hoe schrijf je een Indisch verhaal

Hoe lang blijven herinneringen bestaan?

herinneringen

Deze week verliet ik mijn warme huis, om door wind en regen naar de Sophiahof in Den Haag te gaan. Met Gustaaf Peek was ik te gast in een podcast over Lin Scholte en haar roman Bibi Koetis.

Donker

Bij aankomst dacht ik bezorgd: was het wel vandaag? Want de voordeur was op slot. Ik moest naar binnen via een grote tuin  en de tuin was een duisternis met gladde blaadjes, precies het soort locatie waar een seriemoordenaar me opwacht. Ergens in de verte scheen het licht.
Ik liep door, maar wel een beetje sneller.

Een bijeenkomst in deze tijd is bijzonder. Het heeft een zeker risico maar o, de gezelligheid is zoveel waard. Ik hield meteen hartstochtelijk van iedereen die ook door de donkere kou was gereisd en ik heb die avond meer gelachen dan in de weken ervoor.
Deze podcast was een anders-dan-anders bijeenkomst.
Vier mensen op het toneel, publiek, een camera en ze gaan alles nog monteren en dan uitzenden, wanneer weet ik gek genoeg niet. Het was een samenwerking van Fixdit, Writers Unlimited en Museum Sophiahof.
We spraken over Indisch-zijn, de koloniale tijd, de tangsi, de literaire stijl van Lin Scholte en zo was het een genoeglijke avond, tot die ene vraag uit het publiek kwam, aan mij gericht.
Of ik wat meer kon zeggen over het kazerneleven. Wat dat nou was.

Herinneringen

In mij viel alles stil.
Want op dat moment besefte ik: dat weten mensen niet meer. De herinneringen eraan zijn vervaagd, als ze niet zijn opgeschreven en gelezen. Want hoe gaat zoiets?
Je grootvader vertelt iets over zijn kazerneleven, je vader vertelt wat zijn vader altijd vertelde en jij hebt het druk en denkt soms hoe was het ook alweer.
Twee, drie generaties hebben de kans om het op te schrijven. Niet meer. Dan is het weg, voor altijd.

Ik haalde adem en vertelde over het kazerneleven, de tangsi, het regime van om zo laat dit, om zo laat dat. De kantine. De vrouwenloods. De kinderen – anak kolong. Lagere rangen, hogere rangen. Overplaatsingen. De nieuwe zijn in de vrouwenloods en wat dan.

Het leek of ik er gisteren nog was geweest, in de kazerne. Maar dat was natuurlijk niet zo. Ik had het werk van Lin Scholte gelezen, zij schrijft er zo beeldend over dat je het zowat voor je ziet. Ik weet dat ze over haar Nederlands twijfelde, maar ze wilde van het leven dat haar ouders en tante in de kazerne leefden een realistisch beeld geven. Haar herinneringen die zo persoonlijk lijken, dat ze vast weleens gedacht heeft: ‘Wie zit hier nou op te wachten?’
En nu weten we wie dat allemaal waren zijn. Generatie op generatie, tot op de dag van vandaag. U schrijft uw verhaal toch ook wel op? Ik help u er graag bij.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

‘Het regende scheldwoorden en een oogenblik later ook steenen’

Op vrijdag 23 augustus 1918 schreven de Indische kranten over een dessa-drama. De heer Van Amerongen was achtereenvolgens uitgescholden, gestenigd, gestoken en vervolgens gestorven. Reden genoeg voor ontzetting, maar de koloniale kranten reageerden merkwaardig laconiek. Hoe kon dat?

Dessa-drama

Het was de Preanger-Bode die de term “dessa-drama” in de wereld hielp. Zoiets was een kwestie van tijd geweest vond de krant evenals het Soerabaiasch Nieuwschblad, want de tijden waren er bepaald naar. De aanleiding voor dit drama lag in het vermoeden van de heer Van Amerongen dat er gestolen ketella (cassave) verkocht werd in de pasar. Hij ging op onderzoek. De krant beschreef de eerste akte van het drama als volgt:

“De heer v. A., employé van de firma Apcar en Co., had een gegrond vermoeden, dat veel van zijn gestolen ketella op den passer te Sambi werd verkocht; hij wilde zich hiervan zekerheid verschaften om zoo mogelijk de daders aan de politie over te laveren. Dezer dagen begaf hij zich met dat doel naar genoemden passer, later gevolgd door zijne echtgenoote, die blijkbaar reeds te voren van dit in te stellen onderzoek een of ander onheil verwachtte.

Bij het doen van navragen aan een vrouw, die met een hoeveelheid ketella op den passer zat, werd hij op zoo’n onhebbelijke wijze door haar te woord gestaan, dat hij zijn drift niet meester kon blijven en haar een klap gaf. Dit was natuurlijk zeer verkeerd, de tijden zijn er niet meer naar om zijn handen uit te steken; deze klap was de aanleidende oorzaak van het daarop gevolgd tumult, een welkome gelegenheid voor een paar raddraaiers, die nooit bij een oploopje ontbreken, om deze nog wel bij te leggen zaak op een bloedbad aan te sturen.

Spoedig liep men te hoop, het regende scheldwoorden en een oogenblik later ook steenen, waardoor de heer v. A. en zijn vrouw gewond werden en hen tot retireeren noopte; ter waarschuwing loste v. A een schot in de lucht.”

Echtgenote

Ja, dat was nou onverstandig. De klap. Dat schot. De echtgenote was niet zomaar haar man gevolgd: ze wist waarschijnlijk dat hij driftig was en wellicht ook dom. Want de krant schreef het correct op: ‘de tijden zijn er niet meer naar.’ De tijden van de koloniale overheerser waren geteld, zeker in de ogen van de opkomende nationalistische beweging. Daar had men liever vandaag dan morgen onafhankelijkheid van Nederland, terwijl in Nederland daarvoor wel enige ontvankelijkheid bestond, maar bepaald geen plan met een tijdpad. Wie zich in de kolonie gedroeg als driftkop met het recht om naar eigen inzicht lijfstraffen uit te delen – zoals de klap – kreeg met consequenties te maken. De ‘Inlanders’ waren niet meer zo volgzaam. Van Amerongen had het moeten weten, al was het alleen maar, zoals de krant meldde, dat zijn collega’s gewapend hun werk op de ondernemingen verrichten. Het natuurlijk veronderstelde gezag bleek ontoereikend.

Tweede akte

De tweede akte van het dessa-drama verliep als volgt:

Terzelfder tijd kwam dr. B. op een motor, lorrie van één der in de buurt liggende suiker-ondernemingen den passer Sambi voorbij, waar hij, het tumult ziende, direct stopte. Het gevaar ziende, waarin de aangevallenen en ook hij zelf verkeerde, stelde hij voor, zoo spoedig mogelijk met de motor lorrie zich in veiligheid te brengen. En of het zoo moest, bij de pogingen om te vluchten brak de ketting de overbrengende beweging en daar stonden zij nu. Men trachtte de menigte tot kalmte te brengen, doch dit mocht niet baten; men drong steeds op, de heer v. A. verwondde nog iemand met een schot, doch men deinsde niet af.
In het daarop gevolgd handgemeen verloor v.A zijn revolver en kreeg met een kris een levensgevaarlijken steek. En eensklaps deinsde toen de menigte af, zich tevreden stellende met slechts één offer.

Zo was het kennelijk: er moest bloed vloeien, iemand moest boeten voor de belediging en de vernedering van de klap, en die iemand was Van Amerongen. Dr B. wist hem en de echtgenote naar het ziekenhuis te brengen. Voor haar op tijd, voor hem te laat. Van Amerongen stierf. Het koloniaal gezag wist uit de woedende menigte feilloos de moordenaar te traceren die opgepakt werd, en dat was het de laatste akte van het drama…

“hetwelk nog betrekkelijk minder ernstig is afgeloopen dan het zich aanvankelijk liet aanzien.”

Er stond nog net niet: eigen schuld, stommeling.

Blijf op de hoogte

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Het hospitaalschandaal in Indië in 1900

Hospitaal te Atjeh/ Collectie Tropenmuseum Wikipedia Commons

Terwijl de Atjehoorlog voortwoedde en Nederland, alle verwachtingen ten spijt, nog altijd niet gewonnen had, kwam er in 1900 een nieuw probleem bij. Dat meldde de arts L.J. Eilerts de Haan, werkzaam in het ziekenhuis aldaar. In verschillende artikelen beschreef hij dat er uit ziekenhuizen voeding werd gestolen. De daders schold hij uit voor ‘hospitaalhyena’s’. Met goede bedoelingen, zoals een klokkenluider die meestal heeft.

Officier van gezondheid

Het Indische dagblad De Locomotief trok zich de zaak van het hospitaalschandaal aan. Op 10 maart 1900 publiceerde de krant een fors artikel over de zaak waarbij ook alweer een nieuw probleem was gekomen, te weten de positie van de arts zelf. Dokter L.J. Eilerts de Haan, officier van gezondheid eerste klas, had inmiddels Indië verlaten. Of dit geheel vrijwillig was, stond te bezien. De dokter zelf was inmiddels een verdacht persoon geworden of gemaakt, en ook dat typeerde zijn positie als klokkenluider. Er was namelijk een onderzoek naar de dokter ingesteld:

“Dit geeft te denken. Er ligt zoo iets in van: tóch zullen wij dan lastigen kerel wel krijgen! […] Natuurlijk heeft Dr. Eilerts de Haan wel eerst bij zijn chefs geklaagd, maar het is de vraag hoever en hoelang het legerbestuur zulke pogingen wil zien uitstrekken.

Indien Dr. Eilerts de Haan wellicht – ik weet er niets van, onderstel slechts – wat spoediger dan een ander tureluursch is geworden over de eeuwige officieele uitvluchten waar het geldt breken met de sleur, en maar altijd zijne zieken laaghartig zag bestelen, zal hem dit dan te kwade warden aangerekend? Zal op de vingers worden nageteld: hij had dit nog kunnen doen, en dat nog kunnen vragen, en op dit of dat nog kunnen wachten? Moet liever ook de legercommandant niet op prijs stellen, dat de knoeierij nu eens duidelijk aan het licht is gebracht en den man hoogachten, die dit heeft durven doen?”

Dat waren scherpe zinnen die duidelijk maakten wat nu het ergste werd gevonden. Niet zozeer de diefstal of de verminderde hoeveelheid gezonde voeding voor de militairen, maar het gezichtsverlies van de superieuren. Menigeen begreep, hoe verstandig de dokter was geweest door de uitslag van een dergelijk onderzoek naar hem niet af te wachten.

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 12 februari 1906: de dokter houdt spreekuur in het militair hospitaal.

Eieren

De kranten bleven publiceren over het hospitaalschandaal. Het betrof hier vooral militaire ziekenhuizen, waar de lagere rangen in opgenomen werden. De indruk bestond dat zij geen klachten durfden in te dienen als er iets ontbrak. Dat iets kon zijn: voeding, versterkende drank of zelfs medicijnen. Schreef een arts vier eieren voor, dan kreeg de patiënt er twee. Melk werd verdund. De lijst van diefstallen leek eindeloos.

Gaandeweg 1901 bleek dat er al járen gestolen werd uit de hospitalen, maar er iets aan doen… dat leek vrijwel onmogelijk. De artikelen die dokter Eilerts de Haan erover had geschreven om de misstanden aan de kaak te stellen, waren zelfs geweigerd door het Indisch Militair Tijdschrift, schreef Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, begin 1901, ook al had hij de morele steun van Van Heutsz, de gouverneur van Atjeh.

Doofpot

Wie baat bij deze diefstallen had, bleef speculeren. Mogelijk floreerde hier een crimineel stelsel van verkoop en winst met afdrachten aan deze en gene, en daarbij konden – gezien de doofpot reactie – best hooggeplaatste militairen betrokken zijn.

Klokkenluider

In Nederland haalde de zaak van het hospitaalschandaal de kringen van ministers. Merkwaardig genoeg wilden ook zij het karakter van de klokkenluider bespreken. Het heette twijfelachtig te zijn dat een militaire arts met voorbijgaan van zijn meerderen de steun van publieke opinie had gezocht voor zijn zaak. Maar had hij een alternatief gehad? Kennelijk: neen. Het Kamerlid Van Kol nam het voor hem op:

Ook insubordinatie heeft hier niet plaats gehad, want ware dat het geval, dan zou generaal van Heutsz aan die artikelen zeker zijn goedkeuring niet hebben gehecht en daardoor als zijn meening hebben doen kennen, dat alleen door het opwekken der publieke opinie tegen die misstanden, daarin verbetering kon worden verwacht.

Het hielp niet. De zaak werd van kwaad tot erger. Niet meer het hospitaalschandaal stond centraal, maar de persoon van de dokter. In februari 1901 schreef het Soerabaijasch handelsblad een harde beoordeling van deze gang van zaken:

“Wel kan men den man, die dit durft ondernemen, niet wettelijk straffen, maar men maakt hem af op geniepige wijze in den conduite-staat. Zoo is het dr. Eilerts de Haan gegaan, zoo zal het ieder officier en ambtenaar gaan die in Indië misstanden aan het licht durft te brengen en den moed heeft dit openlijk, zonder masker voor, te doen. Totdat eindelijk iedereen zwijgt. Dan is het ideaal van het koloniaal gouvernement bereikt.”

En de dokter? Hij besloot zijn tijd als militair arts uit te zitten, met het oog op zijn pensioen. Erna publiceerde hij zijn autobiografie: Zonderlingschap. Het laatste woord was voor hem.

Blijf op de hoogte

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

De moord werd opgelost dankzij een schaartje

Op donderdag 22 oktober 1936 bekende Djasimin de moord op een jonge vrouw, preciezer gezegd, hij bekende de lustmoord. Binnen een week was hij gepakt. De fatale aanwijzing had de stadspolitie van Soerabaia gevonden in een schaartje.

Arrestatie

Goed werk van de stadspolitie om binnen een enkele week een dader op te sporen en te arresteren. Misschien was men extra gemotiveerd door de maatschappelijke druk die er na de moord was ontstaan. Een mengeling van verontwaardiging en kassian (mededogen) heerste en dat had te maken met de tragische situatie van het slachtoffer, “echtgenote van een Inheemsch beambte van het gouverneurskantoor”, zoals het Soerabaijasch Handelsblad haar op 14 oktober discreet omschreef. Die discretie werd gecompenseerd door een zekere rijkdom aan details:

Hedenochtend tusschen 7.30 en 8.15 is in één der gemeentewoningen aan Tambaksarie een misdrijf geschied, waarvan de echtgenote van een Inheemsch beambte van het gouverneurskantoor het slachtoffer is geworden.
Toen n.l. omstreeks kwart over acht de baboe van de passer terugkwam, vond zij haar meesteres dood op het bed liggen met om haar hals een strop, samengesteld uit een das en enkele electrische snoeren.

Men dacht aan zelfmoord. Maar een deskundige patholoog-anatoom wist het zeker: móórd. Voor de dader bestonden aanwijzingen:

Gisteravond is n.l. ten huize van de vermoorde vrouw een werklooze inlander uit het Bodjonegorosche gekomen; uit medelijden werd hem door haar echtgenoot onderdak voor den nacht aangeboden. Hedenochtend 7.15, toen de echtgenoot naar zijn werk ging, was deze Inlander nog aanwezig, en ook om 7.30, toen de baboe naar de passer ging, was hij er nog. Bij terugkomst van de baboe bleek hij echter verdwenen te zijn, en lag de vrouw dood op bed.

Dus na half acht… en dan de gastvrijheid, die zo beloond werd. En die arme baboe, niets vermoedend thuis komend om dit te moeten zien. Het was meer dan afschuwelijk.

Drie dagen later gonsde het rond: een lustmoord, dat was het geweest. Het Soerabaijasch Handelsblad gebruikte het woord en wist ook: “omtrent de identiteit van den dader [bestaat] vrij groote zekerheid”.

Braaf

Natuurlijk raakte dit de lezers van de krant. Gastvrijheid stond hoog aangeschreven, dus hier werd iets kostbaars met de voeten getreden. Daar kwam evenwel nog iets anders bij. De echtgenoot – die de dader dus in zijn eigen woning had uitgenodigd – werkte bij het gouverneurskantoor, met andere woorden: hij was een respectabel en naar alle waarschijnlijkheid hardwerkend ambtenaar, in dienst van de koloniale overheid. Een braaf man, die zijn goede inborst op wrede wijze beloond zag. Hopelijk is hij niet aanwezig geweest bij het proces van de dader.

Proces

Het was de Indische Courant van 22 oktober 1936 die meer informatie verschafte dan menigeen wenste, hoe nieuwsgierig ook. Naam en toenaam van de dader werd unverfroren gepubliceerd. De moordenaar heette Djasimin. Hij had eerder spullen van zijn neef Satim gestolen. Deze werd verhoord en vertelde nog veel meer waardoor de moord een onwrikbaar feit werd, zelfs met voorbedachten rade:

Twee dagen voor den moord zwierf hij om de woning van den klerk rond, omdat hij gehoord had, dat deze in het bezit zou zijn van juweelen. Daarna speelde hij de rol van hulpbehoevende, als hoedanig hem nachtverblijf werd verleend.
Den volgenden dag wachtte de moordenaar op het uur, dat de klerk naar zijn kantoor was gegaan en de meid haar inkoopen op den passer zou doen. Zoo cynisch bleef de moordenaar bij alles, dat hij met het plan rondloopend om de vrouw te vermoorden, nog met haar sprak, terwijl hij twee stukken koperdraad in zijn hand had, waarmede hij de vrouw later zou worgen. Hij heeft gewacht, totdat de vrouw zich naar de kamer had begeven, alvorens hij zijn afschuwelijke daad volbracht. Daarna heeft de dader zich meester gemaakt van eenige kostbaarheden, zooals een halsketting, een trouwring, een zilveren horloge, dat op een tafeltje lag, eenig geld dat in een onafgesloten kast lag opgeborgen en een schaartje.

Dit schaartje zou zijn noodlot worden, want het werd op den moordenaar aangetroffen, toen de politie in zijn desa huiszoeking kwam doen. De andere gestolen voorwerpen had de moordenaar verkocht.

Ja, dat schaartje, dat bracht gelukkig nog gerechtigheid. De krant meldde ook dat er op het lichaam van het slachtoffer een medisch onderzoek was uitgevoerd, waardoor het vermoeden van de lustmoord nu een feit was. Kassian, kassian, die arme vrouw.

Kies

Wat in deze moordzaak opviel, was de nadruk die op de harteloosheid van de dader, zonder veel aandacht voor het slachtoffer en haar echtgenoot. In vergelijkbare situaties werden tijdens de processen nogal eens getuigen opgeroepen die uitvoerig vertelden hoe erg en hoe vreselijk alles was wat ze gezien dan wel gehoord hadden. Hier zweeg zelfs de baboe, die toch haar werkgeefster had aangetroffen. Daarmee troffen de kranten een merkwaardig kiese toon. Naar het hoe en wat van de lustmoord moesten de lezers maar raden. Dat de gastvrijheid zo ernstig geschonden kon worden, dat was waarschijnlijk al erg genoeg.

(Dit artikel verscheen eerder op Historiek.nl)

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

“In de papaya’s zat dynamiet”

Bert Emmen is 93 jaar en in het bezit van een aanzienlijk dossier. Dat gaat over de gebeurtenissen van vroeger in Indië. Hij is veteraan, oud-KNILman en vooral is van belang dat hij nog altijd de gevolgen ervaart van zijn verzetsactiviteiten. De erkenning ervan blijft uit maar, zegt Bert: “Daarvoor vecht ik door tot aan mijn dood.” Wat gebeurde er destijds?

Beroeps

“Mijn vader was beroepsmilitair bij het KNIL,” begint Bert zijn verhaal. “Hij was sergeant bij de infanterie. Het was toen zo geregeld dat er veel overplaatsingen waren, je was hooguit één jaar op één plaats. Mijn vader is begonnen in Djokja, daarna kwam hij in Magalang, toen in Malang, Bandoeng, Batavia en daarna in Tjimahi. Ik ben in Batavia geboren, mijn vier zusters en mijn andere broer weer in een andere plaats.”
“Direct na de capitulatie werd mijn vader krijgsgevangen genomen, we wisten niet waar hij was. Wij gingen naar het evacuatiekamp Pakato (Makassar), dat was opgericht voor KNIL-gezinnen. Ik was toen 14 jaar. Omdat ik thuis de oudste zoon was, moest ik zorgen voor wat er nodig was. Mijn moeder zei wat ik moest doen, bijvoorbeeld groente verkopen. En dat deed ik. Ja, natuurlijk. Je moet helpen.”
“In 1942 werden alle lui die in het verzet zaten door de Japanner geliquideerd. Dus er waren nieuwe mensen nodig. Onze kopstukken waren naar Australië gegaan en organiseerden van daaruit verzetsacties. In het kamp vroeg de kapitein-arts of ik bereid was koeriersdiensten te doen. Daarmee verdiende ik ook weer wat geld dus dat deed ik. Toen was ik 15. Er werd gevraagd of ik naar de haven twee grote jonge papaya’s kon brengen. Er zat natuurlijk iets in, maar dat het dynamietstaven waren, wist ik later pas. Ze waren van plan de haven op te blazen. Ik moest de papaya’s daar achter een container zetten, dan zou een vriend ze ophalen, hoorde ik.
Toen ik er was, was er niemand. Wel lagen er twee oorlogsschepen. En daar ontmoette ik een Japanner die ik kende van voor de oorlog. Hij had in Batavia-centrum een warenhuis, dat was Toko Okamura. Ik kende hem van voor de oorlog, want we woonden in de buurt van zijn winkel. In vredestijd was hij een goede Jap. En toen ik hem ontmoette was hij ook heel goed tegen mij. Want toen hij aan boord ging en ik mee liep over de plank, riep hij: “Als de donder terug.”
“Net voordat ik op de fiets stapte, hoorde ik het geronk van bommenwerpers die de zaak bombardeerden. Ik was op tijd weg maar raakte wel gewond aan mijn rechtervoet.”
“Terug in het kamp zei de dokter: ‘Je had nooit met die Jap moeten praten, daar komen problemen van. De week erna ben ik met mijn moeder opgepakt door de Kenpetai.”

Dat is het verhaal en toch ook weer niet. Bert vertelt niet over de mishandelingen die volgden en hoe die sporen achter hebben gelaten. Hij vertelt evenmin over hoe het is, om als jonge jongen te weten dat ze je moeder pijn doen. En over hoe je dan verder moet, als ze je laten gaan.

Tekenen

In 1946 is Bert 18 jaar. Op Makassar is het niet veilig, dus als de arts zegt dat Bert als burger geen maar als militair wel een wapen mag dragen, is de keuze snel gemaakt. Hij tekent voor het KNIL. Ook omdat zijn vader nog steeds weg is. En achttien jaar zijn in die situatie, dan ben je zowat volwassen. De oorlog duurt voort in de acties van kapitein Westerling. “Toen het rustig was, ben ik met ontslag naar Nederland gegaan voor studie. Na Westerling was het daar rustig.” In Berts dossier ligt een verklaring die dat bevestigt: ‘Redenen van zijn ontslag was i.v.m. zijn toekomstig vertrek naar Europa voor eene voortzetting zijner studies aldaar.’
Of hij ooit bang was? Nooit, want legt Bert uit: “Ik maak me nooit druk. Als het gebeurt, dan gebeurt het. Als het je tijd is, dan is het zo.”
Het verhaal gaat verder. De studie in Nederland gaat niet zo goed. Wat gebeurt: “Ik werd als dienstplichtige door Nederland terug geroepen naar Indië, voor de tweede politionele acties. Mijn moeder kreeg een bericht dat ik me in Tjimahi moest melden, maar toen zat ik er al. Over deze fase praten we niet, want het gaat nu om iets anders. Die erkenning. Dus we hebben het ook niet over de tijd in Nieuw-Guinea en zijn latere vestiging in Nederland.

Erkenning

In 2016 vroeg Bert erkenning aan van zijn verzetsverleden en de wonden die het sloeg. De wet buitengewoon pensioen Indisch verzet was er immers. Pelita verrichtte onderzoek, bracht een rapport uit en de erkenning werd afgewezen.
De afwijzing voelde als ontkenning.
Nou, dan moet je net Bert hebben. Hij ging in beroep. Ook dat werd in 2018 afgewezen. In het dossier is een document waarin Pelita onder andere schrijft: ‘“dat de naam van de aanvrager niet naar voren komt uit de in het kader van het onderzoek bestudeerde literatuur en archieven”. In het handschrift van Bert staat erbij: welke, geef dan bewijs.
Pelita: “dat de benaderde getuige eveneens geen bevestiging uit eigen waarneming heeft kunnen geven voor de door de aanvrager naar voren gebrachte activiteiten.” Bert: welke persoon.
En eind november 2020 werd er weer een beroep afgewezen. Als Bert daarover vertelt, praat hij drie keer zo snel van woede. Alsof er bij verzet altijd getuigen zijn. Die Hollandse bureaucratie. En hij zegt: “Denken ze dat wij achterlijk zijn? Ik ben en ik blijf strijdbaar. Ze hebben de verkeerde mensen benaderd. Maar zij zijn ambtenaren en beëdigd, dus de rechter gelooft wat ze zeggen. Ik krijg net van onze veteranenvereniging een brief dat we 900 leden hebben, ik wil ze vragen in mijn zaak te getuigen. Dan dien ik een aanklacht in wegens valsheid in geschrifte en
machtsmisbruik. Ik ga hiermee door tot mijn dood.”

Bond

Er is nog een piepklein momentje over waarin ik vraag of hij als VOMI-man nu ook lid wordt van de Bond van Wapenbroeders. Bert: “Daar ben ik al lid van vanaf dat ik in Nederland ben: dus 1962 . Ik ben altijd al lid geweest, alleen was ik een tijdje weg toen mijn vrouw ziek was. Het is belangrijk wat ze over vroeger schrijven, over de Japanse bezetting en de Bersiap.” En dan zitten we middenin de oorlog, die diep in mensen zit.

(Dit interview verscheen begin 2021 in het blad van de Bond van Wapenbroeders)

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Mag dat zomaar, een boterham gado gado?

Het stond op Instagram, bij het geweldige Indosbelike – ook op Facebook. Een boterham gado gado. Nieuw bij Albert Heijn.

Als ik weer boodschappen doe, ga ik kijken of mijn filiaal het ook heeft. Online was het er nog niet. Koop ik? Nee. Ik heb liever gewone gado gado. Niet tussen twee sneedjes brood in gefrommeld. Het zette me wel aan het denken, of het zomaar mocht.

De laatste tijd is hier en daar wat te lezen over culturele toe-eigening, dus dat je iets uit een andere cultuur pakt en doet of het bij jou hoort. Nu ken ik Albert Heijn niet als een typisch Indische supermarkt, waarbij ik moet zeggen dat ik niet heel zeker weet of gado gado Indisch is. Dus ik stuurde Marc Tierolf een apje. Hij is van OmaMiet, u weet toch. Hij zei ja, wegens zijn eigen recept dat van zijn Oma komt.
Dus ik was verder en toch zat ik weer met hetzelfde vraagstuk.

Er waren gisteravond 165 reacties, nu vast meer. Ik citeer een paar:

  • Gewoon niet doen
  •  Dan moet er wel heel veel sambal bij om het een beetje te laten smaken
  • Nee dank je
  •  Disrespect
  • De Indische keuken verandert voortdurend
  •  Zo wordt ons erfgoed vern**kt
  •  Is dit echt?

Ik zocht naar meer positieve reacties maar die zag ik niet.

Wat nu?

Kijk, in principe mag het. De supermarkt overtreedt de wet niet. Maar er zit iets raars in. Zomaar voor je eigen gewin iets uit een cultuur pakken, dat voelt niet goed.

Dus dan blijven er twee opties open voor degenen die zich hier ongemakkelijk bij voelen en daar ben ik ook bij:
1 Hopen dat het niet verkoopt, want dan verdwijnt het vanzelf uit de schappen
2 Albert Heijn laten weten wat we ervan vinden

Hoe?

Mailen kan niet, zag ik op de webpagina: wel een kaartje sturen:
Albert Heijn
Provincialeweg 11
1506 MA Zaandam

Misschien is dat een idee. Of dat bericht van Indosbelike herhalen en daar een stevige mening bij zetten en Albert Heijn erin noemen.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Waarom een levensverhaal schrijven begint met verlangen

verlangen

Heeft u de Sobat al gekregen? Ja, van Tong Tong. Ik kreeg het blad gisteren en zag mezelf op de laatste twee pagina’s. Nee, ik wist van niks.
Ik hing net wat thuis in de pyjama en hoorde de post, meteen lezen natuurlijk.

Het begin

Het is wáár wat er in het artikel staat, maar toch.
Net of ik de boeken die ik schrijf zomaar uit de mouw schud. Als u bij mij een webinar of een cursus heeft gevolgd, dan weet u wat ik altijd zeg: we gaan pas schrijven na een hele lange tijd van voorbereiding.
En eigenlijk gaat er nog iets aan vooraf, bedacht ik vandaag.
Verlangen.

Verlangen

Ik schreef het levensverhaal van Lin Scholte omdat ik verlangen voelde haar leven te leren kennen. Hoe was dat nou voor een Indisch meisje om in de tangsi op te groeien? Hoe was het voor haar moeder en grootmoeder? Als je over iemand schrijft, ga je over die ander nadenken. Hoe dit… hoe dat… en hoe kan het dat…

Later schreef ik het levensverhaal van Pa van der Steur. Met enkele Steurtjes op leeftijd had ik al kennis gemaakt, en iedereen sprak over Pa of hij een heilige was.
Zou het werkelijk, dacht ik en ik verlangde naar de waarheid.
Een heilige was hij niet. Wel een bevlogen man, een beroepsbedelaar omdat hij geld nodig had om zijn honderden tehuiskinderen te kleden en te voeden.

Zo ging het ongeveer ook met Melati van Java. Van oudere Indische dames hoorde ik dat ze de romans vroeger niet mochten lezen. Dus ik dacht: wat zou erin staan. Ik lezen. En toen snapte ik het, want er zit iets rebels in de boeken. Daarna verlangde ik de schrijfster te leren kennen.

Van Heutsz: hetzelfde verhaal. Ik hoorde negatieve opmerkingen en ging zelf op zoek, verlangend om de man te leren kennen.

Levensverhaal

Verlangen.
Als u ernaar verlangt het levensverhaal van uw vader of moeder, of (kan best:) van de hele familie op te schrijven, dan heeft u dat gevoel nodig. Want dat maakt het schrijven gemakkelijker.
Verlangen naar:

  • om die ander te leren kennen en begrijpen (dat is iets anders dan vergeven als er moeilijke dingen zijn gebeurd)
  •  de waarheid volgens u op papier te zetten (uw mening doet er ook toe)
  •  nu eindelijk eens alle papieren en foto’s te ordenen (structuur gaat u helpen)

Dus discipline? Moeilijk? Welnee.
Verlangen is de motor achter het schrijven.
Vrrrroemmm!

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Waar zijn toch de spullen van de familie?

U heeft spullen, ik heb spullen en de generaties voor ons, die hadden ook spullen. U ziet ze op de oude familiefoto’s. Waar is het gebleven?

Brieven

Het eerste antwoord is altijd: de oorlog. Er is veel verloren gegaan. Maar niet alles. En daar zitten de mogelijkheden, de kansen om iets terug te vinden.
Er is meer dan u denkt. U en ik schrijven nauwelijks nog brieven, maar een paar generaties terug had vrijwel iedereen briefpapier, inkt en zin om er eens echt voor te gaan zitten. Ik lees oude brieven van wel tien kantjes, en dan wordt er op het laatst nog in de kantlijn een p.s. genoteerd. Waar zijn die brieven gebleven?
Nu even radicaal-optimistisch met mij meedenken en veronderstellen dat ze er nog zijn. Het is aan u ze terug te vinden.

Oefenen

Denk-oefening. U zoekt brieven van uw grootouders.
Vraag uzelf af: Aan wie zijn ze geschreven?
Antwoord: aan X en Y.
Dan: waar zijn de nazaten van X en Y? Begin met Google, haal de namen door online archieven, gebruik de zoekfunctie van Facebook en kijk op Schoolbank.nl.
Deze ronde doet u bij elke naam die u op de plaats van X of Y kunt zetten. Eerst is het even een gedoe maar bij de derde keer heeft u routine. Dat gaat het gemakkelijk.
De nazaten mailt u natuurlijk.

Tweede denk-oefening. U heeft nazaten, maar die weten van niks. Wat nu?
Overleg eens met de nazaten over verhuizingen van hun voorzaat. En dan vooral wie er mogelijk bij waren, toen het laatste huis ontruimd moest worden. Dat moet vaak snel. En soms worden er waardevolle spullen weggegooid of aan iemand gegeven die er belangstelling voor heeft. “Neem jij dat maar mee,” heet het dan. Dus als u weet wie er bij het laatste huis waren, dan kunt u op zoek gaan naar die personen en vragen of ze de brieven hebben.
Andere optie: de brieven zijn niet meer herkenbaar als brief omdat ze in een doos zitten en die doos zit in een andere doos waar de tand des tijds stevig aan geknaagd heeft. Die staat ergens in een hoekje. Denk diep na over grote huizen met zolders of kelders, wie daar woonden (of nog) en wie er bij de ontruiming waren en waar die doos dan zou kunnen staan.

Moed houden

Ik weet het, zoeken kost tijd. En het vraagt om vasthoudendheid. Maar dan opeens kan er een schatkist, ik bedoel brievendoos, voor u opengaat. Ooit vond ik op een zolder brieven terug uit 1902, zeg nou zelf, hoe groot is de kans daarop? Het was niet onmogelijk dacht ik destijds, dus dan was het mogelijk. Ik hoefde alleen maar door te zetten.

En als u iets zoekt, dan zou ik vandaag nog beginnen. Moed houden. Gewoon doen. De aanhouder wint.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Wie kent er echte Indische iconen?

Indische iconen

Samen weten we het meeste, denk ik altijd. Dus daarom vraag ik aan u tips en adviezen, want u weet vast weet feiten en namen die ik niet ken. Het gaat hierover.

Mini-levensverhaal

Misschien heeft u het al gezien. Moesson heeft de website vernieuwd met nieuwe rubrieken. Ik heb daar een eigen stekje gekregen. Omdat ik aldoor-aldoor over Indische cultuur en geschiedenis schrijf, ga ik dat daar ook doen. Elke maand verschijnt er een mini-levensverhaal over iemand uit het Indische verleden.
Ja, niet heden. Verleden, dat heet: ‘een afgerond leven’. Bij poezen zeg ik altijd dat hij of zij ‘over de Regenboogbrug’ is gewandeld.

Deze maand schrijf ik over Ems van Soest, een schrijfster die veel meer waardering verdient dat ze nu heeft. Want kijk eens:

  •  ze schreef met De Pauw (1930) het eerste moderne Indische meisjesboek
  •  ze bouwde een bloeiende carrière op als meisjesboekenschrijfster
  •  ze wees heel vroeg in haar werk op het misbruik van vrouwen en meisjes door Japanners tijdens de oorlog
  •  ze publiceerde in Moesson prachtige verhalen vol heimwee over haar leven in Indië

Jongere generaties

Zoals Ems van Soest zijn er meer. Mannen en vrouwen met een Indische achtergrond, waarvan vooral de jongere generaties zeggen: “Wie?” En al denk ik niet dat ik de hele wereld kan veranderen, ik moet van mezelf wel mijn steentje bijdragen. Dat is immers wat ik doe: helpen om verhalen te bewaren.
Ik heb een klein lijstje Indische iconen en daar staan onder andere op: Dicky de Hoog, Karel Zaalberg, mevrouw Kloppenburg-Versteegh, de piloot Jan Engelbert van Bevervoorde. (Over Indische piloten kan ik zo langzamerhand wel een boek schrijven. Anthony Fokker was ook Indisch. Waarom zaten er toch zo veel Indische jongens bij de luchtvaart en niet bij de cavalerie?)

Mijn kleine lijstje moet groeien.

Tips zijn welkom

Dus mijn vraag is: over wie zal ik een zo’n mini-levensverhaal schrijven? Vage tips zijn ook welkom, dus als u zegt: “die naam hoorde ik vroeger altijd, en ik wist dat het bijzonder was meer niet.” Dan komt de naam op mijn lijstje en op een dag duik ik ervoor de archieven in.
Het moet iemand zijn geweest van enig belang voor de Indische cultuur. Want dan kan ik er informatie over vinden, tenminste dat hoop ik.

De vraag in het kort: welke Indische iconen van vroeger kent u?
Hoe vroegerder, hoe beter.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

We hadden nog nooit een tank gezien voordat we in Indië aankwamen

jJan Foppen

Mail van de Stichting Nationaal Indië-monument 1945-1962, alsdat de herdenking aanstaande zaterdag nog steeds sober moet zijn. Maar herdenken zullen ze. Ik dacht aan Jan Foppen, de Indie-veteraan die ik interviewde voor het blad van de VOMI. Hij heeft zich inmiddels gemeld bij de grote Overste boven, maar vergeten is hij niet. Hieronder het interviewuit 2018.

“Hier zaten we dus in,” zegt Jan Foppen (91). Hij wijst naar een piepkleine ruimte in de M3A1 Stuart tank. We zijn in het Cavaleriemuseum in Amersfoort, waar het gevaarte staat. Deze tank was één van de 44 die deelnamen aan de Politionele Acties. Jan Foppen, toen een jongen van 20, was er in 1948 bij.

In de tank

Jan Foppen kan heel goed vertellen. Duidelijk en met een gepaste dosis emotie. Toen we samen naar zijn Stuart tank keken – hij was wachtmeester tankcommandant – en hij vertelde, zag ik hem ermee rijden. Alleen niet hoe je erin kwam. “Nou, zo,” zegt Jan, en de 91-jarige stapt op de tank, en doet het voor. Hij is kwiek. Dat is deels de training van de beroepsmilitair die hij is geweest, en deels is het ook mentaal. Betrokken blijven. Weten wat er speelt. Zoals nu die discussies over Indië en de veteranen, daar zal hij nog wat over zeggen.
Maar eerst: hoe was Jan destijds als Jantje van twintig?
“Een blaag,” zegt hij. Niks van de wereld gezien. Afkomstig uit een gezin van vier kinderen. Verkering had hij al. Met zijn vader liep hij een melkwijk in Harderwijk. Toen de oproep kwam voor militaire dienst, zei mijn vader: ‘Ik kan je niet missen Jan want dan moet ik de helft van de wijk weg doen en dan heb ik minder inkomen.’
Een half jaar uitstel later kwam de tweede oproep. “We waren ingedeeld bij de cavalerie. Toen had ik geen idee wat dat was. Het bleek dat het een bijzonder wapen was, met tanks en pantserwagens. In Amersfoort kregen we een opleiding. Summier. Hier waren geen Stuart tanks waarmee we te maken zouden krijgen dus werd er aan ons een beetje een infanterie-opleiding gegeven. We hadden nog geen tank gezien voordat we in Indië aankwamen. Daar moesten we KNIL-eskadrons aflossen en die bleken later ook onze instructeurs te zijn. Zij gingen terug naar Nederland.”

Guerrilla

Met de Kota Baru voer Jan met anderen naar de Tandjong Priok, om in auto’s van zijn eskadron naar Poerwokerto te rijden. Daar zag hij eindelijk de tank. En de opleiding begon. Maar ja, wat is opleiding in oorlogstijd?
Tweeënhalf jaar bleef hij in Indië. “We trokken hiermee op met de infanterie, die hadden lichtere wapens, en we kwamen gezamenlijk in actie.” Actie betekent niet alleen het grote woord Politionele Actie, maar is eigenlijk een verzamelwoord voor alles wat een militair dan doet, in die tijd, in die omstandigheden. Jan geeft er een voorbeeld van.
“Het was een guerrilla oorlog. Je wist dus niet of iemand vriend of vijand was. Ik heb meegemaakt dat we in actie waren en we met de tank naar voren gingen, uitstapten en naar de kampong gingen waar vuur gegeven werd. We wilden weten wie de vijand was. Aan mannen die daar zitten een sigaretje te roken vragen we: “Wie heeft ons beschoten?” Op z’n half-Maleis natuurlijk. maar zodanig duidelijk dat ze wisten waar ik het over had. Ze zeiden dat ze niet geschoten hadden. Ik had ook geen bewijs, alleen wist ik dat er vanuit hier geschoten was. Het is een guerrilla oorlog dus: militairen in burger. We vroegen verder en we kwamen er niet uit, maar we wisten bijna honderd procent zeker, dat dat onze vijand is.
Als ik naar de tank ga, moet ik een einde lopen en dan ben ik met mijn rug naar de vijand toe. Dan loop je het risico dat je in je rug geschoten word van diezelfde mannen. En om dat te vermijden heb ik gezegd goed of kwaad, burger of militair, hier kwam vuur uit dus jullie hebben het gedaan. Toen hebben we onze conclusie hetrokken. Dat zij er dan maar aan moesten gaan. Want ik wilde terug naar Nederland. En valt dan onder de excessen?”

Na de oorlog

Na tweeënhalf jaar Indië kwam Jan Foppen heelhuids terug in Nederland. Hij werd beroepsmilitair, trouwde met zijn verkering en kreeg kinderen. Nu is hij senior, oud -Indië veteraan en een man die weet: “Als je de namen op de zuilen ziet staan op het Indië monument in Roermond, dan denk je bij jezelf daar had ik ook bij kunnen staan. Gelukkig ben ik er goed vanaf gekomen.”

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Ga naar de bovenkant