Indo-Europees Verbond

Het schandaal van ‘Totok en Indo’ (1915)

Het ijdschrift Eigen Haard publiceerde deze foto met het merkwaardige bijschrift: “Van links naar rechts: Herman Indo (N.N.) en Cornelis Indo (Kloppers)”.

Het toneelstuk Totok en Indo, een Indische idylle begon zo goed. Een beroemde regisseur (Eduard Verkade), een ster in een van de hoofdrollen (Annie van Ees) en dan nog eens in mei 1915 de première in den Haag, waar het Indische leefde. Het Bataviaasch nieuwsblad schreef over een ‘stampvolle zaal’, bloemen, en hoe het publiek riep om de auteur, Jan Fabricius, die op het toneel verscheen en zich ook al liet huldigen.

Die avond begon het schandaal nog net niet.

Kampong

Wel begon er iets te broeden dankzij de Sumatra-post, als altijd messcherp. In de rubriek Haagsche Brieven ging alles over de hekel: de schrijver, zijn toneelstuk en ook het Haagse publiek:

  • Oud en jong Indië is er de kampong voor uitgeloopen.
  • Gepensionneerde generaals hebben hun knevel den martialen streek gegeven, oud-residenten hebben afspraakjes gemaakt op de club, B. B.- en andere Oost-Indische-ambtenaren-met verlof zijn er als de kippen bij geweest, en al de Toeties en Nons en Francines hebben ’t aan ma gevraagd of ze mochten.
  • Zoo leuk, ja?

Indo

Het toneelstuk was licht en komisch bedoeld, zijnde ‘een koloniaal stuk-met-een-strekking’, gesitueerd op een koffie-onderneming te Java. Liefde, onderlinge haat en nijd, carrières, op zich een interessante mix. Waar het pleizier van de een en de pijn van de ander in zat, dat was in te tekening van Herman, de Indo uit de titel. De Sumatra-post:

  • We krijgen proeven van klassieken lndo-Nederlandschen briefstijl, bloemrijke verhalen van branden en jachten met al de potsierlijke wendingen, komische klanknabootsingen, hevige geste, levendige mimiek.
  • En die is vaak onweerstaanbaar grappig…
  • En toch zou het niet sympathiek zijn, een kriebelig gevoel van onvoldaanheid en… (ik weet er geen ander woord voor) kwajongens-achtigheid bij ons achterlaten, wanneer we niet anders hadden gekregen dan dit.
  • ’t Is zoo goedkoop, niet waar, te lachen om wie buiten eigen schuld zich lachwekkend gedraagt.

In dat woord ‘lachwekkende’ zat een staartje koloniaal venijn. Hoezo was het grappig, als iemand de Nederlandse taal niet volmaakt beheerste?
Dat Jan Fabricius dezelfde Herman tekende als artistiek begaafd, deed daar eigenlijk niets aan af, vanwege zijn woordkeus: ‘Een warm oostersch gemoed zingt zich uit en ontroert ons. Dit zijn de liederen, bedwelmend als de geur van de bloeiende koffie en verlangend als vogelgeroep in het oerbosch… ‘
De krant meldde ook dat er plannen waren het stuk in Indië op te voeren, als het gezien de ontwikkeling van de oorlog – het was wel 1915 – mogelijk was.

Rancune

Nieuwe editie Sumatra post, nieuwe inzichten. Op 3 juni schrijft de krant dat het toneelstuk bij de Indische gemeenschap in Nederland ‘groote ontstemming’ heeft gewekt. Er zijn dan al wat stukken in de pers verschenen die zich verzetten tegen een toneelpersonage als de Indo Herman.
Men voelt zich gekwetst.
Gegriefd.
Het is eenzijdig, overdrijving, generalisering, ‘een klap is het aangezicht van de talrijke Indo’s, die in ontwikkeling niet onderdoen voor vele Hollanders, al is hun gelaatskleur donker en al behoudt hun uitspraak van het Hollandsch vaak—lang niet altijd—nog het vreemde accent.’
En zoiets versterkte ‘de toch al aanwezige rancune tegen den Totok.’
En wat de Indo in Indië betrof, citeerde de Sumatra post, Mr. C. Th. van Deventer uit de belangrijke Haagse krant Het Vaderland:

  • Er is op Java geen gouvernements- of particulier kantoor, geen onderneming en geen fabriek zonder Indo’s onder het personeel en ik durf zeggen, dat de overgroote meerderheid hunner aan de hun gestelde eischen voldoet, ja, dat er haast geen kantoor in Indië te vinden is, of het telt onder zijn personeel een of meer Indo’s, die voor den goeden gang van zaken onmisbaar zijn.
  • Dat zij niet allen onberispelijk Nederlandsch spreken moge waar zijn, maar er staat tegenover dat zij in het spreken van inlandsche talen de totoks verre de baas zijn.

Soerabaja

Het toneelstuk was in boekvorm te koop. Bataviaasch nieuwsblad, juni 1915

Iedereen vond er wat van en zoals dat gaat met een schandaal, wilde iedereen er meer van weten. De zalen zaten vol bij elke opvoering. Mevrouw Van der Steen rook geld en ze kocht de rechten aan, om het in Soerabaja op te laten voeren. Wel onder een nieuwe titel:  Een planters-idylle. Zinloos, iedereen wist de eigenlijke titel.
En, zo schreef de Sumatra post, ‘ Vele kwetsende passages waren geschrapt’.
Maar ook hier zat de zaal vol. Ook vanwege de sensatie natuurlijk, de acteur die Herman speelde had dreigbrieven ontvangen. Er was ook sprake geweest van demonstraties. Acteurs hadden na afloop politie-begeleiding nodig; er dreigden opstootjes.
Misschien lag het extra gevoelig dat hier wel Indische acteurs de Indo-personages speelden. In Nederland was dat, getuige het donker geschminkte gezocht op de foto hierboven, voor Herman een Hollander geweest, en daarbij nog eentje die anoniem wilde blijven. N.N. wie was dat?

Kassa

Een succes-auteur als Jan Fabricius was weinig ontvankelijk voor dit soort maatschappelijke commotie. Het jaar erna publiceerde hij het toneelstuk Dolle Hans, met in de hoofdrol een driftige (‘dol’) Indische militair. Zijn kassa moest rinkelen, evenals die van schouwburgen en ook dit toneelstuk bracht weer het een en ander teweeg.

Emancipatie

Maar het was wel gebleken dat Indië zich niet alles meer liet zeggen. Want dat toneelstuk moest aangepast worden, om erger schandaal te voorkomen. En toch deed het pijn. Of juist. Een teken aan de wand.
De Indo-emancipatie was aan het toenemen, ook al liet de oprichting het grote Indo-Europese Verbond (IEV) nog vier jaar op zich wachten. Het gevoel was er al wel: wij hoeven ons niet meer alles te laten zeggen.
En zo was het ook.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over het Indo-Eenheids Verbond in 1954

Het Indo-Europees Verbond (IEV) had anno 1954 zich aan het jonge Indonesië aangepast. Een nieuwe naam. Een nieuwe missie. In de kop van het verenigingsblad Onze Stem staat: ‘Gabungan Indo Untuk Kesatuan Indonesia’. De betekenis: ‘Indo Vereniging voor Indonesische Eenheid’.

1954

Ik las het juni-nummer uit 1954, gedrukt op slecht papier. Het moest goedkoop. Dat 1954 is een lastig jaar. Indonesië zelfstandig, jawel, maar een jonge staat, nog maar een handvol jaren geleden was dat alles er: oorlog, bersiap, die politionele acties, de ontbinding van het KNIL, het lag bij alle blijvers in het geheugen.
Zij bleven in een nieuw land dat tegelijkertijd hun geboorteland was. En toch anders. Geen wonder dat de vereniging nog altijd bloeide. Veel mensen probeerden te wennen aan de nieuwe staat, de nieuwe tijd, de nieuwe verhoudingen.
Hier is dit andere IEV aanwezig volgens het blad:

  • Afdelingen en correspondentschappen in Balikpapan, Bandjarmasin, Bandung, Bogor, Djakarta, Djatiroto, Modjokerto,Kapang, Lirik, Palembang, Pendopo, Pontianak, Sabang, Semarang, Surabaja, Makassar, Sragi, Muntok

Soms is de afdeling groot, zoals in Bandung, waar zelfs verschillende commissies werkzaam zijn zoals de Commissie Sociale Zorg (L. Hermsen en P. Spangenberg) en de Commissie Jeugd-zaken (F.A.H. Herst en B.F. Rudolph). Die sociale zorg zit ook in Semarang (Mevr. L. Palmen- Worthington en mevr. L. Hardy) en in Surabaja (F.E. Jaspers). Er zijn ook correspondentschappen met een enkele naam en adres: In Makassar is dat R. van Raalten, Djl. Dr. Ratulangi 156.
Het maakt op mij een indruk van een zekere eenheid, mensen die noodgedwongen naar elkaar omzien. Want zij zijn, zoals de vereniging dat noemt: Indo. En vaak, maar niet altijd, Indonesisch staatburger, Warga Negara. Het ene is etniciteit, het andere is nationaliteit.

Perkara

Juist deze jaargang bevat een discussie over het gaan of blijven en wat dat betekent. Het is bijna een perkara over mentaliteit. Natuurlijk zijn daar verschillen in. Zie maar eens te wennen aan het Indonesisch zijn, als voorheen de banden met Holland juist hoog stonden aangeschreven.
De discussie bestaat vooral uit twee stukken, die voor de leden herkenbaar moeten zijn geweest; anders werden ze immers niet geplaatst.
Ik zal uit beide stukken citeren.

Eerst rept het openingsartikel onder de titel ‘Eenheid’ over een nieuwe verdeeldheid, want er zijn tegenwoordig: ‘3 afzonderlijke groepen, nl. de Indo-W.N., de Indo-Nederlanders en de Indo-Staatlose.’ Dat is dus al een probleem.
Nu het eerste stuk, getekend door ‘Uw Ketua’. Het is een soort colum, gezellig en persoonlijk ‘van hart tot hart’, zoals het heet. Gaandeweg verandert de sfeer.

  • Ik zat, als vele anderen op een bankje bij de Lurah te wachten om één of andere surat keterangan te halen.
  • Plotseling zag ik een bekend gezicht! Hij was vroeger Hoofdcommies bij mij op kantoor geweest. Ijverig, serieus, punctueel, ervaren, kortom, alle contouren van een goede administratieve kracht.
  • Omstreeks eind 1948 was hij met 4 andere Indo-ambtenaren bij mij geweest om mijn mening te horen over het Indonesisch staatsburgerschap dat in de nabije toekomst zou komen.

Na dit gesprek lijkt de voormalige Hoofdcommies ook te willen blijven. Nu ligt het anders. Het gesprek ontvouwt zich:

  • Toch beluisterde ik een klank in zijn stem die er vroeger niet ingezeten had. Was dit een meer joviale toon wegens het wegvallen van vroegere dienstverhoudingen? Neen, er zat meer in. Dit was vriendelijkheid van iemand die zich verre superieur voelt, maar het niet zo direct wil laten merken.
  • En toen begreep ik het al: “Hij is NEDERLANDER.”(met hoofdletters).
  • Ik zweeg en dacht: “Kom jij dan maar over de brug”.
  • En hij kwam dan ook, prompt. Hij kon het niet laten eenvoudig.
  • Hij: “Ik ga naar Holland” (Zijn gezicht straalde).
  • Ik: “Zo? Vroeg gepensionneerd?”
  • Hij: “Ja, Ik heb 500 gulden pensioen in Holland als kantoorhoofd. Boleh!”

De schrijver overdenkt bij zichzelf de vreugden van Holland: kou, winterhanden, zware winterkleding, de duurte van het dagelijks leven. Maar dit zeggen? Nee.
Ook niet als de nieuwe pensionado zich laat gelden tegenover de lurah en zegt: ‘saja pulang kenegeri’, dat hij naar huis gaat. Maar die uitspraak geeft wel ‘andere overpeinzingen’:

  • Dit is het soort Indo dat onze opneming In de Indonesische samenleving van dag tot dag bemoeilijkt. Als een Nederlander-totok van zich zelf zegt ‘saja pulang kenegeri’, dan zal geen Indonesiër daar iets bij denken.
  • Maar als zo iemand met de tjap van vele Indonesische voormoeders op zijn gezicht en de krul van sambal-trassi-smuller om zijn mond van zichzelf beweert ‘saja pulang kenegeri’, dan kan het niet anders of ieder die het hoort denkt bij zichzelf: ‘Zie je nou wel dat die lui geen snars om hun geboortegrond geven.’
  • En met ‘die lui’ worden wij dan vereenzelvigd, want… wij zijn ook Indo’s.
  • Nu was mijn weemoed betul-betul foetsie, ik dacht bij mezelf, ga dan maar vlug.
  • En deze gemoedsstemming heb ik hem een spoedige en een voorspoedige reis toegewenst.
  • Hij zal er niks van hebben gemerkt, want hij was nog vol van zijn glorierijke moment.

De reactie

In september verschijnt een reactie hierop van ‘een donateur’. Deze herkent de situatie, schrijft hij of zij, en in een lang betoog valt een veelzeggende ervaring op, gestuteerd in de tweede helft van 1949.

  • Bij een halte stapte ik op de bus, welke ging in de richting van het Commissariaat der Nederlanden, tegelijkertijd met een Belanda-Indo van naar schatting een goede vijftig. De handen vol paperassen, uit zijn jaszakken staken gewichtige dienstenveloppen.
  • Blijkbaar zag hij in mij, grijzende totok met militaire houding, een 100% koloniaal type, die hij vertrouwen kon, een mede-anti-Indonesiër.
  • Hij begon met: “Hebt U ook zoo’n last met Uw papieren voor Holland?”
  • Ik snapte dadelijk, dat deze man er een was van hen, die weg wilde.
  • Maar ik wilde hem eens uithoren en zei: “Ik, met mijn papieren voor Holland? Wel, ik helemaal niet.” Ik voelde dat mijn medeppassagier dacht: “Och die wordt natuurlijk weer voorgetrokken”, maar ik zweeg.
  • “Waarom u niet en ik wel?”
  • Ik vond het toen welletjes en zei droogjesweg: “Wel om de heel eenvodige reden, dat ik niet naar Holland ga, maar kalmpjes en lekker hier blijf.”
  • Met verbaasde ogen keek hij mij aan.
  • “Blijft U hier?” zo liet hij zich uit, “Wilt U hier onder zo’n Sukarno staan?”
  • Op mijn wedervaag: “Ja, waarom niet”, draaide hij zich van mij af met een: “Nou IK niet!” en negeerde verder zo’n Hollander.

Verder gaat het betoog over aanpassen en ‘je geboorteland’, waarvan de donateur zegt:

De toestanden en verhoudingen in deze jonge, nieuwe Staat zijn nog niet volmaakt, kunnen niet in eens volmaakt zijn, alles moet groeien en de Indonesiër zelf is ook nog lang niet weer in evenwicht, na alle schokkende gebeurtenissen welke sinds 1942 over hem heen zijn gegaan. Van hem te eisen of te wachten dat hij volmaakt is, terwijl wij hetzelf niet zijn, is wel wat al te veel. Er moet hier veel slijten en vergeten worden en daar is tijd voor nodig.

En die regels komen toch akelig binnen. Want ja: die ‘schokkende gebeurtenissen’ waren er geweest voor beide kanten, en leven in hetzelfde land met nieuwe verhoudingen.. Er was veel dat moest slijten. In een oorlog sta je tegenover elkaar en nu… moest je een plaats naast elkaar zien te vinden. En niemand wist hoe.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Indo-Europeesch Verbond: congres 1935

Indo-Europeesch Verbond: het congres van 1935. Op zaterdag 20 en zondag 21 april hield het Indo-Europeesch Verbond het congres in Semarang, in de lobby van het ‘Hotel du Pavillon’.

Het ledenblad ‘Onze Stem’ opende met een voor mij duizelingwekkende opsomming van afdelingen en hun vertegenwoordigers en het ledental van elke afdeling per 1 april 1935. Geen grap. Daaronder stond dat er 40 afdelingen en 8 correspondentschappen niet waren. Toen voelde ik wat ik verstandelijk al wist: hoe groot dat Indo-Europees Verbond was, de grootste vereniging van Indo-Europeanen in Indie.

De namen

Hieronder de namen, die ik heb overgetikt uit Onze Stem in de hoop dat u iemand van de familie herkent, en dat u dan opeens beseft: o, ik heb nog spullen van het IEV.
Dat is belangrijk want het archief is zoek. Ik weet niet waar dat is. Niemand weet het. Dat is erg, toch? Gezien de betekenis van het IEV als grootste Indische vereniging ooit. Hieronder komen de namen, zoals ze er stonden. Soms zonder initialen. Vraag me niet naar de stemverdelingen, die begrijp ik zelf niet goed.
Na de opsomming ga ik weer terug naar de jaarvergadering, het zestiende congres van het IEV.

Wie er ook waren staat genoteerd nog voordat de voorzitter Dick de Hoog begon te spreken:
‘zeer vele autoriteiten, onder wie: De Gouverneur van Midden-Java, de Plaatselijk Militaire Commandant en de Regent van Semarang, Zoomede vertegenwoordigers der Christelijke Staatkundige Partij en der Vaderlandsche Club, e.a.’
En anderen: dus nog meer.

Voorzitter: de heer F.H. de Hoog
Aanwezig zijn van het Hoofdbestuur de heeren: Th. van Ardenne, Mr. P.A. Blaauw, C.E. Barre, ir. FM Razoux Schultz en E. Davis.

Voorts zijn aanwezig – volgend van het H.B. ontvangen gegevens – de volgende:

Afdeelingen en vertegenwoordigers:

1. Bandoeng
Ir. F.L.H. Dessauvagie
A.G. Florentinus
J.P. Kuiper
Ledental per 1 April 1935: 823
Stemmen: 10

2. Bangik
P.L. Langewaard
Ledental per 1 April 1935 33
Stemmen 1

3. Banjoewangi (Zuid)
Ir. D.H.F. Obertop
Ledental per 1 April 1935: 112
Stemmen: 3

4. Batavia
Mej. J.P.D. de Bruyn
E.H. Boissevain
A. van Tijn
C. Hooogenboom
F.H. Kroet
H.W. Halkema
Ledental per 1 April 1935: 925
Stemmen: 10

5. Blitar
J.J.A. Michel
Brondgeest
Ledental per 1 April 1935: 126
Stemmen: 3

6. Bondowoso
Afd. Djember
Ledental per 1 April 1935: 41
Stemmen: 1

7. Buitenzorg
Dr. Ir J.Th. White
M. R. Bartelds
W. Verheul
Ledental per 1 April 1935: 347
Stemmen: 6

8. Djember
Ir. J. Plantema
Ledental per 1 April 1935: 110
Stemmen: 3

9. Djocja
E.P. van Staden ten Brink
J. Timmerman
Ledental per 1 April 1935: 355
Stemmen: 6

10. Djombang
W.M.L. Londong
Ledental per 1 April 1935: 44
Stemmen: 1

11. Giesting
F.J. Bronkhorst
Ledental per 1 April 1935: 34
Stemmen: 1

12. Grobogan
K. de Lannée de Bétrancourt
Ledental per 1 April 1935: 17
Stemmen: 1

13. Indramajoe
Ir. J.P.N. Jansen
J.J. Abrahams
Ledental per 1 April 1935: 19
Stemmen: 1

14. Kamal
afd. Soerabaia
Ledental per 1 April 1935: 21
Stemmen: 1

15. Kalisat
Afd. Djember
Ledental per 1 April 1935: 31
Stemmen: 1

16. Kedirie
K.A.W. Tol
Ledental per 1 April 1935: 133
Stemmen: 3

17. Kendal
J van Alphen
Ledental per 1 April 1935: 19
Stemmen: 1

18. Koedoes
V.M. Beekveld
C.H. de Wilde
Ledental per 1 April 1935: 53
Stemmen: 2

19. Lawang
afd. Bangil
Ledental per 1 April 1935: 105
Stemmen: 3

20. Madioen
E.E. Zeydel
J.H. Rgier
Ir. J. Knaud
Ledental per 1 April 1935: 194
Stemmen: 4

21. Magelang
J.F. Eysma
E. Steevensz
E. Loing
P.J. Eysenring
F. de la Croix
Ledental per 1 April 1935: 161
Stemmen: 4

22. Makassar
J. Rijnenberg
B.F. Struben
Ledental per 1 April 1935: 481
Stemmen: 7

23. Malang
J.A. van Helsdingen
Ir. J.H. Schijfsma
dr. V. Ph. Leunissen
Ledental per 1 April 1935: 720
Stemmen: 10

24. Mr. Cornelis
E.G.G.R. Ellendt
W.L.A. Vogelsang
H.H.W. Zeylmans van Emmichoven
A.A. Wolterbeek
Ledental per 1 April 1935: 347
Stemmen: 6

26. Modjokerto
J.A. Bommezijn
Ledental per 1 April 1935: 109
Stemmen: 3

27. Oengaran
W.J.J. Kuhbauck
V.E. van Diets
F. Bergman
Ledental per 1 April 1935: 381

28. Padang
C. Bouwens
Ledental per 1 April 1935: 190
Stemmen: 4

29. Pamekasan
H. van Dissel
Ledental per 1 April 1935: 56
Stemmen: 2

30. Paree
Mej. N.B. de Krieger
H. Severing
Ledental per 1 April 1935: 45
Stemmen: 1

31. Pasoeroean
J. Appeldoorn
E.A. Reichman
Ledental per 1 April 1935: 56
Stemmen: 2

32. Pekalongan
B.F. van Bergen
J.W.C. Frederiksz
J .Straub
H.A.A. Deuning
Ledental per 1 April 1935: 125
Stemmen: 3

33. Poerwakarta
Afd. Soebang
Ledental per 1 April 1935: 63
Stemmen: 2

34. Poerwokerto
J.K. van Slee
J.L. Sirag
G.J. den Hartog
W. Kuiper
Ledental per 1 April 1935: 104
Stemmen: 3

35. Poerworedjo
Ir P.J.F. Apentoweil
H.A. Denninghoff Stelling
Ledental per 1 April 1935: 64
Stemmen: 2

36. Rangkas Bitoeng
Leydelmeyer
Ledental per 1 April 1935: 52
Stemmen: 2

37. Salatiga
W.H. de Blaer
F.H. de Bruin
Ledental per 1 April 1935: 171
Stemmen: 3

38. Sidoardjo
W.E. Jansen
Ledental per 1 April 1935: 73
Stemmen: 2

39. Sitoebondo
Afd. Djember
Ledental per 1 April 1935: 58
Stemmen: 2

40. Soebang
L.C. Benting
Ledental per 1 April 1935: 46
Stemmen: 1

41. Soemenep
R.O. Curs
P van Vlaardingen
Ledental per 1 April 1935: 60
Stemmen: 2

42. Soerabaia
W.L. Buurman van Vreeden
H. Back Kolling
Van Eeckhoven
De Groot
Weydemuller jr.
Van Beem
Priester
Gentis
Goldman
Weydemuller sr
Bastiaans
De Jager
Wijnberg
Snell
Van Ligten
Ledental per 1 April 1935: 920
Stemmen: 10

43. Solo
mevr. J.L. van Naerssen
F.A.S. Meng
mr W. Haye
E.J. van Naerssen
C. Metzelaar
J. Havenstroom
V.L. de Lannée de Bétrancourt
F.H. Engelken
G.A. Fransx
H.F.H. Heynen
J.A. Doppert
E. Maandag
Ledental per 1 April 1935: 201
Stemmen: 5

44. Tandjong Enmin
Afd. Batavia
Ledental per 1 April 1935: 40
Stemmen: 1

45. Tasikmalaja
W.J.C. van Dun
H.R. Grootings
Ledental per 1 April 1935: 64
Stemmen: 2

46. Tjepoe
Ir. J.H. Bos
Ledental per 1 April 1935: 98
Stemmen: 2

47. Tjilatjap
J.V.Ch. Wichers
D.R. Mooyaart
I. Kahle
Ledental per 1 April 1935: 49
Stemmen: 1

48. Tjimahi
H.C. Kasper
Ledental per 1 April 1935: 104
Stemmen: 3

49. Toeloeng Agoeng
Afd. Paree
Ledental per 1 April 1935: 33
Stemmen: 1

50. Wonosobo
A.A. Marcks
Ledental per 1 April 1935: 20
Stemmen: 1

 

Dick de Hoog (Collectie Tropenmuseum)

Dick de Hoog (Collectie Tropenmuseum)

Crisis in Indië

Het congres van 1935 draaide natuurlijk om de crisis. Het ging slecht in Indië. Voorzitter Dick de Hoog benoemde het ronduit:

  • Overal achteruitgang, zelfs voor onze kinderen geen werk.

Er waren ontslagen geweest. Salarissen waren gekort. En de gevolgen waren merkbaar: een geest van moedeloosheid, van apathie ook en misschien vooral in de IEV-gelederen. Want het hoofdbestuur, zei De Hoog, had op de inspanningen van het afgelopen jaar veel te horen gekregen:

  • Wanneer het Hoofdbestuur probeert om in een zekere categorie, van te voren Inheemsche betrekkingen, zij het natuurlijk noodgedwongen, onze jongens onder te brengen, dan is er een partij die zegt: ziet ge, dat Hoofdbestuur van het I.E.V. trapt zijn eigen menschen omlaag; dat probeert te indianiseeren.
  • Als wij dan daartegenover stellen: ja, maar die menschen wenschen het zelf en er is eigenlijk op het oogenblik niets anders aan te doen, dan antwoordt men, dat zou alleen mogen zijn, als er wel degelijk vooruitzichten voor de jongens waren, maat wat heeft alles te beteeken wanneer er geen vooruitzichten zijn?

Dat laatste is wat woordenspel, maar het pijnpunt was duidelijk: het hoofdbestuur had Indische jongens, Indo-Europese mannen, geholpen aan betrekkingen die vooral voor Inheemse mannen waren. Welke, staat er jammer genoeg niet bij; verderop in de toespraak gaat het over de functie van ‘Inlandsch politie-agent’.
De opmerkingen laten zien, hoezeer het IEV zich bewust was van de status die de achterban bezat. Als iets in Indië belangrijk was, dan was het je plaats kennen en je daarin niet tekort gedaan voelen.
De Hoog zette uitvoering uiteen dat het Studiefonds van het IEV overvraagd was, afwijzingen waren onvermijdelijk ook al leidde dat bij de aanvragers tot boosheid en bedanken voor het lidmaatschap van het IEV. Er waren leden die de Europese school voor hun kinderen niet meer konden betalen, en hulp aan het IEV  vroegen. Maar het geld was nu eenmaal snel op, als er zoveel werd aangevraagd.

Onze groep

Veel lichtpuntjes had De Hoog niet te bieden. Er kwamen weer kortingen aan op de salarissen. Minder geld. En waar De Hoog bij de regering protesteerde, werd hem ontevredenheid verweten. Terecht, zegt hij:

  • Ik zou willen vragen: wanneer wij zien hoe in snelle opeenvolging onze groep is achteruitgegaan, wanneer wij zien hoe onze salarissen zijn omlaag gegaan, hoe alle voorrechten – om het zoo te noemen – welke wij tevoren hadden als genot van behoorlijk pensioen en verlof, omlaag zijn gegaan, dan kan men wel zooveel mogelijk probeeren te zeggen, dat het niet anders kon en dat de omstandigheden dit medebrachten, maar anderzijds kan men dan toch niet voorkomen, dat er een gevoel van ontevredenheid, van zich achtergesteld voelen, zich van onze groep meester maakt?

En ‘onze groep’, dat waren de Indische mensen.
De speech bevat nog veel meer onderwerpen, zoals politieke verhoudingen, omgang en overleg met andere bevolkingsgroepen maar dit sprong eruit: hoe De Hoog aan zijn achterban iets van een weg uit de crisis probeerde te geven, ze te inspireren, nieuwe levensmoed te schenken, met het idee dat aanpakken loonde, en saamhorigheid.
Wat een man.
En toen moest de oorlog nog komen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Vakschool voor meisjes in Bandoeng

vakschoolDe vakschool voor meisjes in Bandoeng opende in 1923 de deuren. Een teken aan de moderne wand. De nieuwe generatie meisjes hadden nieuwe vooruitzichten. Ze konden zelfstandige vrouwen worden, betrekkingen vervullen, economisch zelfvoorzienend zijn. De eerste generatie die stemrecht bezat, kort haar droeg, zelf beslissingen nam.

Oei.
Voor veel mensen was zoiets een stap te ver. Waar bleef dat mooie ideaal van huisvrouw en moeder willen zijn, en daaraan genoeg hebben?

Tussenstap

Een tussenstap bood deze vakschool, waar meisjes een opleiding ontvingen tot huisvrouw. Dat was mede onder invloed uit Nederland een serieus vak. De huisvrouw had recht op respect. Zij was een vakvrouw.
Dat vond de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen, opgericht in 1912. In Indië ontstond deze vereniging pas later. En wat had een vakvrouw nodig? Scholing. Er kwam steeds meer technologie in het huishouden, in Amerika waren er al stofzuigers en electrieke wasmachines. Een huisvrouw moest kunnen organiseren en – ingeval van personeel – kunnen delegeren. Zij was, zoals het nog niet heette, immers een domestic manager.

De Roemer Visscher Vereeniging, een zustervereniging van Tesselschade-Arbeid Adelt, ondersteunde het belang van vakonderwijs. In 1927 schreef De Sumatra post:

  • Uit de nadere toelichtingen van de Roemer Visscher Vereeniging is het onze Commissie gebleken, dat er zeer zeker behoefte bestaat aan een vakschool voor meisjes.
  • Reeds bij den aanvang zal op ± 25 leerlingen kunnen worden gerekend, terwijl aangenomen mag worden dat ook in de toekomst de school goed bezet zal blijven.
  • Het ligt in de bedoeling der Vereeniging de school voor alle landaarden open te stellen.

Dus de Vakschool in Bandoeng kwam als geroepen, zouden we denken. Maar, zo schreef in 1926 het tijdschrift Indië. Geïllustreerd Tijdschrift voor Nederland en koloniën, de ontvangst was moeilijk. En dat was lastig, want de uit Nederland afkomstige mejuffrouw A.C.J. Maas (oud-directrice van de Vakschool voor meisjes te ‘s-Gravenhage) en mejuffrouw A.M.J. Maas, lerares in de fraaie en nuttige handwerken) hadden alles zelf voorgefinancierd. Hulp kwam er niet, hoewel:

  • De enige steun die de dames ondervonden was van mevrouw M.S.I. van der Weyden-van Heutsz en van den heer en mevrouw Spanjaard, die een soort van commissie van bijstand voor de nieuwe school vormde.
  • Door bemiddeling van mevrouw van der Weyden wist men de beschikking te krijgen over de lokalen der pas gesloten gouvernementsschool en in deze begonnen de dames Maas drie jaar geleden haar werk.
  • Over de moeilijkheden de teleurstellingen, de zwarigheden die zij te bekampen en te overwinnen hadden, zal ik hier niet uitweiden.
  • Grote persoonlijke, zowel als financiële offers eisten de school van haar leraressen, doch haar moed en toewijding wist de zaak niet alleen in gang te houden doch deze zoo te doen bloeien dat in juli 1926 het schooljaar begonnen werd met 44 leerlingen voor de dagschool en 23 voor de namiddags cursus.

Mathilde

Die naam herkende ik: mevrouw M.S.I. van der Weyden-van Heutsz. Mathilde was de dochter van de oud gouverneur-generaal J.B. van Heutsz. Ook hij had zich ingezet voor onderwijs aan meisjes; na zijn GG-tijd vooral in Nederland door hier lezingen te houden over het belang aan inheemse meisjes. Een invloedrijke naam, nog steeds, ook al woonde de voormalige GG anno 1923 om gezondheidsredenen in Zwitserland.
Dus dat Mathilde, ook nog eens getrouwd met een hoge militair, haar naam verbond aan deze vakschool, dat betekende iets. Ze gaat “bemiddelen”, staat in het artikel. Ik leg dat uit als druk uitoefenen. Die “commissie van bijstand” waar ze in optrad, betekent ongetwijfeld ook dwingend advies geven; zij was wel een dochter van haar vader.
En ziet, de vakschool kwam tot bloei.
Nog niet helemaal, wist het tijdschrift. De twee lokalen waren vol maar… er was geen internaat aan de school verbonden. De dames Maas kregen veel aanvragen van ouders die hun dochter om die reden alsnog elders onderbrachten en daar zat iets in:

  • Hoe kan men huisbestier en huisonderhoud leren als er geen huis om te bestieren en geen huis om te onderhouden aanwezig is?

Mogelijk zag ook Mathilde dat bezwaar. Want het jaar na dit tobberige artikel, blijkt er ook iets anders plaats te vinden in datzelfde Bandoeng. Ik citeer Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië over de werkzaamheden van het altijd indrukwekkende Indo-Europees Verbond (I.E.V.):

  • Het I. E. V dat telkenjare zijn werkzaamheden op sociaal terrein uitbreidt, opent met 1 Juli a.s. te Bandoeng een vakschool voor meisjes.
  • Deze school die aan het Pieters-park komt, stelt zich ten doel om aan jonge meisjes eene algemeen practische opleiding te geven en haar te bekwamen in verschillende vakken van vrouwelijken handenarbeid, waardoor zij in staat zullen zijn om, zoo noodig, in eigen levensonderhoud te voorzien en tevens gevormd worden tot handige en bekwame huisvrouwen.
  • Het leer-programma omvat: Huishoudkunde, koken en waschbehandeling.
  • Het linnen-, costuum- en hoedenvak.
  • Opleiding voor het Staatsexamen in nuttige en fraaie handwerken en voor het examen ter verkrijging van het Ned. Indische Bonds-getuigschrift voor costuumnaaister.
  • De cursus duurt twee jaren.
  • […] Het te openen internaat voor meisjes zal worden ondergebracht in het verdiepingshuis op het kruispunt van Sumatra- en Atjehstraat en zal plaats bieden aan een 25-tal leerlingen.
  • Om subsidie werd reeds verzocht.
  • Voor mevr. Van der Weyden-Van Heutsz die zoowel voor de vakschool als voor het internaat ijverde, is dit zeker een groote voldoening voor haar toegewijd en volijverig streven.
vakschool

Advertentie in De Koerier, 1927. Met woonadres, privacy was toen iets anders.

Dat is even andere spekkoek. Een vakschool, niet meer alleen gericht op het huishouden, maar vooral op zelf geld kunnen verdienen. Samenwerken met een Indische emancipatievereniging. Mathilde van der Weijden-van Heutsz wilde het en kon het.

Dergelijke krantenartikelen stemmen tot nadenken over vrouwen als Mathilde van Heutsz die min of meer achter de schermen werkten, in verenigingen en organisaties, of geheel individueel en zo Indië in de moderne tijd brachten, helemaal waar het de toekomst betrof van jonge meisjes, de nieuwe generatie die kansen moest krijgen. Al die vrouwen samen vormden een invloedrijk en informeel netwerk. Hun namen zijn te vinden in kranten en almanakken.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
    over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Leve de Heer en Mevrouw Soesman! (1919)

soesman
De Heer en Mevrouw Soesman te midden van familieleden, vrienden en bekenden. Dat is het enige bijschrift dat De Reflector in 1919 geeft bij een grote foto. Wie is wie?

Toen wist iedereen het, nu niet meer. Het is een aanmoediging voor ons allemaal om per vandaag op te gaan schrijven wie er op de foto’s staan die we in ons bezit hebben. Want een paar generaties verderop voelen ze zich zoals u en ik als we naar die mooie foto kijken, vol verlangen deze namen te leren kennen, omdat de namen ons dichter bij de mensen van toen brengen. Wie ze waren, wat ze verlangden en wat moeilijk was. Gewoon, hun leven in Indië.
Hier komt de foto. Daaronder schrijf ik verder.

soesman

De Reflector geeft wel informatie waarmee we verder kunnen zoeken. Dat heb ik een beetje gedaan, omdat ik een zwak heb voor de naam ‘Soesman’. Die kom ik vaak tegen in boeken over Indië. Er was een hotel Soesman, een toko Soesman dacht ik, in Semarang. Een arts Soesman. Noem maar, noem maar.

Zo begint De Reflector het artikel:

  • De heer Soesman, administrateur van suikerfabriek Soember Karang, vierde vorige week een dubbel feest, vertelt het Soerabaiasch Handelsblad.
  • Ten eerste was het de dag, waarop hij 25 jaar in den echt verbonden was met de dochter van welbekende heer van Aalst van Probolinggo; ten tweede nam hij bij het scheiden van zijn betrekking als beheerder van Soember Karang afscheid van het personeel.
  • ’s Morgens boden de geëmployeerden de familie Soesman een keurig zilveren theeservies aan en kwamen vele hunner kleintjes die door mevrouw Soesman nog ‘gebakerd’ waren, afscheid nemen van hun tweede moeder.

De suikerfabriek kwam ik in de archieven tegen als Soember Karang en Soember Kareng, een lettertje verschil dus.
Vooral die laatste alinea trof me.

Mevrouw Soesman

In die laatste alinea staat dus, dat mevrouw Soesman werkzaam was als vroedvrouw in de informele gezondheidszorg. Niet elke suikerfabriek had immers de beschikking over een arts en als een bevalling eenmaal begint, dan wil je er iemand bij hebben. Wie de ‘geëmployeerden’ waren, begreep toen iedereen.
Nu vermoed ik: vooral de Europese geëmployeerden. De inheemse geëmployeerden misschien ook, maar zij hadden veelal toegang tot een doekoen die ook kon helpen.
Die informele gezondheidszorg in Indië is razend interessant. Vooral vrouwen functioneerden hierin, met een eigen patiëntenkring en een eigen aanzien en – voor een vrouw in die tijd belangrijk – de mogelijkheid om economisch zelfstandig te zijn.
Over dit en aanverwante zorgcircuits schreef Liesbeth Hesselink een interessant proefschrift: Healers on the colonial market; Native doctors and midwives in the Dutch East Indies (2011). Het is te downloaden, zolang het duurt, klik en kijk hier hoe dat gaat. (de link is:  https://library.oapen.org/handle/20.500.12657/34586)

Ook ‘mijn’ mevrouw Kloppenburg-Versteegh staat in het boek als een belangrijke Indische kruidengeneeskundige.
Nu weer terug naar De Reflector.

Den Javaan

  • ’s Avonds was het dansreceptie.
  • Om half negen kwam het inlandsch personeel zijn opwachting maken toen alle gasten onder wie wij een groot deel van de Probolinggosche suikerwereld, en den Regent en den controleur opmerkten, reeds verzameld waren in het oude administrateurshuis.
  • De bevolking kent de heer Soesman, die bijna een kwart eeuw op de fabriek zit, waarvan 10 jaren als employée, en als administrateur, als een edel man die warm met zijn volk mede voelde en mevrouw Soesman als een vriendelijke altijd hulpvaardige raadsvrouw.
  • Omgekeerd heeft de administrateursfamilie ruim gelegenheid gehad om in den Javaan het vele goede te ontdekken dat in hem zit wanneer hij niet door verkeerde kuddeleiders op dwaalwegen geraakt.

Oei-oei-oei. Dat is een stevig woordje maatschappijkritiek. Waar zitten die ‘verkeerde kuddeleiders’? Vermoedelijk bij de Sarekat Islam, de beweging van de inheemse bevolking. En ook razend snel groeiend, precies wat de koloniale maatschappij altijd gevreesd had. Want de Europeanen waren getalsmatig in de minderheid. Een ‘kudde’ die geleid werd, kon veel schade aanrichten. Maar in het leven van de Soesmans was dit niet aan de orde. Of niet helemaal.
Toch was het duidelijk dat anno 1919 Indië aan het veranderen was. Moderner, democratischer zelfs. In dat jaar werd ook het Indo-Europees Verbond (IEV) opgericht. Mensen lieten hun stem horen. Vrouwen hadden ook al stemrecht gekregen.
Dat hebben de Soesmans allemaal gezien. Je gaat meteen hopen dat de heer dan wel de mevrouw Soesman een dagboek bijhielden. Met foto’s.

Malang

De Reflector vervolgt:

  • De Reflector voegt zijn wensen bij die van het publiek van Probolinggo en wenst der familie Soesman een prettige rusttijd in het koele Malang na haar welbesteed leven in de suikerwereld.

Ja, Malang, heerlijk is het daar. Dus ik keek in de oude Indische kranten naar het vervolg van dit verhaal. En wat staat er: al enkele maanden na zijn afscheid is de heer Soesman van zijn aardse taken ontheven.
SoesmanKassian, mevrouw Soesman. Hopelijk was er pensioen. En genoeg. Anders kon ze weer verder met bakeren, kinderen worden immers altijd geboren.
Het stemt tot nadenken. Over het universum dat elke suikerfabriek was. Over families in Indië. En ook weer, steeds weer, wie toch al die mensen op de foto waren en hoe het ze vergaan zou zijn. Heerlijk, denken over Indië. Voorbij, maar niet, nooit te vergeten.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Karel Zaalberg (1873-1928): “Wie en wat is de Indo?”

zaalbergWie eind negentiende, begin twintigste eeuw ‘Indo’ zei, dacht meteen aan Karel Zaalberg. De journalist zette zich jarenlang in voor de rechten van de Indische bevolkingsgroep. Bij zijn overlijden in 1928 schreef De Locomotief: ‘Maakten zijn gaven en talenten Zaalberg tot een der besten, die de Indische journalistiek had aan te wijzen, bovenal zal zijn nagedachtenis worden geëerd om zijn karakter.’

Indische man

Over Karel Zaalberg is nog lang niet genoeg geschreven. Ulbe Bosma publiceerde de biografie Journalist en strijden voor de Indo (1997) waarin hij wees op het grote gemis: er is geen persoonlijk archief van Zaalberg overgeleverd, wel duizenden artikelen waaruit de puzzel van zijn leven gemaakt kan worden. Deze biografie verscheen voordat de krantensite Delpher.nl online kwam, dus vermoedelijk is daar nog veel meer te vinden.
De belangrijkste lijn is wel: deze Indische man nam de pen op, maakte carrière als journalist en hij moet duizenden mensen, vooral Indisch, moed en zelfvertrouwen hebben geschonken. Eén persoon, iemand die kansen benutte en kon samenwerken.

Bataviaasch Nieuwsblad

De kans kreeg hij van P.A. Daum, de Hollandse hoofdredacteur van het Bataviaasch Nieuwsblad. Daar kwam Zaalberg ondanks een beperkte opleiding te werken als de rechterhand van Daum. Een training on the job, en wat voor eentje: heel Indië keek naar deze ongewone plaats voor een Indische man. Zaalberg deed het uitstekend. Hij schreef ook voor andere Indische kranten en weekbladen. Zo verbreedde hij het podium dat hij later zo goed wist in te zetten.

Zaalberg vertelt er zelf over in De Locomotief. Als jongen komt hij aan bij Kolff. De boekhouder:
– Zou je lust hebben om hier te werken?
– Jawel meneer, antwoordde de veelbelovende, die, alleen thuis, zich gruwelijk verveelde.
– Kan je dadelijk beginnen?
– Jawel, meneer, was het antwoord van den veelbelovende (zie boven).
– Ga dan maar mee.

Dan begin het: adressen schrijven. Daarna komen de kleine stukjes, dan de artikelen. Hij wil het en hij kan het. Maar: hij krijgt ook de kans. Karel Zaalberg had de gun-factor en kon met iedereen omgaan. Voor een journalist die altijd op zoek is naar nieuws, zijn dat belangrijke eigenschappen. Hoe kwam hij aan nieuws? Kopen van informanten. Of, zoals hij zelf vertelt:

  • Een ander middel was goede maatjes te worden met de politie, vooral de inlandsche, en dat was niet erg moeilijk.
  • Had bijv. de assistent-resident of de resident gehoord of gezien van een dobbel-partij, dan ontwikkelde de activiteit der politie zich minstens een week in die richting, en wijl de politie, traditioneel wel veel maar niet alles zag, kon je haar gauw een dienst bewijzen, op ’t spoor brengen van een gokje hier of daar.
  • Dan ging je mee met de overal; en onder de hand kreeg je van schout of djaksa nog een paar nieuwtjes te hooren er bij.

ZaalbergIndo-Europees Verbond

Na de eeuwwisseling kwamen in de kolonie nieuwe organisaties op, veelal als belangenbehartiger van degenen die in Indië waren geboren – destijds ook wel Indiërs genoemd- , waarbij dus de Indische bevolkingsgroep hoorde. Maar zij kwamen in toenemende mate in de knel, mede door het beleid van de regering. Steeds vaker verloren Indische werknemers hun betrekking aan goedkopere inheemse werknemers. Op 13 juli 1919 beleefde Karel Zaalberg zijn finest hour. Die dag leidde hij de oprichtingsvergadering van het Indo-Europeesch Verbond (IEV), waarvoor maar liefst tweeduizend mensen zich hadden aangemeld. Hij schreef erover:

  • De grieven, wenschen, verlangens der Indo’s zijn, op de keper beschouwd, van bescheiden aard. De Indo vraagt, los van alle andere overwegingen, zijn plaats in de Indische maatschappij. Een bescheiden plaats in generaal, met de kans op een betere voor wie uitblinken.
  • Zonder direct toe te geven aan superioriteitswaan vraagt hij, schoon in vele gevallen een product van dien waan zijn plaats naast, gelijkwaardig aan den Nederlander. In hem leeft nog voort de meerderheidsidee, op haar beurt product, zoo men wil, van de thans zoo fel bestreden overheerschers-idee; zijn ras-instinct, zijn behouds-instinct, drijft hem naar vasthouden aan zijn Europeesche afkomst. Historisch verklaarbaar en historisch volkomen juist, evenzoo volkomen juist als natuurlijk gevolg.
  • De zucht tot zelfbehoud doet den zwakkeren Indo zich klemmen aan den sterkeren Nederlander, want iedere Indo kent uit eigen ervaring en aanschouwing, dat het zich laten gaan in andere richting beteekent het terug zinken tot den zelfkant der Europeesche samenleving, Welke slechts aanknoopings punt vindt inde kampoeng.
  • Ter vergadering bleek een sterke strooming te bestaan om een verbond te stichten uitsluitend van en voor Indo’s.
  • Maar zoo gemakkelijk als dit neergeschreven wordt, zoo moeilijk bleek de oplossing.
  • Wie en wat is de Indo; hoe moet het begrip volkomen zuiver omschreven worden?
  • En daarbij: moet de stam-verwantschap, laat mij maar zeggen in eersten graad, uitgeschakeld worden?
  • M.a.w. moest de neiging naar Nederlandschen kant onderdrukt, de hulp van dien kant aanstonds afgewezen worden?
  • Gezien de van zoovele zijden betoonde belangstelling, kan uit de nieuwe organisatie een krachtig lichaam groeien, waarmede aanstonds rekening dient, te worden gehouden.
  • Daarover nader uit wijden, lijkt voorbarig;—ieder ziet voor zich de ontwikkeliugs-mogelijkheden. Ik voor mij weet mij, ondanks mijn medewerking, niet vrij van zeker scepticisme,—maar we zullen ons best doen to make the best of it.

Vragen

Zo was en is het altijd: wie zich gaat organiseren, krijgt met lastige vragen te maken. Indo, wat was dat eigenlijk? Bij het IEV vond Zaalberg een sterke medestander in Dick de Hoog, die uitgroeide tot het boegbeeld van de organisatie. De Hoog bezocht in 1928 de gouverneur-generaal De Graeff om over het ‘Indo-belang’ te spreken. De Locomotief publiceerde een verslag waarin onder meer stond:

  • Wij verwijten der regeering althans haar organen gebrek aan waardeering voor den Indo als landsdienaar en als staatsburger, gebrek aan belangstelling voor zijn positie, zijn behoeften en zijn rechtmatige wenschen, waardoor vooral in deze periode van voortvarende rassenpolitiek een gevoel van achterstelling is gewekt.

Zaalberg moet hier met grimmige tevredenheid kennis van hebben genomen. Ja, ze werden gehoord, maar zou er ook iets veranderen? Dat was januari 1928.
Nauwelijks een maand later, op 13 februari, stierf hij. Pas 53 jaar. Hij liet vrouw en kinderen achter. Alle persen in de kolonie stonden drie minuten stil. Een passend eerbetoon. Op zijn drukbezochte begrafenis prees IEV-man Dick de Hoog zijn vriend, die ‘een fiere Indo was, die zich opgewerkt had door zijn energie en zijn intellect’.

Het Bataviaasch Nieuwsblad schreef: “Zijn gedachtenis zal onder zijn collega’s, en onder zijn Indo-volk, welks belangen hij steeds op het hart droeg, in eere blijven.” Het IEV zou jaren lang in zijn geest verder werken, voor en door Indo-Europeanen in Indië.

Schrijftips
Indisch zijn is niet voor iedereen vanzelfspekend. Per generatie en per persoon is het anders, eigen en dan kan het ook nog eens in de loop van het leven veranderen. Nu noemen vooral de jongere generaties zich ‘Indo’, terwijl 80plussers het veelal hebben over ‘een Indische achtergrond’. Wanneer u over de oude Indische tijd schrijft, zijn de termen van belang. Wilt u daar eens vrijblijvend met mij over telefoneren, klik dan hier voor mijn digitale agenda (er opent dan een nieuwe pagina).


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Wie zat er in de zaal toen Dicky de Hoog sprak?

Dicky de Hoog

Bij de verkiezingen dacht ik aan die ene Indische beroemde politicus uit de jaren 1930: Dicky de Hoog, de geliefde voorzitter het het Indo-Europees Verbond (IEV).

Wie kent hem nog?

Die vraag zal ik anders stellen: wie heeft van zijn of haar ouders iets over hem gehoord?
Want Dicky de Hoog stierf in 1939.
Dat is helemaal niet zo lang geleden. Ik bedoel, het zijn de Middeleeuwen niet.
Misschien hebben uw ouders hem persoonlijk gekend. Of ze zijn bij een redevoering van hem geweest. Hij moet meeslepend zijn geweest en ’t ging altijd ergens over. Geen haatdragend debatvoerder, zoals we de afgelopen tijd veel zagen. Hij had hart voor zijn zaak: de emancipatie van de Indische bevolkingsgroep.
En naar wat ik lees, hield iedereen van hem.

Er is nog geen grote biografie van hem, geloof ik.

Toespraken

De Hoog werkte zich zowat dood voor zijn IEV en die betrokkenheid kwam ook voort uit het zelf Indisch zijn. Met zijn intelligentie, charme en ook zijn talent om meeslepende en sterke toespraken te houden groeide het IEV.
Hij trok volle zalen.
Wiens ouders of misschien grootouders zaten toen in de zaal?

Indië is een, twee generaties geleden, zowat onder handbereik, als we de herinneringen koesteren en opschrijven.

Hieronder wat de Deli Courant publiceerde op 1 maart 1939:

De Deli Courant

  • Het feit, dat het vreemd klinkt van „den heer F. H. De Hoog” te spreken, wijst er al op: hoe populair en gezien hij was, hoe allen hem beschouwden als een vaderlijken vriend, hoezeer hij hier in het hart van talloozen leefde, en voort zal blijven leven ook nu hij helaas veel te vroeg, is heengegaan.
  • Het overlijden van De Hoog brengt diepen rouw in de kringen van het IndoEuropeesch Verbond, maar ook rouw en droefenis in de kringen van hen die, niet tot dat Verbond behoorend, hem hebben gekend of gevolgd in zijn werk.
  • De geheele Indische gemeenschap verliest in hem een figuur van meer dan gewone beteekenis: een man, die zonder ophouden niet alleen voor de belangen van de groep, die hij leidde en vertegenwoordigde, gevochten heeft, maar tegelijkertijd en met alle toewijding voor de imperieele zaak. Hij had de éénheid Holland-Indië lief. Men moest hem daarover hooren spreken: met zijn enthousiasme, zijn plannen, zijn ideeën, zijn teleurstellingen ook als hij meende of voelde, dat er bij velen in Holland nog zoo weinig belangstelling voor de Indische vraagstukken leefde, of zoo weinig kennis omtrent de moeilijke problemen van dit land, waarvan hij een der moeilijkste op zijn schouders geladen had.
  • Dat moeilijke probleem: het vraagstuk der positie van den Indo-Europeaan, sociaal en oeconomisch, is er in de laatste jaren niet gemakkelijker op geworden. De indianisatie spitste het toe, de oeconomische crisis verdiepte en ver-ergerde het delicate der situatie van deze zaak.

Zoo werd de strijd van De Hoog in den loop der laatste jaren eerder zwaarder dan eenvoudiger. Hij, die nagenoeg zijn geheele leven reeds hard voor de belangen van den Indo-Europeaan had gearbeid, zonder ophouden, met voorbeeldeloozen inspireerenden ijver, en die dan ook met trots op de resultaten van dat werk mocht terugzien, moest b l ij v e n d op de bres staan. De tijden gunden hem geen rust. En hij was niet de man om uit z i c h-z è l f te gaan rusten, tevreden over wat hij toch reeds had bereikt, den verderen strijd aan anderen overlatend. Zoo is hij nu: „in ’t harrenas gestorven”.

Zijn nalatenschap is een werk van onschatbare beteekenis voor het imperium. Hij heeft de Indo-Europeesche gemeenschap sociaal en oeconomisch op een aanzienlijk hooger peil gebracht en daarmede het Nederlandsch gezag een nieuwen, krachtigen stut van onschatbare waarde gegeven. Hij wierp een dam op, waar een deel dier gemeenschap naar den kampong dreigde af te vloeien. Hij vocht voor hun recht op een behoorlijk levenspeil in ambten en bedrijven; hij was de groote man voor den kleinen man.
De groote man: die n i e t alleen vocht met zijn klaar, scherp verstand, dat de problemen in hun kern wist te vatten, maar ook met zijn gansche gemoed, met zijn geheele hart.

Het heengaan van Dick De Hoog is voor het I.E.V. een onherstelbaar verlies. De open plaats valt nooit te vervullen. Want deze plaats was niet slechts die van een flink voorzitter, van een goed leider, van een knap socioloog of politicus, wie dan ook. Dick De Hoog was méér dan dat: een vader voor de schare, wier belangen hij kende en begreep als niemand anders, en voor wie hij door het vuur ging, zooals alleen een vader dat voor zijn kinderen doet. Het resultaat van zijn werk blijft, ook nu hij is heengegaan, van zijn daden getuigen. Hij heeft zichzelf een onvergankelijk sociaal monument opgericht in de Indische maatschappij: een monument van groote, imperieele waarde.
Maar het schoonste monument te zijner nagedachtenis staat in het hart van ieder, die hem gekend heeft: de nimmer verbleekende nagedachtenis aan een nobel, eerlijk, offervaardig strijder, die zijn gansche leven de gemeenschap heeft gediend; een ridder zonder vrees of blaam; een me nsch in de edelste beteekenis van het woord. Hij ruste in vrede.


levensverhaal

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Ga naar de bovenkant