Indische schrijfschool

Paatje (95) is nog gewoon Verdi (24) van binnen (2-3)

Paatje Phefferkorn “Noem mij toch Verdi,” zei Paatje Phefferkorn (95) tegen me. “En geen u.”  Ik zei meteen helemaal niks meer. Paatje, ik bedoel Verdi, keek me aan. Ik keek rond. En toen zag ik dat portretje van een jongeman, voor in de twintig, schatte ik.

“Daar ben ik 24 jaar,” zei iemand naast me. “Ik zag er jonger uit.”

“Ach”, zei ik.  Daarna vroeg ik Verdi naar zijn leven in Indië, hoe hij piloot werd,  zijn huwelijk met een meisje Bronkhorst, het Jappenkamp in en daarna, de eerste jaren in Nederland, en zijn Indo-vlag.

Al die tijd, dus zo’n 71 jaar, heeft hij die foto bij zich gehad. Ook andere, maar deze staat ingelijst. Dat zegt: zo ben ik nog, van binnen. Noem mij bij mijn naam.

Misschien ben ik oud van buiten, maar verder niet.

Deze zomer was Verdi Phefferkorn van Offenbach ook weer op de Tong Tong Fair aanwezig. Hij gaf met anderen een pencak silat demonstratie, en legde speciaal aan de dames het een en ander uit over zelfverdediging. “En dan grijp je hem bij zijn Keessie.” Zoiets was het. Iedereen lachen, de boodschap kwam over.  Dat kenmerkt de goede leraar.

Ik mocht hem interviewen in het Bintang Theater, drie kwartier lang. Toen zag ik Paatje alleen nog als Paatje: een leuke oude man, die enorm grappig over vrouwen kan vertellen. “Nederland vond ik een mooi land. Want wat ziet mijn oog? Op elke hoek van de straat zag ik vrouwelijk schoon.”  Zoals hij dat kan zeggen, uniek. Hij is ook artiest. Het theater zat bomvol mensen en iedereen lachte. Die Paatje toch.  Ik lachte ook.

Maar door die foto begreep ik:

  • je hebt Paatje de pencak silat leraar
  • en je hebt Verdi

Verdi begin ik pas te leren kennen. Wat ik van hem weet is dit: hij is gelovig, een vechtsporter, ingewijd in de mystiek van pencak silat en hij is heel goed met woorden.  Ja, en hij is dus 24 jaar. Van binnen, niet van buiten.

Je innerlijke leeftijd is misschien je echte leeftijd

Herkent u dat: van binnen jonger zijn dan van buiten?

Steek uw teen in de kali

    Een teen? Eéntje? Ja. Is genoeg.  We zijn niet allemaal zo van plons-erin. Soms is even kijken, voelen, wachten ook een goede aanloop. Kan.

De een springt.
De ander is voorzichtig.

Wanneer u niet van het plons-erin bent, dan doet u dan gewoon niet. Ik heb dan iets anders voor u:

1 een gratis e-book waarin ik u drie tips geef om herinneringen gemakkelijk door te geven. Ik hou van gemak. Anders was ik wel algebra gaan studeren.

2 een gratis abonnement op de nieuwsbrief: daarin staan tips en nieuwtjes. Opzeggen is gemakkelijk en terugkomen ook.

Doet u ook mee?

Hoe Oom Muis in uw boek komt

Hoe Oom Muis in uw boek komt

“Oom Muis heette nou eenmaal zo, waarom weet ik wel maar hoe leg ik dat uit?”  De vraag in de mail was eigenlijk een andere. Hoe krijg ik mensen in mijn boek? Snap ik.  Het antwoord is eenvoudig.

Eerst heeft u een verhaal. Daarin verschijnen de mensen.

Voorbeeld. U wilt het verhaal van uw familie beschrijven. Schrijf op een kladje waar u wilt beginnen met dat verhaal en met wie u begint (tip: uw ouders).  Schrijf daaronder waar het verhaal ongeveer eindigt. Nu heeft u een begin en een eind. Mooi.  Met een half ons verbeeldingskracht weet u wat er tussen het begin en het einde moet.

Ik denk even mee. Eerste hoofdstuk of het eerste verhaal: de jeugd van uw ouders.  Tweede hoofdstuk: huwelijk en kinderen. Daar verschijnt u.

Derde hoofdstuk. Ooms en tantes. Daar hebben we Oom Muis, op een volstrekt logisch moment in de chronologie. Eerst het een, dan het ander. “Oom Muis was een broer van mijn vader,” zegt u dan. En vervolgens stelt u hem aan de lezers voor. Maar wacht even, niet alles vertellen.

Verdeel informatie over de hoofdstukken

Als u iemand aan de lezers voorstelt, dan vertelt u algemeenheden:

  • uiterlijk
  • leeftijd op dat moment
  • huwelijk, relatie, kinderen
  • opleiding

Daarna geeft u een veelzeggend detail, dat als een haakje in het geheugen van de lezers werkt.

Oom Muis werkte in de stad en ging veel uit. Altijd lachen, altijd het hoogste woord. Hij werd beschouwd als een knappe man. Hij had zo kunnen trouwen, maar hij wilde niet. Liever had hij vriendinnen. Toen hij als kind bij de broeders op kostschool zat, liep hij ’s avonds weg om meisjes te ontmoeten.”

Nu weet iedereen: hij was een ladies man. Komt het haakje.

“Voor zijn generatie was Oom Muis een kleine man, al zijn broeken hadden een kindermaat.”

Ai, dat doet pijn.  Iedereen snapt dat Oom Muis met de meisjes en de vrouwen aan het overcompenseren is. We begrijpen hem. Zo’n detail onthouden we.

En het mooie is: komt er in hoofdstuk zeven van uw familieverhaal een knallende ruzie voor met precies deze oom als veroorzaker, dan heeft hij zomaar een beetje crediet. Want nou ja, een man die kinderkleding aan moet, dat doet wat met hem, dat snapt iedereen. Ik wel, hoor.

Wilt u ook uw familieverhalen opschrijven? Dat kan.

Herinneringen halen herinneringen op

Herinneringen komen en gaan, maar ze blijven ergens. Waar? In onze hersenen, klaar voor gebruik. Dit  is voor iedereen die herinneringen nodig heeft om zijn of haar verhaal te kunnen schrijven.

Eerst dit:

Is een herinnering betrouwbaar?

Welnee. Elke herinnering kan gemakkelijk door de tijd vervormd raken, of door wensen of door een grote verbeeldingskracht. We weten nooit zeker of iets werkelijk zo is geweest. Nu het goede nieuws: een herinnering is goed bruikbaar. Uitstekend bruikbaar zelfs. Het kan de enige toegang zijn tot een periode uit het verleden. De vuistregel is: hoe meer herinneringen, hoe beter.

Nu dit:

Hoe kom ik aan veel herinneringen?

Daar zijn verschillende manieren voor:

  • foto’s bekijken. Stel, deze knappe man is uw oom. U kijkt en denkt: waarom kijkt hij zo, heb ik hem zijn haar zien kammen, met wie kon hij goed opschieten, waar zag ik hem vooral, hoe klonk zijn stem en gebruikte hij geurwater en…. en…
  • met anderen praten: “Weet jij misschien nog toen…”
  • hypnose
  • lijstjes

Maak een lijstje

Mijn favoriet zijn de lijstjes, zowel voor herinneringen als om ideeën te verzamelen. Wat ik doe, dat kunt u ook. Stel, u bent op zoek naar herinneringen uit uw kindertijd, laten we zeggen tot uw twaalfde jaar.

Wat u doet, is:

  • neem een vel papier en schrijf (ja, met de hand) onder elkaar de cjfers 1 tot en met 10
  • noteer per cijfer wat u nog weet
  • maakt niet uit als u maar één herinnering heeft
  • leg dit vel papier ergens neer waar u het regelmatig zien (bij mij is dat op de koelkast of tegen het keukenkastje), zodat u er peinzend naar kunt kijken.  Erbij ligt een pen, potlood of stift.

Het leuke van hersenen is, dat ze lijstjes willen volmaken. Dus zien uw hersenen negen lege plekken, dan gaan ze aan het werk om negen herinneringen op te diepen. Er kan zomaar iets oppiepen. Ik zeg expres oppiepen omdat herinneren kan beginnen met iets kleins. Dat moet u dan wel opschrijven. Daarmee beloont u uw hersenen en die blijven dan ijverig aan de gang.

Heeft u de tien vol? Schrijf eronder 11 tot en met 15. Nee, geen 20. Van kleine stappen denken uw hersenen: “O, dat kunnen we wel.” Daarna weer vijf. Net zolang tot u voelt, nu komt er even niets meer.

En dan heeft u opeens door zo’n lijstje meer herinneringen dan u dacht. De ene haalde de andere op.

Dat schoot lekker op.

Dat opschrijven is belangrijk. Niet denken: “Dat doe ik thuis wel” als u net onderweg bent. Want thuis gebeurt er weer van alles en dan vervaagt de herinnering. Het is dus belangrijk altijd een notitieboekje met minstens twee pennen mee te nemen, in elke jas en in elke jas. Twee, want als de ene pen het niet doet… precies.

Heeft u genoeg herinneringen? Dan heeft u een goede basis om uw levensverhaal te gaan schrijven. En u weet, ik help u graag.

Ga naar de bovenkant