indische schrijfschool

open brief van een KNIL-dochter: Aan Zijne Majesteit Koning Willem Alexander

KNIL

Wilhelmina in gesprek met oud-militairen van het KNIL, te Bronbeek. (Wikimedia commons/ Tropenmuseum

Wie bereid is voor de Nederlandse vlag te sneuvelen, mag daar iets voor terug verwachten. Erkenning. Respect. Aandacht. Dat geldt ook voor het KNIL.  In een Facebookgroep vond ik een open brief van Toby de Brouwer. Ze gaf me toestemming die hier te plaatsen.


Aan zijne Majesteit Koning Willem Alexander

Den Haag, 22 mei 2019

Beste Majesteit,

Tot mijn grote ontsteltenis, ongeloof en veel verdriet, zag ik dat U op 27 juni a.s. het Nationaal Museum aan de Sophialaan in de Haag gaat openen. Dit kan toch niet waar zijn?

De Indische gemeenschap wacht nu al meer dan 74 jaar op erkenning, excuses en backpay-salarissen voor onze voorouders er ouders.

Onze vaders en opa’s hebben in het KNIL gevochten voor Nederland en uw overgrootmoeder koningin Wilhelmina.
Onze vaders en opa’s hebben in Jappenkampen gezeten, velen hebben het niet overleefd,
Anderen hadden het geluk te overleven, maar ze zijn gemarteld, kregen niet te eten en hadden verschrikkelijke ziektes.

Onderluitenants KNIL L. J. Kievit. K. A. Gootjes. H. J. Pattinama, W. Dieleman en C. W. Broekhuizen. (Wikimedia Commons, Nationaal Archief)

 

De 2e generatie van deze ouderen hebben er heel veel ellende van ondervonden.
U heeft vast niet veel tijd om te lezen, maar lees eens de tolk van Java van Alfred Birney en denk daarbij dat dat maar 1 geval was, zo zijn er duizenden.
Deze duizenden wachten nog altijd op de uitbetaling van de salarissen voor de tijden dat hun vaders en opa’s gevangen hebben gezeten.

Al de opeenvolgende regeringen hebben de Indische Kwestie nooit totaal willen oplossen en dit is een smet, ook op naam van uw overgrootmoeder koningin Wilhelmina.
Zij heeft zoveel beloofd en de beloften zijn nooit nagekomen.

U bent zelf geen veteraan, maar ik hoop dat u wel het gevoel voor hen kan opbrengen wat dit met hun heeft gedaan en nog doet.
Mijn vader is verbitterd gestorven door dit onrecht, ik heb hem beloofd voor hem te blijven vechten.
Nu ben ik zelf al 71 jaar en die belofte drukt zwaar op mij, want zo als het het nu uitziet zal ik even verbitterd als hij gaan sterven.

U heeft een leuk gezin en een leuke familie, kunt u zich voorstellen hoe het zou zij als hen dit overkwam/overkomt?

Ik las laatst dat u in een achterstand wijk spontaan op bezoek bent geweest, ik kreeg er een warm gevoel door en dacht: hee, een echte koning voor de mensen.

U heeft op uw school waarschijnlijk ook niet de gehele kwestie van Nederlands Indië geleerd, want daarover werd gezwegen en wij worden niet gehoord.

KNIL betekent KONINKLIJK NEDERLANDS INDISCH LEGER, onze vaders en voorvaders waren en zijn echte Nederlanders, hebben gevochten voor een land wat de meesten niet kenden en voor uw overgrootmoeder. En wij worden gewoonweg genegeerd, weet u wat dit met ons doet?

Geef ons net als die nieuwe Nederlanders in de achterstand wijk van Den Haag ook de mogelijkheid met u te praten.
U kunt bij mij thuis komen of er kan een andere afspraak gemaakt worden zodat u met
meerdere slachtoffers kunt praten.

Geef ons die kans voor u het museum gaat openen, anders is die opening voor duizenden
Indische Nederlanders een diepe belediging.
Open uw hart en praat alstublieft een keertje met ons en luister eens naar onze ECHTE
verhalen, want in de loop van de jaren zijn al die regeringen niet juist ingelicht door betreffende ambtenaren.

Met diep respect als u dit voor ons doet en met grote teleurstelling als u ons weer niet wilt horen.

Hoogachtend,
Toby de Brouwer
Dochter van een KNIL soldaat

In Soerabaja (Wikimedia Commons/Tropenmuseum)

 

Praktische schrijftip

Een manier om over vroeger te schrijven, is in briefvorm. Schrijf een brief aan uw vader of moeder over uw kindertijd. Wat was er fijn, wat vond u moeilijk, wat herinnert u zich nog van het samenzijn? Die brief schrijft u eerst voor uzelf, om te bewaren. U hoeft die aan niemand te laten lezen, als u niet wilt.

Wat betekent het om Indisch te zijn in Nederland?

Met Marc Tierolf en op het tafeltje de ketjap van Oma Miet

Dit is de vraag die ik stelde tijdens mijn interviews op de Tong Tong Fair: wat betekent het om Indisch te zijn in Nederland? De antwoorden waren verschillend. Marc Tierolf blijft uitleggen wat Indisch is, en andere gasten zeiden dat ze eerst het IQ van de gesprekspartner inschatten om pas dan te beslissen of ze gaan uitleggen.

Jongere generaties

Want ja, Indisch zijn is nog altijd iets dat uitgelegd moet worden. Kennelijk. Wat treurig, eigenlijk. Er is ook vrolijker nieuws: de jongere generaties zijn actief op zoek naar verhalen, herinneringen, brieven en anecdotes en daarvoor hebben ze de oudere generaties nodig. Dus als u ooit denkt: ‘Waarom zou ik mijn herinneringen opschrijven?’ Dan is dit het antwoord: de jongere generaties zitten er wel degelijk op te wachten. Ze weten weinig.

Voorbeeld. Op de Tong Tong Fair interviewde ik de schrijfster Merel Hubatka over haar roman Norman. Die gaat eigenlijk over haar vader, een man die bestuursambtenaar was op Nieuw-Guinea. Na het gesprek stond een oudere heer op die zich meldde als kennis van haar vader. Dat was voor Merel bijzonder: om haar vader op een nieuwe manier te leren kennen. Door het bestuursleven van haar vader, zet Merel zich nu in voor zelfstandigheid van de Papua’s. Dat had haar vader nooit kunnen denken toen hij als jonge jongen brieven schreef naar de familie in Nederland.

Dus u ziet: elke generatie heeft een eigen verantwoordelijkheid. De ene generatie voor het bewaren en doorgeven. De andere generatie voor het ontvangen en verwerken. We hoeven alleen onze eigen verantwoordelijkheid te dragen.

De kinderen

In mijn talkshow De Eerste Generatie Show interviewde ik Frank Boon (83). Hij had zijn levensverhaal opgeschreven, dat uitgeprint bij de kopieerwinkel om de hoek laten inbinden. Simpel, goedkoop en praktisch. Daaruit las hij een passage over de Bersiap voor, een ellendig fragment. Dus ik vroeg: “Waarom heeft u dit opgeschreven? Er zijn genoeg mensen die de kinderen hier niet mee willen belasten.” En hij zei: “De kinderen hebben er recht op om alles te weten, ook de moeilijke dingen. Alleen dan kunnen we van de geschiedenis leren.”  Goed punt.

Spreekuur

En dan hield ik ook nog elke dag spreekuur voor de Indische Schrijfschool. Ik zat aan een tafeltje en wachtte op wie er wilde komen praten. Dat ging goed. Ik ontmoette cursisten (leuk!), luisterde naar levensverhalen (ontroerend) en kon voor een aantal bezoekers praktische schrijfproblemen oplossen (super). Volgend jaar hoop ik weer spreekuur te kunnen houden. En als u denkt: ga daar-of-daar ook eens heen, dan hoor ik het graag.

Praktische schrijftip

Herinneringen opschrijven hoeft geen groot project te zijn. U kunt beginnen met een rijtje jaartallen die belangrijk waren, namen van familieleden, plaatsen waar u heeft gewoond. Dat is voor latere generaties al een enorm houvast.

“Moeder en ik” – over liefde en herinneringen

moeder en ik  Moeder en zoon. Zij inmiddels 103, hij een man in in de tachtig. Zij had hem haar herinneringen verteld en nu zij ze niet meer wist, was het zijn beurt om te vertellen. Dit is mijn verhaal over een bijzondere ontmoeting. Het interview verscheen destijds in Moesson.

Inmiddels zijn ze er alletwee niet meer. Maar wat opgeschreven is, blijft bestaan.


Caroline Rijckmans is 103 jaar oud. Zijn er oudere Indische dames in Nederland? Misschien. Het is de vraag of zij evenveel liefde en zorg ontvangen van een pleegzoon, zoals mevrouw Rijckmans dat krijgt van John Jonxis, geboren in 1928 te Buitenzorg. Bijna tachtig jaar is hij. Ze wonen samen in Alphen aan den Rijn. Een hechte eenheid.

“Moeder en ik”

“Ik ben er weer,” roept John Jonxis als hij de voordeur opendoet. Zijn pleegmoeder herkent zijn stem, zijn stap waarmee hij naar de woonkamer komt. “Wie is dat?” vraagt ze als ze mij ziet. Terwijl John uitleg verschaft, geef ik mevrouw Rijckmans een hand en kijk naar iemand die twee wereldoorlogen overleefde en haar geboorteland moest verlaten om hier een nieuw leven te beginnen. Ze loopt moeilijk, haar gehoor is niet zo best maar ze ziet er goedverzorgd uit. Glanzend zilverwit haar dat zorgvuldig is opgestoken, speldjes en kammen erin, alles op de juiste plaats. Ze draagt een mooie jurk, de kleuren passen bij haar, en aan haar vingers zie ik verschillende ringen met stenen. “Dag mevrouw Rijckmans,” zeg ik blij. Ze zegt kort: “Dag mevrouw.” We gaan zitten, wachten tot John met koffie en spekkoek uit de keuken komt.

Weer is zij stil

Elke wand aan de huiskamer is bedekt met olieverfschilderijen. Veel Hollandse polderlandschappen waarin wat mist hangt, als iets onduidbaars dat eerder in sawahs hoort. Ze zijn van John, weet ik. Hij schildert graag en goed, en hij verkoopt regelmatig, de landschappen en zijn Indonesische werk. John schuift aan en dan, verwacht ik, zal de waterval van herinneringen losbarsten. Want wat zal deze oude mevrouw veel gezien hebben, ik kan haast niet wachten om mijn eerste vraag te stellen. Rustig beginnen, vermaan ik mezelf, en dus vraag ik wanneer ze geboren is. Mevrouw Rijckmans kijkt me zwijgend aan. Nog een keer. Geen antwoord. Dan vraag ik naar de plaats, en weer is mevrouw Rijckmans stil. Ze wendt het hoofd naar John aan die antwoord geeft: 26 november 1904, Kota Radja, Atjeh.

Het is snel gegaan

John zegt tegen mij: “Vorig jaar was moeder helder. Een paar maanden geleden ook. Het is snel gegaan.” Nu begrijp ik het: ik ben te laat gekomen. Te laat voor de vragen, voor de antwoorden, te laat om de kostbare herinneringen aan Indië te horen van iemand die zo ver kan terugblikken. John kijkt een beetje ongemakkelijk naar mij. Want ik ben de buitenstaander en doordat ik er ben, valt het hem op. Anders niet; hij begrijpt haar uitstekend en zij hem ook. John haalt een oude Indische foto van de kast waarop een gezin staat afgebeeld: “Kijk moeder, uw ouders”. Dan een oudere foto waarop een vrouw een baby vast houdt. “Mijn moeder”, weet mevrouw Rijckmans. John haalt de fotoboeken tevoorschijn. Misschien dat er op die manier meer herinneringen terugkomen. Onder de foto’s staan namen en plaatsen, door mevrouw neergeschreven in een rond en precies handschrift, in de tijd toen ze alles nog wist.

“Kijk, dit is Buitenzorg”

Mevrouw Rijckmans bladert. Ze praat in korte zinnen, neemt een enkele keer stukjes eruit, alsof de rest van de woorden er niet toe doen. “Zoveel verdriet. Ze zijn weg. Oma ook. Al die mensen die er niet meer zijn.” We kijken naar de gezichten van de generaties voor haar, naar degenen met wie ze opgroeide, en mevrouw heeft ze allemaal overleefd. “Zo’n foto. Iedereen staat er op. Het is fijn als je dat hebt. Dan kun je er in alle rust naar kijken.” En: “Ik was toen zo jong. Nu niet meer.” Voorzichtig vraag ik hoe dat kan, zo oud worden. Mevrouw kijkt me opeens recht aan en zegt: “Omdat ik nooit getrouwd ben. Ik gaf me helemaal aan mijn werk als onderwijzeres. Al die kinderen met hun hebbelijkheden. Dat deed me wat.” Waarom nooit getrouwd? “Mijn ziel stond er niet naar.”
Verder in het fotoboek. John: “Kijk, dit is Buitenzorg, daar heeft u gewoond.” “Rechts uw vader, en dan uw oudste zuster Mary, uw zuster Louise en uw broer Emile. Mevrouw: “Mary was een beetje vreemd. Hoe dat kwam, weet ik niet. Maar ik was zo klein, ik begreep het toen niet.” Als ik vraag “hoezo, vreemd”, is het net of ik niets gezegd heb. Mevrouw wijst op een foto en vraagt aan John: “Wie is dit?” “Uw vader,” zegt John, “u heeft het me verteld. Hij was resident van Zuid-Oost Borneo. U heeft hem dood gevonden aan zijn schrijftafel.” Een foto van Emile, veel ouder. John tegen zijn moeder: “Emile heeft aan de Birma spoorweg moeten werken.” Tegen mij: “Na de Jappentijd was hij als jurist verbonden aan de temporele krijgsraad, hij moest de Jap berechten.” Mevrouw: “O, ja.” John: “Hier is uw moeder… in dit huis heb ik gelogeerd… uw moeder tussen de bedienden.” Mevrouw: “We hadden goede bedienden.” Tegen mij: “Al sla je me dood, ik zou het niet meer herkennen. Hij weet alles heel goed.”

Samen één geheugen

Dan is het duidelijk. John en zijn moeder hebben samen één geheugen met veel dezelfde herinneringen. Vroeger heeft ze haar verhalen aan hem verteld en omdat hij alles heeft onthouden, kan hij de verhalen nu aan zijn moeder vertellen. Elke dag geeft John haar het Indische verleden terug. Af en toe komt daardoor de emotie van toen naar boven. Mevrouw: “Wat een verdriet.” Ja, knikt John. Het is ook verdrietig steeds afscheid te moeten nemen. Ze was de jongste in het gezin, ooit, en het is zwaar om de oudste te zijn geworden. Mijn vragenlijst schuif ik opzij. Een oude mevrouw, een oud geheugen, ik wacht af wat er gebeurt. Op de grens van onthouden en vergeten.
Soms mag ik over die grens heen.

Idealen voor dit kind

Voorin de fotoboeken liggen papieren van het Indisch Familie Archief, over de afkomst van mevrouw Rijckmans. Hele stambomen. “Indisch, hè,” zegt John trots en hij wijst op de namen van haar ouders: vader Louis François Joseph (1864-1933) en Carolina Sophia Maria Wrück (1876-1958). John heeft ook een stapeltje interviews, kleine stukken uit lokale kranten, en daaruit begrijp ik wie mevrouw Rijckmans was en is.
Er waren vier kinderen, zij was de jongste. Ze werd Lien genoemd. Een katholiek gezin van niveau: doordat de vader resident was, kon er financieel veel. Ze reisden graag over de hele wereld. Als twaalfjarig meisje kwam Lien in Nederland; dat was in 1916, middenin de Eerste Wereldoorlog. Het gezin vergezelde Emile die rechten studeerde. Het moet thuis hecht en warm geweest zijn. Nadien gingen ze terug. Wonen en werken in Buitenzorg, waar Lien opgroeide tot jonge vrouw. Ze ging graag dansen in de soos en ze hield van pianospelen. Ondanks haar talent hiervoor, mocht ze niet naar het conservatorium. Toen werd ze lerares, eerst bij de Ursulinen en later op de herstelscholen. In een van die klassen zat John, een Indische jongen die haar wat deed. Hij was arm, mager en ze had kassian met hem. Tijdens de oorlog was ze relatief veilig, maar niet in de Bersiaptijd. Het huis leeggeroofd, maar zelf bleef ze gelukkig in leven. Ze nam John in huis en gaf hem brood en bijles. Aan zijn moeder beloofde ze dat ze voor dit kind idealen zou hebben, ze zou iets van hem maken. Ze hield woord.
In 1951 voeren Lien en haar pleegkind op de Willem Ruys naar Nederland. Hij wilde kunstschilder worden, maar dat had ze liever niet. Nederland zat midden in de wederopbouw, er waren andere mensen nodig. Dus ging John de techniek in en zoals Lien had voorzien, liep het. Hij had een mooie carrière. Samen maakten ze veel reizen; ze hebben half Europa gezien. Lien gaf in Amsterdam een aantal jaren les op een middelbare school en toen ging ze met pensioen. Ze heeft lang piano gespeeld, tot het lichaam niet meer wilde. Te oud.

“Moeder zag het goed”

moeder en ikZo blijkt dat het levensverhaal van mevrouw Rijckmans en John door elkaar lopen. John was 17 jaar toen hij min of meer geadopteerd werd en sindsdien zijn ze samen geweest, zo’n 63 jaar lang dus. Getrouwd is John nooit, evenmin als zijn pleegmoeder. Naast haar lijkt hij een kind, ondanks zijn respectabele leeftijd. John lacht: “Ja, dat weet ik. In mij is nog altijd de vechterbaasjongen van vroeger. Vechten is boksen. Mijn vader trainde mij, hij leerde me met gewichten te werken en te sparren.” Wat zachter: “We hadden zo’n goede band, ik mis hem elke dag.” Zijn vader overleed in 1944, door dwangarbeid aan de Pekanbaroe spoorweg.
Hij vervolgt: “Mijn biologische moeder is Soendanees. We hadden het erg arm in de oorlog, ze moest alles verkopen: beddengoed, ringen maar gelukkig niet haar trouwring. Moeder is een paar maanden later ook naar Nederland gekomen en hier is ze gestorven. Ze heeft me in het begin geholpen met mijn studie, net als mijn pleegmoeder. Zo kwam ik door de Hogere Technische School (HTS). Uiteindelijk ben ik hoofdconstructeur geweest bij machinefabriek Werkspoor Stork.” John kijkt naar zijn schilderijen en denkt hardop: “Moeder zag het goed. Als ik kunstschilder was geworden, had ik armoede gekend.” Tegen mij zegt hij: “Over de oorlog droom ik nooit. We leven tenslotte hier en we hebben geboft, als je bedenkt hoe berooid we aankwamen. Toen we hier kwamen wonen, heeft de parochiepriester me gevraagd zieke en eenzame mensen te bezoeken. Dat deed ik. Ik ben ook acoliet geworden, dat ben ik tot op de dag van vandaag. Als oudste misdienaar begeleid je dan de jongeren, en dat vraagt veel aandacht.”

Vertrouwen

Johns dagen zijn gevuld. Hij schildert, zet zich in voor de kerk en zorgt voor zijn pleegmoeder. Dat ook hij kwetsbaar is, weet hij: “Vorig jaar ben ik gestopt met motorrijden. Het risico was te groot. Als er iets met mij gebeurt, zit ze morgen in een tehuis. Dat wil ik niet.” Soms piekert hij: “Als ze maar niet valt. Ik kan haar moeilijk optillen. We hebben tegenwoordig een lift in huis, zo kan ze zelf naar boven.” Verbaasd dat ik ernaar vraag: “Wie haar haar opsteekt? Ik natuurlijk. Ja, elke ochtend.”
Behoedzaam informeer ik waarom John zelf niet getrouwd is. Eerst grapt hij: “Ik ben getrouwd met de schildersezel.” Later legt hij de situatie rustig uit: “Door de oorlog kan ik niet meer goed mijn vertrouwen geven aan een vrouw. Ik heb toen te veel gezien wat er mis kan gaan in een huwelijk. Hoe vrouwen kunnen zijn. Later in Holland zag ik de Hollandse meisjes, maar je staat toch anders tegenover een blanke vrouw. Als ik nu iemand zou ontmoeten… het hangt er natuurlijk van af hoe zij tegenover mijn levenswijze als mantelzorger staat.”

Als er geen oorlog was geweest

“Hoe laat is het?” vraagt mevrouw Rijckmans dwars door het gesprek. “Gaan we zo eten?” John zegt het. Ze praten door elkaar heen, ik kan het niet volgen, maar dat ze elkaar feilloos begrijpen is duidelijk. Tegen mij zegt mevrouw: “Ik eet weinig. De honger is op mijn leeftijd verdwenen. Dat is voorbij. Ik drink goed koffie en thee, ik slaap goed. Wat zeuren ze toch over het eten.”
John: “Als ik weer veertig kon zijn, zou ik bioloog worden op een onderneming in Indië. Weet u, als er geen oorlog geweest, dan was alles zo anders gegaan. Dan had ik mijn plicht gedaan tegenover de familie en een gezin gehad met zonen. Nu sterft deze tak Jonxis met mij uit. Maar ik aanvaard het. Soeda, het is voorbij.”

Praktische schrijftip

Wanneer u schrijven lastiger vindt dan vertellen, vraag dan een familielid om een aantal gesprekken met u te voeren. Vraag wel concreet: zeven of tien gesprekken van een uur. Dan is het gemakkelijke om ja  te zeggen. De opname van het gesprek kunt u hopelijk zelf uittikken. Gewoon bewaren kan ook. Zo heeft u toch het een en ander vastgelegd.

“Waar blank en bruin tezamen vloeid”

  Wie kan een foto als deze weerstaan? “Senèn Daëng Mapata, onze vergeten oermoeder” lees ik. De foto zat bij een mooi gedicht dat Wieke van Dorsser me stuurde. Nadenken over moeders is belangrijker dan we vaak denken. Wie was de moeder van uw moeder, en hoe was haar moeder?  Denken in generaties is de familie begrijpen

Hier is het gedicht.


Waar blank en bruin tezamen vloeid’

Waar blank en bruin tezamen vloeid’
Ontstond een nieuwe plant
Die diepgeworteld groeid’en bloeid’
Veracht door tweeërlei kant.

Statig strekte zij haar rug,
Hief zij trots haar bloemen op
Niets kon haar deren, zij was de brug
Tussen ’t blank en bruin getob.

Maar éénmaal spleet de grond uiteen
En scheurde in één slag
De sterke plant zo middendoor
Dat was een zwarte dag

Het ene deel kwam West terecht
Het andere deel bleef Oost
Aan beide groeiden worteltjes
Dat was misschien een troost.

Nu wordt het westelijk deel weer wit
Het oostelijk deel weer bruin
Maar beide behouden ze hun rechte rug
En ook hun trotse kruin!

Wieke van Dorsser

 

Praktische schrijftip

Als u opziet tegen een heel levensverhaal schrijven, dan kunt u proberen of korte stukjes gemakkelijker gaan. Misschien ligt het u om gedichten te schrijven, dat weet u pas als u het uitprobeert. Rijm erin is niet verplicht.

kleinzoon Dion: “In 2010 ging ik op zoek naar mijn roots”

Poublon

“Jogja, 2010”

Wat weten de kleinkinderen, als praten over vroeger moeilijk is? Dat antwoord geeft Dion, een kleinzoon op zoek naar informatie over zijn grootvader Ernst Poublon. Was er maar meer verteld, denk je, was er toch maar iets opgeschreven.


Ik ben Dion, kleinzoon van Ernst Poublon, KNIL-militair. Mijn overgrootvader is vermoord door Japanners waar mijn opa bij was en volgens mij is hij mede daardoor bij het KNIL gegaan. Of hij gevangen is direct na de dood van zijn vader of later, toen hij al bij het KNIL zat, weet ik niet zeker. Hij werd in ieder geval krijgsgevangen genomen en hij heeft aan de Birma spoorlijn gewerkt. Daar heeft hij veel verschrikkelijks gezien. Daarna is hij volgens mij bij Gadjah Merah gegaan.

Mijn opa is nooit meer terug gegaan naar Jogja. Hij heeft nooit naar het graf kunnen gaan. Een broer van hem uit Australië wist dat er een graf was maar niemand uit de Nederlandse kant is daar ooit geweest.

In 2010 ging ik op zoek naar mijn roots.

Zestien uur vliegen.
Drie uur in de trein vanuit Jakarta naar Bandung.
Acht uur in de trein van Bandung naar Jogja.

Poublon

“Mijn opa Ernest Poublon”

Tijdens die rit vertraagt de trein bij sommige bruggen met veel groen eromheen. Een vlinder vliegt naar mijn raam. Ik herinner me dat mijn Indische oma altijd zei: “als een vlinder bij je landt, dan zul je spoedig iemand of een oude bekende weerzien die je hebt gemist.”
Ik vroeg aan het meisje uit Bandung dat naast mij zat of dat iets typisch Indisch was. (Ik had geen idee of het Hollands of Indisch was.) Ze zei dat ze dat inderdaad zo was.

’s Avonds in Jogja aangekomen. Slapen. ’s Ochtends had ik het plan om het graf te gaan zoeken. Becak gepakt en gevraagd waar er een Christelijke begraafplaats was.

Op het kerkhof aangekomen vroeg ik of er een graf was met de naam Poublon. Ze brachten me naar drie graven naast elkaar, allemaal Poublon, maar van veel te nieuw marmer. Het moest een veel ouder graf zijn. “World War Two, KNIL,” zei ik. De man liep naar een oudere man die daar vroeger gewerkt had en soms kwam buurten bij z’n oude collega’s.

Ik moest met hem meelopen. Na een tijdje stopte hij tussen twee graven. Hij had een schep en begon gras weg te kappen, graven, de man was zeker over de zeventig en ik zie deze opa in de warme zon tussen z’n slippers met die 90 graden schep tekeer gaan en ik snapte niet wat hij deed….
Een tik. Hij veegt wat zand weg met sapo lidi en daar staat de naam van mijn overgrootopa: T. Poublon.
Kippenvel.

Zo lang reizen om in Jogja te komen en binnen één uur het graf vinden. Wat een toeval dat die oude man er was die dag en dat hij wist waar het was. Onder het gras.
Blijkbaar was hij degene die tientallen jaren geleden vanwege een nieuwe straat en bushalte het graf heeft moeten verplaatsen en hij wist nog waar het tussen gelegd was.

Ik weet niet zeker of dit een KNIL-graf was maar in mijn verhaal heb ik het altijd onthouden als het KNIL-graf.

Graag zou ik meer weten

Poublon

“Overgrootopa, mijn opa en een oom”

Graag zou ik meer willen weten over tijdlijnen en iets horen over andere verhalen. Beweegredenen.

Waren er twijfels, zeker bij wat getintere Indos zoals m’n opa? Ze voelden zich vast Nederlands maar vonden ze dat altijd nog.

Was er verschil tussen de blanke KNIL en mijn Indo-opa KNIL militairen? Ik wil nog zoveel meer weten.

 

 

 

 

 

Praktische schrijftip

Vragen over vroeger hebben we bijna allemaal. Het brengt rust en overzicht om die vragen genummerd te noteren. Elke vraag gaat over 1 onderwerp: een wat, een wanneer, een waar. Voor anderen is het dan gemakkelijker een antwoord te geven, en u weet zelf precies wat u nog wilt weten. Hoe duidelijker de vraag, hoe groter de kans op het antwoord.

Van Banda Aceh tot Jayapura met Cees Piket (83)

van Banda Aceh tot Jayapura

Cees Piket (83)  is een man met reiservaring, en lang verhaal kort: hij was reisbegeleider, hij volgde mijn cursus en nu is hij de auteur van Indonesië. Van Banda Aceh tot Jayapura. Hij kan wel tien boeken over zijn reizen schrijven, maar hier blijft het bij. (Vooralsnog)

Onthulling

Eerste onthulling: in het echt verliep de reis anders dan in het boek staat. Voor het boek was een aanpassing nodig: “Onze reizen gingen kriskras door Indonesië. Dan zaten we op Sumatra, dan weer op Sulawesie. Die volgorde heb ik in het boek aangepast. dus eerst  heb ik alles van Sumatra opgeschreven.”
Tweede onthulling: Cees wist niet dat hij zoveel wist. “Ik ging zitten en begon te schrijven en het kwam allemaal terug. Al die details. Welk jaar en welke dag en wat er  wanneer gebeurde. De ene herinenring haalt de andere op.
Cees was een van de gelukkigen die via een verloting van het maandblad Moesson een gratis deelname won. Dat had hij niet verwacht. “Nu moet ik het wel schrijven,” dacht hij. Want het zal het ene moment in zijn hoofd, terwijl hij het andere moment bepaald de lol er niet van inzag.

Hoe beginnen

Dus ja, hoe begin je zoiets?  Dat het over Indië/Indonesië zou gaan, wist hij zeker.
“Ik zit vanaf  mijn twaalfde jaar in het Indische circuit. Eerst op de middelbare school in Den Haag, en later omdat ik ook boeken ging verzamelen. En mijn vrouw is Indisch. Wij hebben samen als backpackers veel reizen gemaakt door Indonesië, Thailand, Maleisië, noem maar op. Dan ontmoet je anderen die waardevolle advies geven waar je moet zijn. Dat was nog de tijd van Lonely Planet.”

Reisleider

In het boek staan ook de ervaringen van Cees als reisleider. Veel anekdotes (rekening houdend met privacy) die het leesbaar en vaak geestig maken. Hij is het type doortastende leider, waar ze in Indonesie van kunnen schrikken. Voorbeeld? Wanneer een van ‘zijn’ reizigers een pijnlijke arm heeft, neemt hij de patient mee naar het ziekenhuis in Medan.

Bij de kamer van de dokter brandde een rood licht en een wachtkamer vol patiënten bleef lijdzaam wachten. Ik heb de deur geopend en er bleek niemand aanwezig. De gids was door mijn directe manier van handelen kennelijk zo van slag, dat ze alleen maar kon uitroepen “aduh Cees, ik bewusteloos van jou “. Ten slotte werden we naar het privéadres van de arts verwezen ergens in de wijk Polonia. De huis nummering in Nederland gaat in z’n algemeenheid als volgt. De even nummers aan de ene en de oneven nummers aan de ander kant van de straat.
In Indonesië werkt dat helaas niet zo, wat een gezoek van jewelste tot gevolg had. We kregen van de arts te horen, dat de foto geen breuk had uit gewezen en nadat hij het honorarium achteloos in zijn bureaulade had geveegd stonden we weer onverrichter zake op straat. Naderhand heb ik in Nederland nog meegekregen, dat er een scheurtje in het bot was geconstateerd en dat veroorzaakte de pijn.

 

Kinderen en kleinkinderen

Kan gebeuren, en het gebeurt.  Zo vertelt hij ook over inkopen doen, veteranenreizen en soms moeten laten zien wie er de baas is.
“Ik ben er bijna een jaar mee bezig geweest. Ik dacht, ik maak er een document van om aan de kinderen en kleinkinderen te geven. Dan laat ik het ook drukken omdat er zoveel werk in zit. Dat heb ik bij Probook laten doen. De buurman kreeg er lucht van dus toen was ik er meteen vier kwijt. Op de koempoelan in Zwolle hadden ze ook belangstelling. Bij elkaar ben ik er zo’n vijftig kwijt.”

Bestellen

Er zijn nog twee reisboeken over. De prijs is € 22,00 per stuk voor de drukkosten. De verzendkosten zijn € 6,15  .In totaal € 28,15 Belangstelling? Stuur me even een mailtje, dan zend ik dat door naar Cees. Als hij niet op reis is, reageert hij snel. Bij www.probook.nl zijn ook nog enkele exemplaren te bestellen.

Praktische schrijftip

Altijd leuk, een reisverslag. Hou tijdens de reis een klein dagboek bij in een notitieboekje. U schrijft op waar u bent, hoe de dag verliep en drie opmerkelijke voorvallen. Neem elke ochtend en avond een half uur. Wanneer u met uzelf afspreekt elke dag drie anekdotes te noteren,  dan zult u die gemakkelijker onthouden. “Ja, dat is iets voor mijn reisverslag.”

Oma Clara en de oude Boeloe-gevangenis

Boeloe-gevangenis

Rudy Hartung stuurde me een mooie herinnering aan het oude Indië. Zijn tante had hem verteld over zijn oma Clara, en zo kan het, dat Rudy nog weet wat er een paar generaties geleden in Semarang gebeurde. Hieronder zijn verhaal.


Aan de Boeloestraat ligt de Boeloe vrouwengevangenis.  Tante Troel heeft vaak hierover verteld.  Over mijn oma Clara die deze vrouwengevangenis regelmatig heeft bezocht. Het was voor de Japanse bezettingsjaren.

Je kunt je afvragen, waarom deed oma Clara dat? Gewoon, het waren bezoeken van liefdadigheid. Om samen met de vrouwelijke gedetineerden culturele en sociale activiteiten te doen. Zoals het samen zingen en wat te babbelen. Ook leerde zij de vrouwen het batikken en gingen zij samen gezellig batikken.

Een Javaanse vrouw vermoordt haar man
Van Tante Troel heb ik vaak het verhaal gehoord over een moordenares uit de Boeloe vrouwengevangenis. Een Javaanse vrouw die haar man had vermoord en het lijk voor enige tijd in een ton had bewaard. Maar de Javaanse vrouw wordt opgepakt. En de Javaanse vrouw wordt veroordeeld en in de Boeloe vrouwengevangenis opgesloten.
BoeloeEn dan maakt oma Clara kennis met deze Javaanse moordenares. En zij gaat samen met haar gezellig batikken. Samen zingen, samen babbelen of zo.
Op een dag vertelt die Javaanse vrouw aan oma Clara: zij heeft een probleem. Zij isbang om weer naar haar geboortedessa terug te keren na haar vrijlating. Was het uit verlegenheid? Of uit schaamte? Of uit angst?
Maar zij weet niet wat zij moet doen en waar zij naar toe moet als zij straks vrijkomt. Ik weet niet of de Javaanse vrouw kinderen had. Ik heb dat niet gehoord uit het verhaal van tante Troel.

Toen heeft oma Clara de Javaanse vrouw gevraagd of zij na vrijlating bij haar in huis wou werken. En dat is toen gebeurd. Na haar vrijlating wordt de Javaanse vrouw de kokkie bij oma Clara in huis aan de Boeloestraat. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend.

Kokkie hoort bij de familie

BoeloeOma Clara verhuist later naar haar ander huis, een huis in de buurt van de Gayamweg, en haar kokkie gaat ook mee. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend.

Mijn oma Clara overlijdt op 7 mei 1945. Het was zo tegen het eind van de Japanse bezettingsjaren. Maar kokkie bleef in het huis van oma Clara om voor tante Martha, tante Troel, Kees en Wanda te zorgen. Zij was een deel van de familie geworden. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend

Weer wat later, vlak na de oorlog zijn Tante Martha, Wanda en Kees voorgoed naar Nederland vertrokken en moesten voorgoed afscheid nemen van hun Javaanse kokkie.

Maar tante Troel moet nog in Semarang blijven en komt kokkie bij tante Troel in het huis aan de Andongweg op Tjandi Baru in Semarang. Zo ging het daar, het was vanzelfsprekend.

Zij zijn allemaal heengegaan

Mijn oma Clara
En haar lieve Javaanse kokkie
En mijn tante Martha en tante Troel
En mijn neef Kees en nicht Wanda
Daar ginds boven
Achter de hemel blauwe lucht
Hebben zij elkaar weer gevonden

Praktische schrijftip

Verhalen over de oorlogstijd kunnen vaak moeilijk zijn. Misschien kunt u er een weg in vinden door kleine herinneringen op te schrijven. Over het contact tussen mensen, en waar u houvast en hoop vond. Dat telt ook mee.

Gratis workshop levensverhaal schrijven

De tijd gaat snel…
staat uw levensverhaal al op papier?
Gratis Workshop Levensverhaal schrijven

Bent u er klaar voor om nou eens écht uw levensverhaal op te schrijven? Of dat van uw vader of moeder? Want dan ligt het tenminste vást, voor nu en voor later.

Heeft u ook genoeg van het steeds uitstellen naar morgen? Of van piekeren over hoe u zoiets nou moet beginnen? Stellen de kleinkinderen al vragen? Bent u er klaar voor nu dat mooie levensverhaal op te schrijven, nu het nog kàn?

U kunt ook voor uzelf schrijven, en dat mag best. Schrijven is terugkijken op alles wat geweest is en dat benoemen. Hoe het werkelijk voor u was. De moeilijke tijden en de fijne tijden. Hoe u bent geworden wie u nu bent. Dat geeft innerlijke rust.

Lees verder over de workhop: klik en lees

Op die pagina kunt u zich ook opgeven.
De workshop is voor u geschikt als u:
  • nieuwsgierig bent naar hoe je een levensverhaal schrijft
  • levenservaring heeft
  • u vaag denkt: mijn eigen verhaal… dat van mijn vader of moeder…

En wanneer is het niks voor u? Wanneer u morgen voor tien maanden op wereldreis gaat, als u elke dag hoofdpijn heeft van de drukte, als u denkt ‘we leven nu en vroeger is voorbij’.

De ideale vooropleiding  is: levenservaring.

Meer niet.

Als u na de workshop denkt, bedankt en tot ziens, dan is dat ook goed. Ik hoop wel dat u me een mailtje stuurt als uw levensverhaal af is, dan ben ik een blij mens. Want ik zeg het nog maar eens een keer: hoe meer Indische boeken er in Nederland zijn, hoe beter.

(Maar u kunt ook uw levensverhaal helemaal voor uzelf schrijven, dat in een envelop doen en er een papier op plakken met de tekst: “pas openen 50 jaar nadat ik naar de hemel vertrok”.)

Aanbieding met korting

Wat ik alvast wil verklappen: aan het einde van de workshop doe ik een aanbieding met korting. Dan zakt de prijs van de jaarcursus Levensverhaal Schrijven dus. Die korting is beperkt geldig, dus dat kan nuttig zijn om te weten.
Misschien zet u nu alvast een streepje bij zondag 3 maart, 20.00 uur. Dan beginnen we. Ik hoop dat u erbij wilt zijn.
Heeft u de pagina gelezen en zijn er nog vragen? Mailen staat vrij:

[si-contact-form form=’5′]

“Ik heb nog duizend-en-één recepten van mijn oma”

Indische recepten

De Locomotief, 15 mei 1873

“Ik heb nog duizend-en-één recepten van mijn oma zoals besengek, tangkar, rendang, kentang balado enzovoorts enzovoorts,” mailde Franceska van Heije-Neys. Ze stuurde er twee, met gebruiksaanwijzing en informatie over haar grootmoeder. Geen foto. Maar toch een vrouw die indruk maakt.

Zij vindt blanke mannen niks aan

Dit verhaal gaat over mijn overgrootmoeder. Haar naam is Saila, een (volgens zeggen) mooie inlands vrouwtje dat geboren was in het nog mooie en vredige Batavia, bij Kebon Katjang (naam van de wijk). Een douanebeambte, een Belg, maar hij werkte wel voor het Nederlandse Gouvernement, is verliefd op haar. Zijn naam is de heer Albert Verdoorn. Hij doet heel veel moeite om met haar te kunnen omgaan ofwel eerst kennismaken. Maar zij was koppig en vindt blanke mannen niks aan. Zij had ook gezegd toen hij bij haar kwam voor visite: “Laat jij maar de laatste man ter wereld zijn, dan wil ik nog niet met jou. Nooit!!”

Maar ja, wie zijn wij eigenlijk? Als God dat al voorgeschreven heeft in ons levensboek dat we met een persoon samen ons leven door moeten gaan, dan gebeurt het ook toch?

Dus, in het kort kan ik zeggen dat de liefde begint bij haar ook te bloeien.

Ons gevoel gebruiken

Saila trouwde en kreeg vijf mooie kinderen, vier meisjes en een jongen. Zij was een ijverig, koppig, zelfstandig vrouwtje dat heel erg goed was in de keuken of compositie maken voor homeopathische middelen tegen ziekte.

Haar recepten zijn bij mij goed bewaard en allemaal zonder hoeveelheden benodigdheden. Zij zei altijd tegen ons: “Allemaal dat koken en medicijn maken moeten we ons gevoel gebruiken, er is geen zoveel gram dit of een thee lepeltje dat. Gewoon alles gooien met mate en dan moet je proeven, wat je vindt te weinig is dat erbij doen. Ook met medicijnen. Alles fijn maken, venkelolie erbij of eucalyptus olie of soms wel kokos olie, even verwarmen met een pannetje, niet te lang, een paar seconden maar en dan wrijven en drinken.”

Mooie gouden sieraden

Dankzij dat ze getrouwd was met Verdoorn, werd ze in de kampong ook betiteld als njai. Njai betekent bijvrouw van een blanke man. Ofschoon dat mijn overgrootopa nooit weer getrouwd was met een ander vrouw. Als inlands vrouwtje, draagt ze ook kebaja met saroeng, liefs van Pekalongan. En dat koopt mijn overgrootopa ook altijd voor haar bij Pasar Tanah Abang samen met zijn lieve vrouwtje natuurlijk. En dan als dankbaarheid voor haar liefde tegen hem plus een goede verzorging, koopt mijn overgrootopa af en toe mooie gouden sieraaden. Kortom, ze zijn gelukkig getrouwd.

Middel tegen hoest

sereh

sereh

Ik schrijf hier een homeopathisch middel tegen hoest: water, tamarinde en Javaanse suiker (goela jawa). Allemaal koken tot je de suiker en tamarinde zuur goed kan proeven, vijf minuten laten borrelen, laten afkoelen en dan drinken. Ook een middel tegen reumatiek of kou gevat: maakt gember fijn of kan ook raspen (een beetje veel), een beetje Javaanse suiker, een paar kruidnagel, kaneel, sereh (citroengras) en water.

Soto ajam

Kook de kip tot lekker zacht en dan ga je de vlees klein plukken, opzij doen.

Fijn maken: sjalotjes, knoflook, gember, een beetje peper, terasie, een beetje koenjit. Bakken met een beetje olie alle bovengenoemde ingrediënten, als het al geurig is doe daoen jeroek poeroet, sereh, salam blad en dan weer roeren tot alle blaren slap zijn geworden. Giet kiep bouillon in, de kip en dan roeren. Doe wat Maggiblok, suiker en misschien een beetje zout. En proeven, wat vind je, te weinig moet je zelf weer in doen. Geserveerd met gesneden lente uien, gesneden gekookte ei en emping.

Sambal Bajak

Tomaten (een stuk of 3) klein snijden, sjalotjes, knoflook, terasi, een beetje ketoember, daoen jeroek poeroet (veel) en daoen salam. Allemaal lekker bakken met hete olie. Als het al geurig is doe de sambal oelek erin, roerend. Als het hele beslag al een beetje dik is doe wat kokosmelk of melk in beetjes bij beetjes (glaasje is genoeg). En dan doe suiker in, Maggiblok en misschien nog wel een beetje zout (eerst proeven). Door roeren tot dat een dikke massa wordt. Haal uit het vuur, laten afkoelen en dan kan je in flessen doen.

Franceska van Heije-Neys

Praktische schrijftip

Herinnert u zich iets wat u als kind graag at? Schrijf dat op. Sluit uw ogen en probeer te herinneren: hoe het smaakte, waar u het at, wie het maakte en hoe u zich na het eten voelde. Neem de tijd: u zoekt informatie van zintuigen.

“‘hoe heb je Nederlands geleerd’, en dan zei ik altijd ‘aan boord'”

Gymzaal HBS te Semarang (Wikimedia Commons/Tropenmuseum)

Een klein berichtje op Facebook trok mijn aandacht. Fred Flohr over zijn jeugdherinneringen: “Ze lieten me op de HBS links liggen, maar – wat een wonder – leerlingen uit het ruige Westkapelle namen het voor me op.” Daar zit een verhaal achter, dacht ik. Hoe zat dat? Fred vertelt.

Heimwee naar Indië

“We kwamen in 1952 naar Holland. We hadden ons ingeschreven voor Gelderland, maar we werden in Zeeland geplaatst. Daar ging ik naar de HBS. Ik was 15 jaar, zat in de pubertijd en ging onderdoor aan heimwee naar Indië, zoals wel meer mensen toen.”

Die “we”, dat waren: zijn vader, moeder en hun drie zoons. Fred was de middelste. Het gezin reisde met slechts twee koffers en een persoonlijke geschiedenis die zwaar woog. “Mijn vader was niet onbeschadigd uit krijgsgevangenschap gekomen. Hij is in Singapore bevrijd, daar was hij door de Japanners op de kampafdeling gelegd om te sterven. Hij had beri beri. Toen hij begon te hikken, lieten ze hem liggen. Dat was hun manier om met deze zieken om te gaan, heeft mijn vader me verteld.”
“De Engelsen hebben die mannen opgekalefaterd en toen moesten ze terug in hun KNIL-uniform. Ik herinner me dat hij in uniform afscheid van ons nam. Na vier jaar kwam hij terug.”
Moeder en de kinderen hadden intussen de Bersiaptijd doorstaan. “We zaten in Semarang. Daar sliepen we met een rugzak om op de grond, als er in de naaste omgeving gevechtshandelingen waren. In vluchttoestand.”

Niet zeuren maar doen

Die herinneringen reisden mee. Het gezin kwam in een contractpension in Middelburg.

“Mijn vader was van Duitse afkomst. Henrich Reinhardt. Zijn instelling was: niet zeuren maar doen. In Nederland heeft hij allerlei baantjes aangepakt, wat er maar was, van brandwacht tot suppoost in een museum. Maar hij heeft niet lang geleefd hier. Toen stond Noes, mijn moeder, er alleen voor. ”

Op de achtergrond

En zo kwam Fred van vijftien jaar dus op de HBS. Dankzij het goede onderwijs in Indië kon hij gemakkelijk meekomen. Omgaan met de klasgenoten was iets anders. Fred hield zich op de achtergrond: “We hadden Ferry in de klas, dat was een Middelburger die was de grote ster.” Maar toch trok Fred de aandacht. “Ik zag er anders uit dan de rest, ze vonden me een vreemde snoeshaan. Ik voelde me niet op mijn gemak in die HBS. Er waren ook die vragen van ‘hoe heb je Nederlands geleerd’, en dan zei ik altijd ‘aan boord’.
Ze lieten hem ook links liggen. Je hoort er niet bij, was de boodschap. Oop een dag gebeurde het onverwachte: “Ik werd in bescherming genomen door leerlingen uit het ruige Westkapelle. Ze gingen me om heen staan. Kort erna ging ik naar een andere HBS, in Vlisssingen. Die lag me beter.”

Poekoel toeroes

Het is terugblikken op een tijd die ver weg is, maar toch, wanneer je erover praat en nadenkt, komt alles weer terug.

Nu is Fred gepensioneerd na een goede baan. Hij schildert, hij schrijft haiku’s en hij speelt in een eigen band. Poekoel toeroes, zegt hij. Alsof het vanzelf spreekt, zoveel doorzettingsvermogen te hebben.

 

Praktische schrijftip

De vraag naar waar u Nederlands heeft geleerd, heeft u misschien ook gekregen. Het is een pijnlijke klassieker. Schrijf eens op hoe het voor u was, wie de vraag stelde, wat u antwoordde en hoe dat voelde. En als u zegt: ‘Dat soort voorvallen weten we toch al’, dan zeg ik: ‘Uw persoonlijke ervaring telt óók mee.’

Ga naar de bovenkant