Indische schrijfschool

Wapenbroeders en de marine-revue in Soerabaja

wapenbroeders  Kijk, het tijdschrift Wapenbroeders. Ik bezit enkele edities uit de late jaren ’40. Het is propaganda, en toch is het leerzaam.  Indertijd kocht ik de bladen omdat Lilian Ducelle erin schreef – ja, Tjalie ook.

Elk artikel stemde me droevig. We hebben nu veteranen die vertellen en zwijgen over die periode, maar in deze tijdschriften zijn ze jonge mannen in omstandigheden waarvan ze meestal niet half beseffen hoe moeilijk die zijn of zullen worden.

In 1947 wordt er in Soerabaja door de marine een revue opgevoerd: “De trossen los”. De opbrengst gaat naar het marinesanatorium. Ik citeer uit het blad van 6 november 1947:

“Het zou ons te ver voeren al de grote en kleine medewerkers te noemen, doch laat het genoeg zijn te vermelden, dat “De trossen los” drie avonden achter elkaar in de maand April j.l. voor uitverkochte zalen heeft gedraaid. Het succes was geweldig. Commandant der Zeemacht in Ned.-Indië, Vice-Admiraal A.S.Pinke, die ter gelegenheid van de aankomst van het Juliana-dok in Soerabaha vertoefde, woonde de première bij, terwijl ook de bemanningen van de sleepboten van genoemd dok als eregasten tegenwoordig waren.”

Een kritiekpuntje was er wel:

“Jammer dat het vrouwelijk element in deze revue geheel ontbrak, d.wz. er waren natuurlijk wel vrouwenrollen, die kun je nu eenmaal niet missen, doch deze werden vervuld door potige robuste Marine-chauffeurs.”

Zou er nog ergens een filmopname zijn?

wapenbroedersDeze revue was volgens het artikel er slechts eentje uit meerdere.  Jammer dat de zaal niet genoemd werd, want waar zou dat zijn opgevoerd? Andere titels van een marinerevue met sicces zijn: En nu de Marine en het in Batavia opgevoerde  Wat nu weer, Opa? Daar speelden wel vrouwen in mee.  Uit die laatste revue is deze foto, erbij staat: “Hawaiian scene”.

De revue gaat over de belevenissen van een marineman, zoals verteld door een gepensioneerde marineman aan zijn kleindochter. Op die manier komt er van alles in beeld, want opa is overal geweest.

Nog een foto.

wapenbroeders  Dit waren de spelers, maar er staan helaas geen namen bij. Ze konden wel wat, blijkt:

“Martinetermen en pittige zoutwater-geestigheden zijn dan niet van de lucht en doen naast het spel, afgewisseld door zang en muziek van de Marineband, de zaal daveren van het lachen.”

 

 

Dat zulke blije artikelen in een tijdschrift als Wapenbroeders een functie hadden in 1947, snapt iedereen. En dat er bepaald nog meer gebeurde, weten we ook. Die gedachten staan vooraan.  En misschien ben ik juist daarom wel zo nieuwsgierig naar deze revues. Zou er nog iemand zijn die daarin heeft meegespeeld?

Oom Go van Toko Semarang

Oom Go (1929) resideert in Toko Semarang, aan de Haagse Danckertstraat. Ga er vooral heen, wanneer u kunt. Ondanks de vernieuwingen heeft de toko iets dat tijdloos is.

Wanneer u durft, werp dan een blik in de vriezer. Daar ligt ook obat in. En vormen die donker en vreemd zijn, niet voor ieders oog geschikt. Maar dat terzijde.

Go Oen Gwan heeft altijd goed opgelet en daardoor weet hij veel van vroeger. Ik interviewde hem een poos geleden tijdens de Tong Tong Fair. Tijdens het interview vertelde hij af en toe iets, waarvan iedereen dacht: wat? wat?

Zijn grootvader was kapitein der Chinezen te Pasoeroean. Hij werd rijk.  De suikercrisis.  Hoe de familie in de oorlog de rijen sloot.  En hoe zijn ouders wilden dat hij in de toko kwam, en hij dus alles opgaf wat hij voor zichzelf wilde en deed wat zij vroegen. Zonder wrok.

Het was door dit gesprek, dat ik opeens dichterbij de Chinese bevolkingsgroep in Indië kwam. Via Oom Go kon ik zo twee, drie generaties terug in de tijd. Weer besefte ik dat we nog zo heel veel verhalen over Indië nodig hebben. Gewone levensverhalen. Daar leer je het meeste van.

Nu is er gelukkig het Chinese Indonesian Heritage Center (CICH) met een Nederlandstalige website: klik en kijk.  De publieksmiddagen die ze organiseren zijn altijd bomvol. En het interessante is, ze trekken verschillende generaties aan. De jongeren lijken zelfs in de meerderheid te zijn.  Hoe actief ze kunnen zijn, hangt zoals vaak af van middelen en mensen, waarvan je altijd minder hebt dan je zou willen. Ik hoop dat ze in staat zullen zijn om heel veel verhalen van de oudsten vast te leggen, met Oom Go voorop.

Toen ik aan Oom Go dacht, borrelde zomaar een andere herinnering in me op. Ooit interviewde ik een Indische mevrouw van zekere leeftijd over haar kindertijd. Haar grootmoeder kwam ter sprake, en hoe: het gezicht van de mevrouw toonde warmte en bewondering. Oma was lief, maar ook een handelsvrouw eerste klasse. En van Arabische afkomst. Wat had ik haar levensverhaal graag willen lezen. Maar die kans is gemist.

Help Oma Berg (106) aan foto’s uit haar leven

 Residentie Buitenzorg ligt tegenwoordig in Groningen-Noord.  Daar had ik een voorzichtige eerste ontmoeting met Oma Berg, zoals iedereen zegt. Anna van Berg-Moesning is nu 106 en straks in december zal ze 107 zijn.

Ik kwam binnen en zag haar: een lief en mooi gezicht heeft ze.  De rust van iemand die zich veilig voelt. Ze zat aan het hoofd van de tafel, kalm te wachten. Niet op mij. Er kwam klepon aan.

De sfeer in het tehuis was zacht en warm. Niet slap. Maar: goed.  Huiselijk. Dat je meteen voelt, dat je later misschien daar ook wel eh…

We gingen naar de kamer van Oma Berg. De kinderen waren er, zorg en tolk. Toch verliep het gesprek moeilijk.

Want ja, 106 zijn betekende dat de herinneringen in golven komen en gaan, en dat is per dag anders. Op sommige dagen zijn er veel herinneringen. En toen ik er was, net weinig. Ik ga dus nog een keer terug, en dan wil ik beter voorbereid zijn. Als ik oude foto’s kan vinden, neem ik die mee. Daarvoor heb ik uw hulp nodig.

Wat ik nu weet, is dat Oma Berg geboren en getogen is in Soerabaja. Daar ligt nog steeds haar hart. Thuis, dat is dáár.  Ook al heeft ze het fijn in Buitenzorg.

Wat weet ik nog meer:

  • Anna van Berg-Moesning is geboren op 29 december 1910, te Soerabaja
  • ze kreeg eenvoudig onderwijs
  • als jong meisje werkte ze in de zeepfabriek Savon
  • haar tweede man heette W.C.L. van Berg, “betoel blanda”, zegt Oma Berg
  • ze woonden in het hoekhuis van Bratang Kroekah en later in Djalan Kemangi
  • in maart 1965 kwam het gezin naar Nederland, er waren drie kinderen
  • eerst woonden ze in Appingedam, daarna in Groningen

Dit weet ik ook dankzij een telefoongesprek met Josje, de dochter van Oma Berg. Josje zat in Soerabaja op de Indonesisch-Hollandse School. Foto’s uit die tijd zijn er niet. Haar vader voelde er niet voor (“hij was ouderwets”) en haar moeder was niet zo technisch.

Oma Berg was kraakhelder toen ze 105 was. Verhalen, nou. Niemand schreef ze op, denkend: dit is een ooggetuige van de oude tijd en wat erna kwam, dit is uniek. Ze moet veel gezien hebben.

Daarom ga ik op zoek naar foto’s. Dan kan Oma Berg hopelijk meer vertellen.  Die ene foto van haar man brachten wat anekdotes op. Dus er zijn nog herinneringen, en met een foto om naar te staren, keren die hopelijk terug, al is het maar voor even. Het gesprek mag ik filmen en met u delen.

Vooral belangrijk zijn:

  • het hoekhuis van Bratang Kroekah, Soerabaja

  • de zeepfabriek Savon, Soerabaja – jaren 1920

Helpt u Oma Berg mee haar herinneringen terug te vinden?

 

Baboe met kind: ooit, ergens, toen, u ook?

Collectie Tropenmuseum/Wikimedea

Baboe met kind. Ooit, ergens, toen. Weet u het? Ach, dat kind! Die baboe! Wie waren zij? Zo zijn er  veel foto’s en elke foto is een verhaal.

“Wij kwamen uit Tjimahi”

“Toen mijn vader werd overgeplaatst, mocht mijn baboe niet mee”

“Baboe Minah hield van mij”

“Soms was ik bang voor haar”

Voor mensen van na Indië is de band tussen baboe en kind niet goed voor te stellen. Terwijl het ooit zo vanzelfsprekend was. Intimiteit. En soms ook angst.

Ik verlang naar een boek vol baboe-verhalen over die uitzonderlijke en bijzondere band. En voor dat boek ben ik totaal afhankelijk van de ouderen die het kunnen weten. Of ze willen vertellen. Of ze hun verhaal willen opschrijven.

Dat is ook een reden waarom ik de Indische Schrijfschool ben begonnen: om te helpen de verhalen te bewaren.  Misschien heeft u kinderen of kleinkinderen die geen vragen stellen.

Maar ja, hoe kun je vragen naar een baboe als je niet eens het woord kent?

Vragen kun je dus het beste beantwoorden, voordat ze gesteld zijn. Dan heeft u ook nog eens de tijd om die herinneringen boven te laten borrelen. Want dat is het merkwaardige van het geheugen. Er zit meer in dan we denken. De ene herinnering brengt de andere voort. Opeens weet u iets, en daarna weet u nog iets, en zo gaat het verder. Probeert  u maar eens namen van oude klasgenootjes op te sommen. Eerst is het eh… eh… en na toen minuten heeft u er al drie of vier. Daarna kijkt op achterop een oude klassefoto of op Schoolbank en dan weet u alles weer. De namen. Wie er lief was en wie niet. Zo is het geheugen: lekker vol.

Dus daar zitten ook herinneringen in aan uw baboe. Als u een baboe had, tenminste.

Ik hoop dat u zich nu optimistisch voelt. Gaat u meedoen met de cursus Levensverhaal schrijven?

Gratis workshop Levensverhaal Schrijven

Klaar om nou eens écht uw levensverhaal op te schrijven? Of dat van uw familielid? Want dan ligt het tenminste vást, voor nu en voor later.

Heeft u ook genoeg van het steeds uitstellen naar morgen? Of van piekeren over hoe u zoiets nou moet beginnen? Stellen de kleinkinderen al vragen? Bent u er klaar voor nu dat mooie levensverhaal op te schrijven, voordat het niet meer kan?

Hier is uw kans: een gratis workshop Levensverhaal Schrijven!

Een uur lang leg ik u uit hoe u het moet aanpakken om een levensverhaal op papier te krijgen. Het is geen hogere wiskunde. Alleen een kwestie van het weten en het dan doen. Ik heb met mijn methode zo’n dertig boeken geschreven. Die werkt dus prima. En in deze workshop leg ik aan u uit hoe die methode in elkaar zit. Dan zegt u: “O, moet het zo!” En daarna gaat u lekker aan de slag.

De workshop Levensverhaal is op woensdag 18 oktober, om 0900 uur ’s morgens. Legt u pen en papier klaar?

In het kort:
– Bent u klaar met het uitstellen naar morgen en overmorgen waardoor het er nooit van komt?
– Bent u al twintig jaar bezig en is het nóg steeds niet af?
– Bezit u genoeg levenservaring om te weten dat u het met een beetje hulp best voor elkaar krijgt?
– En bent u bereid om plezier te beleven aan het schrijven?

Dan is dit de oplossing voor u. Het enige dat u hoeft te doen is op tijd de computer aan te zetten en te luisteren. Hou ook pen en papier bij de hand.

Kom vooral mee doen als u deze keer werkelijk dat verhaal op papier wilt gaan zetten.

Ik heb er enorm veel zin in om mijn kennis met u te delen. Doet u mee of doet u mee?

Op 18 oktober kijk ik naar u uit!

Waar: Facebook Live op www.facebook.com/Indischeschrijfschool/ 

dus: u gaat gewoon naar de Facebookpagina van de Indische schrijfschool. Daar begint de live-workshop. Spannend.

Wanneer: woensdag 18 oktober
Hoe laat: 0900 uur
Kosten: nul

Roki: Reünisten Oud-Korfballers uit Indië (filmpje)

Kent u dat? Al jaren ben je ergens lid van, maar je gaat nooit. Dat had ik met de ROKi. Reünisten Oud-Korfballers uit Indië.  En toen opeens ging ik toch.

Nu wil ik voortaan elke keer, dus straks ga ik de soosmiddagen in de agenda zetten. Ingeval u niet weet wat de Roki is: een Indische vereniging in het Haagse met heel veel activiteiten. Meer nog dan ik in het filmpje verderop zeg. Tennis. Jaarfeest.  Kijkt u maar op de website van Roki.

Voordat de soos begon werd er  een leuk programma  besproken voor twee, drie nieuwe middagen, er kwam een plan voor een dagtocht voorbij en ze denken ook al na over de decemberdagen.

De soos was in een zaaltje van Ockenburg. Tafeltjes. Stoeltjes. Verlichting die zacht is en toch duidelijk. Gezelligheid kan zo eenvoudig zijn.

Mijn plan is om met zoveel mogelijk Indische verenigingen te praten over levensverhalen opschrijven. En dan luisteren wat de mensen zeggen. De een wil graag een levensverhaal opschrijven: voor de kleinkinderen en om van zich af te schrijven. De ander is al bezig. En een derde wil wel maar durft niet goed. Dat is vanwege moeilijke herinneringen die dan dichtbij komen.

 

De voorzitter Ben Lokollo vroeg wat we dachten over “5 december”. Ik wilde opstaan en iets zeggen over Zwarte Sinterklaas, Soekarno, vertrekkers en blijvers, en hoe moeilijk (ik kon dan vast ook Nieuw-Guinea meenemen) maar neen, ’t ging over de pepernoten-situatie. Gelukkig  was ik blijven zitten.

Die middag was er:

  • muziek, van het zachtmoedige gezellige soort, met zang
  • dansen
  • snacks en koekjes
  • bingo
  • de soos besluit met een gezamenlijke maaltijd
  • sfeer, ik voelde me meteen ontspannen

Ik ben aan het leren om bingo te spelen. Het betekent ontzettend opletten want je kunt niet even een leeg moment hebben omdat dan misschien net jouw winnende cijfer wordt voorgelezen. Nu wil het geval dat bingomaster Donald de cijfers duidelijk en melodieus voorlas. De man heeft een fijne stem. Als vanzelf werd ik er een beetje dromerig van. Dan zei mijn buurvrouw: “Je hebt zes!” Ik weer wakker.

Het gaat zo: je koopt een bingokaart. De bingomaster kondigt aan hoe de bingo gaat: “We spelen nu voor de volle kaart.” Hij heeft een systeem waaruit elke keer een getal komt. Dat streep je af op je kaart. Wie de kaart het eerste vol heeft, roept “Bingo!”

Ik hoefde alleen nog maar 21.

Bingo is voor mij nog een mysterie. Hoe het kan. Dat het werkt. Wat het systeem ervan is. En ook wat het betekent om te verliezen, en of je zoiets wel kunt zeggen van bingo. Op 1 cijfer na had ik een volle kaart, en dat was nodig om te winnen. Ben ik nu ergens tweedes in geworden?

 

Achterkleinzoon Marc en zijn Oma Miet (filmpje!)

Marc en Oma Miet

“Dit zijn ze,” zegt Marc Tierolf en hij laat me de kookschriften zien. Tientallen recepten, stuk voor stuk genoteerd in een regelmatig, vastberaden handschrift. “Mijn overgrootmoeder Miet heeft wat ze wist, opgeschreven. Ik kan er nog jaren mee vooruit.”

Oma Miet, zoals Marc meestal zegt, is Mimie Georgine van Spanje – de Liser de Morsain. Zij begon in 1922 een toko aan de Defensielijn van den Bosch 53 te Batavia. Later werkte ze aan de Tjemaralaan 14 in Jakarta. Dan is het al 1958. Ze bedient een grote klantenkring, heeft personeel en gouden recepten.

Maar ja. Indië en 1958…

“Toen ze in Nederland was, woonde ze in bij haar jongste dochter, Oma Irma. Van Oma Miet en Oma Irma heb ik koken geleerd. Oma Miet was streng. Ze liet één keer iets zien, je moest opletten ‘en dan klaar’- zegt Marc met haar intonatie. Die is zo dat je meteen voelt: hij lette op.

Marc: “Oma Miet regeerde met haar vinger.”

 

“Ik heb haar tot mijn 22ste jaar gekend. Even opbellen om wat te vragen, was heel gemakkelijk. Omdat ik het enige achterkleinkind was, waren de lijnen kort. Na haar overlijden werd het huis opgeruimd. De kookschriften van Oma Miet zaten in een verhuisdoos en toen ik vroeg of ik ze mocht hebben, was dat goed. Gelukkig, anders waren ze misschien verloren gegaan.
Mijn ouders hadden er toen geen interesse voor. Zo gaat dat soms in Indische families. En dan verdwijnt ons Indisch erfgoed. Dat doet mij pijn. Er is genoeg Hollands erfgoed om ons heen.”

“Waar blijft het Indische?”

“Dankzij haar kookschriften kan ik het bedrijf van Oma Miet voortzetten. Ik voel me nog steeds haar leerling. Als ik aan het koken ben, is het net of ze met mij meekijkt en meeproeft.”

Marc heeft zijn cateringbedrijf vernoemd naar het laatste adres van Oma Miet: Tjemaralaan 14. Gerekend vanaf het beginjaar 1922, viert hij straks in 2022 (dat is helemaal niet zo ver weg) het eeuwfeest van een Indisch familiebedrijf. Alle reden tot vreugde, dus.
Toch blijft er een verlangen, een wens.

“Ik zou zo graag willen weten hoe het leven van Oma Miet is geweest. Wie ze zelf was. Er zijn geen foto’s bewaard gebleven. Vermoedelijk is ze bij de Zusters Ursulinen geweest, maar daar weet ik weinig van. Haar vader werkte bij het spoor (NIS) en hij werd nogal eens overgeplaatst. Ging ze mee? Hoe was dat voor haar?”

Dus dat is de vraag die overblijft voor de achterkleinzoon: wie was mijn overgrootmoeder als kind en als meisje? Pas wanneer je volwassen wordt, besef je: mijn oma heeft een heel eigen leven gehad. En dán komen de vragen.

Tjemaralaan 14 – Marc Tierolf

 

Waar en wie zijn onze oudsten?

wie is de oudste indo van het land  Indo is voor veel mensen een gewoon woord.  Voor anderen heeft het een scherpe betekenis: In Nederland Door Omstandigheden. Wie is de oudste van Nederland?

Paatje Phefferkorn vond ik oud: 95 jaar. Maar ik heb ook ooit een honderdplus mevrouw ontmoet, dus misschien zijn er nog veel meer honderdplussers.

Het kan best dat ze op Facebook zitten. Er zijn genoeg profielen met een leuke jeugdfoto.  Je weet niet altijd wie er nu werkelijk achter zit, dat is het spannende van social media.

Het kan ook best zijn, dat de oudsten helemaal geen zin hebben in gedoe met computers. Zoiets hoor ik weleens: “Ik ben te oud om daar nog aan te beginnen.” Het klinkt als: geen zin. Wat uiteraard prima is.

Het kan natuurlijk ook zo zijn, dat ze – en dat hoop ik  – ergens in Nederland wonen en best zouden willen meewerken aan een interview. Dan pak ik mijn filmcamera in en haast me naar de trein. Ik kom eraan, waar bent u?

Maar iemand zal toch de alleralleroudste zijn. Wie is dat?

Paatje vertelt: “Wij Indo’s hebben een sublieme geschiedenis” (3-3)

 “Meis, ik kan je veel vertellen. Daarom noemen ze mij de levende geschiedenis en wonder. En ik mag voor mijzelve blij zijn, dat ik dit nog mag doen.  Dat ik over de geschiedenis kan praten.”

Verdi Phefferkorn von Offenbach (95) vertelde me over de aandacht die hij krijgt. Vooral de jongeren komen hem vragen stellen. Over vroeger: over Indië, hoe het was, hoe de mensen toen waren, hoe het leven verliep. Gewoon, de tijd voor de oorlog en daarna.

Als je 95 bent, is iedereen jong. Bij Verdi gaat dus nogal eens de telefoon. Of ze komen langs. Mensen op zoek naar hun roots. En dan neemt hij de tijd en vertelt over hoe belangrijk het is om te weten wie je bent en waar je vandaan komt. Vooral als je Indisch bent, weet hij.

Op het filmpje zegt hij met ingehouden trots over de vragen en antwoorden:

“Want wij hebben een geschiedenis meis, die eigenlijk subliem is. Wij hebben veel meegemaakt in Indonesië, pas op.
Wij zijn niet zo zo zo voortgebracht.
Als die ouders van ons dit allemaal moeten navertellen… daarom krijg ik de laatste tijd niet gewoon maar èrg veel aandacht. Erg veel. Omdat de jongere generaties, die zijn nieuwsgierig. Die willen weten, waar kom ik vandaan? Wie zijn mijn ouders? Dit, dit, dat.”

 

Het betekent dat hij druk is. Scholengemeenschappen vragen hem ook. Hij houdt nogal eens een toespraak. Plus hij gaat graag naar een Indische soos om te dansen.  En dan heeft hij de door hemzelf ontworpen Indo-vlag nog, die hij verkoopt. Ook hierin zit zijn boodschap: accepteer dat je Indisch bent, weten wie je bent en waar je vandaan komt is belangrijk. Dat laat hij als oudere zien, omdat hij het als plicht ervaart.

Dat Verdi alias Paatje van vrouwen houdt, weet iedereen die hem weleens heeft horen spreken. Die liefde heeft meerdere facetten. Er is het romantisch-erotische (Verdi kan het Hooglied voordragen alsof hij het ter plekke bedenkt), er is de bewondering voor de vrouwen die tijdens de Japanse bezetting voor hun gezinnen bleven zorgen en hun man moesten opvangen, en er is ook iets anders. Dat hoorde ik pas tijdens een later bezoek. De invloed van de tantes.

“Toen ik klein was, was ik de lieveling van mijn ooms en tantes en in het bijzonder van mijn tantes. Zij namen mij op schoot. Toen ik nog klein was, begon het al. Ze zagen in mij al bepaalde dingen.
Toen zeiden ze ook altijd: “Njo, kom maar op mijn schoot,” en dan gaan ze mij aaien.
Niet één, maar al die ooms en tantes, vooral die tantes. “Kom maar, wees altijd lief ja, lief voor jouw medemens, en vooral de oudjes, de vrouwen, daar moet je lief tegen zijn, want als je lief bent voor hun, dan doe je dat ook voor mij. Denk daaraan, hè njo?”

De volgende keer ga ik vragen naar de tantes.  Als hij het weet, vertelt hij het. Verdi is een inspirerend voorbeeld: doorgeven van verhalen, vertellen,  het doet er wel degelijk toe.  Wat doet u met uw levensverhaal?

Ga naar de bovenkant