schrijfcoaching

“Een Indische afkomst mag niemand zich toe-eigenen”

Indische afkomst“Soms heb ik de indruk,” zegt Evert Mutter uit Batavia (1938) voorzichtig, “de indruk dat mijn jeugdherinneringen er niet mogen zijn.” En daarna zegt hij: “Veel mensen verketteren Indië en daarmee de door mij en anderen gekoesterde herinneringen. Omdat, zo is de redenering, de samenleving niet deugde.”

Goed punt, vind ik.
Er is immers een verschil tussen:

  • wat we nu vinden van het koloniale systeem in Indië
  • wat de persoonlijke levenservaring uit die tijd is

Batavia

Ik vraag aan Evert wat zijn eerste herinnering is.

“Wat ik me het eerst herinner, is in Batavia, we woonden in een groot huis in de wijk Tjideng. Wanneer mijn vader naar kantoor ging, stond de kebon klaar met de fiets. En ik keek toe vanaf de voorgalerij. Daar lag rood graniet, als ik eraan terugdenk, voel ik de kou van toen weer op mijn benen.
De vroege ochtend. Alles fris. De geur van de vochtige aarde uit de tuin. Dat kokkie al bezig was in de keuken, ze kookte op areng (houtskool).”

Hoe oud die herinnering is? Misschien wel tachtig jaar. En toch niet vergeten. We praten verder over herinneren en Evert vertelt:

  •  bij een barbecue ruik ik soms in een ogenblik de geur weer van kokkie
  • ik herinner me ook meer van vroeger als ik op de Tong Tong Fair kom
  • foto’s brengen ook herinneringen terug, vooral de fotoboeken van Tjaal Aeckerlin, er zijn foto’s waar de hitte af straalt
  • in het park als ik de wind in de populieren hoor ruizen
  • wanneer het zomers warm is, en er komt regen op het asfalt, die geur brengt me terug naar toen
  • op onverwachte momenten, zoals:

Toko Toet

  • We haalden eten bij Toko Toet. Het was er vol en omdat ik wachten haat, bleef ik wachten in de auto en ging mijn vrouw naar binnen.
  • Ik zag een oudere Indischman naar buiten komen, met twee plastic tasjes en een ijsmuts op. Hij stopte even om een sjekkie te bouwen, met zo’n torpedopuntje er aan. Door de wind had hij moeite het sjekkie aan te steken. Uiteindelijk lukte het toch, de vlam kwam erin en ik zag hem genieten van het eerste trekje,
    tegelijkertijd kwam Indië in me terug: het besef dat hij daar geboren en getogen was, en hier in Nederland straks in vreemde grond begraven zou worden. Alles van Indië voelde ik toen weer: de warmte, de geuren, hoe het was. Alles.
  • Dit soort ervaringen hou ik meestal voor mezelf. De meesten begrijpen het niet. Of willen het niet begrijpen.

Dat Evert dit zegt, heeft te maken met de hernieuwde belangstelling voor het koloniale verleden, en de weinige ruimte die hij daarin vindt voor persoonlijke en positieve verhalen. Daar is nog een andere ontwikkeling bij gekomen: mensen die zich Indisch noemen maar het niet zijn. Eerder mailde hij me een mooi stuk daarover, hier komt het:

  • De term Indisch krijgt tegenwoordig een bredere betekenis. Ik reserveer het begrip Indisch nog altijd voor nazaten van mensen met gemengd bloed en voor zaken die te maken hebben met die groep. Ik merk nu dat totoks (dus volbloed Hollanders), die generaties lang in Indië hebben gewoond maar zich nooit vermengd hebben met de oorspronkelijke bevolking, zich ook Indisch noemen.
  • Ik weiger dat consequent.
    Immers deze totoks hebben in de koloniale samenleving, de Indischman altijd met een zeker dedain behandeld. Ze waren als de dood anders te verindischen. Natuurlijk ken je deze attitude ook uit de literatuur.
  • Overigens heb ik goede totok vrienden die deze houding van mij betreuren.

Ik vraag om een toelichting.

  • Tokoks, Hollanders dus, hadden in Indië een goed leven. Ze hadden Indië lief en hebben zich later contre coeur in Nederland gevestigd. Noodgedwongen, net als de Indische gemeenschap. Dan is het gemakkelijk je daarmee te vereenzelvigen. Maar in de koloniale tijd keken ze wel met enige dedain naar ons.
  • Indertijd had je ook die polemiek tussen Tjalie en Rob Nieuwenhuijs. Tjalie beschouwde Hella Haasse niet als een Indische schrijver en dat was ze niet, ook al wilde ze het graag.
  • Een Indische afkomst mag niemand zich toe-eigenen. Dat kan niet. Wij zijn van gemengd bloed en dat is een specifiek element dat bij anderen niet aanwezig is.
  • Veel totoks die daar lang woonden hebben een veel Indischer accent dan ik. En dat is echt zo. Dus niet gecultiveerd. Maar daarmee zijn ze nog niet Indisch. Voor mij is het verhaal van de Indische gemeenschap een verhaal van weemoed en heimwee, het besef niet helemaal hier thuis te horen, omdat je je geboorteland verloren hebt.

Kennis doorgeven

Een specifieke afkomst is ook een specifieke geschiedenis. Nu Evert met pensioen is – na een mooie carrière als ambtenaar -, is hij niet echt milder geworden. Niks van soedah laat maar. Hij zet zich actiever dan ooit in om de kennis van het Indisch verleden te bewaren en door te geven:

  • als gastdocent op middelbare scholen
  •  als deelnemer aan de bijeenkomsten van de Stichting Dialoog Japan-Nederland-Indonesië
  •  voor interviews, onder meer voor het boek Kind in Indië
  •  vragen van onderzoekers van antwoord voorzien
  •  en met het lezen van de groeiende stapel boeken die hij thuis heeft

Zijn familieverhaal heeft hij al opgeschreven dus dat is af. Blijft over het grote verhaal van de Indische gemeenschap, van de cultuur, de historie, de persoonlijke herinneringen:

“De gemiddelde kennis hier van Indië is erbarmelijk. Ik zal blijven vechten voor meer begrip daarvan. De geschiedenis wil ik zoveel mogelijk uitdragen. Er zijn nog altijd mensen die denken dat de oorlog eindigde in mei, en niet op 15 augustus.”

Schrijftips
Heeft u weleens het gevoel beter van niet over iets van vroeger te kunnen vertellen? Zelfcensuur maakt schrijven lastig. Probeer dan eerst alleen voor uzelf op te schrijven wat u belangrijk vindt. Brengt u het naar buiten, bijvoorbeeld als boek voor de familie, dan kunt u altijd nog wat gaan herschrijven als u dat echt nodig vindt.

Waarom Batavia eind 1942 problemen had met wisselgeld

Batavia

Toko Kopa te Manado, 1930

Aan het begin van januari 1942 waarschuwde het Bataviaasch Nieuwsblad tegen hamsteren. Het heette destijds: hamstering. Wat was de situatie?

Overal oorlogsdreiging, maar daar ging het vooral tussen de regels over. Ik las in het artikel vooral een zoektocht naar houvast, wanneer de wereld om je heen moeilijk is.
Dat houvast bleek te zijn: gewoon doen.
Aandacht schenken aan het volhouden van het dagelijks leven.

De toko

Begin januari 1942 moest toegegeven worden dat het haperde in het dagelijks leven van de toko. Er waren verschillende schuldige partijen. De krant begon met:

  • Hedenochtend was een aantal toko-houders opgeroepen tot het houden van een bespreking ten Departement van Economische Zaken, waar de heer G. E. Kokxhoorn de heeren ontving met een minder prettige mededeeling:
  • Bij het nagaan van de bonnen in verband met de controle op hamstering waren nogal wat prijsopdrijvingen geconstateerd!
  • De heer Kokxhoorn wenschte dan ook een laatste waarschuwing te geven, en hij deelde mede, dat in de toekomst zeer streng zou worden opgetreden, zoo streng zelfs, dat bij de eerstvolgende constateering eenvoudig alle in de toko aanwezige goederen in beslag genomen worden, terwijl bovendien de tokohouder door de gerechtelijke instanties behoorlijk gestraft wordt.

Woeha. Tokohouders hadden dus extra willen verdienen. Batavia wilde hamsteren. Zo ontstond de dynamiek die me deed denken aan het prijsplafond van de energieleveranciers. Boven het plafond zijn de prijzen opeens gestegen.
Geld verdienen.
Winsten.
Er was evenwel nog een ander probleem. Zilvergeld dat als wisselgeld functioneerde. Dat werd bij het winkelen achtergehouden.
Dat had ik in die situatie misschien ook wel gedaan. Want stel, er komt oorlog, dan heb je wat aan zilver en goud. Maar als er meer mensen zo denken, loopt de boel vast. Dat dreigde nu te gebeuren, schreef de krant:

  • Naar echter de aanwezige tokohouders mededeelden, is de toestand thans zoodanig, dat een toko, die normaal fl. 500,— tot ? 1.000,— aan wisselgeld per maand noodig heeft het thans moet doen met fl. 30, of / 50,— hetgeen uiteraard tot zeer groote moeilijkheden aanleiding geeft!
  • De schuld ligt dan ook, naar het oordeel van politie en van het Departement, aan het publiek zelf. Het zijn de huisvrouwen, die hamsteren, de goeden niet te na gesproken.
  • Men constateert „een tekort” aan wisselgeld, en poogt als afweer hiertegen zooveel mogelijk zilvergeld in handen te krijgen, „om gedekt te zijn”.
  • Het voorbeeld van de dame, die in een der toko’s na een inkoop van enkele dubbeltjes, met een biljet van een gulden betaalde, terwijl de kassier kon zien, dat haar geheele tasch vol klein geld spreekt boekdeelen! Het zijn vooral deze lieden, die het geheele geldverkeer ontwrichten en de dubbeltjes en kwartjes aan de circulatie onttrekken.

Kiezen

Ja, met zulke ‘lieden’ zit je als stad snel in de penarie. De huisvrouwen werden als schuldigen aangewezen. Met de kennis van nu begrijp je het. Maar als ik me verplaats in de kennis van toen en ik verbeeld me dat ik thuis man en kinderen heb die op me vertrouwen, nou… wat denkt u?
Het is de eeuwige spanning tussen het belang van het individu en het collectief. Tussen de korte termijn en de lange termijn. Zie maar eens te kiezen.
En het is ook de vraag naar emoties. Hoe het voelt, in een wereld vol oorlog en weten dat die eerder vroeger of later naar Indië komt, en hoe moet je dan vluchten, als dat al kan.

De toko’s werden onder toezicht gesteld. De huisvrouwen hadden per krant hun waarschuwing moeten incasseren. Bleef over het punt van de vervoersproblemen, schreef de krant. Die waren als volgt en ze hingen samen met de verkoop van suiker:

  • Was in den aanvang van de mobilisatie, toen alle vervoer voor militaire doeleinden noodig was, een oogenblik een tekort aan suiker aanwezig, doordat men dit niet snel genoeg uit de suikerlanden hierheen kon vervoeren, dit tekort werd snel opgeheven, zoodat thans overal weer volop suiker aanwezig is.
  • Maar veel hiervan ligt in de benedenstad of aan de stations, en door de requireering van automobielen voor het leger zit men met een tekort aan vervoersgelegenheid binnen de stad.
  • In dit opzicht is samenwerking geboden. De heer Kokxhoorn verwachtte, dat als men gezamenlijk een transportonderneming als b.v. het prauwenveer inschakelde, en er toe kwam, dat één groote truck alle toko’s langs reed, men spoedig genoeg uit de moeilijkheden zou zijn!

Praktisch

Zo werd er gedacht begin januari 1942. Praktisch. Greep houdend op het gewone leven is vaak het beste middel tegen paniek of angst. Boodschappen doen in de vertrouwde toko.
Maar tussen de kieren van het dagelijks leven was de oorlog zichtbaar, voelbaar aanwezig.
Voor de generaties die dat niet hebben meegemaakt een onvoorstelbare situatie.

Schrijftips
Wanneer u zich de eerste maanden van 1942 kunt herinneren, is dat waardevol om op te schrijven en te bewaren. Ook fragmenten van herinneringen. U weet meer dan de generaties die na u komen. Misschien heeft u hierover van uw ouders iets gehoord, schrijf dat dan ook op. En wanneer u nog iets weet van toko’s in Batavia, dan is dat ook al belangrijk om op te schrijven. Wat voor u vanzelfsprekend is, dat is voor een ander weer nieuw en bijzonder. Onderschat nooit wat u weet.
Denkt u nu: ik weet wel het een en ander, maar hoe schrijf ik dat op? In dat geval denk ik graag met u mee. Klik hier en kijk hoe u een gratis overleg-gesprek met mij kunt boeken. Dat is vrijblijvend en gezellig.

Waarom kapitein Rhemrev met ‘Indië Weerbaar’ naar Nederland kwam

Kijk eens naar die man. Hoe hij daar staat. Vol zelfvertrouwen. In uniform. Goed gedecoreerd. Kapitein W.V. Rhemrev was niet verlegen. Op het moment dat deze foto gemaakt is, bevindt hij zich in Nederland met het Comité Indië Weerbaar. Het is 1917.
Inderdaad, middenin de Eerste Wereldoorlog.

Weerbaarheid

Ik dacht terug aan het Comité en de beweging erachter toen ik de berichten las over de geringe weerbaarheid hier ingeval er iets gebeurde. Niemand weet dan wat te doen, behalve het leger opbellen. Maar op defensie is nogal bezuinigd, dus het is onzeker of er nog iemand is die de telefoon opneemt.
Zo ook in 1917.

De defensie

In de koloniale tijd was het een eeuwige vraag hoe het moest met de defensie van Indië. Want ja, al die eilanden, hoe verdedig je dat bij een buitenlandse agressor?
Iedereen had er een eigen idee over.
Zo ook de beweging Indië Weerbaar, waar gedacht werd over een deelname van de inheemse bevolking aan de strijdkrachten en een groter budget van Nederland voor het KNIL. Dat waren voor velen pijnpunten. Zo’n twintig jaar geleden – dus iedereen wist het nog – had de overheid aan de Atjesche krijgsheer Toekoe Oemar zeer veel wapens gegeven, hij zei ‘hartelijk dank’ en keerde zich tegen de overheid.
Dat moest niet nog een keer.
En dan: Nederland een groter budget voor militairen?
Willen is kunnen, vond het Comité Indië Weerbaar. In 1917 reisde het Comité naar het moederland, naar Nederland. De ‘deputatie’, zoals kapitein Rhemrev het noemde, bestond volgens zijn opgave uit ‘de  6 ondervolgende leden:

  1. F. Laoh, afgevaardigde van de Perserikatan Minahassa.
  2.  Prins Ario Koesoemo-Diningrat, afgevaardigde van den Prinsenbond.
  3.  Raden Toemengoeng Danoesoegondo, afgevaardigde van den Regentenbond.
  4.  Mas Ngabehi Dwidjo Sewojo, afgevaardigde van de Boedi Oetomo.
  5. Abdoel Moeis, afgevaardigde van de Sarikat Islam en
  6. Mijn persoon, als Nederl. afgevaardigde, terwijl als leider en raadgever der deputatie is opgetreden Z.Exc. de Oud-Gouverneur-Generaal Idenburg.

Veel  aandacht

In Nederland kreeg de deputatie veel aandacht. Persmomenten. Een diner met de voormalige gouverneur-generaal Van Heutsz. Discussies.
Het doel was en bleef meer budget voor de verdediging van Indië.
Soms denk ik dat het sterkste koloniale machtmiddel niet zozeer het wapen was, maar de bureaucratie. De langzame, vrijwel eindeloze weg van vergaderen, stukken die door verschillende lagen trokken en daar van de juiste persoon een paraaf behoefde, een voorlopige bespreking, een aanpassing en dan opnieuw een vergadering.
Vertragend.
Tijdrovend.
Ontmoedigend.
In Nederlandse regeringskringen nam men kennis van de denkbeelden van het Comite. Hoe kon het ook anders? Kapitein Rhemrev en de zijnen maakten veel kabaalde kapitein voorop. Hij droeg de Militaire Willemsorde, gold als Atjeh-held en zag er goed uit. Een man met gezag en charisma. In het voorjaar van 1917 hield hij een redevoering die in druk verscheen. Hierin zei hij onder andere:

  • Indien ik het woord hier tot U richt, dan doe ik dat om U te geven een juist en klaar beeld van de actie „Indië Weerbaar”. Het doel is niets anders, dan wat te lezen is in de hierbij opgenomen motie, n.l. „Indië militair weerbaar” te maken.
    Toen ik de overtuiging kreeg, dat wij reeds leven in de schaduw van groote komende gebeurtenissen; dat eene voortduring van de bestaande weerloosheid van N.-I. daardoor een misdaad zou zijn jegens de toekomst van Nederland en jegens de toekomst van N.-I., heb ik het als mijn plicht opgevat het „réveille” te blazen.
  • Mijne bedoeling met de zending van de deputatie naar Nederland is niets anders dan:
    „het overbrengen van het zwaartepunt van de in Indië geboren actie naar Nederland,
    in de hoop, dat de pers, de vereenigingen en welke corporaties en wie dan ook,
    de actie zullen overnemen en doorzetten in vereeniging met ons in Indië, om te komen tot het gewenschte resultaat, d.i. eene tijdige en afdoende weerbaarmaking van N.-I.”

Overwegende:

  • dat de weerbaarheid van Nederlandsch-Indië tegen eene mogelijke vijandelijke aanranding een dringende en onafwijsbare eisch is,
    gesteld door de behoefte aan zekerheid in de toekomst voor een snelle en regelmatige ontwikkeling van land en volk en
    erkend door ingezetenen van allen landaard zonder onderscheid;
    dat de ervaring van hetgeen in de laatste twee jaren op het wereldtooneel is voorgevallen, aan de volken de dringende les voorhoudt om weerbaar te zijn en, gereed, zoo noodig, alleen op eigen kracht te steunen ter handhaving van hunne zelfstandigheid;
    dat de tegenwoordige staat van weerbaarheid van Nederlandsch-Indië bij allen, die zich verzetten tegen de gedachte aan eene mogelijke overweldiging met alle noodlottige gevolgen daarvan, slechts een gevoel van onvoldaanheid en onrust vermag in te boezemen;
    spreekt als hare vaststaande overtuiging uit, dat het een levensbelang is om Nederlandsch-Indië tijdig en afdoende zoo ter zee als te land in staat van weerbaarheid te brengen;
  • Toont, dat „wij niet te klein zijn voor de eeretaak jegens Indië. Praat niet langer, maar laat spreken een d a a d van Uw onbuigbaren wil om te beschermen en te verheffen ons Indië. Schudt dan van U af dien geest van Jan Salie, ten zegen van Nederland, ten zegen ook van de twee-eenheid „Nederland en Indië”!

Die twee-eenheid zei de goede verstaande genoeg. Hier sprak een conservatief man, die kolonie en moederland samen zag. Maar wel met morele plichten van dat moederland.

Vlootwet

Zoals gezegd werd er in Nederland geluisterd naar het Comité en de kapitein. Daarna werd er vergaderd. Flink lang ook. En met het geluk dat Indië al die tijd niet werd aangevallen door een vreemde mogendheid.
In 1923 kwam er eindelijk een nieuwe vlootwet, waarmee het aantal schepen in de Oost werd uitgebreid. Van Heutsz kwalificeerde het geheel als een ‘botervlootje.’
In 1927 kwamen er nieuwe defensiegrondslagen, waarin besloten werd dat ingeval van een buitenlandse agressor er beroep op anderen gedaan moest worden.
De kapitein sloeg politiek een andere weg in. Maar al met al: Indië Weerbaar had evenals de kaitein een punt gemaakt, en dat was het belang van weerbaarheid.

Schrijftips
Kijk eens naar de geboortejaartallen in uw familie: welke liggen voor, in of kort na de Eerste Wereldoorlog? Dat was een tijdperk met angst voor herhaling van de oorlog, er heerste vrees voor het gebruik van gifgas. Tegelijkertijd kwam er een nieuw optimisme door een groeiende vredesbeweging. Groeide je als kind op in die tijd, dan waren dat sterke invloeden.
Wanneer u over de familie schrijft, is het belangrijk rekening te houden met de historische context. Wilt u daarover eens van gedachten wisselen of wilt u misschien wat hulp bij het schrijven? Plan dan een vrijblijvend telefoongesprek via de contactpagina: klik hier (opent in nieuw venster).

Over het bleken van sproeten en een lichtere huid

bleken
Vermoedelijk is het nog steeds zo in elke grote Indonesische supermarkt: schappen vol crème om de huid te bleken. Ik zag indertijd de stapels potjes met belofte in Jakarta en dacht: ten eerste dat is slecht spul en ten tweede dat huidbleken ken ik uit de koloniale tijd.

Bleken

Of het werkelijk kan, je huid bleken en er gezond bij blijven, dat is gemakkelijk te bedenken. In de regel komt er chemisch spul op de bovenste huidlaag die dan aangetast wordt voor het resultaar. Denk even aan het bleekmiddel dat in de wc gaat.
Dan weet u genoeg.
Ik ook.
Het stemde me wel treurig, die echo uit de koloniale tijd waarin blank het beste was.

Familiefoto’s

Ik herinner me nu de keer dat ik met een oudere Indische dame naar haar familiefoto’s keek. Ze wees met trots naar een foto waarop ze met haar zusjes stond.
“Kijk eens,” zei ze, “ik was het lichtste meisje.” Ze wees zichzelf aan. Ik keek en wist niet goed wat te zeggen.

Licht van huid

Ook dat is een echo uit de koloniale tijd. Het belang ervan nog steeds te voelen. In die tijd betekende licht van huid zijn voor een meisje betere kansen in de maatschappij, kansen op een betaalde betrekking (voor meisjes waren die schaarser dan voor jongens), op een goede partij om mee te trouwen, op alles eigenlijk. Voor een meisje was haar uiterlijk haar sociale kapitaal.
Dat besefte elk meisje. En als je donkerder was, dan wilde je nogal eens lichter worden. Hoe moest dat?

Italiaans

In damesromans kom ik soms de ontkenning tegen van een Indische teint. Daar heet het dan: een Italiaanse teint. Zo behoor je meteen tot de Europese afdeling. Maar in de koloniale samenleving bestond een scherp besef van wie wat was, en welke consequenties dat had voor maatschappelijke mogelijkheden. Dus het verhaal over een Italiaanse teint zal niet zo geloofwaardig zijn geweest.

Blijft over: lichter van huid worden.

Bedak

Bedak (rijstpoeder) gebruiken is een oplossing voor de korte termijn. En daarbij, het poeder is voor het gezicht. Je hals is dan donkerder. Je handen ook. Dus dan werkte niet echt. Beter lijkt dan een permanente oplossing.

Handboek

In het handboek van mevrouw Catenius-van der Meijden uit 1904 vond ik daarvoor een aanwijzing. Eigenlijk twee. Dat mevrouw zich profileerde als gezaghebbend, blijkt uit de titelpagina van het boek. Daar staat:

ONS HUIS IN INDIË
Bij de keuze, de inrichting, de bewoning en de verorging van het huis met bijgebouwen en erf, naar de eischen der hygiene, benevens raadgevingen en wenken op huishoudelijk gebied

Mevrouw J. M. J. CATENIUS-VAN DER MEIJDEN
Schrijfster van : „Naar Indië en Terug”,
„Nieuw volledig Oost-Indisch Kookboek”,
„Specerijen en Ingrediënten van de Rijsttafel”;
beide laatste werken bekroond met diploma
Gouden Medaille op de Haagsche Kooktentoonstelling in December 1904

Wie twijfelt er dan nog aan wat ze zegt?
Op pagina 319 geeft ze de tip:

Een witte huid krijgt men door veelvuldig gebruik van lemmetjes (djeroek-nipies) die men op den handrug inwrijft.

Citroen kan vlekken verwijderen, vooral op marmer, maar of het ook op de huid kan, lijkt me twijfelachtig.
Eronder geeft mevrouw Catenius de tip om sproeten te bleken:

Sproeten. Dit zijn vaalbleek gele vlekjes op gezicht en handen, in ’t algemeen op die gedeelten van de huid, die aan het licht en ’t weêr zijn blootgesteld.
Om hiertegen te waken of om ze weg te krijgen, althans zooveel mogelijk te doen verbleeken vond ik het voorschrift, dat men zich gelaat en handen vóór ’t naar bed gaan met pekelwater moet
inwrijven. Dat water late men op de huid droog worden, waarna men zich verder met een drogen doek kan afvegen.
Ook wordt nog de raad gegeven, zomersproeten te verdrijven, door zich te wasschen met water, waarin men peterselie heeft laten aftrekken.

Werkt het?

Of het werkt, weet ik niet. Pekelwater is extreem zout water, peterselie bezit weliswaar wat geneeskrachtige eigenschappen, maar sproeten verwijderen valt daar niet onder. Zoiets is eigenlijk ook meer een cosmetische ingreep. Maar er staat er wel, en dat moet velen hoop hebben gegeven.
Het was ook zelf uitvinden. Hoeveel peterselie moest in dat water en hoe lang moest je de behandeling volhouden? Ik vraag me af hoeveel meisjes er elke ochtend hoopvol voor de spiegel hebben gestaan, zich knijpend in de wangen om te zien of er al kleurverschil op komst was.
En dan volhouden, want mevrouw Catenius had het immers gezegd.
Kassian, die meisjes.

Schrijftips
Enkele tips in de vorm van vragen, waarmee u gedachten en herinneringen kunt gaan opschrijven.
Hoe werd er bij u in de familie gesproken over wie donkerder en lichter was? Heeft u de ervaring om het enige Indische kind in de klas te zijn?
En als u aan uw oudste tantes denkt, wat vertelden ze over vroeger, welke plaats ze in het gezin hadden?
Een beginnetje is het halve werk. Wilt u eens met mij brainstormen over het opschrijven van uw verhaal, maak dan een vrijblijvende telefoonafspraak. Klik hier, dan gaat u naar mijn agenda. Ik ben benieuwd naar uw verhaal.

Waarom een njai inheems kan zijn maar ook Japans (en Chinees)

Valt het u ook op? De laatste tijd is er meer aandacht voor de voormoeders in families. Voormoeders als in: de njai’s, de concubines van Europese mannen. De vrouwen waren vooral inheems maar ook Japans en Chinees.

In de tangsi

Er is nog altijd te weinig bekend over hun levens, al verschijnen er gelukkig geleidelijk meer boeken. De Indische schrijfster Lin Scholte schreef uitgebreid over het leven in de tangsi (kazerne, kampement) waar ook haar moeder Djemini aanvankelijk njai was.
In de tangsi woonden de lagere rangen militairen van het KNIL. Een njai (daar vaak muntji genoemd), was bijna altijd inheems.
De officieren deelden soms een woning; en naarmate het traktement hoger was, konden ze een woning voor zichzelf betalen. Daarin was ruimte voor een concubine.
Buiten het militaire leven waren er njai’s op ondernemingen en vroeger in de steden.

Over haar leven

Inheems waren de voormoeders niet altijd. Zij waren ook Chinees en ook Japans. Wanneer u een voormoeder in de familie heeft, is het lang niet gemakkelijk om iets meer over haar leven te weten te komen. Maar niet onmogelijk.
U kunt boeken opsporen over de tijd waarin zij leefde.
Ik noemde zonet Lin Scholte, zij beschrijft een lange periode van eind negentiende eeuw tot na de oorlog.
Michel Ketelaars noemt in zijn Compagniesdochters: vrouwen en de VOC de afkomst van Sarah Specx, dochter van Jacques Specx en een Japanse njai. Reggie Baay schreef: De njai. Er zijn meer boeken, niet alleen non-fictie maar ook fictie.

Een Japanse njai

Zo is er de merkwaardige en interessante roman uit 1904 van Louise B.B.: Janneke de Pionierster. In 1914 werd het boek herdrukt, dus na tien jaar was er nog steeds een belangstellend publiek te vinden.
Het is in dit boek, dat een Japanse njai verschijnt.
Alleen: het is een roman. Louise B.B. kende Indië, maar toch. Een roman is waar en niet waar tegelijkertijd.
Janneke de Pionierster is een feel good roman, optimistisch van toon, en toch of juist behandelt het zware onderwerpen. Het moet een soort voorlichting zijn geweest voor de Hollandse vroywen die naar de Oost trokken.
Janneke, de heldin van het boek, was dat ook.

Als getrouwde vrouw komt ze in het denkbeeldige Rameleh terecht. Een mannengemeenschap, lijkt het. Bij de chef van haar man blijkt een jonge Japanse vrouw te wonen. Eerst voelt Janneke afweer, wegens het onfatsoenlijke van de situatie. Maar het contact tussen beide vrouwen ontwikkelt zich.
Yum-Yum is de enige die Janneke bijstaat na een zware ziekte en een miskraan. Zij is eerlijk over wat er nog meer is gebeurd:

“Yum!”
Zij kwam ijlings naar mij toe, meenende mij te moeten helpen, maar ik greep haar snel bij beide polsen, trok haar over mij heen, half in bed, zoodat ik haar vlak in het gezicht kon zien.
“Ja, allah! mintah ampong!” schrikte zij, toen zij mijn schitterende oogen ontmoette.
“Yum. . . ., zeg mij. . ., is . . . het . . . dood, dood geboren?”
Yum met smartelijk vertrokken gezichtje antwoordde knikkend: “O ja, nonja, saja, nonja!”
“Vertel. . . hoe kwam het ?”
“Op een nacht. . . ., door de erge “sakit demum” van de nonja,” zeide toean dokter!”
[…]
“Neen, neen, niet roepen, niemand roepen. . . . Kijk, het is al over immers, ik zal niet meer huilen! ”
Ik had met stugge bevelende stem gesproken, een poos lag ik doodstil, mij trachtend te bedwingen, toen zeide ik op korten toon: “Ga nu maar naar je werk, ik heb je niet meer noodig hier!”

Die ‘korten toon’ is ongepast na al het meeleven en zorg van Yum. Het laat daardoor iets zien van de koloniale verhoudingen van die tijd.
Tegelijkertijd biedt de schrijfster Louise B.B. ruimte voor een uitweg. Aan het einde van de roman is de verhouding tussen de twee vrouwen gelijkwaardiger. Yum-Yum gaat trouwen, wat voor haar bestaanszekerheid en status betekent.

Spiegels van de tijd

Dus u ziet, romans zijn spiegels van de tijd van toen. Indien u voormoeder heeft die u nergens in de archieven kunt vinden, zoek dan in oude romans verhalen en beschrijvingen. Het is fictie, iderdaad, maar wel ergens op gebaseerd.
Wanneer u over de familie schrijft, help ik u graag bij het zoeken naar de romans die raken aan uw familiegeschiedenis. Zo krijgt u toch mooi beeld van vroegere generaties. Zullen we daarover eens van gedachten wisselen? Voor het maken van een vrijblijvende afspraak, is een mailtje voldoende: maak dan een afspraak in de digitale agenda. Dan praten we vrijblijvend een half uurtje. Zin in? Klik hier (er opent dan een nieuwe pagina) dan hebben we zo een afspraakje, in het nette.

Hoe Gene Zijde u aanwijst om te gaan schrijven

Er kan een week voorbijgaan, maar nooit veel langer, of ik krijg die ene vraag in de mail: waarom juist ik dat boek wilde schrijven.

Gene Zijde

Dan aarzel ik met mijn antwoord. Want het willen is niet altijd zo duidelijk. Misschien heeft u dat ook. U denkt eraan een levensverhaal te gaan schrijven en u twijfelt. Want ja, waarom zou u eigenlijk? Juist u? Die twijfel snap ik.
En misschien heb ik daardoor iets van een antwoord.
Dat is: het kan zo zijn dat Gene Zijde u aanwijst om te gaan schrijven. Hoe weet u dat?

Eerste aanwijzing: het toeval

Voorzichtig zeg ik dat toeval niet bestaat. Er kan iets gestuurd worden, buiten onze verwachting om. De ochtend begint, u kijkt naar buiten en denkt aan familieleden.
Een uur later is er opeens een mail van dat ene familielid van wie u jaren niks meer hoorde. Of de telefoon gaat en ja hoor.
Of u komt iemand tegen die begint over de familie en die zegt dat toch eens iemand dat allemaal zou moeten opschrijven, en die woorden komen nogal aan bij u, ’s avonds denkt u er weer aan, het is net of u onder druk gezet wordt al weet u niet door wie.
Voor mij was er een dwingend toeval indertijd met het schrijven van het levensverhaal van Beata van Helsdingen-Schoevers. Ik was er helemaal in vastgelopen wegens gebrek aan bronnen van informatie. Toen vertrok haar oudste zoon naar de hemel, op de gezegende leeftijd van 90 jaar. Altijd vermoedde ik dat hij het familiearchief bezat, maar hij weigerder er bij leven iets over te zeggen. Op de uitvaart condoleerde ik zijn weduwe die – hier trad het toeval in werking – een ketting droeg die eens had behoord aan Beata.
“Dat is haar ketting,” zei ik verbijsterd.
Lang verhaal kort, na deze toevalligheid mocht ik in het familiearchief. Net of haar oudste zoon het van gene zijde had geregeld.
Let op het toeval. Het is nooit toevallig.

Tweede aanwijzing: de diepere emotie

We zijn allemaal mensen met gevoelens en die gevoelens begrijpen we in meer of mindere mate. Maar er zijn ook momenten van een diepe ontroering die nergens op slaat en die er toch is. Waar komt dat gevoel vandaan?
Inderdaad.
Er was een moment dat ik in het Nationaal Archief aan een tafeltje zat om daar de brieven van generaal Van Heutsz te lezen. Die werden daar bewaard. Ja, de originele brieven dus. Brief voor brief nam ik in de hand om te lezen, uit 1910, uit 1911, een eeuw of langer geleden en het was gewoon te lezen. Ik besefte dat zijn hand ook dit papier had vastgehouden. Het was bijna of hij mijn hand daardoor aanraakte, hopelijk vindt u het niet gek dat ik dit zeg.
En in dat moment voelde ik me volstromen met emotie. Ontroering om de nabijheid, door de tijd heen, over de grens tussen leven en dood heen, ik voelde verlangen hem te leren kennen, en twijfel omdat het werk zo groot en veel en moeilijk zou kunnen zijn.
De emotie kwam en ging.
Maar het boek over Van Heutsz heb ik geschreven, en het begin lag in dat moment.
Let ook op de diepere emotie. Die draagt betekenis.

Wie doet het anders?

Deze twee aanwijzingen kunt u serieus nemen of niet.
Ingeval van wel: overweeg of er iemand anders is die dat ene levensverhaal gaat schrijven wanneer u het niet doet.
Toen ik begon aan het levensverhaal van de Indische romanschrijfster Melati van Java, was dat ook omdat ik begreep dat niemand anders het zou doen. Of kon doen, moet ik zeggen. Want ik was degene die haar boeken verzamelde en die brieven had en foto’s, het was geleidelijk gegroeid en toen ik serieus om me heen keek, bleek ik een archief te bezitten.
Ik moet het doen, wist ik.
En ik deed het.

U merkt dat ik open sta voor aanwijzingen van Gene Zijde. Niet dat ik alles begrijp, maar ik let wel op, daar begint het mee.
Misschien heeft u zoiets ook, dat u voelt: ik ben degene die dit ene levensverhaal op papier moet zetten. Dat hoeft u niet alleen te doen, ik help u daar graag bij. Wanneer u mij mailt, maken we een afspraak voor een vrijblijvend telefoongesprek om van gedachten te wisselen. Doen?

Roderick Wahr over het bezoek aan de doekoen (echt gebeurd)

Hierbij een foto van Riwu (rechts), onze tuinjongen wiens koffer zoek was geraakt. En zelf ben ik de 2e van links. Deze foto was op Kintamani genomen.

Opeens plofte een bijzondere mail in de bus. Over Indië, over de familie, vol herinneringen en met oog voor detail. Mail van Roderick Wahr, 80 jaar en in het bezit van een goede pen. “Is er meer?” mailde ik terug. Ja, nou, en hoe. Lees mee, want Roderick is bereid af en toe een stukje voor de site te schrijven. In het volgende neemt hij ons mee naar Bali, en hij vertelt waarom het nodig was een bezoek te brengen aan de doekoen.

Er is Meer Tussen Hemel en Aarde, vriend Horatio…

Korte inleiding voor het volgende stukje over geestenrijk, magie en het onverklaarbare. Als je veel reist kom je als mens veel zaken tegen die je niet altijd kunt verklaren. Mijn visie daarop is geworden: Als het lastig is om iets te begrijpen, accepteer het dan zoals het is en laat het dan maar over je heen komen. Denk over dingen na, maar niet te lang, want het leven is kort en aan echt grote dingen kun je toch niet veel veranderen…

Mijn vader was met de helm geboren op 1 Januari 1910 in Hongkong, de jongste van 5 kinderen. Hij werd katholiek gedoopt. Door de jaren heen heb ik de mening gevormd dat hij speciale gaven had. Ik heb veel vreemde dingen gezien waar hij bij betrokken was. Maar toch was het een gewone en joviale man. Hij kon alleen veel dingen doen waarvan ik later dacht, wat is er eigenlijk gebeurd… hoe kan dat… Wat hij soms deed heb ik ook geprobeerd, ik kon het niet.

Bali 1951, ik was 9 jaar oud. Langs de weg, twee huizen verder van waar wij woonden in Singaradja bevond zich een groot herenhuis waar de familie Koop woonde. Ik dacht dat hij dokter was. Maar ik herinner me nog heel goed hun dochter, Corrie, die 2 jaar ouder was als ik en die vaak bij ons thuis kwam spelen. De familie Koop waren Belgen.
De hoofdhaven van het eiland Bali was in Buleleng, een kleine voorstad van Singaradja.

Achter ons huis hadden we een heel grote tuin en erf. Daar waren ook de bedienden verblijven. We hadden 3 hulpen die wij hadden meegenomen uit Timor Koepang, waar mijn ouders hen in dienst hadden genomen.

Riwu huilde

Op een goede dag kwam Riwu, onze tuinman en manus van alles, half huilend bij mijn moeder. Er was in die nacht iemand binnengeslopen en had, zonder dat hij iets merkte, zijn koffer met zijn kleren en al zijn hebben en houden gestolen.

Mijn ouders dachten er lang over na en informeerden overal, maar we konden er geen spoor van terug vinden. Toen hoorden wij dat er in Buleleng een goede doekoen was, misschien kon die ons helpen.
Een doekoen is een persoon die de kracht heeft om te kunnen communiceren met geesten en met de doden. Ze doen dit door in trance te gaan, en tijdens zo’n trance konden ze als mediator optreden en geesten en doden om adviezen vragen. Mensen kwamen naar een doekoen om met hun overleden voorouders te kunnen communiceren.
Een doekoen trad op veel verschillende manieren in trance, hij deed dat door gebed of meditatie. Daarna kon de bezoeker de doekoen vragen stellen. Die werden op verschillende manieren gegeven. Door middel van stem (of stemmen), door middel van symbolen, door verschijningen en door materiële levitatie (dingen die zich uit zichzelf verplaatsen).

Wij zijn toen naar die doekoen toe gegaan. Ik ging mee, en mijn buurmeisje, een vriendinnetje van Corrie Koop, dat toevallig op bezoek was om bij ons te spelen ging ook mee. Zij was zo’n 6 jaar oud.

De doekoen

Bij de doekoen vertelden mijn ouders wat er was gebeurd en dat onze tuinman troosteloos was, of hij ons zou kunnen helpen. De doekoen zou zijn best doen.
Hij had een grote ronde bamboe rijstschaal op de grond waar hij met gekruiste benen voor zat. Op die bamboe schaal waren wat offerandes, bloemen en enkele wierookstokjes die hij aanstak.
Hij vroeg mij om tegenover hem te gaan zitten met gekruiste benen. Toen pakte hij een soort zwarte roet en wreef dat op mijn rechter duimnagel. De anderen zaten om ons heen. Hij vroeg mij om steeds naar die zwarte nagel te kijken en te vertellen wat ik zag. Zelf ging hij toen in gebed en ging in trance. Ik zag alleen maar het zwart op mijn duim, verder gebeurde er niets.

Na enige tijd ontwaakte hij en vroeg of ik iets had gezien. Ik antwoordde ontkennend. Toen veegde hij de roet van mijn duimnagel. Hij zei toen dat ik niet geschikt was en te oud.  Toen vroeg hij het buurmeisje om mijn plaats in te nemen en hetzelfde ritueel vond plaats. Het meisje bleef naar haar zwarte duimnagel turen terwijl hij weer in trance ging.

Ineens begon het meisje te praten en vertelde een verhaal alsof ze een film zag afspelen op haar duimnagel.
“Ik zie de tuin en ik zie het huis (van onze tuinman). Het is erg donker; er komt iemand langs het pad naar het huis en hij gaat naar binnen. Nu komt hij weer naar buiten met een koffer en gaat langs het pad weer langs de weg opzij van de tuin.”
Er liep inderdaad een pad langs ons huis van de weg naar achteren, waar een rivier was met een heel groot bamboebos er langs.

“Hij loopt het pad af met die koffer in zijn handen. Nu loopt hij door het bamboebos. Hij stopt in het bos en legt die koffer in het bos op de grond. Nu gaat hij weer weg over de rivier” Dat was wat het buurmeisje allemaal vertelde.
De doekoen ontwaakte en vroeg het meisje of zij iets had gezien en zij vertelde hem ook het verhaal. Hij wreef toen de roet van haar duimnagel en zei: “Ga maar naar die plek, daar vind je de koffer.”
We twijfelden, maar konden niet anders. Wij gaven hem een aalmoes in de vorm van rijst en bloemen voor zijn offerandes, dat was de gebruikelijke contributie. Geen geld!

Weer thuis

Toen wij thuis kwamen leidde het buurmeisje de weg zoals zij die gezien had in het roet op haar duim. Ze liep regelrecht de weg, zoals ze die had gezien en inderdaad, diep in het bamboebos vonden wij op de door haar aangewezen plaats de koffer. Alle inhoud was nog aanwezig.

Tja, er zijn meer dingen tussen hemel en aarde dan wij vermoeden…
Zoals zovele dingen heb ik ook dit gebeuren geaccepteerd en in mijn rugzak van ervaringen gedaan.

 

Roderick Wahr is op Facebook: klik hier en kijk 

Denkt u nog aan de Pelita-schrijfwedstrijd? Met uitleg-video

Misschien heeft u het nu ook dat u ofwel naar de Tong Tong Fair gaat, ofwel denkt zal ik vandaag of zal ik morgen gaan. Het is een hele ervaring, dat na de lange coronapauze het Indische dorp er weer staat.

Intussen is het ook zo dat de deadline voor de Pelita schrijfwedstrijd nadert, die is op 15 september al.
Ja: al.
Maar meedoen is best mogelijk, ook al is het dichtbij. U hoeft geen boek te schrijven, anderhalf kantje tekst is ongeveer genoeg.

In de video geef ik zeven tips om het u gemakkelijker te maken om mee te doen. Daar schreef ik eerder al een artikel over, maar een video erbij is net weer even anders.

Nu denkt u vast: waarom wil zij zo graag dat ik meedoe?
Ja, waarom.
Dat zal ik uitleggen.

Ik kom vaak iemand tegen die van plan is te gaan schrijven, het eigen levensverhaal, dat van de ouders of de geschiedenis van de familie. We praten en ik hoor mooie verhalen, en soms dat er foto’s of brieven zijn, dus er borrelt in mij een vulkaan van enthousiasme op.
“Dat schrijft u toch wel op?” vraag ik hoopvol.
En dan komt het:

  • ja hoor
  • het komt nog wel
  • ik heb het druk het komt er niet van

Ik snap het.
Maar: als het altijd nog kan, en u heeft geen plan, dan komt het er niet van. Er zijn verhalen, die ongeschreven blijven.

Uw pen in beweging

Nu het mooie van een verhalenwedstrijd. Zo’n wedstrijd gaat niet alleen om wat er te winnen valt, maar vooral om de kans uw pen in beweging te zetten. Te oefenen. Want er zijn beperkingen aan de inzendingen opgelegd:
Het kan niet over alles en iedereen gaan, maar uw inzending moet een verband met Pelita hebben.
Het kan niet eindeloos lang zijn, uw inzending telt maximaal anderhalf kantje.

Inspiratie

Ik denk nu even terug aan 1965, toen de Indische kunstkring Tong Tong een verhalenwedstrijd organiseerde met als onderwerp ‘Indische jeugdherinneringen’. U weet misschien dat juist door dat onderwerp Lin Scholte besloot haar eigen herinneringen op papier te zetten en in te sturen.
Dus de beperking van het onderwerp, die inspireerde juist.
Anders was ze niet gaan schrijven, en dan hadden wij haar mooie boeken nooit gehad.
Misschien wilt u alleen voor uzelf schrijven, of voor de kinderen of kleinkinderen. Ook prima. Maar ja, linksom of rechtsom moet er dan wel wat op papier komen.
En dan is een schrijfwedstrijd een mooie kans.

Hieronder de video met de zeven tips en uitleg. En mijn aanbod staat: wanneer u wilt dat ik proeflees dan kunt u mij uw inzending mailen. Of u uiteindelijk meedoet met de wedstrijd, dat is aan u. Hoe dan ook is het een kans om uw pen in beweging te brengen.

En wie weet wat u daarna allemaal gaat schrijven.

(tekst gaat verder onder de video)

 

Voor wie liever leest:

de zeven tips

Tip 1: Schrijf eerst voor uzelf
Dat wil zeggen, u gaat schrijven alsof u het verhaal niet gaat insturen, alsof u de enige bent die het verhaal ooit zal gaan lezen. Pas als u het af heeft, neemt u een besluit.

Tip 2: Ga uit van uw persoonlijke gevoel
Zonder gevoel is elk verhaal dood. Gevoel hoort er nu eenmaal in, zo kunnen lezers meeleven met wat u vertelt.
Welk gevoel?
Dat waar het echt om gaat.

Tip 3: Vertel als een ik
U bent de gids die mij door het verhaal meeneemt en als het een persoonlijk verhaal is, ben ik graag bij u als persoon.

Tip 4: Let op de verandering
Wanneer u een ervaring beschrijft, is het goed op de verandering te letten.
Dan is dit een handige methode:
A = de uitgangssituatie.
B= de verandering.
C = het resultaat van de verandering.
De structuur is: A-B-C.

Tip 5: Varieer eens wat
Wanneer u het verhaal op papier heeft staan, en u heeft besloten het in te zenden, kijk er dan nog eens kritisch naar: is elke zin meer van hetzelfde? Breng dan variatie aan.

Tip 6: Lees het aan uzelf voor
Jawel, hardop. Dan hoort u meteen welke zinnen lopen en welke niet. U merkt waar een woord ontbreekt en waar iets bij kan of moet. U ontdekt ook of uw verhaal een logisch einde heeft of dat het te abrupt ophoudt.

Tip 7: Stop er een levensvraag in
Dit is eigenlijk een bonustip, want het is niet iets dat noodzakelijk is. Wel kan het uw verhaal een geweldige diepgang geven.
De tip is: stop er een levensvraag in. Dat kan met een, twee zinnen al.

 

En eh… mijn aanbod staat. Als u wilt dat ik proeflees, gewoon mij het verhaal mailen.

Waarom er Hulp Aan Landgenoten in Indië kwam

Hulp aan landgenoten

Op 15 augustus voel ik een klem om mijn hart. Want ja, eindelijk toen en daar kwam de Japanse capitulatie. Maar daarmee begon ook die andere tijd, vol oorlog na de oorlog en met alles dat dit meebracht.

Hulp

In de chaos en ellende probeerden mensen elkaar ook te helpen.
In 1955 werd de stichting HALIN opgericht: Hulp Aan Landgenoten in Indië – zoals HALIN toen heette. Later werd het wat het nu is: Indonesië.
Nu nog?
Ja, nog steeds.

Want ook daar, net als hier, zijn generaties door de oorlog geraakt. Dan ook hun kinderen. Hoeveel generaties tel je mee als het gaat om daardoor geraakt te zijn, dat is ook daar een vraag.
HALIN stuurde me een hele tijd terug naar Indonesië om de ouderen daar te interviewen voor mijn boek Familie gebleven.
Het boek is uitverkocht, alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

Gesprekken

Veel van die ontmoetingen herinner ik me nog. Het waren intense gesprekken over de tijd van vroeger en de oorlog, en waarom zij in Indonesië waren gebleven, waarom ze Warga Negara werden. Ik hoorde onder meer:

  •  Ik was minderjarig dus mijn ouders namen voor mij de beslissing
  • Mijn broer had mij nodig om voor hem te zorgen, er was niemand anders
  •  In mijn hart blijf ik Nederlands
  • Ik wilde mijn kleinkinderen zien opgroeien

Dus blijven, dat was niet altijd een vrije of gemakkelijke keus.
Netzomin als naar Nederland gaan – met de administratie die de overheid eiste, de voorwaarden die gesteld werden en dan, hoe het leven hier was na de overtocht.
Wat een tijd.

Semarang

In Semarang ontmoette ik Mary Overzier. Ze staat op de foto bovenaan, met een kleinzoon. Mary was een drukbezette vrouw, met haar werk in een winkel, met haar zorg voor de familie. Ze was bedacht op hun veiligheid en daarom sprak ze geen Nederlands met de kleinkinderen. Toch haar eigen taal. Zij wisten wel dat hun oma een beetje anders was dan de andere oma’s- iets met Orang Blanda.
Destijds was ze minderjarig geweest en haar vader had besloten: wij blijven hier. En over Nederland waren de berichten niet zo gunstig. Mary Overzier:

“Ik heb nooit een aanvraag ingediend om als spijtoptant naar Nederland te gaan. Je moest op de eerste plaats gezond zijn. Mijn vader had een maagzweer en last van malaria, opgelopen tijdens diensttijd als militair in Borneo. Mijn moeder had last van reuma. Voorts moest je familie in Nederland hebben die je kost en inwoning moesten geven. Mijn vader vertelde dat zijn vrienden in Nederland het ook afraadden. Volgens die vrienden was het voor “ons Indo’s” moeilijk omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen volbloed en halfbloed Nederlander.
Verder hadden mijn ouders mijn steun nodig. Daarom was ik hier zelf, toen ik 17 jaar was, aan het werk gegaan bij de firma Van Dorp. En de verhalen van mijn vader over de houding in Nederland schrokken mij af om een aanvraag te doen om naar Nederland te gaan.”

Ja, zo kan het gaan. Blijven of vertrekken, het was alletwee moeilijk. Ook daar denk ik dus aan als het 15 augustus is.

Herinneringen

De stichting HALIN bestaat nog steeds. Ook bij degenen die steun krijgen van HALIN zijn in de afgelopen jaren moeilijkheden geweest. Corona. Alzheimer – ouder worden kan met gebreken komen. En soms keren de herinneringen aan de oorlogstijd weer terug.

Over de oorlog vertelde iedereen me toen ik in Indonesië was. Dat kwam omdat ik een boek maakte en ze wisten: mijn verhaal kan ik zo doorgeven. Het kwam ook omdat ik weer weg zou gaan – zo werden de kinderen immers niet belast.
“Vertellen maakt mijn hart leeg,” zei een oudere Indische man een keer tegen me.
Dus als u het kunt, vertellen en opschrijven, doen. Want de generaties die nu opgroeien, hebben u nodig om de verhalen van en uit Indie te leren kennen en vooral te leren begrijpen.

Iets over het korfballen in Indië

korfballen in IndiëLang heb ik gedacht dat tennis het populairste was in Indië. Ja, misschien eind negentiende eeuw. Er zijn talloze foto’s van dames en heren met een racket, zeer netjes gekleed. Dames in langere rokken, maar toch: met fietsen was tennis een van de weinige manieren waarop ze sportief konden zijn. Veel werd ongepast gevonden.

Daarna dacht ik: zou badminton het populairste zijn?
Hmmm. Misschien later wel.

Nu denk ik aan korfbal. Dat komt op in Indië begin twintigste eeuw. De Nederlandsch-Indische korfbal bond ontstaat. Steden als Batavia hebben een eigen korfbalbond. Er zijn kleine wedstrijden en grote competities, er zijn ook stedencompetities en in 1937 las ik iets over de Java-Competitie.

Wat een sport. Wat een populariteit. Er moeten albums vol zitten met leuke en mooie en spannende momenten.
Toch eens vragen als ik weer bij de Indische krofbalclub ben- dat is de ROKI, Reünisten Oud-Korfballers uit Indië, voortgekomen uit een korfbalclub uit Batavia.
Ze sjoelen, ze tennissen, ze bowlen, maar ze korfballen niet.
Ik evenmin, hoor.

Hieronder iets over de Java-competitie, ik las het met verbazing over de technische termen en uitdrukkingen. Toen begreep ik: in 1937, het jaar van het krantenartikel, begreep elke lezer/es wat-wat was. Zo algemeen was dus die kennis.
Daar circuleren vandaag de dag vast nog veel verhalen over. Wie er eerlijk speelde en wie niet. Wat er in de kleedkamer gezegd werd. Waarom Batavia in 1937 zo sterk was.
En ook hoe zo’n competitiedag verliep, van begin tot einde, dat is ook een manier om een mini-levensverhaal te schrijven. Zeker weten dat veel mensen dat willen lezen, ik in ieder geval wel.

Hieronder een groot deel van het sportverslag uit het Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië, misschien herkent u wel namen. U denkt vast net als ik: Was ik er maar bij geweest…

Soerabaja — Bandoeng: 2—0

Gaf Bandoeng tegen Malang goed spel te zien, in dezen wedstrijd liet men het er hopeloos bij liggen. Bandoeng maakte op ons den indruk van vermoeid te zijn. De regen scheen dezen wedstrijd in het water te doen vallen, doch er werd besloten den wedstrijd toch voortgang te doen vinden. Uit den aard der zaak was het veld drassig. De bal was nagenoeg niet te hanteeren.
Het werd een eentonige wedstrijd met Soerabaia steeds in de meerderheid. Eén uitslag van 4—0 zou ons inziens de verhouding der krachten beter hebben weergegeven. Beide doelpunten werden voor Soerabaja door Yan Bin gescoord. Scheidsrechter Dankmeijer leidde naar behooren.

Batavia — Malang: 9—1

Als scheidsrechter F. Coldenhoff voor beginnen blaast, blijkt het dat er groote lelangstelling bestaat voor dezen wedstrijd.
Ook van Inlandsche zijde is de belangstelling goed te noemen. Malang wint den toss en valt in C. aan. Het spel gaat gelijk op. Dan zien we een mooie serie aanballen van Batavia-zijde. Van Minos en Lijbers combineeren goed samen. Een pxachtschot van Lijbers en het is 1 — 0 voor Batavia.
Even later weet mej. D. v. Renesse v. Duivenbode uit een strafworp het tweede doelpunt te scoren.
De vakwisseling brengt B. Jansen c. s. in den aanval. Deze snelle speler weet spoedig den stand op 3—0 te brengen. Dan een Malang-periode van overwich. Men speelt echter te kort om succes te kunnen boeken. Steeds weer weet de Batavia-verdediging te onderscheppen. Het spel begint van Malang-zijde zichtbaar te verruwen. B. Jansen breekt weer goed door en het is 4—0 voor Batavia. Steeds is Batavia in aanvalspositie. V. d. Bijl weet spoedig 5—0 te maken.
Malang begint steeds onsportiever te spelen, waartegen de scheidsrechter lang niet streng genoeg optreedt. Dan een goed schot van mej. Jansz en het half dozijn is vol.
Even later weet v. d. Marck de score te vergrooten. 9—1. Malang doet alle moeite om meer tegenpunten te maken. In de Batavia-verdediging weet mej. Duivenbode door tactische opstelling echter steeds te onderscheppen. Het einde van dezen zoo spannenden strijd breekt spoedig aan en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Batavia haar derden wedstrijd met klinkende cijfers gewonnen.
Scheidsrechter Coldenhoff leidde voor halftime goed. Na de rust zag hij vele overtredingen niet en trad niet streng genoeg op tegen ruw spel.

Bandoeng — Jogja: 4—2

In het begin een nagenoeg gelijk opgaande strijd. Jogja is echter iets in de meerderheid. Tallooze schoten worden op den Band. korf gelost, voorloopig echter zonder resultaat. Eindelijk gelukt het de kratonmenschen de leiding te nemen (1—0 voor Jogja). Bandoeng schijnt door dit doelpunt wakker geworden te zijn, tenminste men
komt geweldig opzetten. Alles zet men op om den gelijkmaker te scoren.
Een goede aanval van Mual en de stand is gelijk. 1—1. Bandoeng is na de vakwisseling in de meerderheid. Jammer dat Jogja in deze periode verslapt. Had men enthousiast doorgespeeld dan zou Jogja zeker weer de leiding genomen hebben. Bandoeng maakt van de Jogja-inzinking een dankbaar gebruik en Wattimena maakt 2—1 voor Bandoeng. Even na het vallen van dit doelpunt wordt voor rust gefloten.
Na de rust hetzelfde spel. Bandoeng blijft domineeren. Wattimena weet uit een strafworp de score te vergrooten. 3—1. Jogja schijnt het thans welletjes te vinden. Er komt meer leven in het spel. We zien eenige mooie Jogja-aanvallen. Er wordt echter te nonchalant geschoten om succes te kunnen boeken.
Aan de Bandoeng zijde doet Hetharia het beter. Met een welgericht schot deponeert bij den bal in de mand. 4—1. Onmiddellijk na den uitworp maakt Jogja het tweede tegenpunt. 4—2. De tijd verstrijkt meer en meer en als de scheidsrechter voor inrukken blaast heeft Bandoeng verdiend gewonnen.

Malang — Jogja: 4 — 0

De eerste tien minuten gaat het spel snel over en weer. Beide aanvallen geven eenige goede serie-aanvallen. Geleidelijk aan werkt Malang zich los en heeft Jogja niet veel meer in te brengen. Vooral het Malang-middenvak speelt stukken beter dan dat van Jogja. De druk op de Jogja-yerdediging wordt te zwaar. Een doelpunt kan ieder oogenblik verwacht worden. In den Malang-aanval is mej. De Ruiter de Wildt zeer op dreef. Herhaaldelijk bekogelt ze den Jogja-korf. Het schot is echter te onzuiver. Dan komt Jogja opzetten. De aanval .speelt echter te doorzichtig om succes te kunnen hebben. Men speelt te kort, zoodat Malang steeds weer onderscheppen kan.
Aan de Malang-zijde breekt De la Rambelje goed door; een schot en het is 1—o voor Malang. Jogja doet alle moeite om gelijk te maken, echter zonder resultaat. Plotseling zien we mej. De Ruiter-de Wildt goed doorbreken en met een welgericht schot brengt ze den stand op 2—0 voor Malang. De vakwisseling brengt Kiem Lioe c.s. voor Malang in den aanval. Deze speler weet spoedig met twee goede schoten den stand op te voeren tot 4—0. Gedurende den verderen strijd blijft Malang steeds domineeren. Sporadisch komt de bal in den Jogja-aanval. Men weet echter geen doelpunten meer te maken.
Het is de spelers (sters) aan te zien dat ze vermoeid zijn. Beide partijen spelen ook hun vierden wedstrijd.

Batavia — Solerabaia: 4—2

Als scheidsrechter Willemse voor beginnen blaast, zien we dat beide ploegen op zijn sterkst zijn. De publieke belangstelling is overweldigend. Onmiddellijk na den uitworp ontwikkelt zich een snel en enthousiast spel. Beide ploegen zetten er alles op om het Java-kampioenschap te veroveren. Van een zeker overwicht bij een van de partijen kan niet gesproken worden. In den Batavia-aanval is Lijbers de gevaarlijke man. Deze speler weet herhaaldelijk den Soerabaja-korf in groot gevaar te brengen. Dank zij uitstekend middenvakspel van Soerabaia is ook de Batavia-korf niet van gevaar ontbloot. Lijbers weet echter met een ver schot het eerste succes voor Batavia te boeken. 1—0. Het gejuich van de Batavia-supporters is niet van de lucht. Zelfs wordt door enkele enthousiastelingen vuurwerk afgestoken.
De vreugde is echter van korten duur, want even na den uitworp zien we mej. Z. Davies goed doorbreken, een schot, en het is 1—1. Na de vakwisseling komt een periode van Soerabaja-overwicht. Batavia is zichtbaar ontmoedigd door het tegenpunt. B. Jansen weet echter met een prachtig ver schot aan Batavia opnieuw de leiding te bezorgen. 2—1. Met dezen stond breekt ook de rust aan. Na de rust hetzelfde enthousiaste spel. Een prachtige doorbraak van B. Jansen en het is 3—1 voor Batavia. Nog is Batavia niet in veilige haven. Soerabaia heeft bepaald pech, als een mooi Schot van Coldenhoff uit de mand wipt. Zelfs mist deze speler op 3 meter afstand van den korf staande een pracht van een kans. Mej. E. Jansz in den Batavia-aanval doet het beter. Listig passeert ze haar tegenstandsters en met een welgericht schot maakt ze 4—1 voor Batavia. Nog laat Soerabaia zich niet onbetuigd. Hard wordt er gewerkt voor het tweede tegenpunt hetgeen aan mej. Wijnschenk gelukt. 4—2. De wedstrijd verstrijkt meer en meer en als scheidsrechter Willemse eindigen blaast, heeft Batavia, hoewel eenigszins geflatteerd, haar vierden wedstrijd gewonnen, waarmede zij tevens voor de zooveelste maal het Javakampioenschap in de wacht gesleept heeft.
[…]

Prijzen

Op den feestavond in de bovenzaal van „Versteeg” reikte de heer Rieber, voorzitter van den N.I.K.B., met een toepasselijk woord de prijzen uit. Batavia had een beker en een verguld zilveren médaille in intvangst te nemen. Jogja kreeg de door de firma Van Arcken uitgeloofde plaquette. Deze moest gewonnen worden door dat twaalftal, hetwelk tegen Batavia de meeste goals produceerde.

Ga naar de bovenkant