schrijfcoaching

Mata glap: is het een verzachtende omstandigheid?

mata glap Het was zomaar een klein berichtje in het Soerabaijasch handelsblad van mei 1938. Pa Kaslan, die jaren lang een braaf en oppassend leven had geleid, stond terecht wegens moord op zijn schoonmoeder. Hij ontkende.

Leest u mee? Dit is uit de krant:

Wat de krant schreef:

Zijn lastige schoonmoeder gedood. Ex-loerah voor den Landraad.
Voor den Landraad stond terecht Pa Kaslan, ex-loerah van de desa Kedoeroes, Djaba kotta, Soerabaia, die zijn lastige schoonmoeder om zeep heeft gebracht.
Bekl. ontkende moord met voorbedachten rade, hetwelk hem primair ten laste was gelegd. Hij had zijn schoonmoeder eens grondig de les willen lezen, omdat zij hem bijna elken dag uitmaakte voor een luiaard, die van zijn vrouw leefde en zijn plicht als vader niet kende.
Hij kon haar scheldpartijen op het laatst niet meer verdragen en met de bedoeling haar wat in te toomen, gaf hij haar op zekeren dag een houw met zijn arit. Daar hij mata glap geworden was kwam deze houw zoo hard aan, dat zijn schoonmoeder eenige minuten later overleed.
Beklaagde die na 18 jaren dienst als loerah eervol is ontslagen, had berouw van zijn daad. Nadat ook de vrouw en de zoon van beklaagde als getuige waren gehoord, veroordeelde de Landraad hem tot 2 jaren gevangenisstraf wegens zware mishandeling den dood ten gevolge hebbende.

Drie punten

Wat ik uit het bericht begrijp, is:
1 Pa Kaslan had een arit vast toen hij mata glap werd
2 Hij werd al veel te lang getreiterd door schoonmoeder
3 Mata glap – wat doe je ertegen? Niets.

Dus dat is de fatale combinatie geweest.
Ik zocht afbeeldingen van een arit op: vlijmscherpe messen om het gras mee te snijden. Ja, als je dat net in handen hebt..

Geen moord

Het interessante is, dat Pa Kaslan in Nederland direct wegens moord zou zijn veroordeeld. Want hier bestond wel krankzinnigheid, maar dat is iets anders dan mata glap.
Dat komt en gaat.
Onweer en mist tegelijk in je hersens.
Je doet iets.
Daarna kijk je: was ik dat?
In Indië hoefde niet uitgelegd te worden wat mata glap was, de krant deelt het gewoon mee. Het gold als een verzachtende omstandigheid, begrijp ik. Pa Kaslan werd dan ook niet schuldig bevonden aan moord. Wel zware mishandeling- twee jaar gevangenisstraf.
Ja, en dan? Wat doet hij na twee jaar? Komt hij thuis, en wat zegt zjn vrouw dan? Ik durf er niet goed aan te denken, omdat ik heb gezien hoe scherp zo’n arit is. Zwoesh!! Daar lig je.

Verhalen over mata glap zijn fascinerend. Een beetje griezelig, een beetje spannend, en vaak ook een beetje begrijpelijk. Jarenlang treiteren, kassian.
Misschien kent u ook een dergelijk verhaal, of misschien kent u het gevoel. Dan schrijft u dat toch wel op?  Kwam het ook in andere bevolkingsgroepen voor?  Zelf was ik al kleutertje nogal driftig, dan werd het rood voor mijn ogen en dan sloeg ik erop los. Nu niet meer, hoor. Maar toen, nou. Maar ’t is toch anders dan mata glap, vermoed ik.

Waarom kipassen de middag weer goed maakte

kipassen“We krijgen steeds meer tropische dagen,” hoor ik om me heen. Maar tropisch, dat is iets anders dan de Hollandse hitte.
Die is drukkend, benauwd.
In Soerabaja had ik nergens last van. Ik kon gewoon nadenken, wat moeilijker gaat op een dag met Hollandse hitte. Wat te doen op zo’n dag?

Ten eerste: kipassen

Wapperdewapper en dan weer zachtjes-zoetjes waaien, en ik herinnerde me hoe ik aan mijn kipas kwam.
Heel wat zomers geleden zat ik op de Tong Tong Fair te signeren naast Yvonne Keuls. Pal onder het tentdoek was het warmer dan de dertig graden buiten. Wind was er die dag niet.
Ik begon te klagen tegen Yvonne over zo-waharm en de hele dag al, en morgen vast weer, en of zij er ook zo’n last van had.
Nu is Yvonne een vrouw die overal tegen kan, die tegen alles bestand is, behalve onrecht en gezeur. Ze kéék even naar me.
Dat was genoeg.
“O,” zei ik, meteen tam.
Yvonne zweeg.
Schuin aan de overkant zag ik de uitweg: verkoop van kipassen. Slechts een enkele euro per stuk. Ik kocht er twee, ook voor Yvonne.
En zo kwamen we iets beter die middag door. De hitte was niet weg, maar wel te dragen. En inderdaad, zeuren helpt niet. Kipassen wel.

Ten tweede: dagdromen

Ik ga supervroeg opstaan, dan aan het werk en ’s middags ga ik dagdromen over alles wat ik nog wil doen in het leven. Dan lig ik voor de ventilator naast mijn grote huiskater Bert. Ik heb een notitieblokje zodat ik opkomende gedachten meteen kan noteren. Bert slaapt, de ventilator zoemt zachtjes.
Ik blijf rustig want ik weet: dit gaat ook voorbij.

De foto van de Japanse geisha’s is uit 1916, uit de tijd dat de Japanse cultuur nog een positief gevoel meebracht. Ik las in de Preanger-Bode iets over een benefiet-voorstelling van de MULO, vermoedelijk uit Bandoeng, waar ook leerlinges optraden als geisha’s. De krant schreef:

Als no. 3 stonden op ’t programma eenige tooneelen uit de „Geisha”. Bij ’t opgaan van ’t doek waanden we ons in een sprookjesland. Daar zaten en wandelden onder bloeiende takken en tusschen groene palmen een gezelschap Japansche schoonen in kleurrijke dracht, alles nog fantastischer gemaakt door lichteffecten. De meisjes waren door mevr. Ockhuysen heel netjes gekapt. Zeer elegant voerde een der geisha’s een dans met zang uit.

De avond was een succes: ruim 1800 gulden voor het goede doel.
Iets om over te dagdromen tijdens de middagrust. Die meisjes van toen, hoe zou het ze vergaan zijn? Dachten ze nog weleens terug aan hun optreden toen de oorlog kwam? Zou deze foto in albums van familie zijn, en waar dan, en waar zijn de albums van uw familie eigenlijk?

Ten derde: praktisch denken en doen

Het gaat er bij dagen van Hollandse hitte juist om wat we wèl kunnen doen. Wat is dat voor u, wat is dat voor mij? Lezen. Nadenken over wat te gaan schrijven. In de namiddag wandelen.
Als u volgende week maandag 18 of dinsdag 19 juli rond vijf uur – of zes uur  ’s morgens mij een goedemorgen-appje stuurt, dan stuur ik u een goedemorgen-appje terug. Dat lijkt me gezellig, samen zo heel vroeg wakker zijn. (06 82 445 019, dat is mijn nummer)

Met deze drie tips komt u hopelijk door de Hollandse hitte heen. Ik vat samen:
1 Kipassen
2 Dagdromen
3 Praktisch denken en doen

En als u na deze dagen denkt, wat gaat het leven toch snel, straks is de zomer voorbij en dan heb ik nog altijd het verhaal van mijn familie niet opgeschreven, laat het me dan weten. Ik help u er graag bij.

“Pidjit door het voltallige mannelijke personeel”

pidjit
Krak deed mijn rug vorige week en het toen wist ik niet meer hoe ik moest zitten, staan of lopen. De huisarts adviseerde flinke pijnstillers en wandelen “zonder fiets vast te houden”- en nu kan ik weer zonder nadenken mijn sokken aantrekken, waarvoor ik me bij elke sok intens dankbaar voel.

Toekan pidjit

Ik dacht wel, had ik maar een toekan pidjit in de buurt gehad. Maar ja. Die zijn er niet veel. In de oude Indische kranten vond ik in de toen beroemde columnist Brammetje een lotgenoot. Ook hij had een krak in zijn rug gehad. En wat deed hij? Zich laten masseren door het voltallige mannelijke personeel van het huis waar hij verbleef.
Doe mij zo’n huis.
Doe mij zoveel mannen die kennelijk goed kunnen pidjitten.

Dit was mijn eerste kennismaking met pidjit. In het hotel in Jakarta vroeg de masseuse aan mij of ik hard of zacht wilde. Ze was de helft kleiner dan ik.
Ik dacht: nou, ik wil wel wat vóélen.
Dus ik zei: “Hard, graag”.
Al bij haar eerste aanraking beet ik op mijn lip.
Hard was inderdaad hard. Maar o, wat voelde ik me goed erna.

Is pidjit in Nederland anders dan in Indonesië of in het oude Indië? Als u dat weet, is het belangrijk om het op te schrijven en door te geven. De jongere generaties willen het weten.

Hieronder het vermakelijke artikel van Brammetje uit het Soerabaijasch Handelsblad van 1934.

Physical culture

Het zit in de lucht of het komt met de lente! En het was een jeugdige, rietjesslanke en desondanks spierkrachtige dame, die het begrip nader en daadwerkelijk tot ons bracht — physical culture! „Jij bent net tweeënveertig en kijk nou die buik eens!”, verweet ze den makelaar, „nog twee jaar en je wordt een ton! En waarom hebben jullie allebei ongezonde, pietluttige kleurtjes? En waarom raken Jullie achter je adem als Je eventjes moet spurten voor een tram of een taxi? En waarom begin nu al te klagen over heuprheumatiek en over steken in je groote teen? En als jullie even transpireeren, blaft de roode hond! En als he een diepe kniebuiging maakt, wordt je duizelig! En..

[.. .] “En allemaal”, ging de vaardige vrouw onverstoorbaar door, „allemaal omdat jullie je lichaam, je spieren en je zenuwen verwaarloozen! Physical culture, mannen! Physical culture is. ”

En toen vertelde en demonstreerde ze, wat physical culture beteekent. Het leek een wonder van gratie en lenigheid en soepelheid en kromming en lijn.

„En als jullie nu een radio koopen en elken ochtend het gymnastiekuurtje volgen”, besloot ze, „dan behoeft het tenminste niet hopeloos te worden. En weinig vleesch, veel groente, niet te veel vet en meelspijs, geen bier en geen pait, maar Rohstoffe!” „Grasjes grazen en appeltjes plukken”, zuchtte de makelaar, „enfin, we zullen kijken….” „Maar er is geen sprake van een radio”, waarschuwde ik, „kan er niet af! Dan moet het maar uit een boekje, hoor!” En het gebeurde uit een boekje, welwillend door de propagandiste geleend.

Krak

[…] Het werden droeve en grauwe kwartiertjes — ’s ochtends van kwart voor zeven tot zeven uur. ’s Avonds voor het naar bed gaan, namen we de theorie — kniebuiging, armheffing, rompdraaien, hals losmaken, borst verruimen, alles met tel en tusschentel. En in den grijzen ochtend en uitsluitend een pendekje op een vrij stukje achtergalerij, onder het gegrinnik van de kokki en tot onuitsprekelijke vreugde van den kebon uit Bintang Pisangan, deden we de praktijk.
„Dieper doorzakken!”, waarschuwde ik den makelaar, die bij een diepe kniebuiging een hoeveelheid onverplaatsbare bulk overhoudt. „Zak zelf!”, snauwde die sportman. „Jij zit net of er iets gebeuren moet! En steek nou je rechterbeen eens uit als je kunt!”
En dat is juist op onzen leeftijd het gevaar bij physical culture: de provocatie! Want als je vroeger, vlot en lenig, een lendenzwaai en een vogelnestje kon maken…. en dus stak ik m’n been uit, en toen deed er van binnen iets „krak” — en vijf minuten later lag ik weer te bedde en geurde het huis naar kajoepoetih en kamferspiritus en Emulsin, en in normale tijden zou ik op staanden voet een arts hebben geraadpleegd. Nu werd het een nummertje pidjit door het voltallige mannelijke personeel.

Zwemmen

[… ] „Jullie zijn geen mannen”, constateerde Hare Lieftalligheid, „jullie zijn ouwe heeren! Kom morgen maar eens in het zwembad! Dan behandel ik jullie zelf! Maar denk eraan: niet in zoo’n ouwerwetsch zwempak, hoor! Zwemmen is veredelde zedigheid! Dus een vroolijk kleurtje en flink open, zoodat de zon bij je huid kan. Negen uur precies!”
„Daar gaat je Zondag”, voorzag de makelaar. En hij ging inderdaad. Op Pasarbaroe hebben we de uitrusting gekocht — zuinigheidshalve. De makelaar koos iets in rood met een oranje-neerslag, ik werd blauw-met-brons. Maar toen we ’s avonds pasten…
„Man, dat kan niet!”, brulde de makelaar, toen ik in dat compleetje stond, „dat is revue!”
„En wat ben jij?”, vroeg ik ernstig en wees op den spiegel. En toen we elkaar samen in volledige kleurenweelde voor het niets verbergende glas stonden:
„Het is e r g”, erkende hij. „Dat is niet meer te repareeren”, voorzag ik zuchtend.

[…] „Maak nou voort”, eischte onze trainster, „kunnen jullie zwemmen?” We snoven verachtelijk — stel je voor niet kunnen zwemmen! En toen begon het! Geen sprake van eerst nog even een sigaretje, en dan op het kantje langzaam aan het kouwe water wennen — floep! ik een duw, hij een duw — en daar lagen we, in het diepe en tegenover een onmogelijken afstand tot het veilige ondiepe! „Schoolslag!”, commandeerde zij van het kantje. Ik weet niet eens wat schoolslag is — ik trap met m’n beenen en ik sla met m’n armen en. ik houd zorgvuldig m’n adem in en m’n mond dicht om niets binnen te krijgen, en dan blijf ik als regel drijven.
[…] Elk protest, elk onhartelijk woord woof onze leidsvrouw weg — elke poging om even in de schaduw uit te blazen werd gesmoord.
„Zon is leven en gezondheid”, hield zij hardnekkig vol — en eischte dat we zouden duiken!
Nooit van m’n leven”, weigerde ik resoluut, „daarmee heb ik de grootste ongelukken zien gebeuren! Mensch, als je uitglijdt, of als die plank bréékt…” „Bah!”, snoof de lieftallige — en demonstreerde een juweel van een snoeksprong.
„Als je een man bent”, riep ze vervolgens vanaf de watervlakte en zóó, dat de omgeving het hooren moest”, „als je een man bent, doe je het na!”
„Dan maar geen man,” berustte ik — na die diepe kniebuiging en die beenbreuk laat ik me niet meer provoceeren. Maar de makelaar…. „jij bent geen vent!”, stelde hij vast, beet in de provocatie, nam een aanloop, zette af en…het werd één van-de wonderlijkste sprongen, die ik ooit zag mislukken. Het werd geen zweefsprong, het werd geen salto, maar het werd van alles wat. En volgens een betrouwbaren kennis was de klap, waarmee de buik van mijn huisgenoot de watervlakte trof, tot achter in de restauratie te hooren; het heele bad werd er, na de eerste verrukking, stil van. En zoodoende bleef dit het voorloopige slotnummer.

Athopan

[…] “Krankzinnig!”, oordeelde de groothandel, die op ziekenbezoek kwam, en dat op jullie leeftijd!” Wij zwegen berustend. „Waarom zul je de natuur geweld aandoen?”, vervolgde hij onderwijzend, „als Je een buik moet hebben, neem dan die buik! Als je kaal moet worden, aanvaard het! Als je rheumatiek voelt, slik dan Atophan! En als je dorst krijgt, drink dan bier!”… Dientengevolge zwemmen we weer in de koele schaduw van de vertrouwde badkamer. En het gymnastiekkwartiertje van den N. I. R. O. M. is ons worst…

Het verhaal van Frank Melger

Frank Melger
Let op de naam!

Of ik iets wilde lezen, vroeg Frank Melger. Het klonk goed dus ik mailde van stuur eens wat op. Wat ik las, mag ik delen: een verhaal over verbonden zijn en verbonden blijven. door de generaties heen. Hier is het verhaal van Frank. Eerder verscheen het in een familieboek.

Op de kade

“We kwamen aan op 12 december 1957,” vertelt Frank. “Vroeg in de morgen werd onze boot, de Johan van Oldenbarneveldt, de haven van IJmuiden binnengeloodst. Het eerste dat ik van Nederland zag, was de naargeestige verlichting van natriumlampen. Op de oever reed een man op een fiets zwoegend tegen de wind in. In koor werd er geroepen: Wij gaan niet van boord. Het is veel te koud.”
“Op de kade stond het vol van de mensen en tot mijn grote vreugde zag ik één bekend gezicht, Hetty, een vriendin uit Surabaya, die al veel eerder naar Nederland was vertrokken en met wie ik correspondeerde. Het was alsof er een zoeklicht op haar gezicht gericht was. Ik kan nauwelijks vertellen hoe onuitsprekelijk blij ik was dat ik een bekend gezicht zag, een lieve vriendin, die mij welkom heette, in een zee van vreemde gezichten. Dat is toch een onuitwisbare herinnering, gekoppeld aan een gelukmakend gevoel, hartverwarmend.”

Pension

“Het gezin waartoe ik behoorde, vader en drie kinderen, werd met een bus naar Utrecht gebracht, naar een pension op de Catharijnesingel in Utrecht. Bij ons vertrek uit Indonesie hebben wij Utrecht als woonplaats van voorkeur opgegeven. Dit gebeurde op aanraden van mijn halfzuster, die bij het Ministerie van Oorlog werkte en bij wie toevallig mijn brief met het verzoek om een studietoelage te verkrijgen, terecht kwam. Zij gaf de universiteit van Utrecht als beste aan voor de studie medicijnen die ik wilde volgen. Daarvandaan de opvang in Utrecht.
In het pension kregen wij een kamer, waaraan een serre verbonden was. In de zomer zal die serre lekker licht en warm zijn, in de winter van ’57 was die ijskoud en niet warm te krijgen.
In de kamer stond een kolenkachel. Ons werd geleerd hoe wij die moesten aansteken en onderhouden. Dat aansteken was een ramp, binnen mum van tijd stond de kamer vol rook en stof.
Dit was ook de tijd van de kennismaking met de Hollandse kost, o.a. een zure witte soep met een klontje bruine suiker, yoghurt. Ik kon het spul niet door mijn keel krijgen.

—Geef mij maar nasi goreng, met een gebakken ei, wat sambal en wat kroepoek en een goed glas bier erbij —-
(Een liedje vol nostalgie).

Studie

De studietoelage kwam en in februari ‘58 begon ik colleges te lopen en practicum te volgen, maar wel met een half jaar achterstand. De studie verliep niet succesvol. Ik haalde de propaedeuse niet.
“Waardoor het fout ging? Het was een combinatie van zaken. De belangrijkste oorzaak was wel het feit dat ik me niet kon concentreren op de studie. Ik was mijn basis kwijt, ik voelde me verloren; eenzaam en doelloos liep ik door de straten van Utrecht, weg van de stank van de petroleumkachel, op zoek naar ….? Tja, dat wist ik niet. Ik had geen houvast. Ik was op kamers in Utrecht, mijn familieleden verhuisden al snel naar familie in Amsterdam. Ik praatte met niemand, behalve met de hospes, die ik af en toe tegenkwam.

Introvert

“Ik denk dat die eenzaamheid voor een groot deel aan mijn eigen gedrag te wijten is. Ik was nogal introvert en verlegen. Ik maakte niet snel contact en meestal waren die contacten oppervlakkig. Waarschijnlijk ligt de oorzaak hiervan in mijn jeugd.

Ik heb mijn moeder nooit gekend, zij stierf toen ik een jaar was, een dag na de geboorte van mijn zusje. Van mijn tante hoorde ik dat mijn moeder een zware longontsteking had opgelopen tijdens de lange en zeer vermoeiende reis van Kesilir, in de verre oosthoek van Oost-Java, naar Malang. Met z’n drieën, mijn moeder, mijn broer en ik, gingen we naar Malang, naar het ziekenhuis waar mijn zusje geboren zou worden. Een dag na de geboorte van mijn zusje stierf mijn moeder. De communicatiemiddelen waren toentertijd nogal primitief en mijn vader kon niet op tijd op de hoogte worden gesteld van het overlijden van zijn vrouw. Toen mijn vader enkele dagen later in Malang kwam om zijn vrouw, kinderen en de nieuwe baby te bezoeken, kreeg hij te horen dat zijn vrouw inmiddels gestorven en begraven was. Hij viel ter plekke bewusteloos. Zo vertelde een van onze familieleden.”

Onzichtbaar maken

“Mijn vader, mijn broer en ik reisden terug naar Kesilir. Mijn zus verbleef om medische redenen in Malang achter, ze moest verscheidene keren een operatie ondergaan. We hebben niet lang in Kesilir gewoond. Bij de inval van de Jappen, in 1942, moest mijn vader zich bij de Landstorm melden, ter verdediging van het land. Dat heeft niet lang geduurd en mijn vader werd als krijgsgevangene afgevoerd naar Birma, waar hij aan de spoorweg moest werken. Hij was toen 45 jaar. Gelukkig heeft hij het overleefd, al was het maar op het nippertje. Wij kinderen werden ondergebracht bij familieleden van mijn moeder en van mijn vader. Wij verhuisden heel vaak van het ene gezin naar het andere. Eigenlijk waren we nergens gewenst. Dat heeft zo’n tien jaar geduurd. Die omstandigheden zijn van invloed geweest op mijn karakter. Ik voelde me meestal veilig als ik me onzichtbaar maakte. Het heeft vele jaren geduurd voordat ik dat gedrag kon corrigeren. Het overkomt me nu soms nog wel eens dat ik verbaasd ben als iemand interesse in mij toont.
Mijn vader leerde ik pas kennen toen ik een jaar of tien was. Wij waren buiten aan het spelen en werden naar binnen geroepen. “Je vader is hier, kom even een hand geven”, zei mijn tante.
Wij gingen naar binnen en zagen een vreemde man in de woonkamer. Ik gaf hem een hand en zei: “Dag meneer”.
Op een dag zei mijn broer tegen mijn zus en mij:”We gaan niet naar school, we gaan naar pappie en we zeggen dat we bij hem blijven”. Zo geschiedde het. Mijn vader woonde vlak bij een vliegveld, in de buurt van de haven van Surabaya. Dat werd hem aanbevolen om van het duiksyndroom af te komen dat hij in de oorlog had opgelopen. Iedere keer dat hij vliegtuigen hoorde, moest hij wegduiken, of hij het wilde of niet. Dat syndroom had hem wel het leven gered en ons een vader gegeven. De periode van ’48 tot ‘57 is in mijn herinnering wel de beste tijd van mijn leven in Indië geweest. Na mijn HBS-examen, in 1957, zijn we naar Nederland vertrokken, weggejaagd door Sukarno.”

Veranderingen

“Terugkijkend op de eerste jaren in Nederland zou ik zeggen dat ik dat geen prettige tijd heb gevonden. Ik had te veel problemen met mezelf, ik had geen rust in mijn lijf. Ik denk nu dat ik toen niet was opgewassen tegen al die veranderingen in mijn tienertijd.
Toen ik in Surabaya aan boord stapte was ik blij dat ik uit Indonesië weg kon. De sfeer in de stad Surabaya vond ik zeer vijandig jegens de Nederlanders. In de stad zag ik overal graffitty met de tekst: Bunuh Belanda. Toen we uit de haven van Surabaya wegvoeren had ik zeer gemengde gevoelens, enerzijds opgelucht, anderzijds droevig, met de gedachte dat ik daar nooit weer zou terugkomen. Ik voelde wel dat er een cruciale verandering in mijn leven was opgetreden, verdreven uit de bekende en vertrouwde omgeving en geen flauw idee van wat me te wachten stond.”

“Zoals al vermeld, in november 1957 stapten we op de boot, de Johan van Oldenbarneveldt. Ik was toen 19 jaar. De enige bezittingen die we meenamen waren onze kleren. Drie complete albums postzegels van Nederland en Overzeese Gebiedsdelen, die ik naarstig verzameld had, moest ik bij de douane afgeven.
Die bootreis, een maand van dolce far niente, was grandioos. De oneindige ruimte op de Indische Oceaan, water, niets dan water en dolfijnen. De bridgepartijen en de dansavonden; ik genoot naar hartelust.
Toen het nieuwe vaderland, waar de mensen dezelfde taal spraken als ik, maar toch totaal anders waren. Ik voelde me er niet thuis. Hoe vaak werd mij de verwonderde vraag gesteld: Je bent toch Indonesiër, maar je spreekt goed Nederlands, waar heb je dat geleerd, aan boord?
Uit Indië verdreven, in Nederland toch niet echt welkom geheten. Ik heb me heel lang een displaced person gevoeld.”

Een gezin

Frank heeft na de militaire dienst, geen leuke tijd bij de infanterie, het boerenbataljon in Steenwijk, toch nog geprobeerd verder te studeren. Hij ging naar de HTS in Dordrecht. Ook daar kwam van studeren niet veel terecht, maar dat had een plezierige reden, hij ontmoette daar het meisje dat later zijn vrouw werd. Haar moeder maakte wel enige bezwaren: Hoe kun je nou zo’n bruine jongen in huis halen? Haar dochter heeft gelukkig toch haar zin doorgedreven.

“Zodra je een gezin hebt om voor te zorgen, heb je geen tijd meer om terug te kijken en te filosoferen over hoe je je voelt, Nederlander of toch Indisch, westers of toch diep van binnen oosters.
Ik heb niet veel discriminatie ondervonden of ik verdrong snel de gekrenkte gevoelens, geen tijd voor die futiliteiten. Apa boleh buat: de zorg om een redelijk bestaan te krijgen voor het gezin was het belangrijkste. Ik heb wel heel vaak heimwee gehad, heimwee naar het leven op de middelbare school in Surabaya en het sociale leven van de laatste jaren daar.

Terug

Maar ik ben pas dertig jaar later weer teruggegaan naar Indonesië, om het land weer terug te zien, de klapperbomen en de pisangbomen, de warmte en de geuren, ze kwamen me weer bekend voor.
En ik voelde me er thuis. ‘Sentimental journey?’ vroeg de douanebeambte vriendelijk, toen hij mijn geboorteplaats, Malang, in mijn paspoort zag. Op de hele reis heb ik alleen maar vriendelijkheid ontmoet.”
“Toen ik het mij financieel kon permitteren ben ik nog vele malen naar Indonesië gegaan. Mijn kinderen zijn er ook geweest. Gelukkig hebben zij veel interesse in dat land van mijn herkomst. Naarmate ik ouder ben geworden heb ik steeds meer Frank Melgeruitgekeken naar de drie of vier weken die ik daar kon doorbrengen. Ik ben ook Bahasa Indonesia gaan leren om nog beter te kunnen spreken met de plaatselijke bevolking en minder de toerist te gaan uithangen. Zo langzamerhand hebben we vrienden gekregen in Indonesië, in Imogiri (Yogya) en in Bali.”

“Het was in 2003, toen ik met mijn broer en zuster in Bali verbleef, dat wij het plan opvatten om te gaan onderzoeken hoe het met onze vroegere plaats- en schoolgenoten, de mensen uit onze jeugd in Surabaya, is vergaan. Ik was in Ubud in een internetcafé om een emailbericht naar mijn dochter te sturen, toen zij met het horrorbericht kwam van de vliegtuigen die in The Two Towers in New York waren gevlogen. De schrik van mijn leven. We zijn spoorslags teruggekeerd naar Nederland. Maar daarna zijn we toch nog vele malen naar Indonesië gegaan.”

Oosters

Frank Melger“Bij Philips, Eindhoven, heb ik een interne cursus tot technisch publicist gevolgd. Dat beroep heb ik mijn hele leven uitgeoefend, bij het Bouwcentrum, Rotterdam, bij DSM Kunstoffenverkoop in Zeist, bij Pensioenfonds PGGM in Zeist en ten slotte bij een actuarieel bureau in Rotterdam. Mijn beide dochters hebben een academische studie gevolgd en hebben een goede baan. Vorig jaar heb ik voor mijn kleindochter (10 jaar) een sarong en kabaya laten maken, in Bali. Ze ziet er, in die kleren, ondanks de hoogblonde haren en haar witte huid, toch lekker oosters uit.”

 

 

 

 

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Waar zou u nog één keer willen eten als het kon?

eten
des Indes By Nationaal Museum van Wereldculturen, CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=94207564

Jawel, de restaurants gaan weer open en heel veel mensen zijn nu gelukkig. En ik dacht: stel… stel… dat we echt konden kiezen?

Ik las dat het restaurant Garoeda is overgenomen en gaat veranderen – wel Indisch, geen batik aan de muur. Dat vond ik juist zo sfeervol. Voorbij, voorgoed voorbij, zucht ik. Het bracht me verder terug in het verleden en ik dacht aan eten in het Indische leven. Als u mocht kiezen, waar zou u dan nog een keer gewoon en in vrede willen eten?

A. Des Indes, Batavia

eten
Het is er niet meer, maar ooit was het beroemd. Chic, duur en ook intimiderend, geliefd bij de romanschrijver Louis Couperus. De vader van Rob Nieuwenhuys  was er directeur. Als ik aan Des Indes denk, hoor ik beschaafde geroezemoes, getinkel van bestek en ik zie alleen zeer goed gekleedde mensen. Waarover praten zij? Mogelijk over de laatste ontwikkelingen in de suiker en de tabak, over politiek (altijd moeilijk) en over kennissen (niet roddelen).
Kwaliteit: vier sterren
Gezelligheid: twee (want zo deftig)
Lekker: … (wie weet meer?)

B. Warung

“Niet bij een warung eten,” waarschuwden de oude handboeken. Die waren vooral geschreven voor jonge Hollandse vrouwen die naar de oost gingen. Vrouwen die bang konden zijn voor al dat nieuwe, en die ook in de Hollandse comfortzone moesten blijven. Want zeker voor de Eerste Wereldoorlog gold dat ‘verindischen’ niet de bedoeling was. Eenmaal in Indië, ontdekten sommigen toch ook dat er een wereld bestond buiten de eigen Hollandse bubbel.
Niet iedereen.
Maar het gebeurde.
Toen ik in Indonesië was, zoefde de auto waarin ik zat voorbij de ene na de andere warung. Ik kijken en smachten. In mijn hoofd hoorde ik weer die stem van de handboeken klinken. Wegens dat ik er was voor werk, zat ik op een streng schema, maar tot op de dag van vandaag spijt het me een beetje dat ik niet een keer ’s avonds de benen nam om even lekker te eten.
Kwaliteit: wisselvallig dus altijd spannend
Gezelligheid: super
Lekker: zie kwaliteit

C. Gewoon thuis

eten

Foto: Anonymous – http://hdl.handle.net/1887.1/item:844373, CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=104596150

In Semarang liep ik langs het huis van mevrouw Kloppenburg-Versteegh (Bodjongweg 80) en ik zag weer al die oude familiefoto’s voor me. Vrijwel altijd geposeerd. Een nette groep mensen, bij elkaar horend. Nu is er een overvloed aan foto’s van etende mensen. Toen veel minder. Toch jammer, want dat had ik kunnen zien wat er op tafel staat.
Kwaliteit en gezelligheid en lekker lijkt me de top.
Maar misschien romantiseer ik het.
Wat denkt u?

Dit zijn maar drie voorbeelden hoor. U heeft vast een eigen wens. Als u overal kon eten waar u wilde, heden en verleden, waar zou u dan voor kiezen?

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje hieronder  te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Wat is waarheid in uw verhaal?

Wat is waarheid
Beeld: http://hdl.handle.net/1887.1/item:806165, CC BY 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=104663326

“Maar wat als mijn broer zegt dat het anders was dan ik denk?” Zulke vragen krijg ik. Over wat er nu vroeger echt gebeurde en wat niet,wat waarheid is, en hoe het kan dat je herinneringen soms niet van jou zijn.

Geheugen

Ja, dat laatste kan. Als iemand je herhaaldelijk vertelt dat je als kind altijd veel lachte, neem je dat als het ware als een herinnering in je geheugen op.
Inderdaad, herinneringen zijn niet altijd betrouwbaar.
Waarheid kan vloeibaar zijn.

Mijn zusje koesterde lang een foto waarop ze als kleutertje op schoot zat bij Sinterklaas. Toen bleek dat het een ander kindje was. Zoiets komt vaak voor. Wat te doen?
Eenvoudig. Op onderzoek gaan in uzelf. Alle herinneringen die u heeft, bezit u met een reden:

  •  het is in uw leven gebeurd en u heeft het onthouden, om wat voor reden dan ook
  •  de herinnering is voor een ander belangrijk geweest om aan u door te geven
    (en ja, dan is het een puzzel: hoe komt u aan deze of die herinnering?)
  •  u heeft de herinnering in latere jaren gemaakt om een andere herinnering toe te dekken,
  •  het evenwicht: als u een bang kind was, zijn moeilijke herinneringen krachtiger aanwezig dan herinneringen aan fijne momenten, daar kunt u dan misschien niet zo goed ‘bij’
  •  anders

Het is een beetje filosofie, en dat komt omdat ik de afgelopen week nogal veel over herinneringen heb gesproken met mensen. En over hypnose, om meer te kunnen herinneren, maar dat vind ik griezelig. En ook over terugkijken op herinneringen.
Leren kijken maakt innerlijk rijk.

Verwarrend

Dat is mijn zorg over degenen die de film De Oost zien.
Het is fictie gebaseerd op de werkelijkheid.
Verwarrend.
Iedereen die zonder kennis van toen kijkt, denkt dat het een honderd procent realistische weergave is. Wat het niet is, dus.
Kijken met wantrouwen is dan het beste.

Innerlijke rijkdom

Als u uw levensverhaal gaat schrijven, is het leuk om ook uw herinneringen een beetje te wantrouwen. Schrijf ze gewoon op, kijk ernaar en denk dan:

  •  Hoe oud was ik toen?
  •  Heb ik dat echt meegemaakt?
  •  Wat gebeurde er nog meer?
  •  Wie waren er ook bij?

Probeer af en toe als een buitenstaander naar uw herinneringen te kijken, dan ziet u meer.

Ik herinnerde me lange tijd dat mijn grootvader enorme grote rozen kweekte, en dat ik een keer mijn gezicht in een lila roos duwde die zo groot was dat mijn hele gezicht erin verdween. Die geur, heerlijk. En dat fluwelige gevoel op mijn wangen.
Later keek ik als buitenstaander naar deze herinnering en ik snapte opeens iets: die roos was helemaal niet zo groot, ik had een klein kindergezicht.
De herinnering bleef, maar ik begrijp het nu beter.
Dat gun ik u ook.
Weten wat er was en waarom het zo was.

Dat is innerlijke rijkdom.

Ems van Soest en haar plan voor De Pauw

plan
Bataviaasch Nieuwsblad 28 mei 1930

Ziet u het? Dat ene regeltje over De Pauw, het boek van Ems van Soest. De eerste Indische moderne meisjesroman. In 1930 begint een succesvolle carrière.

De pauw

planEms van Soest (1908-1984) is een bijna vergeten schrijfster. Met een beetje geluk vindt u haar boeken op een rommelmarkt of – in een betere staat – bij antiquariaten op Boekwinkeltjes.nl/ Als u kunt, lees dan De pauw.

Het boek gaat over de ups and downs van Inka, een jonge vrouw op kantoor, en over haar familieleven. Het was realistisch en toch positief, Ems hield rekening met haar lezers en lezeressen.
Met De Pauw legde Ems van Soest de basis voor een succesvolle literaire carrière. Ieder jaar verscheen er één, soms twee boeken. Vrijwel altijd vertelde ze over het werkende meisje in Indië, dat soms in troosteloze pensions moest wonen, vaak een gelukkig huwelijk sloot en altijd een goed karakter had. Het was een nieuw genre meisjesboeken dat enorm aansloeg. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog was Ems een gevierd schrijfster.

Sprookje

planEms begreep heel goed dat haar publiek graag het sprookje hoorde van een talentvolle romanschrijfster, dus in een interview zei ze:

“Ik nam de typemachine en schreef achter elkaar De Pauw, mijn eerste boek. Ik heb altijd getracht het Indische leven, mijn leven, zo precies mogelijk weer te geven.”

Ja, nee, het kan, dat “achter elkaar” schrijven. Ems zal de structuur van haar eerste roman goed hebben uitgedacht en ze wist ook wat ze wilde vertellen. Het boek zit goed in elkaar. Dat kan alleen als je weet wat je doet. Dan heb je wat goeds.
Vooruitkijken. Een plan maken. Dat kunt u ook. Ik ga iets geks zeggen: het is nu mei en over zes maanden is het Kerstmis. Hoe zou het voor u zijn als u dan eindelijk uw levensverhaal, of dat van uw ouders, op papier hebt staan? Misschien zijn er kinderen of kleinkinderen die dat graag willen lezen.
Is dat te doen? Reken even met mij mee.

Zo gaat het lukken

  • 1 december: het levensverhaal is af
  • november: u laat het manuscript drukken of u laat er iets moois van maken bij de kopieerwinkel om de hoek
  • oktober: deze maand herschrijven, losse draadjes vastknopen, foto’s invoegen
  • blijft over: juni- juli – augustus- september
    Vier maanden, en een stukje van deze maand mei. Daarin kunt u misschien alvast wat foto’s gaan verzamelen.

Dus dat is te doen. Het hoeft geen encyclopedie te zijn, en ook geen verhaal van drie A4tjes. Als u elke werkdag 1 pagina schrijft, heeft u in een maand er al gauw 30. Kunt u dat, een kantje per dag? Met een half kantje per dag heeft u per maand al 15 pagina’s. Dat telt ook fijn op.
Maar dan heeft u een plan van aanpak nodig, dat verder gaat dan het lijstje hierboven. Als u denkt: dit jaar moet het er echt van komen, dan kunt u bij mij gratis en voor niks een adviesgesprek inboeken vis het  contactformulier: klik hier en u komt er.

Lijkt uw moeder op haar moeder?

Lijkt uw moeder op haar moeder

Dit is gemakkelijk: bedenk of u op uw moeder lijkt. Uiterlijk, innerlijk, manier van zeggen en doen en laten. Nu komt een andere vraag. Lijkt uw moeder op háár moeder?

Dat kan even denken zijn en denken is goed.
Ik geef u een overweging die een beetje filosofisch is.

De moeder van uw moeder is dus uw grootmoeder. Een vrouw die u wel of niet gekend heeft, uw oma. Maar de relatie van moeder tot dochter is een andere dan de relatie van grootmoeder tot kleinkind.
U moet dus een beetje uit uw kleinkind-comfortzone stappen en anders naar uw moeder en haar moeder kijken. Wat helpt daarbij?

  • foto’s: om ze naast elkaar te leggen: wie lijkt op wie, wie nam de foto, wie staat er niet op?
  • brieven
  •  familieverhalen
  •  kennis van de tijd van toen: wat mocht een vrouw toen en wat niet?

De huwelijkswetgeving heeft lang bepaald dat de man alle zeggenschap bezat, dus hij was degene die besliste waar het gezin woonde, welke opleiding de kinderen deden en hij gaf toestemming (of niet) voor hun huwelijk. Vooral de generatie grootmoeder kon het daarmee moeilijk hebben; vrouwen konden dan een geldsom opbouwen, vaak bestaand uit kleine geschenken. Dit ‘speldegeld’ betekende een beperkte financiële zelfstandigheid. Voor getrouwde vrouwen was het vaak niet mogelijk om buitenshuis een betaalde baan te vinden.

Als u dit weet, kunt u nadenken over de moeder-dochter verhouding. Wat kreeg uw moeder mee voor normen en waarden in haar opvoeding, en waarom was dat zo? Als voorbeeld zet ik een grote stap terug in de tijd.

Lijkt uw moeder op haar moeder

Hier zijn drie generaties vrouwen te zien: kleindochter – moeder – grootmoeder.

De kleindochter: Melati van Java: de eerste Indische schrijfster van bestsellers

Zij werd geboren op 13 januari 1853, in Semarang en zij overleed op 74-jarige leeftijd in Nederland, te Noordwijk aan Zee. In 1922  [dat is nu ruim 80 jaar geleden] werd Melati van Java geïnterviewd voor het tijdschrift De Hollandsche Revue. Ze zei toen:
“In Buitenzorg is mijn ziel opengegaan voor de schoonheid der tropische natuur. Vanuit de voorgallerij van ons huis hadden wij het gezicht op de Salak. Iedere morgen, iedere avond. (…) Ik zou zo graag Indië nog eens zien…”
Dat zei Melati: “ik zou zo graag Indië nog eens zien.” Ze was ten tijde van het interview 69 jaar oud, en zij had haar geboorteland 51 jaar lang niet meer gezien. Maar na al die jaren lag haar hart nog steeds daar. De interviewer noteerde: “Zij leest nog Indische bladen, zij stelt nog levendig belang in alles wat Indië betreft. Indië heeft op haar persoonlijkheid ook een stempel gedrukt: zij maakt den indruk van een Indische dame en in haar spreken valt een, zooals men dat noemt, Indisch accent te horen.”
Melati van Java was voor haar tijd een opvallend zelfstandige vrouw. Ze leefde van de pen, had geen zin in het huwelijk en leefde lang samen met haar Lina. Melati schreef op het oog conservatieve damesromans, maar daarin zaten vaak Indische vrouwen en meisjes, die net als zij, opvallend zelfstandig waren.

De moeder: Louise van Haastert (16 september 1825 Semarang-  6 oktober 1873 Roermond)

Het schilderij is na de dood van Louise van Haastert gemaakt en het heeft lang bij haar dochter Melati van Java in huis gehangen. Een kleinzoon van Louise van Haastert schreef in zijn Memoires ove de r ‘hoogstaande, beminnelijke vrouw’, over ‘het frèle figuurtje, de fijne handen, de warme ogen, de melancholieke mond, het gladde voorhoofd en het mooie donkere haar.’
Louise maakt geen gelukkige indruk. Het woord ‘melancholiek’ zegt ook al iets. Ze trouwde met de Twent Carel Sloot dankzij bemiddeling van een priester, en ze besloot op basis van die correspondentie te trouwen. Dat leverde een conflict op met haar beschermende vader, maar het huwelijk kwam er. Of het gelukkig was, valt niet met zekerheid te zeggen. In haar tijd was Louise een afhankelijke vrouw. Was het daarom, dat ze haar dochters opvoedde met een groot gevoel voor zelfstandigheid?

De grootmoeder: Philothea Saija (1800-1872)

Saija was een weduwe uit Semarang. In 1820 trouwde ze met de Hollander Christiaan van Haastert. Hij was indertijd een bekende arts in Indië. Na zijn pensionering in 1844 vestigde hij zich als particulier geneesheer in Semarang. Ze trouwden nadat zij zich had laten dopen. Saija verdiende wat geld met een kleine praktijk; ze behandelde patiënten met geneeskrachtige planten en kruiden. Met Van Haastert kreeg ze zeven kinderen.

In 1872 reizen de drie vrouwen naar Nederland: de echtgenoot van Louise heeft besloten dat zijn gezin daar gaat wonen. Melati is een jonge vrouw en moet mee. Saija besluit mee te gaan; voor haar kinderen in Indië laat ze deze foto maken.
In Nederland loopt het anders dan gedacht. Binnen twee jaar sterven Saija en Louise. In de romans van Melati van Java leven zij voort, in andere gedaanten en onder andere namen.

U ziet dat het thema hier is: in drie generaties van afhankelijkheid naar zelfstandigheid. Het is puzzelen op familieverhalen en verbanden en dan gaat u het zien: of uw moeder op haar moeder lijkt en vooral: wat het betekent.
Dat schrijft u dan toch wel op?


levensverhaal

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Hoe plak ik foto’s in mijn tekst? (praktisch)

Hoe plak ik foto's in mijn tekst?

Ik krijg twee soorten vragen. De ene soort gaat over schrijven en de andere soort is meer technisch van het type ‘hoe doe ik dat?’ Dan probeer ik te helpen.

Het is natuurlijk geen aangeboren kennis, dat werken met de computer. We hebben het allemaal moeten leren en de meesten van ons leren af en toe iets bij. Daar hoop ik deze keer een beetje aan mee te helpen want ik ga u uitleggen hoe u foto’s in de tekst plakt.

Ik werk in dit voorbeeld met Word. Alle instellingen lijken een beetje op elkaar dus hiermee heeft u een idee hoe het gaat. Het zijn tien stappen en bij elk plaatje vertel ik wat ik doe. Dus loopt u ergens vast, dan gaat u gewoon een plaatje terug. Lukt het helemaal niet, mail me dan en dan bel ik u op en dan kijken we hoever we samen komen op die manier.

Voorbereiding

Zorg dat u alle beelden in uw computer in hetzelfde mapje heeft staan. Geef dat mapje een naam, zodat u het gemakkelijk herkent.

Daarna opent u Word.

Daar gaan we.

tekst

Stap 1: In de tekst en dan op Start klikken

U zet de cursur in de tekst waar de foto moet komen.

Dan klikt u op start.

U ziet het op het plaatje hierboven staan: linksboven, in de cirkel. De tekst is een zomaar tekst, die heb ik als voorbeeld genomen omdat u dan beter kunt zien wat er gebeurt.

tekst

Stap 2: Invoegen

Als u op Start heeft geklikt, ziet u ernaast Invoegen staan. Kijk op het plaatje hierboven. Het kan ook zijn dat uw Word dat vanzelf toont. We gaan nu een beeld in de tekst voegen, daarom heet het zo: invoegen.

tekst

Stap 3: Afbeeldingen

Nu gaat u Word vertellen wat u gaat invoegen en dat is een afbeelding. Klik dus op afbeelding. Zie het plaatje hierboven.

tekst

Stap 4: Waar is de afbeelding?

Wanneer u op het kleine hoekje klikt, onder het woord Afbeeldingen, dan krijgt u opties aangeboden. Uw beelden staan in het mapje op de computer, dus u klikt op Dit apparaat. Kijk op het plaatje hierboven.

Stap 5: Zoeken in de computer

Word opent nu uw computer, en u zit allerlei mappen. Zoek naar het mapje met uw beelden. Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 6: De map in

u ziet bovenaan waar u bent. Ik ben hier in deze pc, ophet bureaublad en in mijn map over het KNIL, ik werk nu aan een boek over het KNIL.

Wegens de privacy heb ik wat namen doorgestreept.

Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 7: kies het beeld

Ik wil graag een foto van generaal Boetje invoegen, dus deze foto klik ik 1x aan.

Daarna klik ik op Invoegen, dat staat rechts onderaan, waarde pijl heen wijst.

Kijk op het plaatje hierboven.

Stap 8: in de tekst

Door het invoegen aan te klikken, wordt de foto in de tekst geplaatst.

Maar ja. Veel te groot. Dat is geen probleem.

Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 9: Aanpassen

Ziet u dat kleine rondje aan de hoek van het beeld? Als u de cursor daar zet, kunt u de foto groter of kleiner maken. Probeer hiermee te experimenteren.

U ziet ook een icoon verschijnen. Klik daarop en u krijgt weer opties om de tekst op verschillende manieren om de foto te plaatsen.

Kijk op het plaatje hierboven.

tekst

Stap 10: het resultaat

En kijk, daar staat Generaal Boetje! Netjes in de tekst, Kijk op het plaatje hierboven.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Piloot Jan Hilgers: “Een Indische jongen als ik”

Jan Hilgers
Jan Hilgers/ Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Bij het KNIL denkt iedereen aan landmacht. Maar er was ook luchtvaart, al ver voor de Tweede Wereldoorlog. In de beginjaren zijn drie mannen belangrijk: Hilgers, Van Engelen Bevervoorde en Fokker. Alledrie Indisch. Jan Hilgers: zie foto.

Ja, Hein ter Poorten hoort hier ook bij.
Niet-Indisch.

In De Locomotief van begin augustus 1920 las ik een mooi interview met Jan Hilgers, waarin hij ook het een en ander vertelt over de aviatiek, zoals het toen heette. Hieronder het stuk ‘Een 10-jarige vliegeniers-loopbaan’.

Maar eerst een vraag. Heeft u misschien brieven of dagboeken van een voorvader die ook vliegenier was? Ik werk aan een boek over het KNIL en wil graag aandacht besteden aan de beleving van de mensen zelf.

Hier komt het artikel.  Het beeld is uit de Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Probolinggo

Ik werd 19 December 1886 te Probolinggo geboren en ging op mijn elfde jaar naar Holland, alwaar ik te Amsteidam op de kweekschool voor machinisten voor electricien studeerde, wat ik in 1908 werd. Daarna was ik op verschillende fabrieken werkzaam, o. a. bij de electriciteits-werken te Nijmegen. Op 28 Augustus maakte Blériot zijn historische vlucht over Het Kanaal en door deze gebeurtenis voelde ik me tot de aviatiek aangetrokken.

Zweefproeven

Ik begon met het nemen van zweefproeven en ving daarmee aan van het dak vaneen boerenhuis inden omtrek van Nijmegen. Ongelukkig bleef de staart van het toestel haken en kwam ik leelijk te vallen, waarom ik twee dagen in het hospitaal moest worden verpleegd. Een tweede poging had niet veel meer succes. Ik fabriceerde een nieuw zweefvliegtuig, deed op een heuvel-tusschen Berg en Dal en Beek een stellage van 20 meter hoogte bouwen en verzocht aan de werklieden, de vorige mislukking indachtig, den staart van het toestel te willen vasthouden. Ze liepen bij mijn sprong mee over het plankier, maar zagen den rand niet en verdwenen inde diepte, waarbij ze den staart van het toestel vasthielden, zoodat ik meeviel.

Ikzelf bleef ongedeerd, maar de beide timmerlieden raakten gewond en dat kostte me nog een vervolging, waarbij ik hen schadevergoeding moest betalen. Een derde zweefpoging lukte dan eindelijk. Ik wist me overeen afstand van 200 á 250 meter voort te bewegen. Maar toen was ook meteen mijn geld op en moest ik van verdere zweefoefeningen afzien. Het was in April 1910, dat ik over voldoende duiten beschikte em me naar Pau te begeven en daar bij Blériot in de vliegleer te gaan. Maar dat bleek te duur en daarom nam ik bij hem dienst als mecanicien.

Demonstraties

Nauwelijks was ik dat 14 dagen, of Bleriot stelde me voor in de praktijk te gaan en dan demonstraties te houden, waarbij een zekere winst-verdeeling als basis zou gelden. Door den aviateur Leblanc gewezen op het onvoordeelige van het voorgestelde contract, weigerde ik zulks.

Daarop kreeg ik kennis van de plannen der firma Verwey en Lugard om in Soesterberg en Ede vliegkampen te openen. Een persoon werd gezocht die voor haar kon vliegen en een fabriek bouwen; ik bood me daarvoor aan en werd aangenomen. Eigenlijk trad ik in dienst der nieuwe Maatschappij voor Luchtvaart.

Ik ging nog eens een maand naar Pau om me te bekwamen in het vliegen en wat daar bijhoort en ving vervolgens de werkzaamheden inde nieuwe betrekking aan. 29 Juli 10 maakte ik mijn eerste vlucht te Ede en haalde pas een paar dagen later het brevet der Fédération aeronautique internationale.

Ik was de vierde persoon aan wien dit werd uitgereikt, of de aviatiek toen nog in haar kinderschoenen stond. Wat ook wel blijkt uit het feit, dat m’n Bleriot-toestel slechts 18 P. K. ontwikkelde!

Eerste vlucht

Tal van bladen en geïllustreerde tijdschriften bevatten enthousiaste artikelen over deze eerste vlucht van een Nederlander boven eigen gebied. Een paar dagen later vloog van Maasdijk voor het eerst, te Heerenveen. Later vond hij bij Arnhem den dood. Al spoedig gaven zich verschillende personen op om het vliegen te leeren, o.a. de heeren Metelerkamp Cappenburg, Pierre Leon, Looman, van Heijst, Benthem van den Berg, Coblijn, die beide beenen brak later, het echtpaar Pottum en mej. Engelkens, die later door de aviatiek een rijk huwelijk sloot. De meesten hunner werden al gauw het vliegwezen ontrouw.

Alleen Looman ging later over naar het Fransche leger en van Heijst werd één der beste Hoilandsche vliegeniers, terwijl de heer B. v.d. Bergh een der vooraanstaande figuren inde aviatische wereld werd. Er werd toentertijd hoofdzakelijk met drie typen van toestellen gevlogen bij öns, n.l. de Blériot, de Farman en de Wright. Behalve met het vliegen zelf hield ik me ook op met constuctie e.d. en vond een zoogenaamden anderhalf-dekker uit, welk model later door vele fabrieken gevolgd werd en thans nog bij de moderne machines in gebruik is.

In Juni 1911 ging de Mij. voor Luchtvaart op de flesch en begaf ik me naar Duitschland, om er m’n brood te verdienen met het invliegen van apparaten. Daar te lande doken de vliegtuig-fabrieken als paddestoelen uit den grond op. Er was b. v. een doctor in de philosophie, die er één oprichtte en de leiding opdroeg aan den ingenieur Sablonsky, die thans nog werkzaam is bij Berkel’s Patent te Amsterdam. In des doctors fabriek werd een apparaat van een eigenaardigen vorm aangemaakt, dat Garoeda gedoopt werd. Met dit soort toestellen vloog ik ook.

FokkerBij Fokker

Later kwam ik bij Fokker in Johannesthal bij Berlijn terecht en met dezen, een Indische jongen als ik, hij werd in Kediri geboren en moesten we ook op een goeden dag te Doberitz voor het leger demonstreeren. De proeven werden gehouden tot tevredenheid van den bevelvoerend generaal, maar alvorens werd overgegaan tot het doen eener bestelling moesten we nog eens op de proppen komen. Daarbij ging Fokker met een luitenaant de lucht in, maar hij had pech, kwam te vallen, de officier stierf en Fokker raakte bewusteloos.

Toen hij bijkwam maakte hij een onaangename opmerking over den luitenant die de schuld was van het ongeval en daardoor raakte hij meteen uit de gratie. Het invliegen van apparaten legde, mij geen windeieren, ik verdiende er goed mee en kocht van de opgespaarde duiten twee Fokkertoestellen om daarmee demonstraties in Rusland te gaan houden.

De autoriteiten legden echter moeilijkheden in den weg, maar nadat ik in Riga een Russisch brevet had gehaald kon ik m’n gang gaan en begon te Helsingfors met het geven van vliegvertooningen, die op tal van plaatsen herhaald werden. In totaal bleef ik 8 maanden in Rusland en met het daar verdiende geld ging ik naar Duitschland terug, alwaar ik twee nieuwe Fokker -vliegtuigen kocht, met het doel, daarmee in Ned. Indië te gaan demonstreeren. Ik verlangde naar m’n geboorteland terug en nam twee mécaniciens en een boekhouder mee. In Soerabaja zou de eerste demonstratie plaats hebben. Een comité garandeerde me een honorarium van f 18.000 en zorgde voor het in orde maken van het terrein.

Al dadelijk begon de misère. Het ss. Van Noort, dat m’n machines van Singapore naar Soerabaja overbracht, strandde en ik moest wachten. Toen ze eindelijk arriveerden had men vergeten, een schroef mee te zenden, maar ten slotte kon ik dan op een Zondagochtend de hoogte in, bij wijze van proef, om ’s middags pas te gaan demonstreeren. Een Arabier raadde me aan, niet op Boeboetan te gaan vliegen, want daar waren heilige graven. In ieder geval moest ik eerst een slametan geven, hetgeen ik deed.

Bamboe

Het terrein bleek ’s ochtends al te klein. Ik kon maar in één richting opstijgen en landen en bij de eerste opstijging kwam ik al in een bamboe-bosch terecht, waardoor m’n apparaat vernield werd! Dadelijk werd het tweede vanuit m’n eigen, meegebrachte hangar gehaald en in orde gemaakt. Het wilde niet omhoog en bij onderzoek bleek, dat in den carburator stukken kaarsvet zaten, die de monteurs er ’s nachts in hadden laten vallen. Leege bierflesscheh inde buurt wezen de oorzaak dezer onachtzaamheid uit.

Toen het euvel verholpen was, steeg ik dan eindelijk op en maakte een vluvht van 23 minuten boven Soerabaja. Voor het eerst kreeg ik toen het Indische landschap onder me en dat verschilde zooveel van het Europeesche, dat ik me met bezorgdheid afvroeg, hoe ik wel in geval van een motorpanne daarop moest landen? Dat ongeruste gevoel was oorzaak van een nieuw ongeluk. Ten aanschouwe van duizenden menschen moest ik op het dak van een huis landen, daar ik geen kans zag, op het terrein terug te komen.

Daar ik in de plaats van de contractueele zeven vluchten er in totaal, alles meegerekend, slechts drie gemaakt had, wilde het comité geen cent van de gagarandeerde 18 mille betalen.

Te Semarang bood men me f 5000 om te komen demonstreeren en de Rus Kousminsky, die te Batavia, Bandoeng en Solo met een Blériot vlieg-vertooningen gegeven had, om ter laatst-genoemder plaatse op het dak van het postkantoor terecht te komen en zijn toéstel te vernielen, wilde met me samendoen, maar dat sloeg ik af.

Te zwaar

Toen ik dan voor de eerste maal te Semarang zou vliegen wou de heer Spijkman, van het Sem. Handelsblad, met alle geweld mee de lucht in. Ik raadde het hem sterk af, maar het gaf niets en we startten. Het toestel bleek te zwaar belast en ik kwam met moeite van den grond af, wist tusschen een hek en de telefoondraden door te komen, maar maakte daarna een val, waarbij ik er ongedeerd afkwam en Spijkman bijna in de sawah-modder stikte.

M’n machine was in gruizelementen geslagen. Wederom wist ik het toestel met de meegebrachte reserve-deelen in elkaar te zettenen ik ging er mee naar Jogja, waar ik nog met het meeste succes demonstreerde, maar ook daar achtervolgde me het noodlot en kwam ik bij m’n vierde vlucht te vallen toestel zie boven. De oorzaak van al deze ongevallen moet worden toegeschreven  aan de te geringe afmetingen der terreinen. Ik wilde na al deze misère (in Europa was ik ook al 19 maal gevallen) de vliegerij er aan geven, want ook mijn geld was op: ik had in vier maanden tijds f 40.000 verloren.

Doch een particulier te Soerabaja bood aan, me te helpen. Ik lapte m’n machine weer op en ging er mee naar Priok om daar opgespoten zeezand als terrein te benutten. De zwakke motor legde het echter tegen den zeewind af en weer maakte ik een val, kwam in een nipa-bosch terecht en werd bewusteloos opgenomen. Daar ik middelerwijl getrouwd was, dacht het me verstandiger, de aviatiek nu maar vaarwel te zeggen en ik trad als machinist in dienst der sf. Pradjekan tusschen Sitoebondo en Bondowoso, waar ik twee jaar bleef.

In dienst

Aldaar kreeg ik van Küller een aanbod om m’n vernielde toestel over te nemen en de chef van den generalen staf, generaal De Gréve, vroeg me telegrafisch, in legerdienst te willen komen, wat ik aannam. Met Ter Poorten werd ik werkzaam gesteld te Tandjong Priok. Hij had het vliegen bij Brouckère geleerd, in België, van welke fabriek hij twee toestellen liet komen, die als ondeugdelijk teruggezonden werden. Dit grapje kostte het rijk twee ton.

Ter Poorten en kapitein Visscher gingen daarop in commissie naar Amerika en kochten er een paar Martin-watervliegtuigen van het type T. E., waarmee een tiental vluchten werden gemaakt. Hoezeer de leger-commandant, generaal Van Daalen, niets voor de vliegerij voelde, kapitein Visscher liet zich niet ontmoedigen en maakte wat er van te maken viel. Onder andere werd op zijn initiatief een vlucht naar het meer van Bekasi en terug naar Prïok gemaakt. Door het trio, dat nu in Indië zijn krachten aan de aviatiek wijdde, werd het vliegterrein Kali Djati ontdekt en het was daar, dat ik, na eerst terug te zijn gegaan naar de suiker, mijn dienst aanvaardde.

De Martins waren omgezet in landvliegtuigen en Ter Poorten maakte verschillende vluchten, waaronder die, waarbij hij met den legerchef, den generaal Michielsen, zoo ongelukkig te vallen kwam in Februari 1916. Ik werd in die maanden dan als werktuigkundige en instructeur bij de proef-vliegafdeeling geplaatst op een maandsalaris van f 600 plus f 150 vliegtoelage. De Hallscott-motor der Martin-toestellen had een gebrek in de zuigerinrichtiug en ik wees er den nieuwen commandant der vliegafdeeling, kapitein Vogelesang, die met Ter Poorten naar Amerika ging om nieuwe toestellen te koopen, op. Maar er was blijkbaar niet veel aan te doen en toen ik te Priok met Mosselman met een nieuw toestel een vlucht maakte, sprong de motor in drie stukken.

We kwamen echter veilig aan de wateroppervlakte. Met de schroeven hadden we ook nog al last, de lijm liet altijd los, nu nog, van de Europeesche toestellen, die hier geïmporteerd worden. Ik vond een procédé uit dat thans nog wordt toegepast en bood het voor f 6000 te koop aan, maar daar werd niet op ingegaan.

Vóór het uitzenden der twee nieuwe Martins was ook de kapitein Ockerse in dienst der vlieg-afdeeling getreden. We zaten meestentijds op Priok en bouwden er werkplaatsen. We vlogen vrij veel. Op Kali Djati ging ik voor het eerst op een Zaterdagmiddag de lucht in en maakte een vlucht van 21 minuten, in Januari 1917, van toen af begon daar eigenlijk de instructie. Leerlingen die ik opleidde waren Leendertz, Mosselman, Leenhouwers, Van Hutten en de luitenants ter zee Hekman en Scheffelaar, die in Holland door een vliegongeluk beiden den dood vonden.

In 1919 ging ik, daar een goede regeling van de rechtspositie der burger-ambtenarij bij de vliegafdeeling uitbleef, met een jaar verlof, was eerst op een onderneming werkzaam, richtte vervolgens te Soerabaja een technisch bureau op, dat nog bestaat en onder leiding is van een ingenieur en kwam dit jaar weer in het leger terug. Ik maakte in Indië ruim 8000 opstijgingen en brak nog nimmer wat, hetgeen wat zeggen wil.

vliegenierEngelbert van Bevervoorde

Naast Engelbert van Bevervoorde heb ik geruimen tijd gewerkt vóór ik met verlof ging. De klacht blijft nu nog bestaan, dat het burgerpersoneel der vliegafdeeling te slecht betaald wordt en daarom is het verloop zoo groot.

Het kan zijn nut hebben, hierop te wijzen, aldus eindigde de heer Hilgers zijn mededeelingen, die een aardig brokje aviatische historie bevatten.

Ga naar de bovenkant