hoe schrijf je een levensverhaal

Over de voormalige landgenoten in Indonesië

landgenoten

Deze dagen denk ik met reden aan de voormalige landgenoten in Indonesië. “Zij konden toch kiezen?” Die vraag hoorde ik het vaak toen ik aan dit boek voor HALIN werkte. Over degenen die bij en na de onafhankelijkheid in het nieuwe Indonesië bleven. Kiezen, dacht ik dan, maar hoe vrij is die keuze?

Het lijkt of het kassian met de ouderen daar in golven gaat. Soms is er een televisieprogramma en dan weten we het allemaal weer.  Er zijn meer stichtingen dan HALIN die zich om hun lot bekommeren, en al werken ze op een eigen manier, ze hebben gemeen dat er altijd geld tekort is. Dat gaat vanzelf, als je voor de ouderen daar zorgt. Er is tekort aan alles. Niet iedereen heeft kinderen die voor je kunnen zorgen.

Kiezen

Wie minderjarig was, mocht niet kiezen. Dat deden je ouders voor je. Dus wat zij wilden, gebeurden. Geen vrije keuze. Er waren mensen die de zorg hadden voor hun vader of moeder die niet weg wilde of durfde. Wat weegt zwaarder in zo’n situatie: de zorg die je voelt, of verkassen naar een ander land? Of je hebt simpelweg niet alle papieren die de Nederlandse regering eist, voordat je naar Nederland mag. Die eisen waren aanzienlijk, ook al werden ze steeds minder hoog.

Nee, echt kiezen was het niet.

Ja, voor een aantal wel. En er zijn er ook, die het uitstekend hebben gedaan als nieuwe Indonesiërs. Maar het gaat nu over die anderen. Ik lees regelmatig dat er weer een boek over de dekoloniatie is verschenen, dat er weer een toneelstuk op de planken komt van de derde of vierde generatie die op zoek gaat naar de roots. Dan denk ik aan deze ouderen. Ze zitten vol met woorden, uitdrukkingen, ervaringen – meer dan de jongere generatie zich kan voorstellen. Deze generatie noemt zich onbevangen ‘Indo’, daar zullen deze ouderen heel voorzichtig mee zijn.

Terug

Deze dagen is er het nieuws van de teruggave van onder andere de zogeheten Lombok-schat; kostbaarheden op Lombok door het KNIL mee naar Nederland genomen. Een hele discussie over eigenaarschap hoort erbij. Over zorgplicht. Over de koloniale tijd. En ik weet dat hiervan een echo klinkt in het dagelijks leven van deze ouderen. Toen ik er was, hoorde ik het zelf: als er iets moeilijks in Nederland is,  gaan deze ouderen voorzichtiger over straat. Degenen met een Nederlandse naam helemaal.

Betaaldag

landgenotenVoor mijn HALIN-boek reisde ik naar Indonesië. In Bandoeng woonde ik een zogeheten betaaldag bij. In een bijgebouw van een kerk was dat. Iedereen op stoelen aan de kant. Dan een welkomstwoord van de contactpersoon. Daarna werd iedereen bij naam genoemd. Opstaan, naar voren, het geld voor de steun van die maand in ontvangst nemen.

Toen ik de zeer oude mevrouw van de grote foto boven zag, voelde ik dat kassian weer van binnen, het kassian dat pijn doet omdat je zo graag wil dat iets anders is dan het is en je weet, het is zoals het is.

Ik vroeg naar haar leeftijd. Ze was pas ergens in de 60 jaar. Dan weet je: een moeilijk leven.

Er waren ook ouderen met kinderen en kleinkinderen. Dat stemde me tot nadenken over het doorgeven van het Indische, dat wij hier in Nederland zo belangrijk vinden. Is het dat daar ook? Minder, lijkt het. De kinderen weten wel iets van dat vader of moeder in ‘de Nederlandse tijd’ leefden, de kleinkinderen al minder. Wat ik hoorde over de kleinkinderen was dat ze zich overwegend Indonesisch voelen. Vanzelfsprekend thuis in hun eigen land, al zijn ze misschien in hun uiterlijk toch iets anders dan de anderen.  Kunnen blijven in het land waar je familie woonde, vinden zij vanzelfsprekend – maar misschien is het wel een luxe.

Levensverhalen

De verhalen van de Warna Negara’s raakten me toen en raken me nog steeds. Al die ouderen daar, er zijn er nog zo veel, en ze komen zo op leeftijd met alle gevolgen van dien. Het is zo’n belangrijke generatie, aangeraakt door oorlog en Bersiap, de ouderen daar en de ouderen hier hebben verhalen om over te huilen. Maar vooral om naar te luisteren. Ik hoop dat er ook daar een derde generatie opstaat die op zoek gaat naar de verhalen uit de familie.

Praktische schrijftip

Moeilijke herinneringen liggen meestal verborgen onder een deken van verdriet of geen-weg-mee-weten. Toch zijn het vaak juist die herinneringen, waar de volgende generaties iets aan hebben. Zij moeten begrijpen wat het onvoorstelbare is geweest. Misschien kunt u feiten noteren: wat gebeurde er wanneer. Dat is toch iets. En mogelijk kunt u later wat meer schrijven. Wilt u hier eens met mij over van gedachten wisselen? Maak dan een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Opent in een nieuw venster.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: Wat is het moeilijkste van schrijven? (video)

Schrijven is iets anders dan typen. Dat laatste is eenvoudig. U rammelt wat op het toetsenbord en hopla, daar staan woorden op het scherm. U rammelt verder en na een uurtje zijn er drie kantjes vol. Maar daarmee heeft u nog geen verhaal geschreven.

Schrijven is een proces.
Het is iets van voor u uit staren en nieuwe gedachten laten opborrelen. Van een zin half typen en die toch opnieuw beginnen. Van drie kantjes inkorten tot een enkel kantje.
Schaven. Schrappen.

Ervaring

Inmiddels heb ik meer dan 30 boeken geschreven, kleiner en groter van omvang. Ik leef van de pen, mijn huiskamer is mijn werkkamer, mijn gezin bestaat uit huiskater Bert die meestal naast me ligt te snurken.
En toch gaat schrijven nooit zo gemakkelijk als anderen denken. Overal is afleiding, ik reageer er veel te snel op, en wat ik schrijf, is altijd minder goed dan wat ik in mijn hoofd heb.
Het moeilijkste van schrijven is eigenlijk de dosis doorzettingsvermogen die ik nodig heb. Dat kan voor u ook gelden.

Video


In deze video:

  •  eerlijk: wat voor mij het moeilijkste is van schrijven
  • waar de oplossing in zit
  •  een bemoedigend woordje

Heeft u een vraag, stuur me dan een berichtje via de contactpagina – klik hier. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Waarom u juist nu een cadeau krijgt

cadeauJanuari is de fijnste maand van het jaar, vind ik. Het jaar ligt voor open, we kijken naar een oceaan van tijd. Gaat u dit jaar eindelijk uw verhaal op papier zetten? Dan heb ik voor een een cadeautje.

Vaak krijg ik de vraag hoe lang het duurt om een verhaal te schrijven. Mijn antwoord is altijd hetzelfde:

  • schrijven is 50 procent voorbereiding
  • 30 procent schrijven
  • 20 procent herschijven

Het gaat dus om het organiseren en structuur.
Hoe steviger dat fundament staat, hoe gemakkelijker u gaat schrijven.

Niet gelukt

Waar het vaak mis gaat is dat iemand denkt tijd genoeg, een oceaan daar zwem ik nog wel een tijdje in.
Maar de tijd gaat snel. Vorige maand zeiden we allemaal dat het nou toch alweer december is. En elke avond brseft u net als ik wat er die dag alweer niet gelukt is. had u maar meer tijd dan allang verhaal op papier gezet.
Met goede voornemens komt u er echt niet: die geven een fijn gevoel, en dan gaat u even wandelen en u denkt weer aan iets anders. Hoe moet dan wel?

De oplossing is een plan.

Een plan voor een jaar, jawel. In dat jaar gaat u dankzij het plan uw verhaal eindelijk op papier zetten. Een plan maakt dat gemakkelijk en haalbaar.
Daarbij komt mijn cadeautje van pas: de Resultaat-Kalender.

Die telt 12 maanden. Daar heeft u genoeg aan voor uw plan. Het is een structuur waar u wat aan heeft.
Bij elke maand staat wat u moet doen, en ik ga er van uit dat u uw uw verhaal aan het einde van dit jaar af hebben. Dus, op Oudejaarsavond 2023 is het klaar.
Wat moet u dan per maand doen om dat voor elkaar te krijgen?
Dat staat op de Resultaat Kalender die ik u met liefde cadeau doe. Hoe komt u eraan?

 

-> Klik hier om de kalender te downloaden

 

Waarom werkt het?

  • Een muur bouwen gaat steen voor steen.
  • Een lange wandeling gaat stap voor stap.
  • Een levensverhaal schrijven gaat maand voor maand.
  • Dus, goed beginnen en goed doorgaan.

Het is tjoek-tjoek, de locomotief rijdt verder en bereikt het doel.

Biografie

Wat ik zelf ga doen dit jaar is eenvoudig. Het merendeel van mijn tijd wijd ik aan het schrijven van de biografie van de Atjeh-generaal Frits van Daalen. Het manuscript lever ik op 31 oktober in, zodat het boek begin 2024 verschijnt.
Aan de voorbereiding heb ik veel tijd besteed. Eigenlijk maakte ik al tijdens het schrijven aan mijn biografie van Van Heutsz aantekeningen hiervoor, en ook al toen ik werkte aan mijn boek over het KNIL. Die aantekeningen ben ik met aanvullend onderzoek gaan structureren. Ik maakte een hoofdstukindeling. Toen kwam de fase van wisselwerking tussen het voortgaand onderzoek en die hoofdstukindeling.
Op 1 januari kan ik dus gaan schrijven. Ik verlang ernaar.
Dit is mijn plan voor 2023.

Terugblik

Per 2023 kan ik terugkijken op vijf jaar schrijfcoaching via de Indische Schrijfschool. Wat me is opgevallen is hoe goed meeste mensen schrijven, ook al denken ze vaak van niet. Indische stemmen, stemmen uit en over Indië, zijn boeiend. Ze vertellen verhalen die bewaard moeten blijven.
Wat me ook opvalt, is dat heel wat mensen schrikken als we samen een werkschema maken voor hun schrijfproject. Opeens isde tijd begrends. Maar zonder werkschema gaat het niet. Als het altijd nog af kan, dan komt het er nooit van.
Ik vind het heerlijk om zo mijn kennis en kunde te delen. En ik ben blij met uw vertrouwen.
Nog iets over het afgelopen jaar? Mijn kater Bert, die als senior aan mijn zijde is, zie ik steeds meer knuffelkater worden, dat komt door de ouderdom. Hij is nu 15 jaar. Hij ligt graag op een krukje naast mijn werktafel.
In december heb ik 12 Ikea-kasten in elkaar gezet. Want opeens zag ik dat ik veel mandjes met boeken had, en die had ik ook nog eens gestapeld, en daarnaast lagen alweer andere boeken. Denken en doen ligt bij mij dicht bij elkaar. Vandaar die kasten. Nu heb ik weer nieuwe ruimte in huiskamer. Dat is ook fijn voor Bert.

Rest mij te zeggen:
Ik wens u een gelukkig en vooral productief 2023. Aan de slag, het is tijd om wat te gaan doen.

Schrijftips
De schrijftips van deze week zitten in de Resultaat-Kalender. (klik hier voor de download). Wilt u vrijblijvend van gedachten wisselen over uw schrijfproject? Ik ook. Boek dan een telefoongesprek via mijn kalender, klik hier en kijk hoe het gaat. Er komt dan een nieuwe pagina. Een mail sturen kan daar ook.

Over het bleken van sproeten en een lichtere huid

bleken
Vermoedelijk is het nog steeds zo in elke grote Indonesische supermarkt: schappen vol crème om de huid te bleken. Ik zag indertijd de stapels potjes met belofte in Jakarta en dacht: ten eerste dat is slecht spul en ten tweede dat huidbleken ken ik uit de koloniale tijd.

Bleken

Of het werkelijk kan, je huid bleken en er gezond bij blijven, dat is gemakkelijk te bedenken. In de regel komt er chemisch spul op de bovenste huidlaag die dan aangetast wordt voor het resultaar. Denk even aan het bleekmiddel dat in de wc gaat.
Dan weet u genoeg.
Ik ook.
Het stemde me wel treurig, die echo uit de koloniale tijd waarin blank het beste was.

Familiefoto’s

Ik herinner me nu de keer dat ik met een oudere Indische dame naar haar familiefoto’s keek. Ze wees met trots naar een foto waarop ze met haar zusjes stond.
“Kijk eens,” zei ze, “ik was het lichtste meisje.” Ze wees zichzelf aan. Ik keek en wist niet goed wat te zeggen.

Licht van huid

Ook dat is een echo uit de koloniale tijd. Het belang ervan nog steeds te voelen. In die tijd betekende licht van huid zijn voor een meisje betere kansen in de maatschappij, kansen op een betaalde betrekking (voor meisjes waren die schaarser dan voor jongens), op een goede partij om mee te trouwen, op alles eigenlijk. Voor een meisje was haar uiterlijk haar sociale kapitaal.
Dat besefte elk meisje. En als je donkerder was, dan wilde je nogal eens lichter worden. Hoe moest dat?

Italiaans

In damesromans kom ik soms de ontkenning tegen van een Indische teint. Daar heet het dan: een Italiaanse teint. Zo behoor je meteen tot de Europese afdeling. Maar in de koloniale samenleving bestond een scherp besef van wie wat was, en welke consequenties dat had voor maatschappelijke mogelijkheden. Dus het verhaal over een Italiaanse teint zal niet zo geloofwaardig zijn geweest.

Blijft over: lichter van huid worden.

Bedak

Bedak (rijstpoeder) gebruiken is een oplossing voor de korte termijn. En daarbij, het poeder is voor het gezicht. Je hals is dan donkerder. Je handen ook. Dus dan werkte niet echt. Beter lijkt dan een permanente oplossing.

Handboek

In het handboek van mevrouw Catenius-van der Meijden uit 1904 vond ik daarvoor een aanwijzing. Eigenlijk twee. Dat mevrouw zich profileerde als gezaghebbend, blijkt uit de titelpagina van het boek. Daar staat:

ONS HUIS IN INDIË
Bij de keuze, de inrichting, de bewoning en de verorging van het huis met bijgebouwen en erf, naar de eischen der hygiene, benevens raadgevingen en wenken op huishoudelijk gebied

Mevrouw J. M. J. CATENIUS-VAN DER MEIJDEN
Schrijfster van : „Naar Indië en Terug”,
„Nieuw volledig Oost-Indisch Kookboek”,
„Specerijen en Ingrediënten van de Rijsttafel”;
beide laatste werken bekroond met diploma
Gouden Medaille op de Haagsche Kooktentoonstelling in December 1904

Wie twijfelt er dan nog aan wat ze zegt?
Op pagina 319 geeft ze de tip:

Een witte huid krijgt men door veelvuldig gebruik van lemmetjes (djeroek-nipies) die men op den handrug inwrijft.

Citroen kan vlekken verwijderen, vooral op marmer, maar of het ook op de huid kan, lijkt me twijfelachtig.
Eronder geeft mevrouw Catenius de tip om sproeten te bleken:

Sproeten. Dit zijn vaalbleek gele vlekjes op gezicht en handen, in ’t algemeen op die gedeelten van de huid, die aan het licht en ’t weêr zijn blootgesteld.
Om hiertegen te waken of om ze weg te krijgen, althans zooveel mogelijk te doen verbleeken vond ik het voorschrift, dat men zich gelaat en handen vóór ’t naar bed gaan met pekelwater moet
inwrijven. Dat water late men op de huid droog worden, waarna men zich verder met een drogen doek kan afvegen.
Ook wordt nog de raad gegeven, zomersproeten te verdrijven, door zich te wasschen met water, waarin men peterselie heeft laten aftrekken.

Werkt het?

Of het werkt, weet ik niet. Pekelwater is extreem zout water, peterselie bezit weliswaar wat geneeskrachtige eigenschappen, maar sproeten verwijderen valt daar niet onder. Zoiets is eigenlijk ook meer een cosmetische ingreep. Maar er staat er wel, en dat moet velen hoop hebben gegeven.
Het was ook zelf uitvinden. Hoeveel peterselie moest in dat water en hoe lang moest je de behandeling volhouden? Ik vraag me af hoeveel meisjes er elke ochtend hoopvol voor de spiegel hebben gestaan, zich knijpend in de wangen om te zien of er al kleurverschil op komst was.
En dan volhouden, want mevrouw Catenius had het immers gezegd.
Kassian, die meisjes.

Schrijftips
Enkele tips in de vorm van vragen, waarmee u gedachten en herinneringen kunt gaan opschrijven.
Hoe werd er bij u in de familie gesproken over wie donkerder en lichter was? Heeft u de ervaring om het enige Indische kind in de klas te zijn?
En als u aan uw oudste tantes denkt, wat vertelden ze over vroeger, welke plaats ze in het gezin hadden?
Een beginnetje is het halve werk. Wilt u eens met mij brainstormen over het opschrijven van uw verhaal, maak dan een vrijblijvende telefoonafspraak. Klik hier, dan gaat u naar mijn agenda. Ik ben benieuwd naar uw verhaal.

Iets over het korfballen in Indië

korfballen in IndiëLang heb ik gedacht dat tennis het populairste was in Indië. Ja, misschien eind negentiende eeuw. Er zijn talloze foto’s van dames en heren met een racket, zeer netjes gekleed. Dames in langere rokken, maar toch: met fietsen was tennis een van de weinige manieren waarop ze sportief konden zijn. Veel werd ongepast gevonden.

Daarna dacht ik: zou badminton het populairste zijn?
Hmmm. Misschien later wel.

Nu denk ik aan korfbal. Dat komt op in Indië begin twintigste eeuw. De Nederlandsch-Indische korfbal bond ontstaat. Steden als Batavia hebben een eigen korfbalbond. Er zijn kleine wedstrijden en grote competities, er zijn ook stedencompetities en in 1937 las ik iets over de Java-Competitie.

Wat een sport. Wat een populariteit. Er moeten albums vol zitten met leuke en mooie en spannende momenten.
Toch eens vragen als ik weer bij de Indische krofbalclub ben- dat is de ROKI, Reünisten Oud-Korfballers uit Indië, voortgekomen uit een korfbalclub uit Batavia.
Ze sjoelen, ze tennissen, ze bowlen, maar ze korfballen niet.
Ik evenmin, hoor.

Hieronder iets over de Java-competitie, ik las het met verbazing over de technische termen en uitdrukkingen. Toen begreep ik: in 1937, het jaar van het krantenartikel, begreep elke lezer/es wat-wat was. Zo algemeen was dus die kennis.
Daar circuleren vandaag de dag vast nog veel verhalen over. Wie er eerlijk speelde en wie niet. Wat er in de kleedkamer gezegd werd. Waarom Batavia in 1937 zo sterk was.
En ook hoe zo’n competitiedag verliep, van begin tot einde, dat is ook een manier om een mini-levensverhaal te schrijven. Zeker weten dat veel mensen dat willen lezen, ik in ieder geval wel.

Hieronder een groot deel van het sportverslag uit het Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië, misschien herkent u wel namen. U denkt vast net als ik: Was ik er maar bij geweest…

Soerabaja — Bandoeng: 2—0

Gaf Bandoeng tegen Malang goed spel te zien, in dezen wedstrijd liet men het er hopeloos bij liggen. Bandoeng maakte op ons den indruk van vermoeid te zijn. De regen scheen dezen wedstrijd in het water te doen vallen, doch er werd besloten den wedstrijd toch voortgang te doen vinden. Uit den aard der zaak was het veld drassig. De bal was nagenoeg niet te hanteeren.
Het werd een eentonige wedstrijd met Soerabaia steeds in de meerderheid. Eén uitslag van 4—0 zou ons inziens de verhouding der krachten beter hebben weergegeven. Beide doelpunten werden voor Soerabaja door Yan Bin gescoord. Scheidsrechter Dankmeijer leidde naar behooren.

Batavia — Malang: 9—1

Als scheidsrechter F. Coldenhoff voor beginnen blaast, blijkt het dat er groote lelangstelling bestaat voor dezen wedstrijd.
Ook van Inlandsche zijde is de belangstelling goed te noemen. Malang wint den toss en valt in C. aan. Het spel gaat gelijk op. Dan zien we een mooie serie aanballen van Batavia-zijde. Van Minos en Lijbers combineeren goed samen. Een pxachtschot van Lijbers en het is 1 — 0 voor Batavia.
Even later weet mej. D. v. Renesse v. Duivenbode uit een strafworp het tweede doelpunt te scoren.
De vakwisseling brengt B. Jansen c. s. in den aanval. Deze snelle speler weet spoedig den stand op 3—0 te brengen. Dan een Malang-periode van overwich. Men speelt echter te kort om succes te kunnen boeken. Steeds weer weet de Batavia-verdediging te onderscheppen. Het spel begint van Malang-zijde zichtbaar te verruwen. B. Jansen breekt weer goed door en het is 4—0 voor Batavia. Steeds is Batavia in aanvalspositie. V. d. Bijl weet spoedig 5—0 te maken.
Malang begint steeds onsportiever te spelen, waartegen de scheidsrechter lang niet streng genoeg optreedt. Dan een goed schot van mej. Jansz en het half dozijn is vol.
Even later weet v. d. Marck de score te vergrooten. 9—1. Malang doet alle moeite om meer tegenpunten te maken. In de Batavia-verdediging weet mej. Duivenbode door tactische opstelling echter steeds te onderscheppen. Het einde van dezen zoo spannenden strijd breekt spoedig aan en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Batavia haar derden wedstrijd met klinkende cijfers gewonnen.
Scheidsrechter Coldenhoff leidde voor halftime goed. Na de rust zag hij vele overtredingen niet en trad niet streng genoeg op tegen ruw spel.

Bandoeng — Jogja: 4—2

In het begin een nagenoeg gelijk opgaande strijd. Jogja is echter iets in de meerderheid. Tallooze schoten worden op den Band. korf gelost, voorloopig echter zonder resultaat. Eindelijk gelukt het de kratonmenschen de leiding te nemen (1—0 voor Jogja). Bandoeng schijnt door dit doelpunt wakker geworden te zijn, tenminste men
komt geweldig opzetten. Alles zet men op om den gelijkmaker te scoren.
Een goede aanval van Mual en de stand is gelijk. 1—1. Bandoeng is na de vakwisseling in de meerderheid. Jammer dat Jogja in deze periode verslapt. Had men enthousiast doorgespeeld dan zou Jogja zeker weer de leiding genomen hebben. Bandoeng maakt van de Jogja-inzinking een dankbaar gebruik en Wattimena maakt 2—1 voor Bandoeng. Even na het vallen van dit doelpunt wordt voor rust gefloten.
Na de rust hetzelfde spel. Bandoeng blijft domineeren. Wattimena weet uit een strafworp de score te vergrooten. 3—1. Jogja schijnt het thans welletjes te vinden. Er komt meer leven in het spel. We zien eenige mooie Jogja-aanvallen. Er wordt echter te nonchalant geschoten om succes te kunnen boeken.
Aan de Bandoeng zijde doet Hetharia het beter. Met een welgericht schot deponeert bij den bal in de mand. 4—1. Onmiddellijk na den uitworp maakt Jogja het tweede tegenpunt. 4—2. De tijd verstrijkt meer en meer en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Bandoeng verdiend gewonnen.

Malang — Jogja: 4 — 0

De eerste tien minuten gaat het spel snel over en weer. Beide aanvallen geven eenige goede serie-aanvallen. Geleidelijk aan werkt Malang zich los en heeft Jogja niet veel meer in te brengen. Vooral het Malang-middenvak speelt stukken beter dan dat van Jogja. De druk op de Jogja-yerdediging wordt te zwaar. Een doelpunt kan ieder oogenblik verwacht worden. In den Malang-aanval is mej. De Ruiter de Wildt zeer op dreef. Herhaaldelijk bekogelt ze den Jogja-korf. Het schot is echter te onzuiver. Dan komt Jogja opzetten. De aanval .speelt echter te doorzichtig om succes te kunnen hebben. Men speelt te kort, zoodat Malang steeds weer onderscheppen kan.
Aan de Malang-zijde breekt De la Rambelje goed door; een schot en het is 1—o voor Malang. Jogja doet alle moeite om gelijk te maken, echter zonder resultaat. Plotseling zien we mej. De Ruiter-de Wildt goed doorbreken en met een welgericht schot brengt ze den stand op 2—0 voor Malang. De vakwisseling brengt Kiem Lioe c.s. voor Malang in den aanval. Deze speler weet spoedig met twee goede schoten den stand op te voeren tot 4—0. Gedurende den verderen strijd blijft Malang steeds domineeren. Sporadisch komt de bal in den Jogja-aanval. Men weet echter geen doelpunten meer te maken.
Het is de spelers (sters) aan te zien dat ze vermoeid zijn. Beide partijen spelen ook hun vierden wedstrijd.

Batavia — Solerabaia: 4—2

Als scheidsrechter Willemse voor beginnen blaast, zien we dat beide ploegen op zijn sterkst zijn. De publieke belangstelling is overweldigend. Onmiddellijk na den uitworp ontwikkelt zich een snel en enthousiast spel. Beide ploegen zetten er alles op om het Java-kampioenschap te veroveren. Van een zeker overwicht bij een van de partijen kan niet gesproken worden. In den Batavia-aanval is Lijbers de gevaarlijke man. Deze speler weet herhaaldelijk den Soerabaja-korf in groot gevaar te brengen. Dank zij uitstekend middenvakspel van Soerabaia is ook de Batavia-korf niet van gevaar ontbloot. Lijbers weet echter met een ver schot het eerste succes voor Batavia te boeken. 1—0. Het gejuich van de Batavia-supporters is niet van de lucht. Zelfs wordt door enkele enthousiastelingen vuurwerk afgestoken.
De vreugde is echter van korten duur, want even na den uitworp zien we mej. Z. Davies goed doorbreken, een schot, en het is 1—1. Na de vakwisseling komt een periode van Soerabaja-overwicht. Batavia is zichtbaar ontmoedigd door het tegenpunt. B. Jansen weet echter met een prachtig ver schot aan Batavia opnieuw de leiding te bezorgen. 2—1. Met dezen stond breekt ook de rust aan. Na de rust hetzelfde enthousiaste spel. Een prachtige doorbraak van B. Jansen en het is 3—1 voor Batavia. Nog is Batavia niet in veilige haven. Soerabaia heeft bepaald pech, als een mooi Schot van Coldenhoff uit de mand wipt. Zelfs mist deze speler op 3 meter afstand van den korf staande een pracht van een kans. Mej. E. Jansz in den Batavia-aanval doet het beter. Listig passeert ze haar tegenstandsters en met een welgericht schot maakt ze 4—1 voor Batavia. Nog laat Soerabaia zich niet onbetuigd. Hard wordt er gewerkt voor het tweede tegenpunt hetgeen aan mej. Wijnschenk gelukt. 4—2. De wedstrijd verstrijkt meer en meer en als scheidsrechter Willemse eindigen blaast, heeft Batavia, hoewel eenigszins geflatteerd, haar vierden wedstrijd gewonnen, waarmede zij tevens voor de zooveelste maal het Javakampioenschap in de wacht gesleept heeft.
[…]

Prijzen

Op den feestavond in de bovenzaal van „Versteeg” reikte de heer Rieber, voorzitter van den N.I.K.B., met een toepasselijk woord de prijzen uit. Batavia had een beker en een verguld zilveren médaille in intvangst te nemen. Jogja kreeg de door de firma Van Arcken uitgeloofde plaquette. Deze moest gewonnen worden door dat twaalftal, hetwelk tegen Batavia de meeste goals produceerde.

Zijn onze herinneringen betrouwbaar?

herinneringen

MULO, dat was: Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. De school op de foto stond in Bandoeng, ongeveer in 1910.

Dagboek

Dus nog voor de Eerste Wereldoorlog.
Lang geleden, maar niet onbereikbaar.
Scholieren maakten huiswerk, dat soms bewaard bleef.
Er waren er altijd, die een dagboek bijhielden.
De een of de ander vertelde het aan de kinderen, die het onthielden en weer vertelden aan de volgende generatie.
Dus ik vind 1910 helemaal niet zo lang geleden.

Kloppen ze

Maar die herinneringen, kloppen die wel? Ik vermoed: ja en nee tegelijkertijd. Een voorbeeld.

Eerste herinnering

Ik ben altijd benieuwd naar de eerste herinnering van iemand. Die is meestal ontstaan rond het derde levensjaar. Bij mij iets ervoor. Dan ben ik iets ouder dan twee jaar en mijn moeder brengt me naar de peuterschool. Op de fiets. Dit is mijn herinnering: ik zit in een stoeltje dat aan het stuur is, de zon schijnt en ik voel de warmte, we wachten tot het stoplicht op groen springt, achter mij weet ik mijn moeder en ik ben veilig, alles is goed.

Toen ik dit eens aan mijn moeder vroeg, wist ze het niet meer. Haar herinneringen aan die tijd waren anders, want ik was een driftig peutertje. Daarom moest ik dus ook zo vroeg naar school.

Betrouwbaar

Hiermee kom ik terug op de vraag, of herinneringen betrouwbaar zijn.
Ja, want ze zeggen iets over wat ik toen waarnam en die herinnering is met me meegereisd. Dat geldt voor elke herinnering:

  • het afscheid op de kade
  • de bedienden die huilden toen het gezin vertrok
  • later in Nederland: de spanningen die nooit hardop benoemd werden, maar waardoor duidelijk werd: dit niet zeggen, hier niet naar vragen, alles was erger in de oorlog dus het leed van nu dat telt niet mee.

En nee, want herinneringen kunnen veranderen van sfeer, van inhoud. Dan krijgen ze een andere betekenis, die van een spiegel van wie u nu bent. Voor mij is het een verlangen naar een tijd waarin alles goed en veilig is. Het kan best zijn dat ik die herinnering in de loop der jaren heb uitgebreid vanwege dat verlangen.

Wat kunt u ermee

Herinneringen zijn brokjes informatie. Wat kunt u ermee, als u een levensverhaal gaat schrijven?

Stap 1: noteer: wat herinner ik mij?
Stap 2: analyseer: Waarom maakte het op mij deze indruk? Welke mensen komen er voor in mijn herinnering en wat kan hun indruk zijn geweest?
Stap 3: concludeer: Hoe kijk ik er nu op terug?

Wat de MULO in Bandoeng betreft, zijn de leerlingen vermoedelijk rond 1900 geboren. Met deze aanwijzing weet u meteen hoe ver u terug moet in de familie of bevriende families. Inderdaad, helemaal niet zo lang geleden. Daar zijn vast nog herinneringen aan, doorgegeven of opgeschreven. Misschien is het tijd om die te gaan ordenen en bewaren.

Hoera, het boek over het KNIL is er

KNIL

Misschien zijn er wel duizenden mensen in Nederland met een voorvader bij het KNIL. Het Koninklijk Nederlands-Indische Leger. En ja, ook voormoeders want korte tijd bestond het Vrouwenkorps KNIL.

Welke tijd

Hoe was het, om deel uit te maken van het KNIL?
Ligt eraan welke tijd. Want 1900 was weer anders dan 1942.
En het Knil bestond van 1814 tot en met 1950 dus dat is een hele tijd.
Het liet me niet los.

Het leven zelf

Dus ik begon antwoorden te zoeken, ik wilde weten hoe het leger in Indië was, wie het waren, waar ze sliepen en wat ze dronken, hoe ze dachten over vrouwen, over kinderen, hoe ze omgingen met geweld en vrede, over de Militaire Willemsorde en andere onderscheidingen- gewoon alles, eigenlijk.
Kijken naar de tijd zelf, zoveel mogelijk.
En uit die tijd haalde ik een enorm aantal egodocumenten, dus brieven, dagboeken, verslagen, opstellen, maar ook liedjes, romanfragmenten, krantenartikelen enzovoort.
Bij elkaar, en met mijn toelichtingen, kon ik zo de geschiedenis van het KNIL vertellen.

Eervol

En dan die titel: Een eervol bestaan.
Daar begin ik mee in de inleiding van het boek. In de jaren 1930 was er een poster waarop tekenen voor het KNIL werd aangemoedigd. Het was immers een eervol bestaan. Daarom heb ik het boek zo genoemd, juist omdat er tegenwoordig zulke andere gedachten zijn over militairen in de oost.
Dan is het extra belangrijk om de tijd van toen te leren kennen: dan begrijpen we het verleden beter.

Foto’s

Er staan ook foto’s in het boek, zodat het leger zichtbaar is. Ik was zelf verbaasd over wat ik vond, vooral over die ene foto van een militair met zijn fiets en zijn hond. Die staat bij de introductie van fietsen in het KNIL.

Indisch

Ik heb ook steeds gekeken naar wie het KNIL vormde. Al die verschillende etniciteiten, en dan natuurlijk geheel volgens de koloniale rangorde, een roomblanke top. Twee uitzonderingen zijn er hier, en dat zijn de twee Indische commandanten die het KNIL had. Dat waren Van Daalen tussen 1910 en 1914 en Berenschot tussen 1939 en 1942.

Berenschot heeft mijn hart gebroken. Want hij trad aan onder een internationale oorlogsdreiging, hij wist dat het KNIL nauwelijks in staat zou zijn de Jap tegen te houden en toch probeerde hij het moreel hoog te houden. Wat er in 1942 gebeurde, staat ook in het boek.

“Hoe heb je dat allemaal bij elkaar gehaald? “vroeg iemand.
Ja, veel lezen. Vaak naar archieven gaan. En mijn huiskamer staat vol met stapeltjes boeken. Het is verder ook zo, dat als je iets echt heel graag wilt weten, je gewoon blijft doorzoeken tot je het weet.
Hopelijk voelt u zich hierdoor bemoedigd als u een vader of grootvader of een voorvader heeft die deel uitmaakte van het KNIL maar van wie u verder niets weet: er is dus heel veel informatie. Soms via een tijdgenoot, maar dan heeft u ook een indruk van zijn leven.

Kom ook

Vanmiddag signeer ik tussen 1500.1700 uur bij boekhandel deKler in Leiden (Breestraat 161 ), maandagavond geef ik een sneltrein-lezing bij Paagman.  Opgeven nodig want beperkt plaats.
Er komen meer data aan, die vermeld ik altijd in de nieuwsbrief.

Boek bestellen? Klik hier. Dan komt u in de webshop van de uitgever.

Een eervol bestaan. De geschiedenis van het KNIL, 1814-1950.
416 pagina’s, 50 foto’s, hardcover.

Waarom dat cijfer van de Bersiap zo belangrijk is

bersiap

Een eeuwigheid geleden ontmoette ik Herman Bussemaker. Of nou ja: ontmoeten. Ik zag hem, wist wie hij was en van de weeromstuit durfde ik niets tegen hem te zeggen.
Ik ging een lezing geven, hij zat in de zaal en luisterde.

Uitleg

Voor de jongere lezers en lezeressen even wat uitleg.
Dr. ir. H. Th. Bussemaker (1935-2015) was een erudiete, strenge en toch ook beminnelijke man. Hij was ondermeer voorzitter van de Vereniging Kinderen uit de Japanse bezetting en Bersiap 1941-1949 (KJBB) en voor mij vooral de auteur van Bersiap! Opstand in het paradijs (2005). Dat is een zwaar boek: het onderwerp. En ook een goed boek, door de degelijkheid ervan en door wat voelbaar is: de persoonlijke ervaring van de auteur ermee.

Cijfer

Na de lezing kreeg ik een knikje.
Dat was voor mij genoeg om opgelucht en blij te zijn.
En nu hij er niet meer is, al langer niet meer, spijt het me nog steeds niet langer met hem gepraat te hebben. Wat zou hij gezegd hebben van dat nieuwe cijfer van zesduizend slachtoffers uit de Bersiap, dat het dekolonisatie-onderzoek gaf?

Het boek

Ik nam Bersiap! Opstand in het paradijs uit de stapeltjes boeken in mijn huiskamer en zocht even. Daar stond op pagina 342:

Na de Indonesiërs hebben de Nederlanders de hoogste prijs in de Bersiap betaald. Het totaal aantal militaire doden aan Nederlandse kant is niet hoog, maar het aantal civiele doden wel. Schattingen lopen uiteen tussen 3.500 en 20.000 burgerdoden aan Nederlandse kant. Ik ben geneigd om uit te gaan van het hoogste getal, zeker als men het door honger en uitputting voortijdig overlijden van een aantal Nederlandse ouderen en kinderen in de zogenoemde Bersiap-kampen in aanmerking neemt.
Het merendeel van de Nederlandse burgers is echter omgekomen bij ontvoeringen en moordpartijen zoals in dit boek beschreven, met een piek in de periode oktober-november 1945.

Emotie

Wat ik voelde toen ik deze woorden las: mededogen, en een beetje pijn van binnen om hoe hij het zei, door honger en uitputting voortijdig overlijden van een aantal Nederlandse ouderen en kinderen.
Ik voelde ook het belang van het cijfer, de schatting die hij maakt – want dat geeft het gewicht. Het geeft er een erkenning aan dat dit een periode van belang was. De schatting is een serieuze inschatting, en Bussemaker neemt daarin dus mee: degenen die voortijdig stierven.

Ander cijfer

Nu het dekolonisatieboek Over de grens.
Daarin staat op pagina 452 de verantwoording van het Bersiap-cijfer:

Op basis van eigen onderzoek – onder andere in het bestand met slachtoffers van de Oorlogsgravenstichting en in lijsten en dossiers met namen uit diverse archieven – naar slachtoffers die van 17 augustus tot en met 31 maart 1946 vielen aan Nederlandse zijde, inclusief Indo-Europeanen, Molukkers en Indonesiërs, komen wij uit op een beredeneerd aantal van 3723 doden aan Nederlandse kant, van wie 1344 met zekerheid door geweld om het leven zijn gekomen.
Tellen we hierbij de 2000 vermisten op die in december 1949 nog geregistreerd stonden, en de ruim 125 omgekomen personen die in gebruikte bronnen zijn gevonden maar van wie de overlijdensdatum onbekend is, dan komen we uit op een verantwoorde schatting van bijna 6000 dodelijke slachtoffers.
Dit aantal ligt zeer dicht bij vroegere schattingen en weerspreekt de schattingen van 20.000 of zelfs 30.000 slachtoffers die de afgelopen twee decennia op grond van weinig onderbouwde aannames en extrapolaties, circuleerden.

Hierbij dus geen voortijdig gestorven ouderen en kinderen.
Het ligt er dus maar aan, wie je meetelt.
En als Herman Bussemaker ze meetelt, dan tel ik ze ook mee.

Doorgeven

Hierbij komt nog iets anders.
Dat deze periode zo beladen is met emoties, waardoor het moeilijk kan zijn om over te praten of te schrijven. Cijfers zijn niet het verhaal. Mensen zijn het verhaal.
En de jongere generaties moeten ook dit kunnen begrijpen.
Dus daar zit een afweging voor wat te doen, wat kan en wat is nodig, omdat ook deze tijd begrepen kan worden, voorzover mogelijk.

Wie zoekt zal vinden: over de grens en de boeken

dekolonisatie

Dit hele lange jaar komen er boeken over de dekolonisatieoorlog, vol feiten, interpretaties en nuances, en wat er allemaal in staat, dat lezen vooral degenen die zich betrokken voelen. De meerderheid neemt de beeldvorming aan voor waarheid.

Beeldvorming

Want waar rook is, daar is vuur.
En er is geen koe zo bont, of er zit wel een vlekje aan.
Zo redeneert de meerderheid, zeggend dat er heus wel iets aan de hand zal zijn geweest, als er zulke grote instellingen zo lang onderzoek doen, en al die boeken, en wat heeft dat allemaal gekost, dus dat is niet voor niets, en zo redeneert de meerderheid verder, richting oordeel en mening, richting schuld.

Verdeeld

En nu is de verdeeldheid diep.
De ministerpresident biedt exuses aan las op op NOS.nl: “Voor het stelselmatige en wijdverbreide extreme geweld van Nederlandse zijde in die jaren en het consequent wegkijken door vorige kabinetten maak ik vandaag diepe excuses aan de bevolking van Indonesië. Vandaag moeten we bovendien constateren dat excuses op hun plaats zijn voor iedereen in ons land die met de gevolgen van de koloniale oorlog in Indonesië heeft moeten leven.”

Dat is nogal breed: de bevoking van Indonesië en iedereen hier in Nederland. Het is ook een manier om verder onderzoek te ontmoedigen: “We hebben toch al sorry gezegd?”

Veteraneninstituut

Het Veteraneninstituut reageerde uitgebreid en zei onder meer: Het onderzoek heeft zich echter helaas vrijwel uitsluitend gericht op Nederlands extreem geweld en niet op dat van de tegenstanders en ook niet op andere vormen van militaire inzet. Dat levert een onevenwichtig en eenzijdig beeld op van de strijd en het militaire leven en ook een beeld dat heel veel veteranen absoluut niet zullen herkennen.

En:

Ronduit verdrietig zijn wij over het hoofdstuk over de rol die Indiëveteranen vanaf 1950 in het publieke debat over extreem geweld hebben gespeeld. Samengevat komt het er in dit hoofdstuk met de suggestieve titel ‘Een kwaad geweten’ op neer dat Indiëveteranen collectief worden weggezet als een rechts-reactionaire groep, met meer zelfbeklag dan zelfverwijt, die het verlies van Indië de politiek in de schoenen schuift (zogenaamde dolkstootlegende), die in meerderheid uitgesproken afwijzend op de onthullingen van Hueting in 1969 reageerde en die er door intimidatie en bedreigingen decennialang in slaagde om het publieke debat over extreem geweld tegen te houden. Het NLVi herkent de Indiëveteranen absoluut niet in dit ongenuanceerde en generaliserende beeld. Het leest als een persiflage.

Een weg vinden

We moeten allemaal een weg hierin vinden: in de boeken, in de reacties, en vaak ook in de ervaringen die we hebben gehoord van degenen die het uit eigen ervaring kunnen navertellen.
Dat kost tijd.

Zelf miste ik het academisch militaire perspectief. Komt dat nog?

Want destijds was het oorlog. Voor beide partijen. De ‘rules of engagement’ waren anders dan wij, in dit veilige Nederland, zich kunnen of willen voorstellen. De situatie van oorlog brengt dat mee. Degene die zich het braafste gedraagt, verliest het snelste.
Natuurlijk ontspoorde er dan en daar iets of meer dan iets. Of heel veel. Bij beide partijen. Wie daarnaar zoekt, zal het ook vinden.
Komt er een omvangrijk onderzoek naar ‘daden van menslievendheid in de dekolonisatie’, dan werden die daden ook gevonden. Wie zoekt, zal vinden.
Maar dat onderzoek komt er nooit.

De uitslagen van dit onderzoek verdeelt Nederland eigenlijk in twee partijen. De ene partij staat te wijzen met de vinger naar de militairen van toen, de andere partij wil juist om de militairen heen staan wijzend op de realiteit van een oorlog.

Zelfbeeld

Maar meer nog dan deze verdeling gaat het over het zelfbeeld van Nederland. Wij willen het land zijn van het gebroken geweertje, de redelijke factor in de internationale gesprekken over oorlog en vrede, degenen die het moreel kompas in de wereld helpen afstellen, in het Europees Parlement en overal waar we voet aan grond kunnen krijgen.
Dan is het buitengewoon onhandig om een verleden te hebben vol geweld, waarover regering, volk en militairen destijds het veelal eens waren. Zo waren wij: een koloniale natie. Er zijn genoeg mensen die dat uit eigen ervaring kunnen navertellen. En ook hoe beroerd de Indië-veteranen na gedane zaken hier zijn ontvangen. Had Nederland de oorlog gewonnen, dan waren de straten gevuld geweest met een juichende bevolking, bloemen gooiend, het Wilhelmus zingend. Maar als het gezicht van een verloren oorlog waren ze niet welkom.

Lezen

Ik ga alle boeken lezen, dat is mijn vaste voornemen. Maar of ik het ermee eens ben, dat staat te bezien.

Over het levensverhaal van Hella Haasse (video)

Eindelijk is het zover: de biografie van Hella Haasse (1918-2011) komt uit, geschreven door Aleid Truijens. ‘Leven in de verbeelding’ heet het. Mooie titel.

En ook: niks mis met leven in de verbeelding, ook al heb je een echtgenoot en kinderen. Hella Haasse is gelukkig nog altijd bekend, beroemd en veelgelezen, en terecht ook. Dat alleen al maakt dat de biografie aandacht krijgt. Bij de NOS las ik een artikel over een vrouw (Hella dus) die moeite had met het gezinsleven. Net of dat een slechte eigenschap is. Zo gemakkelijk is het gezinsleven nou ook weer niet. De kop van dat artikel was: ‘Schrijver Hella Haasse was niet zoals we haar kenden, blijkt uit biografie’. Ja, dat mag ik hopen. Thuis ben je anders dan in het openbaar. Dat geldt voor iedereen, ook voor u en mij.

Pyjama

Thuis draag ik een roze pyjama, in het openbaar een zwart mantelpak met vintage blousje.
Ik heb slaapsokken voor thuis.
En hoge hakken voor het openbaar.
U heeft vast ook een lijstje.

De boekaankondiging zette me wel aan het denken: wat mogen we over andere mensen schrijven en wat niet?

Eerst een zijstapje. Hella Haasse heb ik eens ontmoet. Dat kwam zo. In Den Haag werd een Indische Zomer georganiseerd met tal van evenementen. In het theater kwam een literaire middag die ik presenteerde, waar ook Hella Haasse aan zou deelnemen.
Als haar gezondheid het toeliet, had ze gezegd.
Dus bij wijze van Plan B gingen we bij haar thuis een interview opnemen. En inderdaad, dat werd die middag uitgezonden.

(tekt gaat door onder video)

Wat wel en niet

Nu terug naar die ene vraag: wat mogen we over andere mensen schrijven en wat niet? Er is een verschil in wat u voor uzelf schrijft en wat u publiceert.
Voorbeeld. Misschien heeft u van uw ouders de oorlog meegekregen, mogelijk droegen zij de oorlog in zich mee en dat heeft u in uw jeugd beschadigd. U voelt het verlangen om uw kant van het verhaal op te schrijven, met naam en toenaam en met alle details. Kan dat?

Erkenning

Ik zou zeggen: schrijf het eerst voor uzelf op. Gewoon zoals u het voelt, ook met woede en pijn. Het manuscript is dan een soort logboek van uw jeugd. Een persoonlijk document.
Dat kan al veel verlichting brengen, want u geeft dan erkenning aan uw ervaring.
Wilt u het daarna publiceren? Ook al maakt u vijf kopietjes, dan brengt u uw verhaal in de openbaarheid en daarmee ontstaat een nieuwe situatie. U mag de goede naam en faam van een ander niet zomaar aantasten, dat kan leiden tot een aanklacht van smaad en laster. Voorzichtig zijn is dan de beste leidraad. En als optie: eerst juridisch advies inwinnen. Better safe than sorry.

Ga naar de bovenkant