Indonesië

Eddie Samson: ‘Ik ben 100% Indo, Indisch’

Eddie Samson (1934-2024) is deze week naar de hemel vertrokken, las ik, en dat raakte me. Omdat ik hem in 2015 ontmoette en onder de indruk raakte. Hij woonde tien in Soerabaja, nadat zijn vader had besloten dat het gezin Warga Negara werd. Hieronder zijn portret, dat ik overneem uit mijn boek over HALIN.

Zorg voor het verleden

Eddie Samson is een uitzonderlijke man. Hij spreekt snel, geconcentreerd en met kennis van zaken over het Nederlands erfgoed in Indonesië. Daar zorgt hij voor als Indische man. Zorgen voor het verleden is belangrijk voor hem. Weten wat geweest is, dat in ere houden als het goed was. Van het slechte lering trekken, dus kritisch durven zijn. In die zin is hij activist en daardoor werd hij een plaatselijke beroemdheid. Indonesische kranten schrijven regelmatig over hem en over zijn betrokkenheid bij voormalige koloniale gebouwen, begraafplaats of boeken.
Eddie spreekt even vloeiend Indonesisch als Nederlands en heeft overal een opinie over. Nederland, het land waar zijn hart naar uitgaat, heeft hij nooit gezien. Aan de muur van zijn huis hangen drie portretten in een lijstje: koningin Wilhelmina, koningin Juliana en koningin Beatrix. Drie vorstinnen, die voor Eddie elk het gezicht van dat verre land zijn.

Hoop, geloof en liefde

Het gaat om de juiste mentaliteit, legt hij uit. Heb je die dan red je het. Wat er ook gebeurt. Wat hemzelf betreft: ‘Je mag niet zeggen: “dit is mijn lot”. Het leven is een strijd, Je moet dus strijden, je moet actief zijn. Je moet daden bij de woorden doen. Je moet hoop, geloof en liefde hebben. De maker daarboven wil dat zo: je moet doen, je gedrag en je woorden moet één zijn, dat moet in overeenstemming zijn met je verlangens. Je kunt niet gaan rondhangen en naar Nina Bobo luisteren, dat is gemakzuchtig. Veel mensen zijn zo. Ik niet.’

‘Alles voor de Indo, ja’

Met die mentaliteit leeft en werkt Eddie. In zijn dagelijks leven, waar hij zijn gemoedsrust moet zien te bewaren. In zijn werk voor de Indische verenigingen en voor het koloniaal erfgoed in zijn stad. Het verleden, dat bestaat en het bestaat niet voor hem. Hij weegt het hardop tegen elkaar af. Enerzijds is het voorbij: “Al is al. Soedah. Een streep eronder.’ Anderzijds, ja, anderzijds is het niet vergeten: ‘Je kunt ervan leren.’ Want de kinderen van Indische mensen die Warga Negara werden, moeten weten wat hun afkomst is.
Eddie: ‘Wij leven hier in Indie als de laatste der Mohikanen. Straks zijn we er niet meer. Zeg over tien jaar, twintig, dan zijn er geen ouders meer die vragen kunnen beantwoorden. Het gaat verloren. Dat doet wel pijn hoor, dan kunnen wij niets meer vertellen. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Mijn vader is peranakan-Indo, maar echt begrijpen kunnen ze dat straks niet meer.’ Iets of meer dan iets, blijft wel bewaard in Bureau De Indo. Dat is het tijdschrift van de Indische Vereniging waar Eddie lid van is. Elke drie maanden verschijnt het blad. Ze hebben bijeenkomsten. ‘Alles voor de Indo, ja.’

100% Indo

Eddies vader, Johannes Alexander Samson, bezat het Nederlands paspoort en was Nederlander. Zijn moeder Femina Koraag ook. Maar toen zijn vader op 17 september 1951 Warga Negara werd om zijn pensioen te kunnen behouden, werden de anderen dat ook. Zo waren de regelingen. Eddie begrijpt de regeling, maar heeft bezwaar tegen de uitvoering: ‘De namen van mijn moeder en mij komen niet voor op de optieverklaring. Ik was minderjarig en kon niet zelf beslissen. Uit onwetendheid heeft mijn vader in 1951 of 1955 mijn paspoort en dat van mijn moeder ingeleverd bij het Nederlandse consulaat in Soerabaja.
Dus ik ben zeker niet uit eigen wil Indonesiër geworden. Daarvoor heb ik nooit gekozen. Ik ben in merg en been, ook met het bloed en lichaam 100% Indo, Indisch. Ik ben westers opgevoed, mijn omgeving, cultuur, school, opleiding, werkkring waren en zijn Nederlands. Maar door het opteren van mijn vader werd ik als minderjarige Indonesiër.’

‘Toen dacht ik wel,
was ik maar donkerder’

Hij heeft een roerige tijd achter zich liggen, dat moet hij beamen. De oorlog, de Bersiap, Nieuw-Guinea, alles heeft hij meegemaakt. ‘Je had periode één,’ doceert Eddie, ‘dat was voor de oorlog. We waren allemaal Europeanen, of we nu Engels waren, Duits, Hollanders. Toen kwam periode twee, dat was de Japtijd. Dat was een slag. Mijn vader moest in de gevangenis, ik moest werken in de gaarkeuken. Het duurde tot en met 1945. Omdat ik blank ben, was dat voor mij niet zo veilig om op straat te lopen. De buren hield zich liever afzijdig. Toen dacht ik wel, was ik maar donkerder. Dan krijg je de derde periode. De revolutie, de Bersiaptijd. Mijn vader werd opgesloten en afgeranseld door de pemoeda’s en ook mijn moeder en ik werden opgesloten. We zijn door de Engelsen bevrijd. Tijdens de oorlog zijn we alles kwijtgeraakt. Een rijwiel, kunst, schilderijen, waardevolle boeken en antieke collecties en onze Philips radio. Ik kon drie en half jaar niet naar school gaan.
Komt periode 4, toen ging ik weer naar school, een leuke tijd. Ik was geliefd bij de meisjes. Ze vonden me galant. Stout met meisjes was ik nooit. Als ik verliefd was, dan voelde ik me blij als ik haar een hand mocht geven. Maar de HBS werd gesloten, die heb ik niet kunnen afmaken. Toen ben ik gaan werken.’

Kippetje achterop

Daarmee kwamen er inkomsten. Geld. Eindelijk, voor het eerst na al die benauwde jaren, de kans om zelf te beslissen, om het leven vorm te geven. Ondanks de pesterijen van Indonesiërs omdat hij zo licht was en de moeilijkheden die dat op het werk opleverde. Hij bleef anders, want hij had Nederlands bloed. Zijn generatiegenoten maakte hetzelfde mee.
‘De meeste jeugd was toen kapot,’ zegt Eddie nuchter. ‘We waren bang voor de toekomst, dat is door de Jap gekomen. We wisten niet wat we met het leven aan moesten, dus toen ik begon te verdienen… het was of er een paard van de stal was losgekomen… Ik kon kopen wat ik wou. In die tijd begon ik te roken en te drinken. Bier. Soms borrels. Dat was erg duur. Ik kon het betalen, maar aan het eind van de maand was het altijd nul. Ik had een fiets en vaak een kippetje achterop, een meisje. De jongen was de haan. Djago.’

Oorlog

‘In die tijd was ik de eerste voorrijder bij de motorclub Soerabaja. Dat vonden ze wat, een kleine man op zo’n grote Harley Davidson, dat trok de aandacht. Na vier, vijf jaar ben ik daarmee gestopt omdat ik steeds duizelig was en vaak donkere vlekken voor mijn ogen zag. De stabiliteit was er niet meer. Dat komt als je niet genoeg slaapt. Je krijgt misselijkheid en koortszweet. Zo maken de meeste mensen een ongeluk.’
En hoe dat kan, niet genoeg kunnen slapen? Dat komt door alles waarover Eddie zwijgt. Wat hij als jonge jongen heeft moeten doorstaan in oorlog en Bersiap.

Sinds Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië, heeft hij geen last meer gehad van discriminatie, vindt hij. Dat hij toevallig wat blanker is dan anderen, maakt niet meer uit, zegt hij. Hij is en blijft ‘Indisch in hart en nieren’, dat zeker. Nederlands? ‘Dat is een paspoort kwestie.’ Die heeft hij vaak willen oplossen. Twee keer vroeg hij een visum aan om naar Nederland te mogen gaan. Twee keer werd hij geweigerd. Een smeekschrift aan koningin Juliana ook. Hij probeerde als verstekeling Indonesië te verlaten, maar ook dat mislukte. Nu heeft hij er meestal vrede mee op een filosofische manier: ‘Mijn moederland is in handen van Indonesiërs, Holland is en blijft mijn vaderland.;

Hollands voetbal

De laatste jaren is Eddies leven overzichtelijk. Elke dag staat hij om 5 uur ’s morgens op. Dat gaat vanzelf tot de moskee In de buurt. Dan wandelen. De krant lezen, baden, schrijven, bezoek. s Middags een uur slapen, dan baden, koken en dan is het alweer avond:
‘Als er voetbal is, zit ik de hele tijd voor het scherm. Ik ben gek op Hollands voetbal. Ik ken de voetbalwereld uit mijn hoofd. Soms bel ik Holland ook op met een telefoonkaart die ik gekregen heb. Ook mijn kennissen in Australië en Amerika. Je moet de mensen blijven volgen. Dan ben ik om vier uur weer wakker. De tijd gaat verbazend snel, vooral als je erg druk bent.’

Romantisch

Je moet wat van het leven maken, vindt Eddie. Ondanks wat er op je pad komt. Geldt ook voor de liefde:
‘Vroeger was ik altijd verliefd. Als een meisje vrij was, kon je dat zien, want dan droeg ze vlechten. Had ze twee vlechten, dan was ze ongetrouwd, dus dan mag je een kans wagen. Een vlecht voor en een vlecht achter, dan is ze verloofd. Je mag nog een kans wagen. Heeft ze twee vlechten voor, dan is ze getrouwd. Klaar.’ Hij is nog romantisch, ook in zijn huwelijk. Zijn echtgenote is Javaanse en dat was eerst moeilijk: ‘De Javaanse vrouw, vergeleken met een Hollandse is heel verschillend. Ze zijn niet zo romantisch als Indische jongens. Ik kan haar wel een zoen geven. Dat wilde ze vroeger niet uit verlegenheid, later wel, toen was ze verindischt. Samen hebben ze vier kinderen, de twee uit Eddies eerste huwelijk brengt ze met liefde groot. Geen van de kinderen spreekt Nederlands: ‘Ze hebben dat nooit geleerd op school. In de omgang Nederlands spreken was taboe voor ze. De leerboeken waren in de Indonesische taal. Ik zou wel willen dat ze Nederlands spraken, maar dit is een andere generatie. Het is te laat en nu kan het niet meer.

Rijk aan verleden

Te laat, maar niet voor de gebouwen uit de Nederlandse tijd. Met anderen werkt Eddie voor het behoud van het verleden in Indonesië. Wat geweest is, hoeft niet meteen afgebroken te worden. Bewaar het toch, denkt hij, bewaar IJssalon Zangrandi, het oude station Goebeng, het graf van journalist Von Faber en veel meer. De stad is rijk aan verleden en als je dat weghaalt, verdwijnt het fundament. Hij heeft het er druk mee: ‘Ik zit in veel clubs en doe veel radio-interviews, vaak in de uitzending van Suara Soerabaja, de stem van Soerabaja.’

Soms piekert hij en dan slaapt hij nog minder, maar en daarmee praat hij over het piekeren heen sinds zijn dochter ervoor zorgde dat zijn huis ventilatie kreeg, gaat het beter. Hij heeft heus vrede mee dat hij in Indonesië is gebleven. Dat komt omdat hij voor zichzelf duidelijk weet wie en wat hij is: “Indisch wil zeggen dat je hier geboren bent, dat je geen Indonesiër bent in je cultuur. Je gaat met je hart naar Holland ofschoon vanwege mijn band met Suara Surabaya hoor ik 100% hier, ondanks alles. Toen wilde ik graag weg naar Holland. De kinderen? Ze weten wat Indisch is. Ze weten dat vader een peranakan-Indo is, van gemengd bloed, een Indo Belanda, ze voelen niet als Indo, ze weten alleen dat ze Indisch bloed hebben. De kleinkinderen zijn Indonesisch. Ze noemen me Opa. Een Hollands woord. Het komt niet voor bij de Indonesischen. De kinderen noemen me Pappie. In mijn Kampong noemen ze ons Pappie en Mammie. Het zijn een paar Hollandse woorden die hem veel doen. Mijn vrouw spreekt liever Indonesisch, maar wat Pappie en Mammie betekent, dat weet zij ook.

Balans

Dus zo heeft Eddie Samson uiteindelijk een balans gevonden. Hij leeft in het heden en zorgt voor het beste van het verleden. Hij is Indonesisch als het moet en Nederland Nederlands waar het kan voor zichzelf 100% indo, dat telt het meeste.
(Foto’s: Rino Berhitoe)

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Kun je ook half Indisch zijn?”


Het is een vraag die de afgelopen week bij me opkwam. Want ja, ik ben helemaal Hollands, en dat is toch anders. Misschien snap ik iets niet.
Zo af en toe lees ik dit soort uitdrukkingen over Indisch zijn:

  • Mijn grootmoeder was volbloed Indisch.
  • Mijn vader was half-Indisch.
  • Ik ben 1/16 Indisch.

Dat lees ik in de levensverhalen die mensen schrijven. U weet, ik help daarbij.

Ongeveer 90 procent weet het precies. Niemand zegt: “Ik heb het Indische in de familie, geloof ik.” Het is dus iets dat belangrijk is.
Het luistert nauw. Want wie zegt 1/16 Indisch te zijn, die heeft met generaties gerekend.

Maar hoe zit het nu, kun je wel of niet half Indisch zijn?

De vraag

Ik belde Inge Dümpel, ze is eightysomething en werkt al decennia in de Indische cultuur. U kent haar vast nog als presentatrice op de Tong Tong Fair.
Op mijn vraag had ze meteen een antwoord: “Zèg.”
Toen vroeg ik om een toelichting.

Inge zegt: “Half Indisch bestaat niet. Je bent Indisch. Of niet. Als je zegt dat je Indisch bent, dan zeg je dat je gemengdbloedig bent. Het maakt dan niet uit of het voor een kwart of voor een zestiende deel is. Je bent Indisch vanwege die vermenging. Je hebt een oosterse voormoeder en een westerse voorvader. Of andersom, maar dat komt minder voor.”

Dat snap ik. Maar het is toch voor mensen belangrijk om dat kwart of wat dan ook te noemen.

“Ja,” zegt Inge, “dat heeft twee kanten. De ene kant is dat iemand zichzelf niet helemaal Indisch voelt maar dat kwart noemt en daarmee hoopt ook mee te tellen in de Indische gemeenschap. En de andere kant is dat de boodschap is, met dat slechts een kwart hoor ik eigenlijk meer bij de westerse wereld.
Ik ga daar nooit in mee. Je bent Indisch of niet.
Indisch is afkomst.”

Nieuwe Indo’s

Inge vertelt: “Ruim dertig jaar geleden kreeg je nieuwe Indo’s. De vliegreizen werden goedkoper en betaalbaarder, dus meer mensen wilden het land van hun familie zien. Dat kon dus, financieel. Het was niet meer zo duur als in ongeveer 1969, toen Tjalie dankzij zijn lezers zo’n tienduizend gulden bij elkaar kreeg voor reis en verblijf. Om ook voor hen te kijken en te horen hoe Indonesië zich had ontwikkeld.
Met het goedkoper worden van de reizen, trok een nieuwe Nederlandse generatie naar Indonesië. Ze werden daar verliefd, begonnen een relatie en daaruit kwam weer een nieuwe generatie Indische kinderen voort. De nieuwe Indo’s.”

“De Indische cultuur van de koloniale tijd is aan het verdwijnen. Alleen de eerste en oudere tweede generatie Indischen kennen die nog. Zij weten wat het betekent om gemengdbloedig te zijn en op te groeien in het land van je moeder, van je voormoeder. Haar land, met haar zeden en gewoonten.
De nieuwe Indo’s groeien op in het land van hun vader of voorvader. Als zij het land van hun voormoeder willen leren kennen, kunnen ze niet meer naar Indië gaan. Dat is nu Indonesië. Een heel andere cultuur. Niet meer de koloniale cultuur waarin hun moeder een ondergeschikte plaats had, een gevoelsmatig vernederende situatie. Dat is niet meer echt invoelbaar. Wel voorstelbaar, als je de moeite neemt jezelf te informeren over wat en hoe die tijd was.”

half indisch

de heer M.W. Dümpel, vader van Inge.

“De nieuwe Indo zal niet meer voelen wat ik destijds voelde, als mijn Indische vader verdrietig was, wanneer er weer een jongen uit Nederland kwam die in het werk boven hem werd gesteld.
Mijn vader werkte bij het gouvernement. Hij was hoofd financiën van elke haven, waar we woonden: Soerabaja, Makassar en Jakarta. Dat was een goede positie, met daarbij behorende klassen voor het salaris en dus ook de status. Hij zat dan bijvoorbeeld op klasse 2, dus vrij hoog, maar als de Hollandse jongen kwam, werd die meteen op klasse 1 gezet. Ook al bakte hij niets van het werk.
Mijn vader kon daar niets van zeggen.
Thuis wel, iets.
Als kind voel je haarscherp aan wat voor pijn je vader daardoor heeft. Dan had ik al bij voorbaat een hekel aan die Hollander.
Later, toen de Hollanders weg waren, kwam er een Indonesiër van 25 jaar.
Zo was het toen om Indisch te zijn. Moeilijker. Anders.
Dus het is goed dat de nieuwe Indo’s dat niet hoeven te ervaren. Maar weten moeten ze het wel. En ook dat ze Indisch zijn of ze zijn het niet. Daar is nogmaals mijn antwoord op je vraag: nee, je kunt niet half-Indisch zijn.”

Aan de slag

Ik heb het antwoord. En ook borrelen nieuwe vragen op. Misschien heeft u dat ook. Daar zit al een klein familieverhaal in. Wie noemde zichzelf Indisch in de familie, hoe werd er gesproken over Indische mensen? Wat werd er dan gezegd? Wanneer is het in uw familie begonnen met dat rekenen van een kwart of meer dan wel minder Indisch zijn?
Een kladje met eerste gedachten kan het begin zijn van een mooi verhaal. Daar help ik u graag bij. Klik hier en lees meer over persoonlijke schrijfcoaching. (pagina gaat open in een nieuw venster)

Van Banda Aceh tot Jayapura met Cees Piket (83)

van Banda Aceh tot Jayapura

Cees Piket (83)  is een man met reiservaring, en lang verhaal kort: hij was reisbegeleider, hij volgde mijn cursus en nu is hij de auteur van Indonesië. Van Banda Aceh tot Jayapura. Hij kan wel tien boeken over zijn reizen schrijven, maar hier blijft het bij. (Vooralsnog)

Onthulling

Eerste onthulling: in het echt verliep de reis anders dan in het boek staat. Voor het boek was een aanpassing nodig: “Onze reizen gingen kriskras door Indonesië. Dan zaten we op Sumatra, dan weer op Sulawesie. Die volgorde heb ik in het boek aangepast. dus eerst  heb ik alles van Sumatra opgeschreven.”
Tweede onthulling: Cees wist niet dat hij zoveel wist. “Ik ging zitten en begon te schrijven en het kwam allemaal terug. Al die details. Welk jaar en welke dag en wat er  wanneer gebeurde. De ene herinenring haalt de andere op.
Cees was een van de gelukkigen die via een verloting van het maandblad Moesson een gratis deelname won. Dat had hij niet verwacht. “Nu moet ik het wel schrijven,” dacht hij. Want het zal het ene moment in zijn hoofd, terwijl hij het andere moment bepaald de lol er niet van inzag.

Hoe beginnen

Dus ja, hoe begin je zoiets?  Dat het over Indië/Indonesië zou gaan, wist hij zeker.
“Ik zit vanaf  mijn twaalfde jaar in het Indische circuit. Eerst op de middelbare school in Den Haag, en later omdat ik ook boeken ging verzamelen. En mijn vrouw is Indisch. Wij hebben samen als backpackers veel reizen gemaakt door Indonesië, Thailand, Maleisië, noem maar op. Dan ontmoet je anderen die waardevolle advies geven waar je moet zijn. Dat was nog de tijd van Lonely Planet.”

Reisleider

In het boek staan ook de ervaringen van Cees als reisleider. Veel anekdotes (rekening houdend met privacy) die het leesbaar en vaak geestig maken. Hij is het type doortastende leider, waar ze in Indonesie van kunnen schrikken. Voorbeeld? Wanneer een van ‘zijn’ reizigers een pijnlijke arm heeft, neemt hij de patient mee naar het ziekenhuis in Medan.

Bij de kamer van de dokter brandde een rood licht en een wachtkamer vol patiënten bleef lijdzaam wachten. Ik heb de deur geopend en er bleek niemand aanwezig. De gids was door mijn directe manier van handelen kennelijk zo van slag, dat ze alleen maar kon uitroepen “aduh Cees, ik bewusteloos van jou “. Ten slotte werden we naar het privéadres van de arts verwezen ergens in de wijk Polonia. De huis nummering in Nederland gaat in z’n algemeenheid als volgt. De even nummers aan de ene en de oneven nummers aan de ander kant van de straat.
In Indonesië werkt dat helaas niet zo, wat een gezoek van jewelste tot gevolg had. We kregen van de arts te horen, dat de foto geen breuk had uit gewezen en nadat hij het honorarium achteloos in zijn bureaulade had geveegd stonden we weer onverrichter zake op straat. Naderhand heb ik in Nederland nog meegekregen, dat er een scheurtje in het bot was geconstateerd en dat veroorzaakte de pijn.

 

Kinderen en kleinkinderen

Kan gebeuren, en het gebeurt.  Zo vertelt hij ook over inkopen doen, veteranenreizen en soms moeten laten zien wie er de baas is.
“Ik ben er bijna een jaar mee bezig geweest. Ik dacht, ik maak er een document van om aan de kinderen en kleinkinderen te geven. Dan laat ik het ook drukken omdat er zoveel werk in zit. Dat heb ik bij Probook laten doen. De buurman kreeg er lucht van dus toen was ik er meteen vier kwijt. Op de koempoelan in Zwolle hadden ze ook belangstelling. Bij elkaar ben ik er zo’n vijftig kwijt.”

Bestellen

Er zijn nog twee reisboeken over. De prijs is € 22,00 per stuk voor de drukkosten. De verzendkosten zijn € 6,15  .In totaal € 28,15 Belangstelling? Stuur me even een mailtje, dan zend ik dat door naar Cees. Als hij niet op reis is, reageert hij snel. Bij www.probook.nl zijn ook nog enkele exemplaren te bestellen.

Praktische schrijftip

Altijd leuk, een reisverslag. Hou tijdens de reis een klein dagboek bij in een notitieboekje. U schrijft op waar u bent, hoe de dag verliep en drie opmerkelijke voorvallen. Neem elke ochtend en avond een half uur. Wanneer u met uzelf afspreekt elke dag drie anekdotes te noteren,  dan zult u die gemakkelijker onthouden. “Ja, dat is iets voor mijn reisverslag.”

Kitty Kommer: Hier heb ik vroeger nooit over gesproken

kampkind

Kitty aan de rechterbuitenste rij, met een wijde rok aan.

Kitty Kommer is 76 jaar, ze doet aan fitness, lacht veel en en van binnen is ze een kampkind. “Mijn moeder zat net in Kampili toen ik werd geboren.”

Dit zijn de levensverhalen waar het om gaat. Hoe oorlog doorgaat in mensen, hoe dat voelt en wat de herinneringen zijn. Voor Nederland is de oorlog in Indië nu een onderzoek naar oorlogsmisdaden. En al die gewone mensen dan, die de oorlog nog meedragen?

“In Centrum ’45 heb ik geleerd erover te praten,” zegt Kitty Kommer. Dat kan ze ook. Ze benoemt duidelijk en precies ervaringen en gevoelens.

Baleh baleh

“Ik ben de tweede van vier kinderen, en mijn moeder zat net in Kampili (Celebes) toen ik werd geboren. Ze vond het vreselijk dat ze me alleen moest achterlaten in een barak van bananenbladeren. Dan lag ik op zo’n baleh baleh en af en toe kreeg ik van iemand die langs wandelde wat rijstwater te drinken. Ook daardoor sukkel ik nog steeds met mijn gezondheid. De eerste drie-en-half jaar van mijn leven heb ik in het kamp doorgebracht.”

Dan hoop je tegen beter weten nog op een positief vervolg.

Makassar

Kitty: “In november 1945 zaten we nog in het kamp. Het werd nu bewaakt door de Japanners omdat we als Nederlanders buiten het kamp niet zeker waren. Mijn vader kwam ons halen. Ik weet nog dat ik bang van hem was, gek heb ik dat altijd gevonden.
Ons huis in Makassar was helemaal kapot geschoten, althans het had heel veel kogelgaten. We werden verplicht met Engelsen voor een tijdje daar te wonen tot de laatsten vertrokken. Hier houdt mijn herinnering op.”

Dat was de Bersiap. Wie er iets van weet, begrijpt dat herinneringen met een reden kunnen ophouden.

CAS

Het gezin bleef in Indonesië vanwege de goede betrekking die Kitty’s vader had. Na een half jaar verlof keerden ze terug naar Djakarta, waar Kitty naar school ging: naar het CAS (Carpentier Alting Stichting).

Er zijn vrolijke foto’s van. Eentje staat helemaal bovenaan.

Kitty rechtsvooraan, in een lichte jurk

Schoolfuiven

Kitty: “Ik heb er fijne herinneringen aan. Omdat daar geen MMS was hebben mijn oudste zus en ik tot de 3e klas de HBS-A gevolgd. Veel aan sport gedaan, kastie, softbal, turnen, zwemmen, dat laatste vooral in de weekenden met grote groepen vrienden en vriendinnen. Of zwemmen in de zee bij Tandjong Priok, of ineen heel groot meer waar we dan met zijn allen op de fiets naar toegingen.”
“Op de schoolfuiven draaiden we plaatjes en dansten we, vooral jiven. Bij mij thuis nooit, vanwege de slechte sfeer. Mijn vader was verknipt uit de oorlog gekomen, zo noemde mijn moeder dat.”

De schooltijd was in 1953 tot eind 1957. Indonesië verandert.
“Op school moesten we Bahasa leren. Op het CAS werd nog Nederlands gesproken.”
Een paar jaar later begon het.

Onveilig

“Het werd onveilig voor ons Indische Nederlanders. Ons huis werd weer beschoten. Onze hond werd doodgeschoten. We woonden in Kebajoran, een soort compound waar alle buitenlanders woonden. Gewoon naar school gaan kon niet meer. Iedereen werd met de bus opgehaald. De chauffeur had een geweer onder zijn stoel en wij moesten ons paspoort bij ons hebben. Als we aangehouden werden, konden we aantonen dat we er voorlopig waren en terug zouden gaan Nederland.”

“Op 21 december 1957 kregen we te horen dat we op 22 december op de vrachtboot moesten. Van de ene dag op de andere. Mijn moeder zag nog kans om bij de naaister voor ons flanellen pyjama’s te laten maken, vanwege de kou in Nederland.”

Captain Cook

Zo kwam het dat Kitty Kommer in Amsterdam arriveerde, op 21 januari 1958, met de Captain Cook. Weinig koffers, veel emotionele bagage.  “Pas in Centrum 45 begreep ik wat ik aan de oorlog en de tijd erna heb overgehouden en ik heb geleerd het direct te benoemen. Het is angst. En eenzaamheid.”
“Dat is wel leefbaar maar je hebt andere kijk op de mensheid gekregen. Ik ben vaak bang voor veel mensen. Veel mensen vinden mij somber maar ik kan ook lol maken. Hier heb ik vroeger nooit over gesproken.”

En daar heeft Kitty Kommer genoeg van: dat niet erover spreken. Ze gaat haar levensverhaal op papier zetten, ook voor haar dochter die geen vragen stelt. Nòg niet, maar als ze vragen gaat stellen, liggen de antwoorden klaar.

Oproep:
1 Foto gezocht. Wie heeft er een foto van de aankomst van de Captain Cook in Amsterdam? In de Panorama van 22 januari 1958 stond een foto waarop een jong meisje over de loopplank wandelt. Dat is Kitty. Kent u die foto?
2 Passagierslijst gezocht. Van deze scheepvaart zijn twee passagierslijsten. Wie heeft deze?

Ga naar de bovenkant