Han Dehne schreef over zijn grootvader, over Opa Loppé. Het raakte me meteen. Een paar alinea’s, wat foto’s erbij en je voelt iets van het leven van zijn Opa Loppé. Het leven dat hij had en dat hij niet had. Hieronder het verhaal van Han. De foto’s komen uit de familie.
Hoe ongelukkig of gelukkig kun je zijn als je alles verliest. Dit gaat over onze grootouders.
Deze lieve mensen, onze grootmoeder Johanna W. Simon en Opa Archibald Loppé, zijn niet gesneuveld, niet in een kamp doodgegaan, maar gewoon hier in Nederland, in Maastricht. Maar zij zijn beiden wel oorlogsslachtoffers.Deze mensen stierven een beetje dood toen zij gedwongen hun geboortegrond moesten verlaten en naar Nederland kwamen. Destijds heette dat terugkeren naar het vaderland. Maar wat was het echt?
Dat de Rijn bij Lobith ons land binnenkomt? Hoezo ons land? Zij woonden vlak bij de Bengawan Solo.
Lees dit maar eens als ik over Opa Loppé wat verder schrijf.
Naar Nederland
Opa Archibald Bartholomeus Loppé was eind jaren ’50 met Oma Johanna Wilhelmina Simon naar Nederland gekomen om hier met hun kinderen te worden herenigd. Zes kinderen van Oma uit haar eerste huwelijk waren hun inmiddels voorgegaan en twee andere kinderen van Oma kozen er voor om in Indonesia te blijven wonen.
Pianist
In Nederlands-Indië was Opa zeer bekend als een klassiek muzikant en componist. De viool was zijn lievelingsinstrument, terwijl hij ook een begenadigd pianist was.
Het was een uiterst stille man en hij leed aan astmatische aandoeningen, die hem erg beperkten in zijn leven. Daarnaast kon hij absoluut niet aarden in Nederland, zodat hij ook nimmer een poging heeft gedaan om met zijn muzikale talenten iets te gaan doen. Als gevolg van al die factoren werd hij binnen zijn eigen omgeving een soort kluizenaar.
Warm gekleed
Het grootste deel van zijn leven speelde zich af in zijn slaapkamer. Daar had hij een aantal radiotoestellen staan en een pick-up om platen te draaien. Zodra er bezoek was bij Oma en Opa thuis verdween hij naar zijn kamer omdat hij bang was benauwd te worden. Dat wilde hij niet laten zien aan anderen en vooral niet aan zijn kleinkinderen.
Opa Loppé had in de eerste paar jaren na aankomst in Nederland van moltondekens altijd zijn eigen kleding gemaakt om te dienen als buitenjas. Hij had het altijd koud en wilde vooral warm gekleed gaan. Oma daarentegen was een modebewuste vrouw en zeer sociaal ingesteld. Ze maakte links en rechts praatjes. Als zij gekookt of gebakken had dan deelde zij daarvan regelmatig iets uit aan de diverse Hollandse buren. Ook ging zij – tot op hoge leeftijd – altijd zelfstandig haar boodschappen doen of ging “bussen”. Dat vond ze altijd prachtig.
Zij kocht dan een buskaart en reed daarmee tot aan het eindpunt. Als ze daar was aangekomen nam ze de volgende bus weer terug. Oh, wat genoot ze daarvan. Vooral als het zomer was en het dakraam van de bus open stond. Zij ging dan altijd in het achterste deel van de bus zitten en in de wind die door het dakraam binnenkwam. “Oh, Nie is zo lekker hier!” was haar gevleugelde opmerking.
Applaus
Opa bleef dus veelal in zijn kamer. Iedere morgen dan zette hij één van de radio’s aan met klassieke muziek, vooral Duitse zenders, deed alle ramen open en pakte zijn viool en speelde dan fanatiek mee. Het was wonderschoon om te horen en vele mensen stonden dan op hun balkon of op straat en luisterden vol bewondering mee. Echter als iemand het waagde om een applaus te geven dan stopte hij abrupt, sloot de ramen en wachtte tot iedereen weer weg was.
Pianowinkel
Soms ging ik met Opa mee naar de stad omdat hij dan een boodschap moest doen. Die boodschap bestond dan altijd uit een bezoek aan de “pianowinkel”. In die zaak stonden een aantal piano’s en vleugels voor de verkoop. Opa ging dan naar binnen en was “zogenaamd” geïnteresseerd in een eventuele aankoop van een piano. Hij had niet doordat het verkopend personeel al lang wist wie hij was en zij lieten hem dan ongemoeid. Altijd vroeg hij dan om één van de instrumenten te mogen uitproberen. Hijzelf noemde dat altijd “proeven”.
Met zijn frèle lichaam ging hij dan op de kruk zitten, slot de ogen en begon dan het een of ander pianoconcert te spelen. Alle in de winkel aanwezige mensen gingen dan zitten en luisterden ademloos naar het werk dat bij bracht. Als hij zijn stuk had gespeeld stond hij geruisloos weer op en vertelde dan tegen de verkopers dat hij nog even wilde nadenken over een eventuele aankoop, verliet de winkel als een gelukkig man en ging weer naar huis.
Voor hem was dat de enige manier om zich uit te leven en, volgens mij, om zichzelf te zijn, teruggetrokken in een andere wereld. Geld had hij toch niet voor een piano en bovendien had hij de ruimte ook niet.
Opa Loppé
Hij was de tweede man van Oma en zij zijn samen getrouwd nadat zij een vervelende echtscheiding achter de rug had. Pas toen zij elkaar een aantal jaren kenden besloten zij alsnog te trouwen. Door ons allemaal, kinderen en kleinkinderen werd hij altijd “Opa Loppé” genoemd.
Geef een reactie