Halin

Eddie Samson: ‘Ik ben 100% Indo, Indisch’

Eddie Samson (1934-2024) is deze week naar de hemel vertrokken, las ik, en dat raakte me. Omdat ik hem in 2015 ontmoette en onder de indruk raakte. Hij woonde tien in Soerabaja, nadat zijn vader had besloten dat het gezin Warga Negara werd. Hieronder zijn portret, dat ik overneem uit mijn boek over HALIN.

Zorg voor het verleden

Eddie Samson is een uitzonderlijke man. Hij spreekt snel, geconcentreerd en met kennis van zaken over het Nederlands erfgoed in Indonesië. Daar zorgt hij voor als Indische man. Zorgen voor het verleden is belangrijk voor hem. Weten wat geweest is, dat in ere houden als het goed was. Van het slechte lering trekken, dus kritisch durven zijn. In die zin is hij activist en daardoor werd hij een plaatselijke beroemdheid. Indonesische kranten schrijven regelmatig over hem en over zijn betrokkenheid bij voormalige koloniale gebouwen, begraafplaats of boeken.
Eddie spreekt even vloeiend Indonesisch als Nederlands en heeft overal een opinie over. Nederland, het land waar zijn hart naar uitgaat, heeft hij nooit gezien. Aan de muur van zijn huis hangen drie portretten in een lijstje: koningin Wilhelmina, koningin Juliana en koningin Beatrix. Drie vorstinnen, die voor Eddie elk het gezicht van dat verre land zijn.

Hoop, geloof en liefde

Het gaat om de juiste mentaliteit, legt hij uit. Heb je die dan red je het. Wat er ook gebeurt. Wat hemzelf betreft: ‘Je mag niet zeggen: “dit is mijn lot”. Het leven is een strijd, Je moet dus strijden, je moet actief zijn. Je moet daden bij de woorden doen. Je moet hoop, geloof en liefde hebben. De maker daarboven wil dat zo: je moet doen, je gedrag en je woorden moet één zijn, dat moet in overeenstemming zijn met je verlangens. Je kunt niet gaan rondhangen en naar Nina Bobo luisteren, dat is gemakzuchtig. Veel mensen zijn zo. Ik niet.’

‘Alles voor de Indo, ja’

Met die mentaliteit leeft en werkt Eddie. In zijn dagelijks leven, waar hij zijn gemoedsrust moet zien te bewaren. In zijn werk voor de Indische verenigingen en voor het koloniaal erfgoed in zijn stad. Het verleden, dat bestaat en het bestaat niet voor hem. Hij weegt het hardop tegen elkaar af. Enerzijds is het voorbij: “Al is al. Soedah. Een streep eronder.’ Anderzijds, ja, anderzijds is het niet vergeten: ‘Je kunt ervan leren.’ Want de kinderen van Indische mensen die Warga Negara werden, moeten weten wat hun afkomst is.
Eddie: ‘Wij leven hier in Indie als de laatste der Mohikanen. Straks zijn we er niet meer. Zeg over tien jaar, twintig, dan zijn er geen ouders meer die vragen kunnen beantwoorden. Het gaat verloren. Dat doet wel pijn hoor, dan kunnen wij niets meer vertellen. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Mijn vader is peranakan-Indo, maar echt begrijpen kunnen ze dat straks niet meer.’ Iets of meer dan iets, blijft wel bewaard in Bureau De Indo. Dat is het tijdschrift van de Indische Vereniging waar Eddie lid van is. Elke drie maanden verschijnt het blad. Ze hebben bijeenkomsten. ‘Alles voor de Indo, ja.’

100% Indo

Eddies vader, Johannes Alexander Samson, bezat het Nederlands paspoort en was Nederlander. Zijn moeder Femina Koraag ook. Maar toen zijn vader op 17 september 1951 Warga Negara werd om zijn pensioen te kunnen behouden, werden de anderen dat ook. Zo waren de regelingen. Eddie begrijpt de regeling, maar heeft bezwaar tegen de uitvoering: ‘De namen van mijn moeder en mij komen niet voor op de optieverklaring. Ik was minderjarig en kon niet zelf beslissen. Uit onwetendheid heeft mijn vader in 1951 of 1955 mijn paspoort en dat van mijn moeder ingeleverd bij het Nederlandse consulaat in Soerabaja.
Dus ik ben zeker niet uit eigen wil Indonesiër geworden. Daarvoor heb ik nooit gekozen. Ik ben in merg en been, ook met het bloed en lichaam 100% Indo, Indisch. Ik ben westers opgevoed, mijn omgeving, cultuur, school, opleiding, werkkring waren en zijn Nederlands. Maar door het opteren van mijn vader werd ik als minderjarige Indonesiër.’

‘Toen dacht ik wel,
was ik maar donkerder’

Hij heeft een roerige tijd achter zich liggen, dat moet hij beamen. De oorlog, de Bersiap, Nieuw-Guinea, alles heeft hij meegemaakt. ‘Je had periode één,’ doceert Eddie, ‘dat was voor de oorlog. We waren allemaal Europeanen, of we nu Engels waren, Duits, Hollanders. Toen kwam periode twee, dat was de Japtijd. Dat was een slag. Mijn vader moest in de gevangenis, ik moest werken in de gaarkeuken. Het duurde tot en met 1945. Omdat ik blank ben, was dat voor mij niet zo veilig om op straat te lopen. De buren hield zich liever afzijdig. Toen dacht ik wel, was ik maar donkerder. Dan krijg je de derde periode. De revolutie, de Bersiaptijd. Mijn vader werd opgesloten en afgeranseld door de pemoeda’s en ook mijn moeder en ik werden opgesloten. We zijn door de Engelsen bevrijd. Tijdens de oorlog zijn we alles kwijtgeraakt. Een rijwiel, kunst, schilderijen, waardevolle boeken en antieke collecties en onze Philips radio. Ik kon drie en half jaar niet naar school gaan.
Komt periode 4, toen ging ik weer naar school, een leuke tijd. Ik was geliefd bij de meisjes. Ze vonden me galant. Stout met meisjes was ik nooit. Als ik verliefd was, dan voelde ik me blij als ik haar een hand mocht geven. Maar de HBS werd gesloten, die heb ik niet kunnen afmaken. Toen ben ik gaan werken.’

Kippetje achterop

Daarmee kwamen er inkomsten. Geld. Eindelijk, voor het eerst na al die benauwde jaren, de kans om zelf te beslissen, om het leven vorm te geven. Ondanks de pesterijen van Indonesiërs omdat hij zo licht was en de moeilijkheden die dat op het werk opleverde. Hij bleef anders, want hij had Nederlands bloed. Zijn generatiegenoten maakte hetzelfde mee.
‘De meeste jeugd was toen kapot,’ zegt Eddie nuchter. ‘We waren bang voor de toekomst, dat is door de Jap gekomen. We wisten niet wat we met het leven aan moesten, dus toen ik begon te verdienen… het was of er een paard van de stal was losgekomen… Ik kon kopen wat ik wou. In die tijd begon ik te roken en te drinken. Bier. Soms borrels. Dat was erg duur. Ik kon het betalen, maar aan het eind van de maand was het altijd nul. Ik had een fiets en vaak een kippetje achterop, een meisje. De jongen was de haan. Djago.’

Oorlog

‘In die tijd was ik de eerste voorrijder bij de motorclub Soerabaja. Dat vonden ze wat, een kleine man op zo’n grote Harley Davidson, dat trok de aandacht. Na vier, vijf jaar ben ik daarmee gestopt omdat ik steeds duizelig was en vaak donkere vlekken voor mijn ogen zag. De stabiliteit was er niet meer. Dat komt als je niet genoeg slaapt. Je krijgt misselijkheid en koortszweet. Zo maken de meeste mensen een ongeluk.’
En hoe dat kan, niet genoeg kunnen slapen? Dat komt door alles waarover Eddie zwijgt. Wat hij als jonge jongen heeft moeten doorstaan in oorlog en Bersiap.

Sinds Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië, heeft hij geen last meer gehad van discriminatie, vindt hij. Dat hij toevallig wat blanker is dan anderen, maakt niet meer uit, zegt hij. Hij is en blijft ‘Indisch in hart en nieren’, dat zeker. Nederlands? ‘Dat is een paspoort kwestie.’ Die heeft hij vaak willen oplossen. Twee keer vroeg hij een visum aan om naar Nederland te mogen gaan. Twee keer werd hij geweigerd. Een smeekschrift aan koningin Juliana ook. Hij probeerde als verstekeling Indonesië te verlaten, maar ook dat mislukte. Nu heeft hij er meestal vrede mee op een filosofische manier: ‘Mijn moederland is in handen van Indonesiërs, Holland is en blijft mijn vaderland.;

Hollands voetbal

De laatste jaren is Eddies leven overzichtelijk. Elke dag staat hij om 5 uur ’s morgens op. Dat gaat vanzelf tot de moskee In de buurt. Dan wandelen. De krant lezen, baden, schrijven, bezoek. s Middags een uur slapen, dan baden, koken en dan is het alweer avond:
‘Als er voetbal is, zit ik de hele tijd voor het scherm. Ik ben gek op Hollands voetbal. Ik ken de voetbalwereld uit mijn hoofd. Soms bel ik Holland ook op met een telefoonkaart die ik gekregen heb. Ook mijn kennissen in Australië en Amerika. Je moet de mensen blijven volgen. Dan ben ik om vier uur weer wakker. De tijd gaat verbazend snel, vooral als je erg druk bent.’

Romantisch

Je moet wat van het leven maken, vindt Eddie. Ondanks wat er op je pad komt. Geldt ook voor de liefde:
‘Vroeger was ik altijd verliefd. Als een meisje vrij was, kon je dat zien, want dan droeg ze vlechten. Had ze twee vlechten, dan was ze ongetrouwd, dus dan mag je een kans wagen. Een vlecht voor en een vlecht achter, dan is ze verloofd. Je mag nog een kans wagen. Heeft ze twee vlechten voor, dan is ze getrouwd. Klaar.’ Hij is nog romantisch, ook in zijn huwelijk. Zijn echtgenote is Javaanse en dat was eerst moeilijk: ‘De Javaanse vrouw, vergeleken met een Hollandse is heel verschillend. Ze zijn niet zo romantisch als Indische jongens. Ik kan haar wel een zoen geven. Dat wilde ze vroeger niet uit verlegenheid, later wel, toen was ze verindischt. Samen hebben ze vier kinderen, de twee uit Eddies eerste huwelijk brengt ze met liefde groot. Geen van de kinderen spreekt Nederlands: ‘Ze hebben dat nooit geleerd op school. In de omgang Nederlands spreken was taboe voor ze. De leerboeken waren in de Indonesische taal. Ik zou wel willen dat ze Nederlands spraken, maar dit is een andere generatie. Het is te laat en nu kan het niet meer.

Rijk aan verleden

Te laat, maar niet voor de gebouwen uit de Nederlandse tijd. Met anderen werkt Eddie voor het behoud van het verleden in Indonesië. Wat geweest is, hoeft niet meteen afgebroken te worden. Bewaar het toch, denkt hij, bewaar IJssalon Zangrandi, het oude station Goebeng, het graf van journalist Von Faber en veel meer. De stad is rijk aan verleden en als je dat weghaalt, verdwijnt het fundament. Hij heeft het er druk mee: ‘Ik zit in veel clubs en doe veel radio-interviews, vaak in de uitzending van Suara Soerabaja, de stem van Soerabaja.’

Soms piekert hij en dan slaapt hij nog minder, maar en daarmee praat hij over het piekeren heen sinds zijn dochter ervoor zorgde dat zijn huis ventilatie kreeg, gaat het beter. Hij heeft heus vrede mee dat hij in Indonesië is gebleven. Dat komt omdat hij voor zichzelf duidelijk weet wie en wat hij is: “Indisch wil zeggen dat je hier geboren bent, dat je geen Indonesiër bent in je cultuur. Je gaat met je hart naar Holland ofschoon vanwege mijn band met Suara Surabaya hoor ik 100% hier, ondanks alles. Toen wilde ik graag weg naar Holland. De kinderen? Ze weten wat Indisch is. Ze weten dat vader een peranakan-Indo is, van gemengd bloed, een Indo Belanda, ze voelen niet als Indo, ze weten alleen dat ze Indisch bloed hebben. De kleinkinderen zijn Indonesisch. Ze noemen me Opa. Een Hollands woord. Het komt niet voor bij de Indonesischen. De kinderen noemen me Pappie. In mijn Kampong noemen ze ons Pappie en Mammie. Het zijn een paar Hollandse woorden die hem veel doen. Mijn vrouw spreekt liever Indonesisch, maar wat Pappie en Mammie betekent, dat weet zij ook.

Balans

Dus zo heeft Eddie Samson uiteindelijk een balans gevonden. Hij leeft in het heden en zorgt voor het beste van het verleden. Hij is Indonesisch als het moet en Nederland Nederlands waar het kan voor zichzelf 100% indo, dat telt het meeste.
(Foto’s: Rino Berhitoe)

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Comité NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië

NASSI was een noodzaak voor de spijtoptanten. Het is 1960, in het voormalige Indië zijn voormalige landgenoten in de problemen.  Ze willen naar Nederland.  Ik hoorde de verhalen in Indonesië, waar ik voor de Stichting HALIN was. Daar ontmoette ik degenen die warga negara werden, om wat voor redenen dan ook.

Wie waren dat?

  • degenen die hadden gekozen voor de Indonesische nationaliteit en spijt van die keuze hadden, vooral omdat ze behandeld werden als een tweederangs burger, en dat na alle beloften over welkom zijn
  • ouders van jonge meisjes, die zagen dat hun dochters onveilig waren (ik heb de brieven gelezen)
  •  genoeg mensen die destijds geen administratie genoeg hadden want de Nederlande overheid vroeg nogal wat, en na een oorlog had niet iedereen de juiste papieren in een kastje liggen
  • degenen die toen minderjarig waren, dus zelf geen besluit hadden mogen nemen, en nu meerderjarig waren en voor Nederland kozen

Er waren anderen, die bleven. Graag en met genoegen.
Achterblijvers, vertrekkers.

halinEen geschiedenis vol verdriet en hoop en verdriet. De mensen die ik sprak waren gebleven. Maar ik las, weer thuis, pijnlijke verhalen over degenen die wilden vertrekken maar dat niet, of nog niet konden dan wel mochten.

In de jaren na de oorlog stuurden de achterblijvers brieven naar de familie in Nederland: help ons.
Degenen die het was gelukt naar Nederland te komen, vertelden verhalen over angst, ellende en armoede.

Visumaanvragen

In 1959 kwamen er meer dan 13.000 visumaanvragen voor de komst naar Nederland, slechts 2.000 kregen een ja. De rest moest maar zien. De omstandigheden waarin ze leefden werden zwaarder.
Zelfs in de Tweede Kamer werden vragen gesteld hierover.

Ik kwam deze ellendige toestanden tegen toen ik aan mijn boek over HALIN werkte: Hulp Aan Landgenoten In Indië/Indonesië. Hartverscheurende brieven van overzee las ik. Een grote schreeuw om hulp.

Comité NASSI

In een Moesson uit 2016 vond ik informatie van de historische ellende:

  • 1951 radiotoespraak van Hoge Commissaris A.Th. Lamping; hij roept Indo’s op te kiezen voor de Indonesische nationaliteit
  • 1957 Zwarte Sinterklaas: maatregelen tegen Nederlanders, uiteindelijk moeten alle Nederlanders het land verlaten; nationaliseringen van Nederlandse bedrijven
  • 1958 Cees Stolk draagt zijn boekhandel en Drukkerij G. Kolff & Co over en neemt in Nederland contact op met Tjalie Robinson over de situatie van spijtoptanten
  • 1960 grote bijeenkomst in de Haagse Dierentuin en oprichting van Comité NASSI

Foto uit HALIN-boek.

Toen was het Comité NASSI er dus. NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië.
Een grote naam, dat ‘nationaal’, het hoorde bij de grote plannen. Druk zetten, Nederland activeren, de Indische gemeenschap hier laten meedoen.
In het Comité zat onder andere journalist Tjalie Robinson. Ik las in Tong Tong (‘Het enige Indische blad in Nederland – trouw – branie -ondernemend’) van 15 juni 1960 wat hij vond. Tjalie schrijft sprankelend Nederlands, een feest om te lezen. En hij is messcherp:

  • Het is merkwaardig, maar vooral verontrustend, dat de zaak van de ‘spijtoptanten’ zich van maand tot maand in een traag tempo kan voortslepen, omdat a. de regering niet van zins of bij machte is krachtiger op te treden, b. het Nederlandse volk (en vooral het gerepatrieerde deel) niet tot groter verontwaardiging en dus groter activiteit te brengen is.
  • Tien jaar geleden werd – mede met het argument dat Nederland zoveel mensen niet bergen kon – door de Regering sterke pressie uitgeoefend op tienduizenden Nederlanders in Indonesie om het warga-negara-schap te aanvaarden. […]
  • Waarde lezers, met geloven alleen, dat ons bestaan in Holland verzekerd is, komen we er niet. We zullen er voordurend strijdvaardig voor moeten zijn. En als wij geen strijdvaardigheid kunnen opbrengen, zelfs ‘maar’ voor een zaak als die van de spijtoptanten, dan is het met onze toekomst slecht gesteld. […]
  • Stuur adhesiebetuigingen. Organiseer plaatselijke acties. Ajo, bangoen! Tong-tong! Tongtong! Tong-tong!

Spijtoptanten

Het ging om duizenden en duizenden spijtoptanten.
Tot ze hier waren, was er steun nodig. Geld, om pakketten te sturen. Bij Tong Tong stond de beroemde Bruine Bus, waarin muntjes en meer welkom waren.
Het Comité NASSI gaf niet gauw op. Er kwamen acties, medewerking aan televisieprogramma’s en veel, heel veel publiciteit in Tong Tong.
HALIN en het Comité richtten het Visumadviesbureau op, dat later het NASSI-adviesbureau werd. Ook hier: praktische steun. En ook netwerken en druk zetten in de wandelgangen. Alles moest indirect en voorzichtig, gezien de delicate verhouding tussen Nederland en Indonesië.

Het is onvoorstelbaar wat een werk het geweest moet zijn. En ook wat een moed er was om het tegen de regering op te durven nemen. Te blijven hameren op verruiming van de spijtoptanten-regelingen, in woorden, in affiches, in beelden.
En het hielp.
Golf na golf ‘repatriëringen’ bereikte Nederland, wat een vreemd woord is: velen hadden hun geboorteland moeten verlaten, en zagen Nederland voor het eerst. Pas eind jaren 1960 werd de regeling die verruimd was, weer gesloten.

Ja, er kwamen verruimingen, maar nooit voldoende. Nog altijd leven er mensen daar, die eigenlijk liever hier hadden willen zijn. Ik heb ze in Indonesië ontmoet, hun hand geschud, naar hun leven gevraagd. Een deel van de gesprekken kwam in mijn boek over HALIN. En ik weet: de ouderdom komt met de gebreken, ook daar. Dan is er geld nodig om te helpen. Ik ben donateur van HALIN.

De geschiedenis is nooit af. Hoe werkt dat door in een familie, als een vader of moeder als spijtoptant het geboorteland moet verlaten? Het moet een koffer vol emotie zijn: wrok, om het dankbaar moeten zijn, verdriet om het verlies van wat eens het eigen land was, en ook wat Tjalie zo goed zei: nooit vanzelfsprekend voelen hier in Nederland te horen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom er Hulp Aan Landgenoten in Indië kwam

Hulp aan landgenoten

Op 15 augustus voel ik een klem om mijn hart. Want ja, eindelijk toen en daar kwam de Japanse capitulatie. Maar daarmee begon ook die andere tijd, vol oorlog na de oorlog en met alles dat dit meebracht.

Hulp

In de chaos en ellende probeerden mensen elkaar ook te helpen.
In 1955 werd de stichting HALIN opgericht: Hulp Aan Landgenoten in Indië – zoals HALIN toen heette. Later werd het wat het nu is: Indonesië.
Nu nog?
Ja, nog steeds.

Want ook daar, net als hier, zijn generaties door de oorlog geraakt. Dan ook hun kinderen. Hoeveel generaties tel je mee als het gaat om daardoor geraakt te zijn, dat is ook daar een vraag.
HALIN stuurde me een hele tijd terug naar Indonesië om de ouderen daar te interviewen voor mijn boek Familie gebleven.
Het boek is uitverkocht, alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

Gesprekken

Veel van die ontmoetingen herinner ik me nog. Het waren intense gesprekken over de tijd van vroeger en de oorlog, en waarom zij in Indonesië waren gebleven, waarom ze Warga Negara werden. Ik hoorde onder meer:

  •  Ik was minderjarig dus mijn ouders namen voor mij de beslissing
  • Mijn broer had mij nodig om voor hem te zorgen, er was niemand anders
  •  In mijn hart blijf ik Nederlands
  • Ik wilde mijn kleinkinderen zien opgroeien

Dus blijven, dat was niet altijd een vrije of gemakkelijke keus.
Netzomin als naar Nederland gaan – met de administratie die de overheid eiste, de voorwaarden die gesteld werden en dan, hoe het leven hier was na de overtocht.
Wat een tijd.

Semarang

In Semarang ontmoette ik Mary Overzier. Ze staat op de foto bovenaan, met een kleinzoon. Mary was een drukbezette vrouw, met haar werk in een winkel, met haar zorg voor de familie. Ze was bedacht op hun veiligheid en daarom sprak ze geen Nederlands met de kleinkinderen. Toch haar eigen taal. Zij wisten wel dat hun oma een beetje anders was dan de andere oma’s- iets met Orang Blanda.
Destijds was ze minderjarig geweest en haar vader had besloten: wij blijven hier. En over Nederland waren de berichten niet zo gunstig. Mary Overzier:

“Ik heb nooit een aanvraag ingediend om als spijtoptant naar Nederland te gaan. Je moest op de eerste plaats gezond zijn. Mijn vader had een maagzweer en last van malaria, opgelopen tijdens diensttijd als militair in Borneo. Mijn moeder had last van reuma. Voorts moest je familie in Nederland hebben die je kost en inwoning moesten geven. Mijn vader vertelde dat zijn vrienden in Nederland het ook afraadden. Volgens die vrienden was het voor “ons Indo’s” moeilijk omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen volbloed en halfbloed Nederlander.
Verder hadden mijn ouders mijn steun nodig. Daarom was ik hier zelf, toen ik 17 jaar was, aan het werk gegaan bij de firma Van Dorp. En de verhalen van mijn vader over de houding in Nederland schrokken mij af om een aanvraag te doen om naar Nederland te gaan.”

Ja, zo kan het gaan. Blijven of vertrekken, het was alletwee moeilijk. Ook daar denk ik dus aan als het 15 augustus is.

Herinneringen

De stichting HALIN bestaat nog steeds. Ook bij degenen die steun krijgen van HALIN zijn in de afgelopen jaren moeilijkheden geweest. Corona. Alzheimer – ouder worden kan met gebreken komen. En soms keren de herinneringen aan de oorlogstijd weer terug.

Over de oorlog vertelde iedereen me toen ik in Indonesië was. Dat kwam omdat ik een boek maakte en ze wisten: mijn verhaal kan ik zo doorgeven. Het kwam ook omdat ik weer weg zou gaan – zo werden de kinderen immers niet belast.
“Vertellen maakt mijn hart leeg,” zei een oudere Indische man een keer tegen me.
Dus als u het kunt, vertellen en opschrijven, doen. Want de generaties die nu opgroeien, hebben u nodig om de verhalen van en uit Indie te leren kennen en vooral te leren begrijpen.

Leo Hoestlandt: over de warga negara’s

HALIN

Wikimedia Commons / Fotocollectie Anefo: De SS Almanzora met 1900 gerepatrieerden uit Indie aan boord in de haven van Amsterdam, 3 januari 1946

Leo Hoestland mailde me over zijn ervaringen in de late jaren 1940 in Indonesië. Ja, dat was een beladen tijd. En daar schrijft Leo ook over. Hij zegt het precies zoals hij het heeft ervaren. Here goes. Het gaat over HALIN, over warga negara en zijn gevoel.

 

Souvereiniteitsoverdracht

Het moet tijdens één van de laatste dagen van het jaar 1949 geweest zijn, dat ik na het ontwaken werd overmand door een vreemd gevoel: een onbestendig gevoel: een mengelmoes van droefheid, boosheid en onbegrip. Nadat ik me had gewassen – buiten – bij het kraantje ging ik naar de voorkamer, die vanwege de huizennood, werd benut als slaapkamer van mijn ouders, eetkamer en deels visitiekamer.
De radio stond aan want zo direct zouden de nieuwsberichten komen.
Tot mijn grote verbazing (ook wat boosheid) klonk niet het ‘Wilhelmus’ maar het ‘Indonesia Raya’. De omroeper lichtte toe, dat de Ronde Tafel Confrentie (R.T.C.) op 27 december 1949 was afgesloten met algehele souvereiniteitsoverdracht door H.M. koningin Juliana aan de Volks Republiek Indonesië.

Vanwege het tijdsverschil kwam dat bericht op een later tijdstip in de Indonesische media. Haastig werd er een triomphtour voor president Soekarno door de stad Jakarta in een open-limousine georganiseerd. Het hele gebeuren heb ik met eigen ogen kunnen aanschouwen, want die tour ging voor een deel langs de brede Gunung-Sari, waar ik niet ver vandaan woonde.

Ja hoor!! Daar stond hij in een grote Amerikaanse open-slee zijn juichend volk toe te zwaaien, op weg naar het Paleis van de Gouverneur voor de overdrachtsplechtigheden!
Nooit eerder heb ik zo’n grote mensenmassa gezien.
“Nu komt het!” dacht ik,” nog even en dan komt het gedonder in de colonne.”

Het gedonder

Dat gedonder begon met het uitdelen van plaagstootjes en dat waren er nog al wat.

  • om te beginnen stond in alle overheidsgebouwen een mededeling dat het niet  was toegestaan om Nederlands te spreken;
  • alle buitenlanders (ook INDO’s, die daar geboren en getogen waren) moesten een legitimatie, afgegeven door een wijkhoofd, bij zich hebben (Een geel papiertje)
  •  banksaldi en contante gelden waren door de sanering maar 1/3 waard, en voor 2/3 kreeg men obligaties,
  •  bioscoop kijken was ook niet meer leuk omdat het doek voor het grootste gedeelte werd bedekt door de ondertitelingen in de Bahasa Indonesia,en Nederlands,
  • verkeersovertredingen moesten direct ter plekke worden afgrekend, anders wachtte je een eindeloos durende rechtszaak
  •  ook dat was niet voldoende, want na enige tijd waren die gele papiertjes van het wijkhoofd niet meer voldoende en moesten toen vervangen worden door een soort visum van een wat hogere instantie,
  •  verder was het verplicht om een Nederlands-paspoort te tonen, als daarom werd gevraagd.

Zo werd gewone dagelijkse leven waar men aan was gewend omgeturnd tot iets vreemds, want iedere keer moest je bij jezelf nagaan, kan/magdit nog wel, of moet je eerst een vergunning vragen. Dat alles in die mate dat je er gek van kon worden.
Verder liepen allerlei vormen van belastingen/bijdragen zo hoog op, dat al snel schulden aan de diverse toko’s tot grote hoogten kwamen. Langzaam maar zeker trad de armoede in. Ook de hoge doktersrekeningen moesten worden betaald.

Paspoort aanvragen

Leo Hoestlandt

Als enige restte de gang naar de Nederlandse mmbassade om steun aan te vragen, en dus niet met open armen werden ontvangen.
Het aanvragen van een Nederlands-paspoort was – vreemd genoeg – ook een lijdensweg. Mijn vader ondervond zoveel tegenwerking en dat nota bene, dat hij op zijn oude dag Landstormsoldaat moest worden en uit dien hoofde als krijgsgevangene een aantal jaren gevangen werd gehouden, alsook op transport de scheepsramp van de Junyo Maru persoonlijk heeft meegemaakt en overleefd. Omdat zijn vader (mijn opa) een Belg was kon’volgens die ambtenaar aan ons geen Nederlands paspoort worden afgegeven.
Mijn vader vloekte en schreeuwde alle Heiligen bij elkaar en sloeg met zijn vuist op het bureau. Toevallig liep op de gang een hoge ambtenaar die her kabaal moet hebben gehoord. Hij vroeg wat er aan de hand was. Nadat hij zijn medewerker en mijn vader had aangehoord moeten wij achter hem aanlopen naar zijn bureau. Hij graaide wat in zijn bureau-laden, gaf ons allemaal ieder een formulier, met de woorden:” Goed lezen, invullen en ondertekenen en met pasfoto hier inleveren, dan hebben jullie binnen twee weken je paspoort.”
Door al die wantoestanden werd in Nederland opgericht::Stichting Hulp aan Landgenoten in Indonesië (Stichting HALIN), die met collectes en allerlei acties fondsen ging werven om die arme landgenoten te steunen. HALIN had intussen goede contacten opgebouwd met o.a. nonnen en andere kloosterlingen. 1 x per jaar vinden aldaar uitbetalingen van de steun plaats. Bekwame bestuursleden van HALIN staan borg voor een goede gang van zaken. Het aantal steuntrekkers had veel  meer kunnen zijn, maar door een maatregel van president Soekarno ( de z.g. zwarte Sinterklaas), omdat die maatregel op 5 decenber 1957 werd afgekondigd, verkozen velen om de grote onbekende stap te wagen door als spijtoptant toch maar naar het onbekende en koude Holland te gaan, ook al omdat zij in die bewuste toespraak op 5 december door Soekarno staatsgevaarlijk werden verklaard.

Debarkatie

Ik heb ze gezien met eigen ogen bij de debarkatie in Amsterdam en/of Rotterdam. Geld om koffers te kopen hadden ze kennelijk niet, dus werden hun laatste persoonlijke bezittingen in een boentelan (= een vierhoekig doek of laken) gelegd om daarna de vier hoekpunten aan elkaar te knopen.

Ik heb dat alles met eigen ogen van nabij kunnen zien, omdat ik als ambtenaar van D.M.Z. ( ja, ja, ja ik werkte voor D.M.Z.) behulpzaam moest zijn bij de debarkatie.
Dat openen en weer sluiten van die boentelans kostte onnodig veel tijd, hetgeen de rijtijden van de bussen alleen langer maakte.
Gelukkig kon ik daar een eind aanmaken door een opmerking te maken tegen een hoge douane-functionaris, met wie ik in de loop van de tijd bevriend was geraakt,”Zeg, wat denkt die knul te vinden in die hoopjes rommel? Misschien een slof Lucky Strike – sigaretten van dat beetje boord-geld gekocht in Singapore?
En met 10 minuten was het verholpen.

Deze groep Warga-Negara’s heeft het geluk gehad nog op tijd in Holland te zijn aangekomen, en in leven te zijn gebleven.
Het was in het begin een beetje moeilijk om de wennen, maar gaandeweg hebben zij allemaal hun plekje gevonden, vooral ook door gezinsherenigingen.

Het zou de Republiek Indonesia sieren als zij het zou kunnen opbrengen om alle in Nederland nog in leven zijnde INDO’S en WN-ers een afscheidreis naar hun moederland als een soort “Vredespijp”  aan te bieden! Immers, velen van ons hadden – al dan niet overleden – een zelfde tjang.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier: Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

 

 

Over de hulp aan voormalige landgenoten in Indonesië

voormalige landgenoten in Indonesië

Hoe is het met de familie overzee? Ik kreeg een brief van HALIN, de club die voormalige landgenoten steunt. Er stond een opvallend initiatief in.

Betaaldagen

Eerst iets over de voormalige landgenoten. Ze zijn er nog steeds, en u weet het: de ouderdom komt met gebreken. En dan is er ook daar in Indonesië de toestand met corona-maatregelen. Dat raakt vooral de betaaldagen.
Wat dat is?
Ik wist het eerst ook niet. Maar destijds heb ik in Bandoeng zelf een betaaldag bijgewoond, toen ik een boek oveer HALIN schreef. In een kleine zaal stonden aan de zijkant stoelen waarop veelal oudere Indische mensen zaten. Ik zag andere gezichten dan in Nederland. Ook ouder en Indisch ja, maar… een leven in armoede en onzekerheid tekent je. Kassian, voelde ik.
Vooraan in de zaal stond een tafel, waarachter de contactpersonen van HALIN zaten. Een voor een riepen zij een naam.
landgenotenDe persoon die geroepen was, stond op, liep naar de tafel en kreeg daar geld. Cash, in de hand. Geld om eten voor te kopen, medicijnen, onderdak te betalen.
Dat is een betaaldag.
En gezien het risico van besmetting, zijn de betaaldagen verminderd. Nu zijn er meer postwissels en nieuwe bankrekeningen, wat voor-en nadelen heeft.
Maar nu dat initiatief.

Indische boeken

In de brief las ik dat HALIN een digitale boekwinkel heeft opgezet. Ik meteen kijken. En ja hoor, bij Boekwinkeltjes vond ik de Indische boekentoko. Klik hier en kijk ook

Twaalf lange pagina’s met allemaal boeken uit en over Indië, digitaal te bestellen en te betalen. HALIN moet natuurlijk aan Boekwinkeltjes wat betalen voor de aanwezigheid (0,25 eurocent en 15% van de verkoopprijs, staat in de brief, en de rest is voor de landgenoten.
Supergoed initiatief.
Kan ook blijven bestaan als het virus weer min of meer weg is, of helemaal.

Ik zag al mooie boeken van Hein Buitenweg. Een titel van Lilian Ducelle. Mijn boek over mevrouw Kloppenburg is ook in de aanbieding, want duur is het allemaal niet. Dus als u denkt: ik wil meer lezen, dan is dit misschien een idee.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Het liefdewerk van Francine Tammeling

Francine

Het is kort dag, maar misschien leest u dit op tijd. Vanavond is er op televisie een uitzending van Max Maakt Mogelijk, over arme Indische mensen in Indonesië.

In de nieuwsbrief die ik kreeg, stond: 18.50 uur op NPO 2.

Zelf heb ik geen televisie, dus ik hoop het programma later op te sporen via internet. Dat is niet zozeer vanwege omroep Max, maar vooral om wie er dan in beeld zal zijn: Francine Tammeling. Zij helpt de arme ouderen met raad en daad. En ze doet dat zonder ingewikkelde administraties van formulieren invullen en bijlagen in drievoud toevoegen. Ze komt, ze ziet, ze helpt. Met liefde. Ik volg haar al jaren op haar Facebookpagina. Klik hier en kijk: https://www.facebook.com/francine.tammeling

HALIN

Er zijn ook anderen, die deze groep Indische mensen helpen. De Stichting Halin is vermoedelijk het bekendste. Voor HALIN reisde ik in 2008 naar Indonesië om daar enkele Halin-ondersteunden te spreken voor mijn boek Familie gebleven. Toen begreep ik dieper, wat een andere levensverhalen hier waren, met andere moeilijkheden en problemen dan in Nederland. Ik had nogal eens gehoord: “Maar zij konden ook kiezen om naar Nederland te gaan of niet, net als wij.”
Door mijn interviews leerde ik dat kunnen kiezen niet altijd zo vrij is.

  • wanneer je minderjarig was, mocht je niet kiezen
  •  in de Bersiap zijn de belangrijkste papieren verloren gegaan, dus repatriëring kon niet
  •  elke aanvraag voor de overtocht werd geweigerd om bureucratische redenen
  •  stel je bent de oudste en je moeder wil haar geboortegrond niet verlaten: wat doe je dan
  • er waren ook mensen die in de Indonesische belofte geloofden van welkom zijn

Kiezen is niet altijd kiezen. Soms is het een uitkomst van alle omstandigheden. In mijn gesprekken hoorde ik dat. En de armoede, wat erger is bij ziekte en tegenslag. Ik liet er al mijn gehamsterde paracetamol achter, omdat ik in Nederland gemakkelijk opnieuw wat kan kopen.
Mijn boek Familie gebleven is inmiddels uitverkocht.

Andere gezichten

Dus met deze kennis van de situatie, volg ik met ontzag en ontroering wat Francine doet. Ze is praktisch. Een bed regelen, een nieuw dak, kleding, medicijnen. Wat nodig is, regelt ze. Op haar Facebookpagina is het allemaal te zien, ook de gezichten van de ouderen overzee. Die raken me nog het meeste. Het is schrikken hoor. Hele andere gezichten dan u en ik op de sozen tegenkwamen, toen die er nog waren.
Hoe ze kijken. Soms is iemand zo mager en dan denk ik aan de inhoud van mijn koelkast.

Daar is corona ook aanwezig. Thuis blijven is het devies, maar niet iedereen van deze ouderen heeft een thuis. In de nieuwsbrief stond ook het bankrekeningnummer van Max. De omroep sluist het geld dan weer door. Dat kan. Direct geld overmaken op de stichting die Francine helpt te helpen kan ook: http://www.temantemansehati.nl/

Soms gaan mensen leed en verdriet vergelijken. “Wij hadden het ook moeilijk”. Dat is waar. Of: “Wij hebben het ook moeilijker door de corona-maatregelen.” Dat is ook waar. Er is hier netzogoed ziekte en er is afscheid van dierbaren en dat is erg en erger. Maar er is geen hiërarchie van leed, hoop ik. Een helpende hand kan een weldaad zijn. Met het internet bankieren kunt u anoniem geld overmaken dus als u verlegen bent omdat u weinig kunt missen, dan kunt u zo een of twee euro overmaken. Hoeft niet. Kan.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Ga naar de bovenkant