indische verhalen

Waarom de voormoeder soms een moordenares was

voormoederVoormoeders zijn helemaal hip, en daar zit iets goeds in. De aandacht voor de vrouwen die lang minder tot niet zichtbaar zijn geweest. Dan hoop ik ook op werkelijke aandacht, in de diepte en in de breedte, zodat we de beste kans maken om voormoeders te leren kennen.
Dus geen idealisering met terugwerkende kracht.

Ik zet een grote stap terug naar de negentiende eeuw. Een tijd vol ontwikkelingen in Indië.
De technologie verandert het leven.
Telefoon en telegraaf komen op.
Het Suezkanaal verkort de bootreis van Nederland naar Indië, mede hierdoor reizen meer Nederlandse vrouwen naar Indië. Zij nemen Nederlandse normen en waarden mee.

In de koloniale romans uit die tijd zijn dergelijke reizen vaak beschreven. Vaak is de Hollandse vrouw met de handschoen getrouwd, om daarna naar de aanstaande echtgenoot te reizen. Dat leidde bepaald niet altijd tot een ‘ze leefden nog lang en gelukkig.’
Het gebeurde bijvoorbeeld dat de Hollandse vrouw voorkinderen van haar man aantrof: kinderen die hij had gekregen met een inheemse vrouw, zijn huishoudster, een njai. Zij bezat geen wettelijke rechten, ook niet over haar kinderen. Hun Europesevader besliste wat er met haar en hun kinderen gebeurde.
Wat vond zij daarvan? En wat vond de nieuwe vrouw ervan?

Echt gebeurd of niet

Even pas op de plaats.
Het is altijd riskant om uit de literatuur een historische werkelijkheid te halen. Want: een roman is per definitie fictie, verzonnen. Toch is het een bron van informatie, lezers en lezeressen herkenden vaak het leven dat zij leidden, of ze wisten: zo gaan die dingen.
Dus met alle voorzichtigheid die bij het lezen hoort, blijkt dat de njai niet altijd willoos was, niet altijd een passief slachtoffer. Vooral de koloniale romans laten ons een interessante kant van de njai zien. Ze kon ook boos zijn. Laaiend van woede en wraakzucht. En daar kwam aktie uit voort.

Gif ingeven

De schrijfster Annie Foore publiceerde in Indische huwelijken (1887) het verhaal ‘Geketend’. Hierin vergiftigt Marie de man met wie ze samenwoont en met wie ze kinderen heeft. De reden: ze heeft gehoord dat Henri – zo heet hij – de kinderen van haar wil afnemen en naar Nederland sturen. Zij moet dan maar zien waar ze blijft. Marie beseft dat ze dan haar kinderen voor altijd kwijt zal zijn.
Dus ze bedenkt een oplossing.
Ze geeft Henri gif in. Niet zomaar gif, maar precies dat gif dat nodig is om een koorts te verwekken.
Tijdens de koorts trouwt hij met Marie – dat heeft ze zo weten te regelen. Nu heeft ze wettelijke rechten.
Henri knapt op. Wanneer hij ontdekt wat er is gebeurt, is hij natuurlijk woedend. Te laat.
Marie is verder niet de meest sympathieke vrouw (zacht uitgedrukt), maar deze gif-episode is opmerkelijk invoelbaar uiteengezet. Elke lezeres, met of zonder kinderen, zal gevoeld hebben: als het om je kinderen gaat, doe je alles voor ze.

Of dit helemaal verzonnen is? Vermoedelijk niet. Er waren gevangenissen speciaal voor inheemse vrouwen, het Koloniaal Verslag noemt soms gifmoorden en er verscheen een grote hoeveelheid literatuur over vergiftigingen. Het moet een typisch Europese angst zijn geweest. De vrouw met wie je samenleefde, kon zomaar wat in je eten doen. Merk je zoiets?
Neen, niet altijd.
Of wel, wanneer het al te laat is.

Bamboe

Thérèse Hoven schreef in Vrouwen lief en leed onder de tropen (1892) over een boze njai, een voormoeder, die wegens wegzenden besloot wraak te nemen. Geen gif, maar het toedienen van bamboevezeltjes. Die vermorzelen langzaam de ingewanden. En zo gebeurde het ook.
Thérèse Hoven bouwt het mooi op. De Hollandse Nelly krijgt uitleg van haar echtgenoot Theo waarom de kokki toch zo vrijmoedig is:

‘Theo, je wilt die vrouw toch niet meer recht geven dan mij, de sleutels komen mij toe en niet haar, ik wil meesteres zijn en ik sta er op, dat je ze aan haar terugvraagt.’
‘Mijn hemel, begin-je nu al weer scènes?’ begon hij op knorrigen toon, ‘Als je wist, hoe rustig ik het gehad heb, terwijl je weg waart. Wees toch verstandig en schik je in de omstandigheden. Als de huisvrouw er niet is, neemt een der Javaansche vrouwen altijd zoolang haar plaats in en dan kan men haar maar zoo dadelijk niet weer als een meid gaan behandelen. Dat moet langzamerhand geschieden, zoo’n mensch is dan wat verwend en het kan soms gevaarlijk worden, als men daarin te plotseling een verandering gaat brengen.’
‘Gevaarlijk?’ vroeg Nelly verbaasd, ‘hoe zoo?’

Ja, Nelly weet van niks. Dat is duidelijk. Theo weet van de hoed en de rand en hij vertelt haar:

‘Wel, je weet toch hoe rijk de Indische plantenwereld is aan schadelijke middelen, welke toegediend kunnen worden zonder dat men er ooit
iets van bemerkt. Onze kokki nu is een Madoereesche en deze zijn van nature reeds wraakzuchtig, pas dus op, dat je haar boosheid niet gaande maakt en ze je uit jaloerschheid geen poets speelt.’
‘Uit jaloerschheid, wat meen je daarmee? Wat voor reden zou zulk een Javaansche vrouw hebben om jaloersch op mij te zijn? Er bestaat tusschen haar en mij toch een te groote afstand, zou ik denken.’
‘Nu ja,’ hernam Theodoor wrevelig, ‘dat is nu wel zoo, maar terwijl je weg waart, is ze wat over ’t paard getild en was ze hier de huishoudster. – Als je wat langer in Indië waart geweest, zou-je dit begrijpen en niet zulke domme vragen doen.’
Op eens ging de arme Nelly een licht op en hetgeen haar man nu zeide in verband brengende met zijn brief, begreep ze thans maar al te goed, welke rol kokki gespeeld had. Ze gevoelde zich onbeschrijfelijk vernederd bij het denkbeeld, dat dit bruine wezen in haar huis meer rechten had dan zij en in een hevig snikken uitbarstende, riep zij smartelijk uit: ‘Als dat zoo is, dan kan dat mensch mij geen grooter dienst bewijzen, dan mij een van die middelen, waarover je straks spraakt, toe te dienen, want zoo kan ik niet blijven leven. Liever dood, liever vergeven dan op die manier hier in huis te zijn.’

Aïma heeft geen aanmoediging nodig. Van een wanhopige Hollandse vrouw trekt ze zich weinig aan. Ze gaat over tot handelen. Het merkwaardige is, dat Thérèse Hoven dit zo precies beschrijft, dat alle lezeressen wisten hoe het moest. Zij konden het nu ook:

Uit vrees, dat het ontdekt zou worden, als zij een krachtig middel nam, had zij ’t vergif gebruikt, dat het langzaamste, doch tevens het zekerste werkt, nl. de fijne vezeltjes der bamboe. Deze verteren niet en veroorzaken langzamerhand een doodelijke maagkwaal. Dagelijks had ze een kleine hoeveelheid daarvan in de rijst gemengd, hopende dat de njonja blanda (blanke mevrouw) er ook van eten zou. Daar Nelly echter niet van de rijsttafel hield, was zij gespaard gebleven.
Ze dacht dat het middel nu reeds zooveel kwaad had gedaan, dat Theodoor wel spoedig sterven zou en, daar ze bang was met de politie in aanraking te zullen komen en bovendien genoeg van de soesah had, was ze besloten nu ook zich zelf en haar jongen van ’t leven te berooven.

Theodoor sterft inderdaad. De voormoeder heeft haar wraak genoten. En de lezeressen hadden iets nieuws geleerd.

Sympathie

Zo zijn er meer damesromans. Koloniaal, dat zeker. Maar ook wijzen ze ons op aspecten van de njais, de voormoeders, die nu op de achtergrond lijken te raken. Ze waren niet altijd slachtoffer van machtsongelijkheid.  Ze waren ook vrouwen die soms bewust en weloverwogen overgingen tot moord.
En er zijn oude damesromans die daarvoor sympathie en begrip vragen aan de lezeressen van toen – en dat vermoedelijk ook hebben gekregen.

Schrijftips
Zijn er in uw familiegeschiedenis mannen die toch nog onverwacht naar de hemel vertrokken? Misschien werden ze erheen gestuurd. Kijk eens naar de jaartallen van overlijden. Daar kan een verhaal over een voormoeder in zitten. Schrijven is vaak ook: uw fantasie laten werken met feiten. Daarna het hoe-en-wat gaan uitzoeken. Daarbij help ik u graag. Zullen we een gratis overleg-telefoonafspraak maken? Klik hier voor contact (er opent een nieuwe pagina).

Hoe Zwarte Sinterklaas in Indonesië kwam

zwarte SinterklaasWe gaan naar 1957 en dat is helemaal niet lang geleden. Misschien was u er toen al. Uw ouders zeker wel, neem ik aan en wie van de familie zat toen nog in Indonesië? Zij weten hoe Zwarte Sinterklaas in Indonesië kwam.

Vooral bij jongeren kom ik soms het idee tegen dat met de onafhankelijkheid in 1945 er van het ene moment op het andere een nieuwe situatie ontstond. Hopla, de Nederlanders in Nederland en de Indonesiërs in Indonesië.

Maar zo was het niet.

Blijvers

Er waren blijvers. Uit nood, degenen die geen toegang kregen tot Nederland. Uit keuze, omdat ze bijvoorbeeld in dienst waren van Nederlandse bedrijven. Die droegen belangrijk bij aan de Indonesische economie.
Die overgangstijd fascineert me. Er lijken twee werelden tegelijkertijd te bestaan. Nog altijd de bubble van de oude koloniale tijd, en de groeiende aanwezigheid van het nieuwe Indonesische tijdperk.
Een oude peranakan vriendin vertelde me eens over de moeilijke tijd die zij als Chinees doormaakten. Nergens echt veilig. “Daarom gingen we naar Nederland,” zei ze. Niet van harte.

December

En toen kwam december 1957.
Er was al een anti-Nederlandse sfeer, ook omdat Indonesië wel en Nederland niet over de kwestie Nieuw-Guinea wilde overleggen.
Op 1 december was er een aanslag op Soekarno.
Op 3 december 1957 namen werknemers van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) in Jakarta het bedrijf over.
Nederlanders werden geweigerd in het openbare leven.
Op 5 december moesten bedrijven een ‘akte van overdracht’ aan het Indonesische leger tekenen. Overdracht betekende: alles kwijt.
Het leger nam ook banken over.
Zo is de bijnaam ontstaan: juist op 5 december, wat destijds een traditionele pakjesavond was, en nu een duistere, donkere dag was geworden.

Zwarte Sinterklaas leidde tot een uitstroom van bijna 50.000 Nederlanders.

In de krant

Eind december 1957 schreef De Volkskrant er een groot artikel over met koppen:

  • Grootste struikroverij der wereldgeschiedenis
  • Cultuur-ondernemingen in Indonesië zijn volledig verloren
  • Plantersgezinnen in onzekerheid

Zo begon het artikel:

„Ik ben niet bevoegd tot het overdragen van mijn functie. Ik maak bezwaar tegen deze gang van zaken en ik teken deze overeenkomst, mij eenzijdig en onder dwang opgelegd, onder protest.” De Nederlander buigt zich over de „akte van overdracht” en tekent- Een Indonesische kapitein knalt de hakken tegen elkaar en brengt de akte naar de nieuwe beheerder van het Nederlandse bedrijf, een zenuwachtige jongen, op de punt van zijn stoel gezeten. De pers schrijft en fotografeert. Er zijn getuigen, de politie is er, evenals het binnenlands bestuur.

Zo gingen en gaan hier nog steeds Nederlandse bedrijven over in Indonesische handen. De formaliteit lijkt op een operette en dan nog wel een slechte. Het wordt hier tot in den treure herhaald en de ambassadeurs van Indonesië vertellen het overal ter wereld: „We nationaliseren niet, we onteigenen niet, We nemen slechts tijdelijk het beheer over.”
Dan volgt, op de vaste vraag: „Hoe lang is tijdelijk?” het vaste antwoord: „Totdat Nederland Irian aan ons heeft overgedragen”.

Irian, dat was Nieuw-Guinea.
Als je het zo leest, denk je: kan dan zomaar, bedrijven onteigenen, van de wettelijke eigenaar afnemen en aan iemand anders geven?
Ja, wanneer de overheid en het leger samenwerken. Wanneer er een tijd lang een onderliggend gevoel van weerstand is gegroeid tegen alles en iedereen dat Nederlands was gebleven in dit nieuwe land.
Enerzijds kan ik er rationeel wat begrip voor opbrengen.
Anderzijds gaat mijn hart als altijd uit naar de mensen die het getroffen heeft. Vaak families die generaties lang in Indië woonden, daar thuis waren, geen kwaad in de zin hadden. En dan opeens, BAM, je moet weg. Hup naar Nederland waar ze je vragen hoe het kan dat je zo goed Nederlands spreekt. En hier is het veelal opnieuw beginnen.

Een hele tijd geleden was ik bevriend met een oudere Indische heer – ja, oude stempel, heerlijk – die een drukkerij had bezeten. Een levenswerk waarin hij vele jaren werk had gestopt, uit liefde voor het vak. Hij kon mooie technische verhalen vertellen waar ik als schrijfster graag naar luisterde. Want drukwerk interesseert me.
In zijn verhalen kwam ook altijd dat ene heel droevige. De dag dat hij weg moest uit Indonesië. Hij begreep het nog niet, kón het niet begrijpen.
Hier kwam hij op kantoor terecht.
Een ander leven. Niet zijn keuze, maar hij heeft de rest van zijn lange leven zijn rug recht gehouden, zoals velen van de Eerste Generatie.

Schrijftips
Heeft u herinneringen aan de jaren 1950 in Indonesië, of zijn er die herinneringen in de familie? Probeer een tijdlijn van die periode op papier te zetten. Chronologisch. Voeg ook de gebeurtenissen uit de tijd toe. Dan ziet u een samenhang. Dat alleen al is een verhaal, en het wordt groter en belangrijker als u persoonlijke ervaringen kunt toevoegen.
Wilt u daar eens verder over praten? Dat kan. U kunt een telefonisch overleg-gesprek boeken via mijn digitale agenda: klik hier en kijk hoe het werkt. (er opent een nieuwe pagina)

Zo interviewt u een familielid die dat eigenlijk niet wil

hoe interview ik mijn familieEn weer hoort u het: het nee van een familielid dat meer weet dan u, maar geen interview wil doen. Nee heeft veel vormen:

  • Het is al zo lang geleden waarom zou je er weer over beginnen
  • Ik weet niets meer
  • We leven nu, hoor
  • Je hoeft dat allemaal niet op te schrijven

Dat Nee is soms een Nee, wanneer het een deksel is op een diep put vol pijn. Dan is zwijgen het beste. Het is aan u om aan te voelen of dit nee een deksel is, of eigenlijk iets anders.
Want er zijn ook familieleden die wel met u willen praten, maar zich onzeker voelen door het woord interview. Want hoe moet dat als ze geen antwoord weten? Wat gebeurt er met wat ze aan u vertellen, weet straks heel Nederland wat er in de familie gebeurde?

Ja

Een ja is gemakkelijk. Er zijn familieleden – vaker wel dan niet 80plussers – die vrijuit spreken. U mag het gesprek opnemen, u mag ze filmen, u mag van alles.
Niet iedereen kan dat.
Of durft dat.

Het is dus aan u, om het interview gemakkelijk te maken. Dat is fijn voor uw familielid en fijn voor u, want zo komt u aan informatie voor het verhaal dat u aan het schrijven bent.
Hiervoor heb ik drie tips.
Maar, alles in het redelijke. Een familielid is geen automaat vol informatie, maar een mensch met gevoelens. Dus daar gaat u rekening mee houden.

Tip 1: geen interview, wel gesprek

Het woord interview kan vooral bij ouderen een zekere beklemming oproepen. Enerzijds willen ze goed doen, anderzijds ervaren twijfel over wat ze nu eigenlijk echt te zeggen hebben. Ja, dat is bescheidenheid.
Wat u dus doet, is niet spreken over een interview. Heeft u dat al gedaan, dan telefoneert u vandaag nog om te zeggen dat het natuurlijk geen echt interview is maar een gewoon gezellig gesprek samen. Dat stelt gerust.
Mailt iemand mij om eens te komen praten, dan vind ik dat leuk.
Bij een interview ben ik waakzaam.
U weet nu meteen waar u het meeste aan gaat hebben.

Tip 2: de genummerde vragenlijst

Voordat u gezellig gaat praten, stuurt u een genummerde vragenlijst op. Maak die gemakkelijk, en begin met eenvoudige vragen waarvan u zeker weet dat uw familielid het antwoord heeft.
Daarna komen de wat moeilijker vragen, over gebeurtenissen. Dat zijn de vragen die meestal beginnen met Hoe.
Maximaal tien vragen, alles op 1 A4tje, en met ruimte tussen de vragen zodat uw familielid met de pen aantekeningen kan maken. Zo komen herinneringen op gang. En het menselijk brein zit zo in elkaar, dat het een lijstje af wil maken, dus alle tien de antwoorden wil vinden.
U houdt zich vanzelfsprekend aan de vragen. Wanneer u dat doet en u spreekt ook uw waardering uit, dan verdient u daarmee uw tweede gesprek. Ook daarvoor kunt u weer vragen opsturen.
Die waardering uit u na het gesprek en ook in een brief erna. Zo laat u zien dat brieven van u iets prettigs zijn.

Tip 3: naar de wc

Het kan zo zijn, dat u tijdens het gesprek opeens iets hoort waarvan u denkt: dat wist ik niet, en hoe onthou ik het, straks ben ik thuis en dan weet ik het niet meer.
De oplossing is eenvoudig. Vertrek naar de wc en maak daar aantekeningen, ofwel in uw telefoon ofwel op een klein notitieboekje.
Daarna vervolgt u het gesprek.

Dit hoort er ook bij

Wat ook bij het gesprek hoort, is dat u heel duidelijk bent over wat u met de informatie gaat doen. U komt, dat vertelt u vooraf, vermoedelijk om de familie beter te leren begrijpen. Voor uzelf maakt u er een verhaal van. En dat gaat waarschijnlijk ook naar de familie. Wanneer u zegt: ‘Ons familieverhaal wordt een bestseller, dat gaat de hele wereld lezen’, dan vertelt niemand meer wat.
U belooft ook dat u de tekst voorlegt, waarin u iets van het gezegde gebruikt.

En als u toch die bestseller wilt schrijven? Dan wordt het een roman. Daarmee kunt u met uw fantasie alle kanten uit. Maar een oorspronkelijk familieverhaal, dat kan dan niet meer. Want zoiets is een beetje van de gehele familie, en op familie wilt u zuinig op zijn. Zeker, het is uw verhaal, maar ook uw familie. Zoiets is dus schipperen tussen wat kan en wat niet kan.

Schrijftips
Op een dag, misschien nu al, bent u de oudere in de familie. Wat moeten jongere generaties weten? Misschien kunt u eenvoudig beginnen met jaartallen en namen op te schrijven. Daarmee kan een digitaal begaafd kleinkind weer verder. Of, en dat is spannender, u vraagt iemand van een paar generaties verderop, om met u een gesprek (of interview) te doen over uw leven of over de familie. In ruil vraagt u de tekst van het gesprek op papier. Dan heeft u een mooie basis om verder te werken. Daarbij help ik u graag, klik hier om meer te lezen over persoonlijke schrijfcoaching. (pagina opent nieuw venster).  Dan staat straks ook uw verhaal op papier.

Wat de Nederlandsch-Indische Radio Omroep (NIROM) uitzond

NIROM
Het is Pinksteren 1941, met op zondag 1 juni de eerste Pinksterdag en – inderdaad- op maandag 2 juni de tweede. Wat zendt de Nederlandsch-Indische Radio Omroep uit?

Ja, dat vroeg ik me af.
Er is van de NIROM helemaal niet zoveel bewaard gebleven als we zouden willen. Stemmen uit en over Indië, over cultuur, sport en over de actualiteit, en daarover viel in 1941 best het een en ander te zeggen.
Dat je denkt: alleen al voor het nieuws kan de NIROM 24 uur per dag en 7 dagen per week uitzenden.
Maar zo zat dat niet.

NIROM-bode

De maand ervoor, in mei 1941, had de omroep een onderzoek gehouden onder de 50.000 abonnee’s van de NIROM-bode. De Indische Courant publiceerde de uitslag en uitte meteen kritiek op het geringe aantal reacties: slechts 14.966 antwoorden kwamen. En dat, schreef de krant nog: “terwijl het aantal verplichte aansluitingen bij de Nirom meer dan 100.000 bedraagt.”
Hoe en wie en wat kostte dat?
Het staat er niet bij.
Uit de inhoudelijke kritiek blijkt dat de Indische Courant vond dat de NIROM een beschavende taak had met de radio-uitzendingen:

Ons tot enkele algemeene opmerkingen bepalend, valt er op te wijzen, dat het laag bij de grondsche amusement als Wie of wat is dat? en De bonte hond veel belangstelling vinden!
Hoe willekeurig en niet de minste houvast biedend de uitspraak van een dergelijke enquête is, met een onvoldoende deelname blijkt b.v. uit het lage percentage dat Beb Vuyk haalde.
Met de veroordeeling over Hawaiian en Jazz-muziek uitgesproken kunnen we echter instemmen.
Verder leidt het resultaat tot de conclusie, dat de Niromleiding nog heel wat kan doen om den smaak van de luisteraars op hooger peil te brengen; dat er zeer veel aan ontbreekt, bewijst juist dit programmaonderzoek, en hoezeer de Nirom totdusver is tekort geschoten!

Ja, beschaving, daar is toujours een blijvend tekort aan. Nu ook weer.
Maar op het einde van het bestaan, toen de Jap al in Indië was, toen bleek de NIROM een baken van morele kracht en inspiratie. Nog een week werd er uitgezonden, met het Wilhelmus erbij. Drie omroepmedewerkers werden hiervoor geëxecuteerd, lees ik. Hun namen: J.P.J.W. Kusters, N. van der Hoogte en V. Kudding.
https://nl.wikipedia.org/wiki/NIROM

We gaan naar juni 1941. Hieronder volgt het programma voor Pinksteren. Ach, wat had ik graag meegeluisterd. Was alles maar bewaard gebleven, we begrijpen niet altijd hoe belangrijk het gewone en alledaagse is. Maar dat is het wel. Schrijf dus op wat u nog weet- voor degenen die na ons komen. Ik help u graag.

Radio-programma’s
ZATERDAG
NIROM

Batavia I 121 M.
(Wereldomroep 19.45—20.45 op 15.48 M.)

6.01 Luchtige grammofoonmuziek —
6.15 Muzikale gymnastiekles —
6.30 Nieuwsberichten —
6.15 Vervolg luchtige grammofoonmuziek —
7.01 Licht concert —
7.30 Nieuwsberichten (herhaling) —
7.40 Vervolg licht concert —
8.00 Sluiting —
11.01 Potpourri’s —
11.10 Serieuze soli —
12.00 Eventueele mededeelingen van het D.V.O. of Matinee- Ememble —
1240 Vocale klanken —
12.50 Robert Pikler en zijn Orkest (societeitsrelat) —
13,20 Nieuwsberichten —
13.30 Allerlei —
14-20 Nieuwsberichten (herhaling) —
14.30 Sluiting.

17.01 Programma-overzicht —
17.03 Gevarieerd concert —
17.10 Overzicht en ooggetuigeverslag van den Java Kampioenschapwedstrijden —
18.15 Serieus concert —
19.00 Nieuwsberichten —
19.20 Hawaïan Syncopators —
19.45 Wetenschappelijke causerie: Het vaste Lichaam —
2p.00 „De Troubadours” —
20.45 „De Bonte Hondt” —
21.00 „The Navy’s Here!” (vroolijke potpourri) —
21.15 Hollandsche en Engelsche klanken —
22.01 Nieuwsberichten —
22.10 Dansmuziek —
22.45 Varia —
23.15 Dansmuziek —
24.00 Sluiting.

B. R. V.
Batavia I 157.89 M. en Batavia II 61.66 M.

6.04 Gramofoonmuziek —
6.30 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
6.45 Luchtige klanken —
7.30 Nieuwsberichten (herhaling) —
7.40 Gevarieerde klanken —
9.00 Orkestmuziek —
9.30 Vocale klanken —
10.00 Instrumentale klanken —
10.30 Opera aria’s —
11.10 Albert Sandler-trio —
11.30 The Andrews Sisters —
11.45 Accordeonsoli —
12.00 Eventueele mededeellngen van het D.V.O. of viool-soli —
1242 Pianomuziek —
13.00 Concert door Omroep-Ensemble
13.20 Nieuwsberichten (Niromrelay) —
13.30 Vervolg concert
14.00 Gevarieerde muziek —
14:20 Nieuwsberichten (herhaling) —
14.30 Vervolg gevarieerde muziek —
15.00 Sluiting.
17.04 Gevarieerde klanken —
1740 Eventueele mededeellngen van het D.V.O. of vervolg gevarieerde klanken —
18.30 Vioolconcert —
19.00 Orkestmuziek —
20.00 Zang op 61.66 M. :
18.30-19.00 Verzoekjes,
19.00- 19.20 Nieuwsberichten (Nirom-relay),
19.20— 20.30 Vervolg verzoekjes —
20.30 Vervolg verzoekjes —
22.00 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
22.05 Vervolg verzoekjes —
21.00 Sluiting.

P. M. Y. (BANDOENG)
58.31 M., 90.36 M.

6.01 Gramofoonmuziek —
6.30 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
6.40 Vervolg gramofoonmuziek —
7.30 Nieuwsberichten (herhaling) —
7.40 Vervolg gramofoonmuziek —
9.00 Stemmingsmuziek —
10.00 Serieus concert —
11.00 Lichte muziek —
11.30 Dansmuziek —
12.00 Eventueele mededeelingen van het D.V.O. of vroolijke liedjes —
12.30 Gevarieerd concert —
13.20 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
1340 Vervolg concert —
14.20 Nieuwsberichten (herhaling) —
14.30 Sluiting.
16.31 Gramofoonmuziek —
17.00 Gevarieerde muziek —
18.00 Debussy-werken —
18.20 Pransche zang —
18.40 P.M.Y.-show —
19.00 Nieuwsberichten (Nirom-relay); op 90 M.;
Genremuziek —
19.25 Zondagsgedachten (Ikros); op 90 M.: Lichte muziek — 19.40 Gramofoonmuziek — 20.00 Amusementsmuziek (verzoekjes) — 24.00 Dansmuziek — 1.00 Sluiting.

P. P. R. K.

Bandoeng II 192. Batavia II 157. Priok II 41.5 M.

6.02 Soendasche gamelanmuziek door “Banowati” —
640 Persberichten —
6.45 Vervolg „Banowati” —
7.15 Persberichten (herhaling) —
7.30 Sluiting —
12.03 Moderne Chineesche liederen —
12.30 Populair concert door Radio-Orkest —
13.15 Persberichten —
13.30 Vervolg Radio-Orkest —
14.15 Persberichten (herhaling) —
14.30 Sluiting.
17.01 Programma-overzicht —
17.04 Yang Kim-orkest „Yeh Yu Li TsiShell” —
18.13 Adzan —
18.17 Maleisch Orkest “Soengai Moesi” —
19.10 Munahassasche liederen —
19.30 Persberichten —
20.00 Taptoe —
20.05 Gramofoonmuziek —
20.20 Causerie over L.B.D. —
20.50 Wajang Golek: “Toeranggadjati” —
5.45 Sluiting.

ZONDAG

NIROM Batavia I 121 M. »
Wereldomroep 19.45—20.45 op 15.48 M

6.01 Luchtige gramofoonmuziek —
7.01 Nieuwsberichten —
7.15 Licht concert —
7.30 Licht populair concert —
08.00 Kerkdienst Kinderkerk (Nicro); op Oost- en Midden-Java-zenders: Kerkdienst Heilig Hart-kerk: Hoogmis —
8.45 Serieus concert —
9.30 Kerkdienst Ger. kerk. Nassaukerk (V.P.R.O.);

op Oost- en MWden-Java-zenders: Kerkdienst Ger. kerk, Pregolan (Nicro) —
11.01 Nieuwsberichten (herhaling) —
11.10 Melodisten-sextet —
11.40 Tenor en sopraan —
12.00 Eventueele mededeellngen van het D.V.O. of Omroep- Orkest —
12.30 Allerlei —
13.00 Pittige klanken —
13.15 Een woord van hart tot hart —
13.18 Volksliederen —
13.20 Nieuwsberichten —
13.30 Robert Pikler en zijn Orkest (socleteit-relay) —
14.00 Vlctor Sllvester en zijn Orkest — 14J20 Nieuwsberichten (herhaling) —
14.30 Sluiting.
16.46 Bijbelvertelllng voor kinderen —
17.01 Programma-overzicht —
17.03 Gevarieerd concert —
17.10 Overzicht en ooggetuigeverslag van den N.I.V.U.-stedenvoetbalwedstrijd —
18.15 Orchestre Napolitain —
18.30 Concert door Omroep-Orkest —
19.00 Vocale klanken —
19.20 Vervolg Omroep-Orkest —
19.55 Een Christelijk woord voer ernstige tijden —
20.00 Nieuwsberichten —
20.10 Boris Lensky en De Groot-trio —
20.30 Concert — 21.00
Oratorium „The Messiah” (Engelsche versie); om ± 22.00 onderbroken voor Nieuwsberichten —
2340 Sluiting.

B. R. V. Batavia I 157.89 M. en Batavia II 61.66,M.

6.55 Gramofoonmuziek —
7.01 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
7.15 Luchtige klanken —
7.30 Serieus concert —
8.00 Orgelconcert —
8.35 Koor —
9.05 Brandenburgsch concert —
9J25 Balletmuziek —
9.55 Opera-aria’s —
10.30 Georges Boulanger en zijn Orkest;

op 61.66 M.: 945— U.oo Kerkdienst Kwitangkerk (Nicro) —

11.10 Nieuwsberichten (herhaling) —
11.10 Cowboyliedjes —
1140 Cinema-orgelsoli— ;
1140 Hollandsche zang —
12.00 Eventueele mededeellngen van het D.V.O. of. gevarieerde orkestklanken.—
1240 Piano-recital
13.05 Fransche liedjes —
1340 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
1340 Gevarieerde klanken —
14.20 Nieuwsberichten (herhaling) —
14.30 Sluiting.
17.04 Luchtige orkestmuziek —
1740 Eventueele mededeellngen van het D.V.O. of vervolg luchtige orkestmuziek —
18.00 Vioolsoli —
18.45 Piano-muziek —
1940 Spaansche dansmuziek —
1945 Symphonische variaties —
1945 Zang —
20.00 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
20.10 Cinema – orgelsoli —
20.30 Zigeunermuziek;

op 61.66 M.: Sportpraatje —
2040 Vervolg zigeunermuziek —
21.00 Vocale klanken —
21.15 Concert door Omroep-Ensemble (societeitrelay) —
22.00 Nieuwsberichten (Niromrelay) —
22.05 Marschmuziek —
22.15 Dansmuziek —
22.45 Vocale klanken —
23.00 Sluiting.

P. M. Y. (BANDOENG) 5841 AL, 9046 M.

7.01 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
7.15 Gramofoonmuziek —
8.00 Lichte muziek —
8.30 Serieus concert —
9.30 Godsdienstoefening in de Prot. kerk (Nicro);

op 90 M.: Gevarieerde muziek —
11.01 Nieuwsberichten (herhaling) —
11.10 Hollandsche liedjes —
11.40 Fantasieën —
12.00 Eventueele mededeellngen van het D.V.O of gramofoonmuziek —
13.00 Concert —
13.20 Nieuwsberichten (Nirom-relay) —
13.30 Vervolg concert —
1440 Sluiting.
16.31 Gramofoonmuziek —
17.00 Gevarieerde muziek —
1.730 Eventueele mededeellngen van het D.V.O. of Godsdienstoefening (Nicro);

op 90 M.: Kinderverzoekjes —
19.00 Voetbaluitslagen —
19.05 Gramofoonmuziek —
19.20 Klassieke klanken —
1940 Wals potpourri —
20.00 Nieuwsberichten (Nirom-relay);

op 90 M.: Genremuziek —
20.15 Lichte muziek —
20.30 Causerie —
21.00 Radio-cabaret —
21.30 Concert —
22.30 VroolUke muziek —’
23.00 Sluiting.

P. P. R. K. Bandoeng II 192, Batavia II 197, Priok II 41.5 M.

6.02 Ambonsche klanken —
6.30 Nieuwsberichten —
6.45 Bataksche Uederen —
7.30 Kerkdienst (Ocro) —
8.45 Chineesche kineerzang —
9.30 Nieuwsberichten (herhaling) —
9.45 Mondharmonikaband —
10.30 Hawaiianmuziek —
11.00 Soendanesche gamelanmuziek “Sekar Pakoean” —
13.15 Nieuwsberichten —
13.30 Vervolg “Sekar Pakoean” —
14.15 Nieuwsberichten (herhaling) —
14.30 Sluiting.
17.01 Programma-overzicht —
17.04 Soendasche muziek door “Tjinta Pangroengoe” —
18.14 Adzan —
18.18 Vervolg „ Tjinta Pangroengoe” —
19.00 Boekbespreking —
19.30 Nieuwsberichten —
19.45 Beantwoording luisterrapporten —
20.00 Taptoe —
20.05 Nederlandsche taalcursus —
20.50 Concert Minangkabau “Persatoean Minangkabau” —
22.50 Chineesche liedjes —
23.00 Krontjongconcert door Radio-Orkest —
24.00 Sluiting.

THOR in Soerabaja: Tot Heil Onzer Ribbenkast

Soerabaja

Dus ik dook in de oude Indische kranten op zoek naar een interessante Hemelvaartsdag in Indië en zo kwam ik terecht in Soerabaja, in het jaar 1939.

Ik las een bericht met halve informatie, of nog niet eens half, waardoor ik begreep: ja, toen in Soerabaja, toen knikte iedereen instemmend bij het lezen, wegens dat het vanzelfsprekende ervan voor iedereen duidelijk was en zeg nou zelf, waarom zou je dat opschrijven, iedereen weet het.

Ja, toen.
Nu niet meer.

Ribbenkast

In de Indische Courant stond een bericht over de Holland-Indië-China atletiekwedstrijden, te houden op Hemelvaartsdag op het nieuwe terrein van THOR.
Elders las ik: THOR, Tot Heil Onzer Ribbenkast.
In april was het atletiekveld ingewijd met nieuwe wedstrijden.
En nu kwamen deze wedstrijden eraan, schreef de krant, die het programma kende maar dat niet publiceerde. Wel werden de verwachtingen hoog opgeklopt, want er zouden allerlei bobo’s aanwezig zijn en vooral: het ging om de trots van Indië, waar het de prestaties van atleten betrof. De krant schreef:

Niemand verwacht van hen, dat zij reeds direct waardig worden bevonden naar een Olympiade te worden gezonden, maar de bedoeling is om Nederlandsch-Indië ook op het gebied der sporten meerdere bekendheid in het wereldgeheel te geven, en dit kan alleen door een zorgvuldige voorbereiding. Hetgeen dan ook geschiedt.
Naar wij nog vernamen, beschikt Nederlandsch-Indië op dit oogenblik niet over geschikte krachten bij de diverse takken van sport, die eventueel reeds voor uitzending naar Finland in 1940 in aanmerking zouden kunnen komen,
Maar er kan nog veel gebeuren in het kleine anderhalf jaar, dat ons nog van de XII Olympiade gescheiden houdt.

Zeg dat. Die Spelen werden afgelast wegens de oorlogsomstandigheden.

Holland-Indië-China

Maar nu de Holland-Indië-China atletiekwedstrijden.
Daarvan bracht de Indische Courant heel beperkt verslag uit, omdat – zoals ik al schreef – iedereen toch wel op de hoogte was. Dit is de gehele tekst:

Sportevenement op Hemelvaartsdag. Holland-Indië-China-wedstrijd.
Op het nieuwe Thor-terrein zijn Donderdag de „drielanden”-athletiekwedstrijden georganiseerd door de athletiekvereeniging „De Trekvogels”.
Hieronder volgen enkele momenten uit deze wedstrijden: Links boven: De 10 X 100 m. estafette. Bussenius bereikt de eindstreep. Links onder: Polsstokhoogspringer!. De lat staat op…. m. Rechts onder: Kogelstooten. Pietersz aan bod.

Soerabaja

Erg, hè? We weten niet meer wie Bussenius (op de foto hierboven) of Pietersz zijn, waar China bleef in de wedstijden, hoe en wat de dag verliep. Alleen wat foto’s resteren, met nauwelijks bijschrift.

Dankbaar

De moraal van het verhaal wijst op de noodzakelijkheid van opschrijven van het gewone, het alledaagse, het vanzelfsprekende, ook als u denkt dat iedereen het al doet en wie heeft er nou belangstelling voor. Want 1939 is helemaal niet zo lang geleden en toch is de kennis van toen al weggewapperd in de tijd. Ik hoop dat u zich hierdoor aangemoedigd voelt om wat u weet, op papier te zetten. In de toekomst bevinden zich dankbare lezers.

Vijf voorwaarden om te beginnen met schrijven

De laatste tijd ben ik nogal veel op stap, het is inhalen, en ik praat en praat en het is gezellig. Als ik thuis ben, denk ik: nou, ik zeg ook steeds hetzelfde.
Want vaak gaat het zo:

De ander: Ja, jij bent van schrijf de verhalen op.
Ik: (hoopvol): Ja…?
De ander: Maar ik weet niet hoe ik moet beginnen.

Hoe moet ik beginnen?

Ik haal adem en ga uitleggen. Hier komt de uitgebreide versie van wat ik dan zeg.
Het goede nieuws vertel ik meteen: iedereen die iets op papier wil zetten, voelt deze vraag in zich opkomen: hoe moet ik beginnen met schrijven?
Dus dat u het niet weet, dat is normaal. (Ik heb het bij elk boek weer)

Mijn antwoord is meestal: als u het niet weet, nog even over nadenken.

Het is dus een praktisch stukje deze week, vanwege de terugkerende vraag naar het begin. Het idee erachter is mooi, want dat idee is: als ik het begin van het schrijven heb, dan gaat de rest vanzelf.
Dus als je vanaf de juiste brug in het water springt, dan weet je ook hoe je moet zwemmen. Splash, splash, daar ga je in een soepele borstcrawl op weg naar de finish, net als Johnny Weismüller.
Help mij geloven.

Vijf voorwaarden

Beginnen met schrijven is het gemakkelijkste van alles. Dat komt, omdat er het een en ander aan vooraf is gegaan, tenminste wel als u met mij werkt. U gaat pas schrijven wanneer u aan vijf voorwaarden min of meer voldoet:

  1. U heeft structuur, op z’n minst heeft u een indeling in hoofdstukken gemaakt
  2. U weet waar elk hoofdstuk begint en waar het eindigt
  3. U heeft materiaal bij elkaar gezocht dat in de hoofdstukken moet
  4.  U weet voor wie u schrijft
  5.  U weet wanneer het af moet zijn

Het is helemaal niet gek als u er een poosje aan doet om aan deze vijf voorwaarden te voldoen. Tussen de eerste drie bestaat ook een soort wisselwerking. In een oude doos vindt u brieven, dat had u niet verwacht, en die moeten ook in de hoofdstukken, dus u gaat de indeling ervan aanpassen. Bent u weer bezig met voorwaarde 1 en 2. Het kan zijn dat u daarna denkt: ik wil iets meer weten over de afzender, dan zit u weer in voorwaarde 3.
Weten voor wie u schrijft is ook belangrijk. Tachtigplussers hebben meer historisch inzicht dan nazaten van achttien jaar. Die kunnen zich geen wereld zonder internet meer voorstellen, dus u moet dan meer uitleggen. U vertelt immers over een wereld die buiten hun voorstellingsvermogen ligt, dus dat is voor de jongeren een soort science fiction.

Wat is uitstelgedrag?

Heeft u de vijf punten op orde, dan zeg ik:
a gefeliciteerd
b pas op voor uitstel-gedrag

Wat is dat?

  •  heel veel boeken gaan lezen over een mini-onderwerp waardoor u veel te veel informatie krijgt
  • bedenken dat u eerst met dit of dat familielid wilt spreken,en deze en die eigenlijk ook
  •  een schrijfkamer helemaal (opnieuw) gaan inrichten of een nieuwe laptop willen kopen maar ja, welke eigenlijk
  •  alles waardoor u niet begint en van binnen zwaarder voelt dat u eigenlijk had moeten beginnen

Omgaan met u-zelf

Misschien troost het u om te weten dat ik het ook doe, vooral het eerste. Maar als het gevoel van binnen te zwaar wordt, dan begin ik toch. Hoe?
Ik zeg tegen mezelf: “Gewoon beginnen met een basistekst schrijven, voor mezelf opschrijven wat ik wil vertellen, daarna kan ik het altijd nog verbeteren.”
Dus de eerste zin maakt niet zoveel uit.
Ik heb het hoofdstuk verder onderverdeeld in blokjes, dus ik hoef alleen maar een basistekst blokje te schrijven.
Soms sta ik dan nog te lang naar buiten te kijken. In de loop der boeken heb ik geleerd mezelf te bemoedigen. Dus ik zeg niet tegen mezelf van zo komt het er niet van. Ik zeg tegen mezelf: wat goed dat ik weer aan tafel ga zitten.
Schrijven is een vorm van omgaan met onszelf. Het is zelf-leiderschap.

Met andere woorden: ik heb het mezelf zo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Ik had structuur, ik wist wat ik wel en niet moest uitleggen, en ik gaf mezelf de ruimte om verschillende versies van een tekst te maken. De grote bonus die u dan net als ik mag verwachten is: plezier in het schrijven. U ziet de tekst onder uw handen groeien en het wordt wat, dat is een superfijn gefoel, zeg ik uit eigen ervaring, dus dat gevoel gun ik u ook.

Onthullingen vanachter het bamboegordijn

bamboegordijn

Zelden heb ik een boek gelezen dat me al op de eerste bladzijdes een harde knal gaf van wat-is-dit. Ik dacht meteen: wie is deze man, wie is deze Karel Snijtsheuvel? Een Indische stem uit 1958. Dat is het antwoord en het mysterie tegelijkertijd.

Karakter

Het boek is een pocket, u kent ze wel. Dun krantenachtig papier, snel vergeeld en goedkoop. De prijs staat op het boek: 1,90 gulden. Uitgeverij ‘Neerlandia’, gevestigd in Nederland.
Dan weten we: het kwam verscheen hier.
Maar het gaat vooral over dat andere ‘hier’, over Indië. De titel zegt het:Onthullingen vanachter het bamboegordijn.
Karel C. Snijtsheuvel is een persoonlijkheid, een man van karakter, vol van emotie, en hij slingert alles wat hij denkt, voelt en vind op het papier, maakt niet uit hoe.
Die pocket van 160 pagina’s, daar maakt hij gewoon vier boekdelen van.
Hij schreeuwt op papier: vetgedrukt en in hoofdletters, nauwelijks te lezen.
Aan politiek-correct doet hij niet, wil hij schelden, dan gaat hij schelden.
Hij bandjirt op papier.
Wie dan?

Bandoeng

Ik hield meteen van hem, om alles.
Om hoe hij over zijn leven vertelt – de oorlog, waar hij in terecht kwam als jongen, uit de banken geplukt van de Hoogere Burgerschool (H.B.S.), vermoedelijk in Bandoeng.
Ik citeer:

Wij marcheerden op. Niet naar de glorie, maar naar de dood. Meer dan driekwart van ons bataljon zou worden uitgeroeid, na een gigantische strijd tegen de Japansche stoottroepen, die het predicaat duivel ten volle verdienden.
[…] Misschien was de overgang van schoollokaal en ouderlijk huis naar kazerne en oogstschuur van de dood te abrupt, te intens ook.

Die mengeling doet het: keiharde waarnemingen, dan de gevoeligheid van de duiding. En niks van vergeving of verzoening of acceptatie of wat dan ook. Alle ervaring en emotie geeft hij aan de lezer. Zo was het, doe er maar wat mee.
Oorlog, krijgsgevangenschap in Japan, in Nederland, vermoedelijk in Limburg, journalist, staat op de achterkant van het boek.

Bennie ging naar Amerika

Karel C. Snijtsheuvel is zuinig met informatie over zijn eigen leven. Een Hollandse vader, een Indische moeder. Een broer, Bennie, die naar Amerika ging: er staat een foto afgedrukt op het oude papier. Ook is er een foto van Conny Snijtsheuvel, zonder uitleg van een familierelatie.
In deel 3 komt er iets meer boven water. Dat deel heet: “De meest boeiende, maar ook de meest schrijnende historie van ‘halfbloeden’ ooit beschreven.’
Daarin vertelt hij over de geschiedenis van Indische Nederlanders, “mixtiezenhistorie”, “Indische mensen” (“noem ze nooit meer ‘halfbloeden’”) en hij zegt over zichzelf:

Ik ben een Europeaan met Aziatisch bloed. Ik heb Europa gezien, eerder heb ik grote delen van Azië doorkruist. Mijn Nederlandse vader haf mij de Westerse denkwijze met de paplepel in, mijn Indische moeder leerde mij in de bakermat de Oosterse filosofie.

Wat hij wil, is gehoord worden, in wat en wie hij is, en waar hij voor staat: het zelfbewustzijn van de “Indische mensen”, die te vaak achtergesteld werden. Hij roept op tot zich uitspreken, tot helpen van degenen die in de knel zitten. Dat zijn anno 1958 vooral de Indische mensen die nieuwe Indonesiërs moesten worden:

“De omstandigheden, maar bovenal de houding van onze gedegeneerde staat en van ons sufgedirigeerd volk presten de verlaten NEDERLANDSE kinderen van NEDERLANDERS tot het aanvaarden van een papieren Indonesiërschap. En nu gebleken is, dat wij met die politiek er smerig naast hebben gevist, wij: staat en volk, nu mogen wij niet het lef hebben om ons – en dus ook HUN tehuis – te werend en alsook niet om hen uit te maken voor de fictieve en vijandige aanduiding ‘Indonesiër’. En zéker mogen wij dat niet op grornd van een puur bureaucratisch (en dus in wezen niet-bestaand) gebrek.

bamboegordijnZonder twijfel

Zo gaat het door. Hij raast flink, deze Snijtsheuvel, maar altijd heeft hij wel een punt. Soms zijn de bronnen die hij gebruikt vaag of noemt hij feiten zonder bronnen, soms generaliseert hij te sterk, maar toch, hij is een journalist met visie op zijn tijd, zijn verleden en vooral: hij is een beeldende verteller, een man met kracht in zijn stem.

En nergens twijfelt hij aan zichzelf. Nooit denkt hij: zou het wel zo zijn, dat weten we toch al, anderen hebben ervoor geleerd en wat kan ik nu.
Snijtsheuvel schrijft wat hij weet, kent en vindt. Dat maakt het onweerstaanbaar proza. Als u het boek ergens tegenkomt: kopen, hoor.
Dan voelt u ook meteen dat ook uw stem meetelt, vooral als u naar binnen kijkt en voelt: maar dit heb ik te vertellen.

Dat is de inspiratie van Karel C.  Snijtsheuvel. Hoe zou het hem toch vergaan zijn?

Wie heeft er nog een Wilhelmina-armband?

WilhelminaIn de stad zag ik deze week de feesten van Koningsdag en vanzelf dacht ik aan die ene bijzondere armband in mijn bezit. Een dubbeltjes-armband, gemaakt van kleine muntjes van koningin Wilhelmina. Een sieraad dat een venster op de tijd is.

Verlangen

Misschien heeft u ook zoiets.
Eens toonde een nazaat van de kruidengeneeskundige mevrouw Kloppenburg mij prachtige kabaja-knoopjes, die waren het eigendom geweest van Lucy, een zuster van mevrouw Kloppenburg. Ik mocht de knoopjes even vasthouden en voelde me dichterbij Lucy.
Kleine friemelknoopjes, een ander zou er niks van vinden, maar ik wist het: het zusje, de kabaja, wat eens geweest was, kon ik bijna aanraken, er zat alleen tijd tussen.
Dat gaat ook op voor andere voorwerpen.
Een kris die al generaties in de familie is, wekt meteen ontzag.
Laatst zag ik een mapje, ooit gekocht bij een kantoorboekhandel in Bandoeng, de naam stond er zomaar op, en in mij borrelde het heimwee op naar een winkel waar ik nooit geweest was.
Elke keer als iemand zegt: “Dat is nog van … geweest,” voel ik wat ik doen voelde: een mengeling van ontroering en nostalgie, een verlangen naar iets of iemand dat nooit meer terug komt.

Dubbeltjes

In die lijn ligt mijn dubbeltjes-armband. Nauwelijks een week voordat de euro werd ingevoerd, werd een sluimerende wens naar zo’n armband klaarwakker.
Want zo leuk, dubbeltjes.
En dan Wilhelmina. Zij werd als jonge achttienjarige vrouw in 1898 ingehuldigd als koningin der Nederlanden, dus inclusief Indië. Met haar inhuldiging leek een militair offensief tijdperk voor de kolonie te beginnen. Evenzogoed markeert dat jaar het begin van een stroom Oranje-feesten, met foto’s van meisjes die grote witte strikken in hun haar dragen.
Voor mij staat Wilhelmina voor een tijdperk: die omwenteling, daarna de moderne tijd, de oorlog.

Toen de wens naar een Wilhelmina-armband urgent werd, wist ik dat er weinig tijd was om te gaan verzamelen. Ik geloof dat ik nog zeven dubbeltjes te pakken kreeg. Twee of drie had ik liggen in een theekopje met kleingeld.

Fast forward naar de eetwijk op de Tong Tong Fair, waar mijn moeder en ik aan een tafeltje zitten. Zij draagt een dubbeltjes-armband om haar pols en ziet me kijken.
“Wil je hem hebben?” vraagt ze.
Zo is ze. Direct.
Ik (toch ietwat beschroomd):”Ja… als het kan….”.
Ze deed de armband meteen af en zei: “Hier.”
“Dankjewel,” zei ik nog, ietwat overvallen.

Zilverpoets

Dus dat is een tweede herinnering aan mijn Wilhelmina-armband: hoe ik die opeens cadeau kreeg. De armband ligt altijd op mijn werktafel en als ik ernaar kijk, denk ik aan mijn moeder, aan Wilhelmina en aan wat er in die bijna een halve eeuw in Indië gebeurde.
En ik denk ook, het is hoog tijd om eens wat zilverpoets aan te schaffen.

Top 3 van uitstel-gedachten en wat eraan te doen valt


Zelf ben ik nog aan het bijkomen van de meet en greet gistermiddag in Café Batavia van Bronbeek. Het was gezellig, ik zag stamboeken van militaire voorvaders en ik hoorde heel veel over het wel of niet gaan schrijven van levensverhalen.

In de trein terug dacht ik: “Maar die uitstel-gedachten heb ik al vaker gehoord.” Toen maakte ik een top 3 ervan en dit is het geworden.

Derde plaats

Op de derde plaats met stip: “Ik heb een zee van tijd.”
Ja, dat hopen we allemaal, maar ook Elvis is te vroeg naar de hemel vertrokken. Ik bedoel te zeggen, dat weet u netzomin als ik. Tijd is kostbaar.
Vooral bij kersverse pensionado’s zie ik nogal eens een zonnig toekomstidee van weken en maanden en jaren waarin het schrijven altijd nog kan. Dan komt het er meestal niet van.
Mijn advies is dan altijd: beslis wanneer het af moet zijn, ergens binnen de termijn van vandaag en twee jaar. Met die stip op de horizon weet u dat u aan de slag gaat, en als u het levensverhaal af heeft, kunt u weer verder dobberen in de zee van tijd.
Maar dan heeft u wel wat op papier gezet.

Bol Kerrebijn

Gisteren ontmoette ik verschillende 90-plussers, bewoners van Bronbeek. Heerlijk. Mannen met humor ook, ik heb toch de indruk dat iemand boven de 80 geestiger is.
Op de foto sta ik naast Bol Kerrebijn (1927), een man met (inderdaad) humor en vol verhalen. Hij is oud-KNIL en kan er goed over vertellen. Aan hem gaf ik een boek cadeau, ook al omdat er een mooie foto van hem in staat. Arjan Vrieze maakte de foto.
Een levensverhaal van hem is in de maak, hoorde ik gisteren.

Tweede plaats

Op de tweede plaats van de uitstel top 3 staat: “Ik moet nog heel veel informatie verzamelen.”
Dat kan. Maar weet u wat het is, dat kan ook zo blijven de komende twintig jaar. Er is zoveel te vinden en een mens kan wel blijven en blijven lezen en waarom eigenlijk? Het gaat er niet om dat u alles weet van onderwerp X, het gaat er wel om dat u voldoende weet of precies datgene te schrijven wat u wilt schrijven. Misschien is dat 1 pagina. Daat hoeft u geen 86 boeken voor te lezen. Misschien bent u bang het belangrijkste te missen, overleg dan eens met iemand anders. Zo krijgt u meer greep op wat u echt wilt weten van onderwerp X.

Nummer 1

Wat staat er op nummer 1 van de uitstel-gedachten?
Dit: “Ik heb het nu te druk, de dag is om voordat ik het weet.”
Te druk, dat kan. Soms is een leven bomvol verplichtingen, dan kan er niks meer bij. Maar soms is het een kwestie van keuzes. Van willen doen wat echt belangrijk is op de langere termijn, en daarbij de korte termijn aanpassen.
Probeer eens eens een paar keer per week een uur voor het schrijven te reserveren. Dat is een verandering waaraan u misschien moet wennen, dus geef uzelf die tijd. Kleine stapjes kunnen een goed resultaat opleveren. Eerst schrijft u op wat u nog weet, daarna maakt u een lijstje van wat u niet weet en dat leidt weer tot een lijstje van wie dat wel kan weten en zo groeit het vanzelf. Als u tenminste een beginnetje maakt.

90plussers

Wat me gisteren ook weer opviel, is dat er veel meer 90plussers zijn dan we op een gewone dag denken. Het punt is, ze zijn niet online zichtbaar. Dus niet op Facebook, niet op Instagram, nergens niet online. Ze leven in de offline wereld, dus we moeten daar op bezoek. Heel ouderwets, ik weet het. Maar deze mensen zijn wel degenen die dingen uit de eerste hand weten. Zo heeft Bol Kerrebijn me een keer uitgebreid verteld over het Andjing Nica Bataljon van het KNIL. Daarna wist ik hoe ik verder kon in archieven en vooral, hoe ik de archiefstukken beter kon begrijpen.

Nog even over de top 3. Een beetje uitstelleritis kan geen kwaad, dat heeft elk mens weleens. Maar als het chronisch wordt… oei, oei. U weet me te vinden als u wat hulp nodig heeft.

Zo gaat u om met kritiek van de familie

familie heeft kritiek

Veel mensen die een levensverhaal willen schrijven, aarzelen als ze aan de familie denken. Wat zullen ze straks zeggen? Hoe moet dat dan?
En dan komt de aarzeling.

Gevoelig

Ik snap die aarzeling. Want u en ik zijn gevoelig voor wat anderen zeggen. Ja, ik ook. Bij elk boek dat ik publiceer, lig ik een of meer nachten wakker in het donker, om de lelijkste recensies in mijn hoofd te schrijven. Dan voel ik me bang. Vervolgens overweeg ik emigratie naar Australië.
Maar dat gaat ook weer niet zo gemakkelijk.

Ervaring

Uit mijn eigen ervaring weet ik dus hoe kwetsbaar de verwachting van kritiek kan voelen. Zeker van degenen die u nabij staan. Daarbij heb ik ook levensverhalen gemaakt waarbij ik met een familie te maken had, zoals jaren geleden, toen ik de biografie van de kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh schreef. Wat de ene tak van nazaten wel vond, dat vond de andere tak weer niet, en een derde tak nazaten had weer een andere mening.
Die situatie en andere ervaringen brachten me wat inzichten bij die ik graag met u deel. Dan kunt u leren omgaan met kritiek van de familie.

Gemoedsrust

Het belangrijkste is dat u beslist van wie u zich iets gaat aantrekken en van wie niet. Degenen wiens mening voor u echt belangrijk is, vraagt u om mee te lezen met het levensverhaal dat u aan het schrijven bent. Stuurt u tekst op, dan is uw vraag steeds hoe u deze tekst kunt verbeteren. Dat is een fijne positieve vraag, waar de meeste mensen graag antwoord op geven.
U heeft dus hiermee een meelees-groep gemaakt. Een klankbord-groep. Een meedenk-groep. En gaat u eenmaal uw levensverhaal naar buiten brengen, dan weet u: zij vinden het goed genoeg. Dat geeft gemoedsrust.

Hier komt nog iets anders bij. Wanneer u over de familie schrijft, is het raadzaam om iemand van de oudste generatie erbij te betrekken. Dan kan via meelezen of via bezoek of telefoongesprekken. Dat geeft uw levensverhaal wat meer autoriteit.
Niet teveel zeggenschap weggeven, hoor. Het is en blijft uw verhaal, want uw naam staat er straks onder.

Glimlach

Kritiek komt er altijd, dat weet ik ook uit ervaring. Als u geen levensverhaal schrijft, heeft iemand er in de familie er een mening over. Schrijft u het niet, dan komt er weer een andere mening (vooral van mensen die nooit eens wat op papier zetten).

En wat doet u als iemand straks beweert dat het allemaal “heel anders” was? Dan glimlacht u en u zegt: “Schrijf het vooral op, ik ben benieuwd naar jouw visie.”
Van binnen voelt u wat u voelt, en als het ongemakkelijk is, dan weet u gevoelens komen gevoelens gaan, maar uw levensverhaal dat blijft gewoon bestaan.

Doen

Dus u ziet, het kan: omgaan met kritiek van familie. Ik hoop dat u zich hiermee wat bemoedigd voelt als u erover denkt een levensverhaal op te schrijven. Gewoon doen, hoor. Echt.

Ga naar de bovenkant