzondere noot bij dit verhaal:
Als mijn grootvader mijn grootmoeder zou hebben getrouwd, zou Oma Schaaij, onder welke naam zij altijd bekend heeft gestaan, de beroemde Abraham Kuijper als haar wettige zwager hebben kunnen beschouwen en hij haar als zijn wettige schoonzuster.
Eén van Opa’s zusters was namelijk de vrouw van Abraham Kuijper.
Of dat enige indruk op mijn Javaanse oma zou hebben gemaakt is maar de vraag. Feit is wel dat zij van elkaars bestaan op de hoogte waren, omdat Oma’s oudste dochter To gedurende een aantal van haar jonge jaren, voor haar zo broodnodige Hollandse opvoeding in Holland verblijvend, met grote regelmaat de zeer geleerde Oom Abraham in zijn studeerkamer mocht bezoeken.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Het levensverhaal van Oma Batoe (2-3)

Oma Batoe

Oma’s leven na de dood van Opa

Na de dood van Opa in 1918 – hij stierf als gevolg van de toen heersende Spaanse griep – heeft Oma zich actief getoond in de verbouw en verkoop van verse groenten uit de uitgestrekte groentetuin achter het huis. De oogst leverde zoveel op dat Oma tot verkoop van de groenten overging en er voor zorgde dat er regelmatig grobaks volgeladen hun vracht her en der in de omtrek afleverden. Graag had zij haar dochters bij de werkzaamheden van inpakken en verkoop willen betrekken, maar die gaven de voorkeur aan het vrolijke, om niet te zeggen frivole, uitgaansleven in de grote stad Soerabaja, waar zij woonden, werkten (To en Jim waren bij het onderwijs en Jep en Lien werkten op handelskantoren in Surabaja) en uiteindelijk trouwden – met uitzondering van de jongste dochter Jimmy – met respectievelijk een Hoofdadministrateur in de Suiker, een KPM employee en een Particulier Accountant, mijn vader.

Zoon Jan werd Chemiker en runde een zeepfabriek in zijn toenmalige woonplaats Karanglo, ook in de buurt van Malang, waar hij bovendien groenten verbouwde en verkocht. Hij was een rijzige Indische jongen, knap van uiterlijk en ondeugend, want hij
liet zijn oog vallen op een mooie Madoerese vrouw, bij wie hij een zogeheten voorkind verwekte, de kleine Jantje, zeer donker van uiterlijk. De vrouw stierf jong en Jantje kwam tijdelijk onder Oma’s hoede. Jan Jr. nam zijn zoontje op in zijn latere gezin. Hij trouwde met een Indische gescheiden vrouw (met dochter) en kreeg bij haar vijf kinderen: Els, Benno, Lot, Hetty en (E)Rik. Jantje is een vreselijke dood gestorven toen hij circa een jaar na de oorlog met Japan, per ongeluk door een vriendje – al spelende met wapens – werd doodgeschoten. Dit heeft Oma gelukkig nooit geweten.
Dochter To en haar echtgenoot Sam van der Hoeven kregen één dochter, Els. Jeppie en haar man Boy van Meekeren kregen twee zonen, Tonny en Herry. Lien en Leo de Paauw, mijn ouders, kregen na 12,5 jaar huwelijk in 1940 een dochter, ik dus, Leoline.

Naar Oma

Alle kinderen, met echtgenoten en kleinkinderen trokken in de vakantieperiodes altijd weer naar Oma Batoe. Daar was het leven vrolijk en gezellig en de omgeving paradijselijk: wandelen en paardrijden in de bergen, zwemmen, badmintonnen, met Oud en Nieuw veel vuurwerk afsteken en vooral altijd… lekker eten!
De kleintjes mochten bij logeerpartijen met z’n allen dwars in Oma’s grote bed slapen. Een herinnering waar sommige inmiddels hoogbejaarde nakomelingen nooit over uitgepraat raken.
Oma werd nog steeds op handen gedragen, zowel door haar kinderen als door hun respectieve echtgenoten en de kleinkinderen. Van haar mocht altijd alles.

Een voorwaarde voor de komst van (Hollandse) vrienden naar Batoe was wel, dat er niet mocht worden neergekeken op de Indonesische afkomst van Oma. In die tijd was het hebben van een Indonesische grootmoeder een niet altijd geapprecieerde situatie. De Hollandse familieleden van Opa die ook regelmatig in Batoe op bezoek kwamen of kwamen logeren hadden er in nooit een probleem mee.

De jaren na 1940

Oma heb ik de eerste vijf jaar van mijn leven – in Batoe – heel goed gekend. Mijn moeder, vader en zuster Jimmy, zijn bij Oma ingetrokken enige tijd voor de Japanse invasie. Ik werd in 1940 in Malang geboren en leerde Oma kennen als een echte lieve vrouw, die weliswaar de Nederlandse taal amper sprak, niet kon schrijven noch lezen, maar dat vond ik toen, als kind, helemaal niet raar. Oma erbij was een vanzelfsprekendheid in mijn jonge leventje. Zij was er altijd en zij hoorde bij mijn kind-zijn. Nam mij in bescherming, als mijn moeder weer eens naar mij uitviel, op van de zenuwen als ze was omdat zij het gemis van mijn vader (krijgsgevangen genomen in 1942) moeilijk kon verdragen en zich constant afvroeg waar hij zou kunnen zijn en wanneer zij elkaar weer terug zouden zien. Ik had er geen vraagtekens bij, te jong nog om te beseffen wat er allemaal gaande was.

Alleen met Oma en de bedienden sprak ik Maleis. Met moeder, haar zusters, broer, neefjes en nichtjes, sprak ik Nederlands. Ook dat was voor mij vanzelfsprekend. Opa was per slot van rekening een pur sang Rotterdammer geweest en mijn vader was per slot van rekening een pur sang Hagenaar: beiden van goede huize – zoals dat heette. Zij stonden er op dat de voertaal thuis algemeen beschaafd Nederlands was, met uitzondering van de gesprekken met Oma. Daar deed niemand moeilijk over; dat sprak kennelijk vanzelf. Mijn vader, een liefhebber van talen, die nog getracht heeft Oma wat Nederlands te leren, terwijl zij hem de Javaanse taal probeerde bij te brengen kan ik mij niet herinneren. Helaas. Toen ik anderhalf jaar oud was, in 1942, werd hij door de Jappen gevangen genomen, in 1944 met de Junyo Maru afgevoerd om nooit meer terug te komen. Ik ken hem alleen uit de (altijd lieve) verhalen van mijn moeder en andere familieleden en van de foto’s, die wonderwel de oorlog wel overleefden.

 

Klik hier en lees deel 3 van Het levensverhaal van Oma Batoe

Het levensverhaal van Oma Batoe (1-3)

oma Batoe

Lineke de Paauw schreef over haar grootmoeder een verhaal. Of het wat was, vroeg ze aan mij. Ik zat rechtop in mijn stoel te lezen over Oma Batoe en haar leven. Dus ik mailde terug: 1 het is héél wat en 2 mag ik het publiceren? Dat mocht. Hier komt het verhaal geschreven door Lineke. Leve oma! Leve de kleinkinderen die herinneringen opschrijven!


Jongste kleindochter

Pas 22 jaar nadat mijn Hollandse Opa Schaay (vader van moeder’s zijde), tabaksondernemer op Oost Java, op 73-jarige leeftijd, in 1918 in Batoe (Oost-Java) overleed, werd ik, als jongste kleindochter geboren. Ik heb hem dus nooit gekend. Zijn levensgezellin en liefde voor het leven, mijn Indonesische grootmoeder Katyem (uit te spreken als Ka-ti-jem), overleed na de Japanse bezetting op 1 januari in 1946, 28 jaar later dus, in Batoe. Men schatte haar leeftijd toen op circa. 80 jaar. Opa en Oma verschilden dus een redelijk aantal jaren in leeftijd.

Hoe zij elkaar hebben leren kennen, mijn grootvader en grootmoeder, weet ik niet. Wel weet ik uit familiedocumenten, onder andere een klein Bijbelsch Verjaardag-Album, dat mijn Opa meekreeg van zijn familie bij zijn vertrek naar Indië in 1876, alsmede aan de hand van oude foto’s en verhalen van naaste familie het volgende.

Oma Batoe

Oma, genaamd Katyem, (later werd zij Oma Schaay, maar vooral ook Oma Batoe genoemd), moet geboren zijn in Klakah op Oost Java, omstreeks 1866. Zij had enkele zusters, maar verder is er over haar achtergrond (gezin) niets bekend. Wel bezat zij een zogenoemde kris pusaka, een teken volgens zeggen, dat zij van goede komaf zou zijn en bovendien bezat zij zelf stukken grond. Zij kon lezen noch schrijven.Voordat zij Opa leerde kennen had zij ‘gediend’ bij een Engelsman – zo vertelde zij dat later aan haar kinderen.

Oma was geen Mohammedaanse, maar hing het animisme aan, gezien de rituelen die ze gedurende haar hele leven in volle overtuiging ten uitvoer bracht. Zij had niettemin veel respect voor de hadji’s met wie zij gedurende haar leven in contact kwam en ook voor de christelijke leer. Ze luisterde altijd gretig naar de verhalen uit de bijbel die later, haar, Nederlands-Hervormd gedoopte, jongste dochter Jimmy haar placht te vertellen, maar zelf heeft ze de Nederlandse taal nooit gesproken; wel in de loop der jaren leren verstaan.

 

Opa, Jan Hendrik Schaaij

Hij werd op 17 februari 1845 geboren in Rotterdam als zoon van Jan Hendrik Schaay (Gereformeerd Gedoopt), een commissionair in effecten. Opa wilde altijd ‘boer’ worden, maar dat paste niet in de familie. Dus besloot hij een landbouwopleiding te volgen om vervolgens in 1876 naar ‘Indiën’ te vertrekken en daar het avontuur aan te gaan als tabaks-ondernemer.

Opa en Oma moeten elkaar ontmoet hebben na 1876, ergens in die Oosthoek van Java, waar Opa zich na aankomst inderdaad als tabaksondernemer vestigde.
Hij woonde er met Katyem, op zijn tabaksonderneming in de omgeving van Loemadjang. Daar zijn de oudste drie kinderen Cateau Maria (To) – 1883, Jan Hendrik – 1885 en Jetske Susanna Sophia (Jeppie) – 1894, allen getint en donkerharig, geboren en ook het blonde jongetje met blauwe ogen (net als Opa), dat vlak na de geboorte overleed. Na mogelijk nog één of meer miskramen werden in Wonoredjo, in respectievelijk 1901 en 1902 twee nakomertjes geboren, de dochtertjes Miline (Lien, mijn moeder) en Jimmy (vernoemd naar haar moeder Katyem) geboren.

Opa en Oma zijn nooit voor de wet getrouwd, maar Opa heeft al zijn kinderen wel wettig ‘erkend’.

 

Leven op en om de tabaksplantage

Verhalen over deze deze tabaksplantage-periode, die tot de – romantische – verbeelding spreken:
Mijn grootouders woonden er in een huis op ‘neuten’ (vanwege het water, of vanwege de tijgers uit de omtrek?), vlakbij een meer, waar Oma regelmatig met haar lievelings-hondje (zij hield van dieren), zedig gehuld in sarong, te water ging voor een bad;
Oma legde altijd voor het slapen gaan geurende bloemen op Opa’s hoofdkussen;
Opa werd regelmatig in een draagstoel vervoerd als hij aan de overkant van de rivier naar zijn kaartclubje placht te gaan om er met zijn Hollandse vrinden te homberen (oud kaartspel) en een bittertje te pakken. Een toen kennelijk geaccepteerde wijze van vervoer van mensen, die in bepaalde uithoeken van, in dit geval, Java woonden waar toen nog nauwelijks goede wegen, laat staan openbaar vervoer, bestond.

Ook was Opa verwoed tijgerjager. Hij heeft negen exemplaren ‘neergelegd’ (ik wil dit eigenlijk niet weten L.). Oma ging ook wel eens mee op jacht, op gepaste afstand volgend in een grobak (soort ossenwagen), waarin allerlei lekkernijen en flessen goede wijn (per schip helemaal uit het verre Europa overgekomen) voor consumptie onderweg werden meegenomen. Ook bezat Opa een aantal Duitse jachthonden, die hij, evenals de wijn, importeerde uit Europa. Toen eens één van de tijgers het op Opa gemunt bleek te hebben heeft hij, tot zijn grote verdriet, één van zijn geliefde honden moeten offeren om niet zelf verslonden te worden.

Naderhand werd bij Opa, wegens suikerziekte, een been geamputeerd en als gevolg daarvan reed hij geen paard meer, maar bewoog hij zich door de plantage voort middels een soort grote ‘driewieler’’. Achterop dit wonderlijke vervoermiddel liftten zijn nakomertjes Lientje en Jim maar al te graag mee, werd mij menigmaal door mijn moeder verteld.

De kinderen

De oudste kinderen, To en Jan werden al op zeer jonge leeftijd (vanaf circa hun vijfde jaar) naar Holland gestuurd. Waarschijnlijk onder de hoede van een gouvernante, of één van de Hollandse familieleden, die Opa waren gevolgd naar Indië, vertrokken zij per boot naar Holland, om daar door familie in Rotterdam/Den Haag te worden opgevangen voor hun Europese opvoeding: lagere school, middelbare school en verdere opleiding. Dochter Jeppie moest ook al heel jong naar kostschool in Surabaja en Lien en Jim gingen ‘in de kost’ bij de dames Berg in Malang toen ze ongeveer 3 jaar waren. Er waren geen goede Nederlandse scholen in de directe nabijheid van de plantage en Opa was van mening dat de kinderen absoluut niet mochten ‘verinlandsen’.

noot: Toen To na lange jaren voor het eerst weer terug was in Loemadjang en haar twee kleine zusjes ook voor het eerst zag, kropen zij bang voor haar weg en brabbelden wat in het Maleis. Daar moest dus snel een eind aan komen).

Het moet voor Oma steeds weer een verdrietige zaak geweest zijn om haar kinderen op zo jonge leeftijd min of meer af te moeten staan, maar uiteindelijk is het gevolg daarvan wel geweest dat allen, bij terugkeer op de basis, een uitermate sterke en innige band met Oma hadden. Opa vonden ze ook wel prima. Een vriendelijke, vrolijke man, maar vooral voor het jonge grut, véééél te oud.

Verhuizing naar Batoe in de bergen rond Malang

Rond 1900 ging Opa (wiens andere been inmiddels ook was geamputeerd) p zijn lauweren rusten. Lopen kon hij toch al niet. Maar opgewekt was zijn aard en optimistisch bleef hij altijd, gelukkig en hij vestigde zich met Oma in het bergoord Batoe bij Malang.
Ze hadden er eerst een groot huis, ‘Villa ‘Schoonzicht’, ongeveer naast de plek waar zich het huidige hotel Kartika Wijaja bevindt. Na het overlijden van Opa, het kleinere, maar knusse, ‘Villa Elsie’, genoemd naar de oudste kleindochter, met uitzicht op de blauwe bergen in de verte, de Ardjoeno, de Kawi, de Welirang en achter het huis, een grote moes- en orchideëentuin met daarachter de Gunung Panderman. Oma’s hobby was o.a. het er op na houden van veel dieren: honden, katten, kippen, eenden, een beo, een chimpansee, de koeien op haar sawahs of soms in de stallen op het erf, waar tevens een dichtbevolkte duiventil stond. Bovendien kon ze heerlijk koken, alhoewel zij de oude vertrouwde, maar vooral ook trouwe, Kokki Minah uit Loemadjang had meegenomen ter assistentie in de ‘dapoer’.

Oma bestierde dus de huishouding, was geliefd onder familie, vrienden en bedienden. Enkele van haar familieleden uit het Loemadjangse zijn met haar meegekomen naar Batoe en woonden er, deels op het grote erf en deels er buiten. Oma genoot beslist een zeker aanzien bij de plaatselijke bevolking, omdat zij goed was voor de mensen en landerijen, sawahs en een aantal koeien bezat en ook nog eens in dat prachtige grote witte huis woonde.

Klik hier en ga naar deel 2: het levensverhaal van Oma Batoe

 

Ga naar de bovenkant