kleinkinderen

Als de kinderen niets vragen en niets willen weten

kinderen

“Het interesséért de kinderen gewoon niet,” zei de mevrouw tegenover me. Ik vroeg hoopvol hoe oud ze waren. “Nog geen vijftig,” zei ze.
En ik: “Dan kan het best later komen, hoor.” We keken elkaar even aan en wisten wat de ander dacht: of zij er dan nog zou zijn om hun vragen te beantwoorden.

Belangstelling

Vaak komt de belangstelling voor de familiegeschiedenis pas later. Als de kinderen van die kinderen de deur uit zijn. Of als de generatie van de mevrouw er niet meer is en haar kinderen gaan voelen: straks ben ik aan de beurt, en wie ben ik eigenlijk? Of na het pensioen. Of als er iets gebeurt, waardoor de kinderen denken: nu wordt het tijd om vragen te gaan stellen.

Aanpassen

Eigenlijk is dat wel een compliment voor de opvoeding. Ooit waren de kinderen echt jonge kinderen, die te horen kregen: “We zijn nu hier, in Nederland.” Het aanpassen en meedoen lukte zo goed, dat die kinderen langzaam verhollandsten. Plus dan het vaak drukke leven met werk en gezin.
Pas wanneer dat verandert, geleidelijk of met een klap, komen de vragen.
En ja, waar moet je dan beginnen als kind dat van niks weet?
Je kent de vragen niet eens.

  • Waarom heette Bandoeng het Parijs van Java?
  • Wat was het lekkerste bij Toko Oen?
  • Hoe kon dat toch in Indië, al die verschillende mensen in dezelfde klas?
  • Waarom is er geen naam overgeleverd van mijn overovergrootmoeder?
  • Wat was ‘de hel van Soerabaja’?
  • Hoe was het voor de oorlog, hoe verliep toen een gewone dag? En waren er toen al Japanners in Indië?

Herinneringen

Ik ben wat peinzend, dat merkt u wel. Dat komt een beetje door de herfst en ook door de start van de cursus Schrijf het levensverhaal van uw moeder. Dan voer ik telefoongesprekken met de cursisten en die zijn gezellig en voor mij ook vaak ontroerend. Want dan blijkt hoe ver herinneringen kunnen teruggaan: als u iets over uw moeder weet, dan weet u ook vast iets over haar moeder, en hopelijk ook over haar grootmoeder.
Dat zijn al drie generaties.
Is dat belangrijk genoeg om op te schrijven?
Dat dacht ik wel.
U bent de expert, want u weet het uit de eerste hand.

Bo Keller

Deze week had ik oud-KNIL Bo Keller (92) aan de telefoon. Ja, wat een leeftijd, en niks mild geworden hoor. Ik moest de telefoon zelfs een beetje van mijn oor afhouden omdat er stoom uit kwam. Hij was boos over het gebrek aan kennis in Nederland van Indië, zeker in de naoorlogse tijd. “Toen we hier kwamen en iets over de oorlog zeiden, dan was het: ‘jullie hadden warm weer’. Honger? Dan was het: ‘jullie hadden bananen.’ We hadden geen weerwoord. Ik heb daar nooit last van gehad maar de laatste tijd duikt het soms op.” Wat duikt er dan op? De tijd van oorlog en erna. Hoe de mensen deden. Wat er gebeurde. Alles, alles.

Na dit gesprek wist ik het weer: voorbij is niet voorbij.

Antwoorden

Dus al vragen de kinderen vandaag nog niets en vinden ze dat Indië “voorbij” is, eens komen de vragen, of anders wel van de kleinkinderen. En zéker weten dat de kinderen dan ook gaan opletten. Moed houden, bedoel ik te zeggen, niet wachten tot de kinderen wat gaan vragen, dat geeft een gevoel van afwijzing en verdriet. Kijk in de toekomst en weet: er zullen vragen komen, en dan zijn uw herinneringen van belang. Daar zitten de antwoorden in.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

afscheid

(klein)kinderen van een KNIL-militair

Foto: KITLV

Afgelopen week gaf ik een seminar over Van Heutsz. Ik vertelde hoe hij vroeger als held werd gezien en nu als schurk. Geen van twee is waar. Een mevrouw vertelde dat ze de dochter was van een KNIL-militair. In de jaren ’60 had ze nogal wat naar haar hoofd gekregen en nu weer.

Zo gaat dat, kennelijk. De wind  waait zus, de wind waait zo. Eerlijk is het allemaal niet.

 

Zwijgen

De mevrouw zei het met emotie: hoe gekwetst haar vader als veteraan indertijd was geweest door de verhalen in de pers over overmatig geweld. En hoe zij als dochter-van ook een soort schuld leek te dragen. Een onbewezen schuld. Zo leren mensen zwijgen, dacht ik. Waarom zou je nog verhalen vertellen, opschrijven, doorgeven? Het oordeel staat al bij voorbaat vast.

 

Nazaten

Voor mij is het daarom extra interessant om te praten met nazaten van de mannen die destijds naar Indië zijn gestuurd, maar vooral de nazaten van KNIL-militairen. Die zijn er nog genoeg. Zij hoorden verhalen over vroeger, vaak doorgegeven van de ene generatie op de andere, veilig binnen de familie.

Elke familie heeft een geheugen en vaak is er één persoon de archivaris. Hij of zij heeft spullen van vroeger. Weet wie wat weet. Kent de gevoeligheden. En verzamelt spullen om die te bewaren. Dat is mooi werk.

In Nederland zit meer KNIL DNA dan de meesten denken. ’t Is net of het niet meer mag.

Spreken

Ik hoop toch dat de (klein)kinderen van een KNIL-militair hun stem gaan gebruiken. Soms zijn er postuum nog onderscheidingen aan te vragen, in het blad van het Veteraneninstituut zie ik regelmatig een berichtje daarover. Het kan goed zijn, om de ervaringen als (klein)-kind van op te schrijven. Welke herinneringen zijn er, welke reacties zijn er geweest? En vooral: hoe voelt het van binnen? Is er trots op die ene voorvader bij het KNIL, die in principe bereid was zijn leven te geven als hoogste offer?

Ga naar de bovenkant