De kapitein de Chinezen, Tjoea Ean Njio, genoot zijn feestdag op 19 april 1916, schreef het Weekblad voor Indië. Dat was de dag waarop hij 25 jaar officier der Chinezen ‘alhier’ was, en alhier was Ambon.
Het artikel dat het Weekblad voor Indië publiceerde, was lovend en informatief, zeker voor ons die zo ver van zijn feestdag leven. Zo begon de dag voor de kapitein:
- Reeds heel vroeg in den morgen bij het aanbreken van den dag werd hij en zijn gezin uit den slaap gewekt door zijne met Europeanen gelijkgestelde landgenooten die hem met de Schutterijmuziek aan het hoofd eene aubade hebben gebracht om hem geluk te wensen met zijn vijfentwintigjarig ambtsjubileum als officier der Chineezen alhier.
- Bij monde van den Heer King Kho Hong Giem werd den jubilaris dank betuigd voor al hetgeen hij in de verstreken 25 jaren in hun aller belang heeft gedaan, in het bijzonder voor de nieuwe straatverlichting van de 1ste en 2de Chinese straat en voor de tot stand koming van de Algemene begraafplaats voor Chineezen en de wens geuit dat hij nog vele jaren die belangen zal mogen blijven behartigen.
- Met een glas champagne bedankte de jubilaris de aanwezigen voor de attentie en beloofde in den vervolge steeds naast de belangen van het Gouvernement ook die van hen voor ogen te zullen houden.
Dat zijn passages om meerdere keren te lezen. Het belang van dat detail: ‘met Europeanen gelijkgestelde landgenooten’. Even verderop in het artikel staat: ‘En den vooravond van die dag zijn ook de volbloed Chinezen met hun luitenant aan het hoofd den jubilaris komen gelukwenschen.’ Deze zijn niet gelijkgesteld. Chinees-Indisch lijkt hier niet te bestaan. De luitenant komt zodadelijk aan het woord.
De kapitein
Eerst dat ene: wat is dat, de kapitein der Chinezen? Een bestuurder, anno 1916 vermoedelijk onbezoldigd, maar daarom niet minder van belang. Hij is de schakel tussen de Chinese gemeenschap en het Gouvernement, het koloniale bestuur. Het lijkt me een moeilijke functie: aan beide zijden zijn wensen en belangen, aan beide zijden is eerder wantrouwen dan optimisme, en zie het dan maar eens goed te doen.
Of de kapitein ook een vrouw kon zijn, weet ik niet zeker. Ik las een voetnoot over de weduwe van kapitein ‘Siqua’, ‘welke weduwe zelve jaren lang als Kapitein der Chineezen heeft gefungeerd’. Het staat in Priangan. De Preanger-Regentschappen onder het Nederlandsch Bestuur tot 1811 van dr. F. de Haan, derde deel, 1912 onderaan pagina 272. Ik blijf even bij de jubilerende kapitein met uw welnemen, want u weet wat het is met historisch onderzoek, voor je het weet ben je twee, drie uur verder.
De luitenant
Nu is de vooravond aangebroken. De luitenant gaat een lofrede houden en alles noemen ‘wat de jubilaris heeft gedaan in het belang van den volbloed Chinees’. Dat is leerzaam, zo lezen we wat er destijds nodig en belangrijk was:
- hoe hij gewerkt heeft in het belang van het Chineesche armenfonds dat thans een kapitaal van ruim f 60.000 in kas heeft;
- dat op zijn initiatief In het jaar 1892 de nieuwe Chineesche tempel is gebouwd;
- in 1893 het Chineesche begrafenisfonds is opgericht;
- dat in 1898 de oude Chineesche tempel door de aardbeving van hetzelfde jaar zo zwaar heeft geleden, is hersteld geworden;
- dat in 1903 onder zijn presidium is opgericht de Chinese school ‘Poi Fek Hak Tong’ ten doel hebbende om aan Chinese kinderen onderwijs in de Nederlandsche taal te geven, welke inrichting is opgeheven toen Amboina in 1911 een derde Europeesche lagere school kreeg waarop ook Chineesche kinderen werden toegelaten en
- dat hij gewerkt heeft tot het tot stand komen van de Algemene begraafplaats voor Chineezen, een terrein gelegen in de negorij Urimessing.
Ik vind het indrukwekkend. Dat gestaag voortwerken. Zorg voor de armen, zestigduizend gulden in die tijd dat is een kapitaal. Zorg voor het onderwijs, zodat de kinderen Nederlands leren en kunnen meekomen in de koloniale maatschappij, zorg voor de tempel en de begraafplaats.
Zoiets betekent een voortdurend overleggen, vergaderen, afstemmen, omgaan met verwachtingen en teleurstellingen, successen moeten delen en voortdurend zichtbaar zijn als de man die het kan. Zoiets vereist een oceaan aan diplomatie.
Toen de luitenant uitgesproken werd, nam de jubilaris het woord: ‘Hij hoopte dat het bestaande eensgezindheid en sympathie steeds mogen voortduren, dat hij steeds van hen op die medewerking zal mogen zal kunnen mogen blijven rekenen als tot heden door hem verleend.’
Heel goed. Meteen op dat moment benadrukken wat nodig is: de medewerking van anderen. Zo deelt hij de verantwoordelijkheid. De kapitein moet ook een politiek man zijn geweest.
Die avond komt er nog meer bezoek en zijn er nog meer toespraken, ook uit Europese en regeringskringen. De kapitein geeft steeds een passend antwoord en ook ‘de verzekering dat hij evenals wijlen zijn grootvader en zijn vader steeds zal blijven behartigen de belangen van het Nederlandsche-Gouvernement, hetwelk hem en de zijnen dierbaar is geworden.’ Ja, en die van zijn eigen gemeenschap. Dan is er meer muziek en er wordt gedanst. Een heerlijke avond, iedereen is blij met elkaar.
Drie generaties
De naamloze reporter van Het Weekblad voor Indië somt nog meer verdiensten op:
- Volledigheidshalve moet ik hieraan echter nog toevoegen dat de jubilaris op 15 juli alhier is geboren; dat hij de Europesche lagere school alhier heeft doorloopen;
- op eenendertigjarige leeftijd bij het overlijden van zijn vader Njio Teang Tjoan, bij Gouvernementsbesluit ddo. datum 19 April 1891 is benoemd tot luitenant der Chineezen alhier;
- bij besluit ddo. 26 Augustus 1905 de Zilveren ster voor trouw en verdienste heeft gekregen;
- bij besluit ddo. 30 augustus 1905 is bevorderd tot kapitein; bij het besluit ddo. 26 Augustus 1912, de kleine Gouden ster voor trouw en verdienste verkreeg en
- bij Staatsblad 1913 No. 522 is gelijk gesteld met Europeanen.
Dus: de opvolger van zijn vader en van zijn grootvader. Ik tel drie generaties met belangwekkende posities. Dat je denkt: wat is dat voor familie, dat ze zich weten te handhaven, zo tussen de ene en de andere partij?
Daar gaat het artikel jammer genoeg niet op in. De kapitein der Chinezen is even zichtbaar in het koloniale kijkvenster, en daarbuiten niet meer. Hier zitten toch meer verhalen in, dat voel ik. Tot die zich aanbieden, denk ik met respect en ontzag aan de kapitein.
Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:
- voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
- over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
- maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.
Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt
————————————————
Interessant, niet waar? Ik heb ooit wat boeken e.d. hierover gelezen van o.a. historica Mona Lohana. Eigenlijk namen de koloniale machten zoals de Portugezen, Britten en Nederlanders een bestaande structuur over; men had al eeuwen een aanspreekpunt / leider van o.a. de lokale Arabische en Chinese bevolkingsgroepen. Normaal was majoor de hoogste rang maar dat was allemaal nogal arbitrair.
Zover ik begreep was er slechts ooit één vrouwelijke Chinese kapitein, namelijk een zekere Nyai Bali. Zij werd in de 17e eeuw door de VOC benoemd. Dat was in Batavia.
Zo blijft het verleden ons nieuwe raadsels bieden over wie en waar, en waarom. Dank voor uw reactie.