schrijfcoaching

Rudy Hartung: de invasie van kaki seribu’s in ons huis

Rudy Hartung

Bij ons wemelt het nu van duizendpoten!! Hieronder, ter kennismaking, een paar beelden van de Javaanse duizendpoten. Uit onze zijtuin.

duizendpoot

 

kaki seribu

In vakliteratuur wordt deze worm de miljoenenpoot genoemd. Maar voor de Indonesiër blijft het de kaki seribu (duizendpoot). De duizendpoot bijt niet. Is ook niet giftig. En voor zover ik weet is het voor de mens een onschuldig en niet gevaarlijk beestje. Als je het beestje aanraakt dan rolt zij zich meteen op. En als de kust weer veilig is, dan “ontrolt” het beestje zich. En gaat rustig verder met de wandeling. De kaki ribu heeft een nuttige functie. Zij ruimt bladeren op en ander plantaardig afval. Kortom een nuttig en ijverig beestje.

Kun je een duizendpoot ook als huisdier beschouwen? De Javanen vinden het zeker van niet. Voor hen zou het beslist een vreemde vraag zijn. Nee natuurlijk niet! Een kaki seribu moet meteen de deur uit! Ja, en ik vind dat ook wel goed. Als ik nu zo’n kaki seribu in mijn slaapkamer tegenkom dan pak ik haar op en gooi het mijn raam uit!
Warni zegt dat de duizendpoot stinkt. Ik weet dat niet. Ik heb de laatste tijd heel veel duizendpoten in mijn hand gehouden. En geen vreemde of vieze lucht geroken. Dus ik begrijp het niet dat een duizenpoot stinkt. Maar goed.

Waarom kom ik met dit verhaal over de duizendpoot? Wel ik daar heb ik alle reden voor. Ik zit nu midden in een kaki ribu plaag!! Hoe is het begonnen?
Deze kaki seribu’s klimmen sinds enige tijd, via de grensmuur met de buurman, naar onze open wasplaats. Uit de achtertuin van mijn buurman. En dan kunnen zij zo verder binnen wandelen. En het huis binnen komen. En dan zo verder. En dat is natuurlijk niet de bedoeling. Dus daarom heb ik gedurende een paar maanden heel veel van deze kaki seribu’s opgepakt. Soms wel per 5 tegelijk. En wat deed ik ermee? Ik gooide ze allemaal in onze zijtuin. Ik dacht, ja waarom niet? Een heel geschikte plaats nietwaar? En zo heb ik mij maandenlang met die gewoonte bezig gehouden. Om al die duizendpoten te vangen. En in die zijtuin te gooien. Naast mijn slaapkamer.

De singkong tuin van buurman 

 

 

De serre met zijtuin

Bos

Achter ons huis is een bos. Een heel mooi bos. Met allerlei soorten bomen en allelei planten. Ook veel jatibomen en veel bamboe. Zonder twijfel zullen er veel van die duizend poten in dit bos wonen. Zo’n bos is natuurlijk hun beste woonplek. Tussen het bos en onze achtertuin hebben wij een muur geplaatst. Zoals ik al eerder zei, komen die duizend poten vooral via de achtertuin van onze buurman, bij ons binnen. Via die grensmuur van onze open wasplaats.
En die muur grenst aan de achtertuin van onze buurman. Het is een tamelijk wilde achtertuin. Nu begroeid met veel singkong (ketela). En het bos is direct achter die tuin, van onze buurman. Zonder muur tussen bos en die singkong tuin.
Plaag van duizendpoten

En plotseling, is bij ons een plaag van duizendpoten uitgebroken. Maar zij komen nu uit onze eigen zijtuin!! Zij kruipen via de trappen naar het achterhuis. En zo door naar de achter keuken. En gaan zo verder ons huis binnen. Zij kruipen naar de woonkamers. Zij kruipen de slaapkamers binnen. En de badkamers. En zij komen mijn slaapkamer binnen. En dat gaat via de ramen van mijn slaapkamer. Mijn slaapkamer grenst namelijk precies aan deze zijtuin. Het is voor hen de kortste route gebleken om het huis binnen te dringen. Op de foto zie je, hoe een paar van hen zich schuil houden. Onder een raam van mijn slaapkamer. Geduldig wachten zij tot de ramen open gaan. Klaar voor een invasie. En dan naar binnen!!

Duizendpoten voor mijn slaapkamer raam

 

Bewaking

Opsporen

En zo kan het niet langer. Het is mijn eigen schuld. Toen ik, weliswaar goed bedoeld, al die binnenkomende duizendpoten oppakte. En hen in die zijtuin gooide. Maar blijkbaar is het voor hen een veel te kleine woonplek gebleken. Voor al die kaki seribu’s die ik gedurende een paar maanden steeds maar, in die zijtuin heb gegooid. Want nu blijkt dat zij deze zijtuin willen verlaten. En ons huis binnen lopen.
Ik werd dus voor een tegenoffensief gedwongen. Tegen deze duizendpoten! Heb direct twee van onze katten opgedragen, om de wacht te houden. Boven op de muur van die open wasplaats. Met opdracht dat zij vooral die singkong tuin van de buurman in de gaten moeten houden. Als de duizendpoten uit die tuin naar boven kruipen.

En wat kan ik zelf doen? Ik ben nu tamelijk druk. Met het opsporen van al die duizendpoten in onze zijtuin. Het terugvinden van duizendpoten, die ik afgelopen maanden in deze zijtuin heb gegooid. Dat is beslist een vergissing geweest. Want nu zorgen zij voor heel veel overlast. Het heeft tot een invasie geleid in ons huis. Noem ze maar indringers!
En daarom moeten zij nu, zonder pardon, terug het bos in. Terug naar die singkong tuin van mijn buurman! En ik moet ze allemaal vangen. Het zal nog enige tijd duren. Voordat ik die zijtuin van al die duizendpoten heb bevrijd. Ofschoon ik wel denk dat het niet zo erg zou zijn om een paar van die kaki seribu’s in de tuin te houden. Zolang het maar geen “overbevolking” wordt. Want dan gaat het ook weer: “Hups terug naar jullie singkong tuin” Ja ja!


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.
levensverhaal

Het liefdewerk van Francine Tammeling

Francine

Het is kort dag, maar misschien leest u dit op tijd. Vanavond is er op televisie een uitzending van Max Maakt Mogelijk, over arme Indische mensen in Indonesië.

In de nieuwsbrief die ik kreeg, stond: 18.50 uur op NPO 2.

Zelf heb ik geen televisie, dus ik hoop het programma later op te sporen via internet. Dat is niet zozeer vanwege omroep Max, maar vooral om wie er dan in beeld zal zijn: Francine Tammeling. Zij helpt de arme ouderen met raad en daad. En ze doet dat zonder ingewikkelde administraties van formulieren invullen en bijlagen in drievoud toevoegen. Ze komt, ze ziet, ze helpt. Met liefde. Ik volg haar al jaren op haar Facebookpagina. Klik hier en kijk: https://www.facebook.com/francine.tammeling

HALIN

Er zijn ook anderen, die deze groep Indische mensen helpen. De Stichting Halin is vermoedelijk het bekendste. Voor HALIN reisde ik in 2008 naar Indonesië om daar enkele Halin-ondersteunden te spreken voor mijn boek Familie gebleven. Toen begreep ik dieper, wat een andere levensverhalen hier waren, met andere moeilijkheden en problemen dan in Nederland. Ik had nogal eens gehoord: “Maar zij konden ook kiezen om naar Nederland te gaan of niet, net als wij.”
Door mijn interviews leerde ik dat kunnen kiezen niet altijd zo vrij is.

  • wanneer je minderjarig was, mocht je niet kiezen
  •  in de Bersiap zijn de belangrijkste papieren verloren gegaan, dus repatriëring kon niet
  •  elke aanvraag voor de overtocht werd geweigerd om bureucratische redenen
  •  stel je bent de oudste en je moeder wil haar geboortegrond niet verlaten: wat doe je dan
  • er waren ook mensen die in de Indonesische belofte geloofden van welkom zijn

Kiezen is niet altijd kiezen. Soms is het een uitkomst van alle omstandigheden. In mijn gesprekken hoorde ik dat. En de armoede, wat erger is bij ziekte en tegenslag. Ik liet er al mijn gehamsterde paracetamol achter, omdat ik in Nederland gemakkelijk opnieuw wat kan kopen.
Mijn boek Familie gebleven is inmiddels uitverkocht.

Andere gezichten

Dus met deze kennis van de situatie, volg ik met ontzag en ontroering wat Francine doet. Ze is praktisch. Een bed regelen, een nieuw dak, kleding, medicijnen. Wat nodig is, regelt ze. Op haar Facebookpagina is het allemaal te zien, ook de gezichten van de ouderen overzee. Die raken me nog het meeste. Het is schrikken hoor. Hele andere gezichten dan u en ik op de sozen tegenkwamen, toen die er nog waren.
Hoe ze kijken. Soms is iemand zo mager en dan denk ik aan de inhoud van mijn koelkast.

Daar is corona ook aanwezig. Thuis blijven is het devies, maar niet iedereen van deze ouderen heeft een thuis. In de nieuwsbrief stond ook het bankrekeningnummer van Max. De omroep sluist het geld dan weer door. Dat kan. Direct geld overmaken op de stichting die Francine helpt te helpen kan ook: http://www.temantemansehati.nl/

Soms gaan mensen leed en verdriet vergelijken. “Wij hadden het ook moeilijk”. Dat is waar. Of: “Wij hebben het ook moeilijker door de corona-maatregelen.” Dat is ook waar. Er is hier netzogoed ziekte en er is afscheid van dierbaren en dat is erg en erger. Maar er is geen hiërarchie van leed, hoop ik. Een helpende hand kan een weldaad zijn. Met het internet bankieren kunt u anoniem geld overmaken dus als u verlegen bent omdat u weinig kunt missen, dan kunt u zo een of twee euro overmaken. Hoeft niet. Kan.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Rudy Hartung: Purworejo en de Dolalak dans

Rudy Hartung

Links: Rudy Hartung

 

Purworejo is bekend voor de ‘dolalak’ dansen. Elk jaar wordt een wedstrijd van deze Dolalak dans gehouden. Elke dansgroep doet haar uiterste best om tot winnaar van het jaar te worden uitgeroepen. Hoe komt het dat Purworejo zo bekend is geworden door de dolalak dans?
De oorsprong van deze dans gaat terug naar het Nederlandse Koloniale Tijdperk. Terug naar de tijd toen de soldaten van de Nederlandse Compagnie in Purworejo waren gestationeerd. De soldaten hielden vaak ‘s avonds op het kazerne-plein een feestje. En natuurlijk met bier erbij. En wellicht ook met de bekende kruik van Hollandse Jenever. Al gauw werden zij daar heel vrolijk van. En werden zij een beetje, óf…. heel erg dronken! En ja hoor.
Even later begonnen zij vrolijk te hotsen en te zingen. Hotsend en huppelend en zwaaiend met hun handen, zongen zij allerlei liedjes. Maar altijd werd het bekende Hollandse volkslied gezongen: “En van je hela hola, houd de moed er in, houd de moed erin….” En dat ging zo de hele avond door. Aan elk feest komt een einde. En de soldaten werden naar binnen geroepen. Waggelend en zwaaiend naar het Javaanse publiek, gingen de soldaten hun barak binnen. Om hun roes verder uit te slapen.

De hit van de avond

Zo’n dansavond, met het gezang van de soldaten van de Nederlandse Compagnie, trok altijd volop belangstelling van de plaatselijke Javaanse bevolking van Purworejo. Mannen, vrouwen met hun kinderen. Met hun oma’s en opa’s. Zij allemaal gingen kijken. En zij vonden het prachtig! En vooral het lied “ En Van Je Hela Hola” werkte zooo vreselijk aanstekelijk, op de Javanen. Want zodra dat lied werd gezongen, begonnen de Javanen mee te zingen. En zij begonnen mee te huppelen. Jawel…zooo leuk vond men dat lied. Het was altijd de hit van de avond!!
“ Van je hela hola houd de moed erin”

En toen heeft de kunstzinnige Javaan van Purworejo, van die merkwaardige “Hollandse helahola dans”, van de soldaten van de Nederlandse Compagnie, een Javaanse dans gemaakt. Maar wel aan de Javaanse stijl van dansen aangepast. Het “gehuppel” van de Nederlandse soldaten, dat paste beslist niet bij de dans cultuur van de Javaan. En het werd in een heel mooie Javaanse dans omgezet. Vol met met sierlijke bewegingen. Maar in een vlot tempo. En zo is die traditionele dans van Purworejo ontstaan. Het wordt de Dolalak dans genoemd. Gebaseerd en geinspireerd op dat Hollandse lied: “En van je hela hola houd de moed erin…”

Soldaten

Deze dans wordt altijd door een groep jonge meisjes uitgevoerd. Zij zijn dan als soldaten van de Nederlandse Compagnie gekleed. En in korte broek. En jawel met een zonnebril op! Want dat staat heel stoer! In de volksmond worden zij de “Noni Belanda” genoemd. De Hollandse jonge dames! De muziek is twee-tonig. Met de noten Do en La. Het wordt daarom dolalak dans genoemd. Elk jaar wordt er competitie gehouden. Tussen dansgroepen uit Purworejo en haar omringende desa’s. De dansgroep bestaat uit jonge meisjes. Het zijn vaak leerlingen van de scholen die met deze dolalak dans meedoen. Op de laatste foto rechtsonder een dansgroep van de Lagere School bij mij in Loano.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Rudy Hartung: Mag ik met u kennis maken?

Rudy Hartung

‘Rudy, zou je een keer wat meer over jezelf willen vertellen?’ mailde ik. Dat wilde Rudy. Maar er kwam een piepklein stukje, terwijl u en ik weten: Rudy heeft veel meer te zeggen over zijn leven en wie hij is en hoe het allemaal zo gekomen is. Dat zit hier en daar in zijn verhalen.  Als u die net zo graag leest als ik, heb ik goed nieuws. Rudy heeft toegezegd vaker wat te schrijven. Daar kijken we allemaal naar uit.

 

Ik ben Rudy Hartung. Ik woon op Midden Java. Dicht langs de Zuid kust van Midden Java.
In de desa Loano. Op zo’n zes kilometer van de stad Purworejo.
Samen met een heel lief Javaans gezinnetje.
Het zijn: Par en zijn vrouw Warni. En hun zoon Hanif.
Ik ben een Indo.
Oftewel een Indo Europeaan.
Oftewel een Indische Nederlander.
Ik ben in Semarang geboren (1940).
Met mijn ouders en samen met mijn zusters en broers, ben ik in 1955 naar Nederland gekomen.

Het is in 1992 dat ik naar Midden Java ben teruggekeerd.
Deze keer niet voor een vakantie. Ik was al vaker voor een vakantie op Java geweest.
Maar nu was het mijn bedoeling om op Midden Java te gaan wonen.
En nu woon ik permanent in Loano – Purworejo.
Hier op Midden Java zal ik mijn laatste rustplaats vinden.
Op Java, mijn geboortegrond. Tanah Airku….
Vanuit Loano mijn hartelijke groet.

Rudy


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Ging u ook naar het CAS? (geheimtaal)

CAS

Tekenles, de Carpentier Alting Stichting te Batavia, circa 1925 (KITLV Media Library/Creative Commons)

Elke keer als het gebeurt, voel ik een vonkje van vreugde. Iemand zegt dan: “Vroeger zat ik op het CAS.” Het is een kort zinnetje, maar het staat vol van emotie. Trots. Heimwee. En ik weet wat ik moet zeggen: “O, op die school zat Hella Haasse ook.”

Ingewijden

Dat hoort, zo’n antwoord. Zeker in deze tijd, waarin er steeds minder ruimte lijkt te zijn voor positieve herinneringen aan Indië. Er ontstaat een soort geheimtaal op sommige momenten. Want als je het hebt over het CAS, dan weten alleen de ingewijden waar het over gaat. Wist u het ook?

Batavia

Natuurlijk, het was de Carpentier Alting School in Batavia. Het was een van de betere scholen van Indië, al gaven de Ursulinen ook uitstekend les. Maar het CAS was misschien wel de deftigste school. Er zijn nog genoeg mensen in Nederland die erover kunnen vertellen, al is het de vraag of ze dat durven. Onder elkaar, ja, natuurlijk. Maar aan de doorsnee Hollandsche medemens of zomaar op Facebook?
Achter alle verhalen over het CAS staat een ander verhaal, dat ook al positief is. Dat verhaal gaat over dominee A.S. (Albert Samuel) Carpentier Alting (1837-1915), in leven vrijmetselaar te Batavia. Om precies te zijn: de voorzitter van de Orde van Vrijmetselaren in Batavia. Met dit feit weet iedereen meteen: een man met een hart en een visie. In 1902 richtte hij met de loge een Hoogere Burgerschool (HBS) op voor meisjes, daarna kwamen er meer scholen. Later vielen deze onder de Carpentier Alting Stichting, kortweg CAS.
Den Haag kent een Altingstraat, waarvan ik hoop dat het een andere Alting is. Anders is het te anoniemerig afgekort. Noem zijn naam voluit, zodat een eerbetoon beleefd is.

Moedig

Ik ga nog even terug naar dat 1902, om dan een middelbare school voor meisjes op te willen richten. Dat is heel vroeg en heel modern. Wilhelmina is een jonge vrouw voor in de twintig, vrouwen hebben geen stemrecht en zijn in de huwelijkswetgeving ondergeschikt aan hun man, de samenleving is doortrokken van het christendom dat een vrouw vooral als echtgenote en moeder ziet, en dan vindt déze dominee dat jonge meisjes toegang moeten hebben tot een opleiding. Wat een man. De moed om tegen de stroom in te roeien.
Het CAS groeide uit tot iets groots, en dat heeft de dominee niet helemaal meer mee mogen maken. Hij stierf in 1915, middenin de Eerste Wereldoorlog, in Den Haag. Volgens zijn wens werd hij gecremeerd op begraafplaats Westerveld; cremeren was toen modern. Wat een heerlijke eigenzinnige man, tot op het laatst. Ja, zulke verhalen moeten ook verteld worden over het koloniale verleden.

Was u ook op school in Indië of kent u de verhalen van uw ouders? Schrijf het op. Dan bewaart u de herinneringen voor de toekomst.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

CAS

De rechte rug van Oom Latu (99)

rechte rug

Deze week dacht ik aan Oom Latu. Een Molukse militaire man van de eerste generatie. Ik ontmoette hem een hele tijd terug en hij is nu bevorderd tot de hemel. Toen ik  zijn verhaal opschreef voor Marinjo, dacht ik nog: later kan ik altijd nog wat meer vragen.  Zo leren we dat er niet altijd een later is. Als eerbetoon aan een bijzondere man publiceer ik het interview en de foto’s die ik destijds (2015) maakte.


Srategisch

Meteen als de huiskamerdeur openga, kijkt hij me aan. Direct. Vorsend. Oom Latu zat recht voor die deur, wat je noemt op een strategische positie. Wanneer ik hem een hand geef, kijkt hij even wat priemender. Iets is er goed gegaan, want Oom Latu zit kort erna aan de tafel, klaar voor het interview. Hij is bereid iets over zijn lange leven te vertellen. Lang, inderdaad: want als het hem gegeven is, viert hij volgend jaar januari in zijn woonplaats Breukelen zijn honderdste verjaardag. Dat klinkt oud. Maar hij is alleen oud in jaren. Zijn stem klinkt helder en vast, hij is zo idealistisch als een jongeman en hij heeft een mooi plan voor september. Dat kom ik later allemaal te weten.

De kinderen

Eerst praat ik met de kinderen, vooral met Rudy en Frans. Als ze vertellen over hun jeugd in Utrecht, zie ik ze veranderen in de jongens die ze zijn geweest. Dat enthousiasme. Maar ook het plichtsgetrouwe, van ’s avonds wel uitgaan maar dan ’s morgens op tijd in de kerk zitten, desnoods slapend met je hoofd tegen de bank voor je. Ze vertellen honderduit over de kelders, de barretjes, de vriendengroepen, alles, tot de zwijgende aanwezigheid aan die tafel de hele huiskamer overheerst. Het moment voor ons gesprek is gekomen.

Verjaardag

oom Latu

De handen van een vader, grootvader, overgrootvader en militair.

Die dag spreekt Oom Latu geen Nederlands. Daarvoor is zijn verhaal te groot. En zelfs met de vertaling door Rudy en zijn echtgenote Fien komen we tijd te kort. Ik hoor dat schrijfster Sylvia Pessireron een boek maakt met interviews met ouderen en twee dagen hier is geweest, dat wordt iets om naar uit te kijken. Vandaag gaat het vooral over de oorlog en over een groot verdriet uit de Molukse geschiedenis dat ik nog in geen enkel Hollands geschiedenisboek heb kunnen vinden. Maar eerst: de 99ste verjaardag. Hoe is die bijzondere dag gevierd?
Rudy vertelt: “Er is een kerkelijke dienst gehouden, een paar oudjes waren aanwezig, en de familie uiteraard. Voor zijn verjaardag heeft hij een financiële bijdrage gegeven aan de kerk.” Want ja – geld is altijd leuk, maar zijn levenservaring heeft Oom Latu geleerd dat er veel is, dat zwaarder telt. Voor hem is dat: de eenheid, in de wijk en onder de Molukse gemeenschap. Daar hecht hij aan, en dat brengt hij in de praktijk. Bij feesten in de wijk is hij altijd lid van het organiserende comité. Dat is de vrolijke kant. Een droevige is er ook. Vanuit de Molukse gemeenschap is er vorig jaar een herdenkingsceremonie ontwikkeld, waarin op elk Moluks graf in Breukelen een bloem is gelegd. Daar is hij ook bij geweest. Herdenken is vasthouden, in de omhelzing van het blijven herinneren, ook wanneer het pijn doet.

Militair

oom Latu

Een foto uit 1949, uiterst rechts oom Latu.

Oom Latu is op 5 januari 1916 geboren te Itawaka (Saparua) als Julius Latumaerissa. Zijn vader heette Josefus Latumaerissa, zijn moeder heette Angganita Wattimena. “Mijn moeder leek op een Hollander, ze was ook lang voor een Molukse.” Er waren acht kinderen in het gezin, vier jongens en vier meisjes, hij was de derde jongen. Een zusje woont in Wierden, zij wordt in december 97 jaar.
In Itawaka hebben de ouders een moestuin, daar leven ze van. Het is een soort boerenleven, eigenlijk. Rudy heeft in 1978 iets van die tuin gezien: “Mijn vader heeft er als kleine jongen kruidnagelbomen geplant en die zijn goed gegroeid. Alle kruidnagelen die daarvan geoogst worden, zijn inkomsten voor de familie daar.”
Voor de jonge Julius was iets anders weggelegd dan een leven in de tuin. Hij mocht en wide dominee worden; en daar begint eigenlijk het grote verlangen naar eenheid dat zijn leven beheerst. Zorgen voor een eigen kudde; dolende schapen terughalen, dat zou hij doen. Op zijn twintigste woonde hij bij zijn oom Samuel Latumaerissa, die ook dominee is. Het is dan 1936. Een tijd waarin mooie verhalen over de militaire dienst circuleren. Wat je hebt als je in dienst bent, dat het eigenlijk een goed leven is. Het sprak hem aan. Dat wilde hij eigenlijk veel liever dan een kudde schapen hoeden. Erop uit trekken, het volle leven in met kameraden.
Zo kwam het dat in 1936 Julius zich bij het KNIL aanmeldde, overtuigd dat er hier een nieuwe toekomst op hem wachtte. Maar hij werd afgekeurd. Erna probeerde hij het weer, en nóg een keer, en uiteindelijk is het met tussenkomst van zijn grootmoeder in orde gekomen. “Het handgeld was toen zestig gulden. Ik kwam bij het KNIL in 1938 als gewoon soldaat.” Niet iedereen zal hem met vreugde hebben uitgewuifd. Er was Johanna Tahapary, degene met wie hij zou trouwen. Zou… In de jaren voor de oorlog gaan de ontwikkelingen heel snel. Julius kwam via opleidingen bij de marechaussee. Na de aanval op Singapore aan het begin van de oorlog werd de marechaussee naar Medan geroepen. Met die afstand, de oorlogssituatie en de chaos van alle omstandigheden moesten de trouwplannen afgeblazen worden. In Palembang voelde Julius het diepe verdriet daarover in zijn hart. “Ik wilde het rechtzetten. Me verzoenen met het verleden. Daarom heb ik daar de dominee gevraagd om te bidden en het zo af te sluiten, zodat ik verder kon gaan.” Dat is gebeurd. Maar nog twinkelen zijn ogen en lacht zijn mond als hij haar naam noemt.

Oorlog

Nu komen de oorlogsverhalen. Het zijn geen stoere anekdotes die altijd goed aflopen. Het is evenmin een sentimental journey. Oom Latu zit met een rechte rug aan tafel en vertelt, waaraan hij sinds die tijd waarschijnlijk elke dag heeft gedacht. Het lijkt, of hij niets vergeten is.
Hij weet nog: dat Singapore gevallen was, en ze de jungle introkken voor guerrilla, met steun van de bevolking. Sergeant Smit trok eruit, op verkenning. Kwam hij binnen drie dagen niet terug, dan moesten zij verder trekken. Na de derde dag maakten ze hun wapens onklaar en begroeven ze met uniformen. Ze zouden proberen om Sumatra te bereiken.
Hij weet ook nog: het zoeken naar een boot. Eten krijgen van een dorpshoofd en moeten denken aan kameraden die dan honger hebben. En hoe dat voelde, weet hij ook nog: het verdriet dat de eenheid van de kameraden verbroken was.
En later: de vreugde, toen sergeant Smit toch bleek te leven.
En dan is er dan andere wat er gebeurde, iets dat voor mensen van na de oorlog niet goed te bevatten is. Gevangenschap. Zijn generaal Overlaken die van de Japanners een formulier moet ondertekenen dat over capitulatie gaat. Hij weigert. De Japanners dreigen, zetten hem onder druk. De generaal blijft weigeren en daarmee is zijn lot beslist.
Executie.
De generaal vraagt aan Oom Latu of hij de laatste maaltijd voor hem wil maken. “Ik heb sajoer gekocht. Ik had rijst en kip. Daarmee heb ik gekookt. Koffie wilde hij maar ik had geen melk. Toen heb ik thee gemaakt. De volgende dag werd de generaal onthoofd.” Wat kon hij doen, zonder wapens, tegen een overmacht?
Hier houden de oorlogsverhalen nog lang niet op. Er volgen lange jaren waarin de Japanners hem van het ene oord naar het andere transporteren. Van Pakum Baru naar Medan, vandaar naar Birma om aan de spoorweg te werken. Dan weer naar Batavia – oom Latu somt alle plaatsen op in de juiste volgorde, maar ik zie alleen oor mijn geestesoog die jonge man, middenin de oorlogstijd, die liever het KNIL in wilde dan dominee worden. Uiteindelijk, zegt Oom Latu, zijn ze iemand tegengekomen die vertelde dat er een bom op Hiroshima was gegooid.
Oom Latu was toen 29 jaar.

Nederland

Net als vele anderen vertrok ook Julius Latumaerissa naar Nederland. Op 14 april 1951 verliet de boot de haven van Soerabaja, met aan boord Julius en zijn vrouw Dorthea Likumahwa en hun baby Benjamin, die enkele maanden oud was. Op 15 mei zette het gezin voet aan wal in Rotterdam. Daarna kwamen de kampen, waarna ze verhuisden naar Breukelen. Maar in deze paar zinnen gaat een ander verhaal verscholen en dat gaat over Benjamin, over Bennie, zoals hij werd genoemd. Rudy vertelt: “Mijn broer is geboren in Soerabaja en hij heeft de overtocht meegemaakt. In Westerbork heeft hij nog een paar maanden geleefd. Toen is hij door de slechte omstandigheden gestorven, hij was zes maanden oud.” En Rudy vertelt meer: over de grote aantallen kindergrafjes uit die tijd, allemaal door dezelfde oorzaak, en te vinden overal waar Molukkers in die tijd hebben gewoond. Het doet pijn aan mijn hart om dit te horen, al die kinderen en daarmee ook al die gezinnen met een lege plek, waar iemand had moeten opgroeien. Dat is genoeg voor een levenslange wrok, denk ik. Maar daarvan is niets te horen in de verhalen die Oom Latu me vertelt.
Keer op keer gaan ze over saamhorigheid, over trouw zijn aan elkaar, in het klein en in het groot. Zijn stem haperde alleen toen hij sprak over de kameraden in de jungle, verder niet.

September

oom LatuEn nu? Oom Latu woont met zijn tweede echtgenote Robekka Ukolseja in de Molukse wijk te Breukelen. De wijk is slechts twee blokken groot, en er wonen aan een kant van de straat ook Hollanders. Elke zondag gaat hij naar de kerk en dan zit hij op zijn vaste plaats, vlak voor de verwarming. De kinderen komen graag op bezoek, net als zijn kleinkind en de vier achterkleinkinderen. Zij kennen de verhalen over vroeger, zegt Rudy: “Hij hoefde het eigenlijk nooit speciaal aan ons te vertellen. We hoorden zijn levensloop van kleins af aan, want bij elk doopfeest en iedere bruiloft zat hij bij zijn oud-kameraden en dan wisselden ze hun verhalen uit. Zo groeiden we ermee op.”

Oom Latu knikt bij wat Rudy zegt, zeker, zo gaat dat. De kinderen moeten het ook weten, van de Molukken. Daar hoort hij thuis. Beter gezegd: daar is zijn hart thuis. In september gaat hij weer terug. Niks rondreizen in Indonesië. De familie begroeten, de kruidnagelbomen zien, thuis zijn. Hij is en blijft een zoon van Itawaka.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

oom Latu

De voorvaders in Atjeh en Frits van Daalen

voorvaders

Er bestaat van Frits van Daalen (1863-1930) één foto waarop hij lacht. Eén! Dat is gek. In zijn tijd (het oude Atjeh) werd al volop gefotografeerd. Van Daalen was een hoge officier van het Oost-Indische leger, later commandant, ook gouverneur van Atjeh, en in het bezit van belangrijke Willems-Ordes.

En hij was Indisch, in zijn tijd zo ongeveer de Indische man die het állerverst kwam.
Dat je denkt: die moest de fotografen van zich afslaan.

Nee hoor.

Ik heb een kleine collectie bij elkaar. Altijd en eeuwig is Van Daalen beheerst, bij het harde af. Op die ene lachfoto is hij in Atjeh, hij bungelt in een hangmat. Op expeditie. Ontspannen. Een gezellige man.

Militair

Dan zie je opeens: zo was hij ook.
En u weet het misschien: Van Daalen is in de Atjeh-oorlog van veel ellendigs beschuldigd, en dan gaat het vooral over de militaire expeditie die hij in 1904 leidden. Het woord massamoord valt dan geregeld. Dus daardoor is iedereen meteen klaar met hem. Maar ik niet.

Indisch

Toen ik mijn biografie van Van Heutsz schreef, dacht ik: er is zo weinig over Van Daalen zelf bekend. Hoe was het voor hem om toen Indisch te zijn, zo zichtbaar aan de top? En wat gebeurde er nu werkelijk op zijn expedities en waarom? Hoe zag hij dat zelf? En hoe ging hij om met de lof en kritiek die hij als militair kreeg?
Zo begon ik dus met het puzzelen op het levensverhaal van Van Daalen. Er is een website: www.inatjehgevochten.nl

Voorvaders

De website gaat over Van Daalen en ook over voorvaders in het Oost-Indische leger, zoals het KNIL toen heten. Die horen toch ook bij onze geschiedenis? Ik dacht het wel.
Maar dat is tegenwoordig een moeilijk verhaal. Het is tegenwoordig lastig om hardop trots te zijn op een voorvader die in Atjeh heeft gevochten, want voor je het weet, begint iemand te schelden met “koloniaal”. Dat heb ik zelf ook meegemaakt. Het verbaasde me. En ik dacht: het gaat hier wèl om mannen die bereid waren te sterven voor de Nederlandse vlag. We kunnen van alles vinden van die oorlog en van de koloniale tijd, maar toen en daar bestond die bereidheid.

Namen

Achter de rug van Van Daalen staan al die voorvaders die ook een naam en een plaats in onze geschiedenis verdienen. Misschien is uw voorvader daar ook bij. Wilt u mij dat laten weten? Wanneer we hun namen kunnen noemen, krijgen ze een plaats in de geschiedenis, en zo horen ze er ook bij. En dat is wel zo eerlijk.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Waarom deze generatie moeders zo bijzonder is (video)

moeders

Niet elke moeder kan lief zijn. Dat is erg. Maar waar. Er zijn moeders, die zo getekend zijn door de oorlogstijd, dat de kinderen dit hebben gemerkt.

Ik zeg dat hardop als ik een workshop geef over herinneringen opschrijven. Dan zijn er reacties. Er zijn mensen die schrikken, en ook mensen die opgelucht kijken. Want zij hebben het zelf ervaren en ja, zoiets is vaak heel moeilijk om over te praten.

Wat te doen, als u een kind bent van een moeder die vol oorlog zat? Mijn advies is: schrijf het op, schrijf het van u af, maak uw hart leeg.

Er zijn ook moeders, die juist door de oorlog voelden: mijn kinderen zullen alleen liefde kennen. Door de Indische Schrijfschool heb ik veel verhalen gehoord over vrouwen die hun kinderen door alles heen wisten te loodsen: de overtocht, het contractpension, gepest worden want het enige donkere kind in de klas zijn. Kinderen die dan toch ‘dubbel hun best’ moesten doen. Die druk was er vaak ook.
Het kind moet eerst volwassen worden om zich af te vragen: hoe heeft mijn moeder dat toch allemaal op kunnen brengen?

Dat is een generatie moeders die nooit meer terugkomt. Moeder zijn in zulke moeilijke omstandigheden.
Het is een belangrijke reden voor mij geweest om de cursus te maken: Schrijf het levensverhaal van uw moeder.
De cursus duurt 10 weken en begint op 2 oktober.

Heeft u het gevoel, dat u uw moeder kent?
Wilt u voorkomen, dat herinneringen vervagen?
Schrijven helpt.
In de video krijgt u alvast vijf korte tips.

(tekst loopt door onder video)

We zitten nu in een zachte nazomer en toch is het zo, dat na september oktober komt, en dan november en dan is het alweer december, de maand van Kerstmis. Hoe dat er dit jaar uit gaat zien met de Corona, weten we niet. Maar wel dat we gevoeliger zijn van binnen. Het zou mooi zijn, als u dan uw moeders levensverhaal op papier heeft staan.

Wanneer u van binnen ervaart, dat het tijd is om het levensverhaal van uw moeder op te schrijven, dan is deze cursus misschien iets voor u. Op de cursuspagina staat hoe zoiets gaat: gemakkelijk en met veel hulp van mij. Klik en lees hier meer over de cursus.
Daar staan ook ervaringen van degenen, die de cursus eerder volgden.

Doet u mee?

Wilt u liever eerst overleggen, dan kan dat natuurlijk ook. U kunt snel een telefoon-afspraak maken via een handig formuliertje. Klik en kijk hoe het eruit ziet. Dan heeft u mij zo aan de telefoon.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

afscheid

Wies van Groningen over haar moeder Clara Hukom (video)

HukomClara Hukom leerde ik kennen door haar dochter Wies. Zij schreef over haar moeder. Mooie verhalen en boeken zijn het, waardoor ik langzaam vertrouwd werd met haar familie. Wies heb ik een paar keer ontmoet.

“Ik ben geboren in Blangkedjerèn, op Sumatra. Mijn Molukse moeder en mijn vader, een totok, hebben daar vijf jaren gewoond met hun kinderen. We hebben overal gewoond, in Batavia, Tjimahi, later ook in Bandoeng. Tussendoor gingen we naar Holland met een half jaar verlof. Zo ook in 1939, althans dat was de bedoeling. Maar in verband met de oorlogsdreiging besloot mijn moeder dat zij met haar kinderen in Holland zou blijven.”

Daar en hier

In 1929 werd Wies geboren als Louise Metaal, een meisje in een KNIL-kampement in het binnenland van Atjeh. Tien jaar was ze, toen zij in Delft moest gaan wonen. Dat beviel niet zo, vertelt ze: “Ik was op m’n hoede. Ik dacht dat de mensen boos op me waren, ze keken altijd zo streng. Het was natuurlijk ook oorlog. Mijn gevoel voor de schoonheid van Delft, haar grachten…. dat heeft me in Nederland gered van verdriet, van eenzaamheid.”
Het “daar en hier” waren twee gescheiden werelden. In Nederland leefde het gezin geïsoleerd: “Ik wist helemaal niet dat we Indisch waren. Daar werd bij ons niet over gepraat. Ik was zeventien toen ik mijn moeder voor het eerst Maleis hoorde spreken. Er kwamen twee Malino-studenten [plaats waar de conferentie voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Indonesië werd gehouden; Molukse studenten in Nederland] op bezoek en als geschenk hadden ze een trommeltje tjengkeh, kruidnagel, meegenomen. Wat een schok, ik kon mijn eigen moeder niet verstaan.”
Later, veel later, ging Wies op zoek naar wat Indisch zijn betekende. Ze las Maria Dermoût, ontdekte dat haar grootmoeder Louisa de naaister was van het gezin Dermoût, ging Indonesisch leren en verzamelde alles wat zij kon over Indie en dat koloniale verleden. “Als je aan mij vraagt, ben je Indisch, dan zeg ik: ja, ik heb een Hollandse vader en een Molukse moeder. Maar ik ben niet in een Indische gemeenschap opgegroeid, ik ben niet in een Molukse traditie opgevoed. In je belangrijkste jaren, van je 10e tot je 17e, leefde ik vrij geïsoleerd in Nederland, in een westerse wereld.”

Over haar moeder

Wies van Groningen-Metaal volgde op latere leeftijd in Nederland een opleiding Beeldende Vorming, was werkzaam in de Utrechtse Vrouwenbibliotheek en -documentatiecentrum, en volgde een schrijfcursus bij Astrid Roemer. In 1973 reisde ze met haar moeder door Indonesië en dacht: “dit ken ik, ik ben thuis”. Daarna werkte ze in de bibliotheek van het Moluks Historisch Museum. Sinds haar 60ste jaar schrijft ze, vooral over haar moeder Clara Hukom en daardoor indirect over de dochter van Clara die zij zelf is:

“Over het KNIL is genoeg geschreven, maar weinig over al die vrouwen met hun kinderen. Ze waren afhankelijk van het dienstbevel van hun man. Ook zij moesten de dagmarsen van Kotadjané naar Blangkedjerèn maken. Wat heeft dat voor mijn moeder betekend dat ze daar terechtkwam, in zo’n kleine militaire gemeenschap?”
“De titel van mijn laatste boek is: Is militair. Is militair. De invloed van mannen, mensen die macht naar zich toetrekken. Wat voor effect heeft een koloniaal systeem wel niet op een samenleving? De geschiedenis van Nederlands-Indië is er een van geweld. Ga maar na: Banda-kruidnagelmonopolie, Atjeh, Tweede Wereldoorlog, bersiap, KNIL, het geweld van Molukkers hier in de jaren zeventig. Op somige vragen die ik stelde, antwoorde mijn moeder met een zucht: ‘Is militair kind. Is militair.'”

Mijn voormoeders van de Molukken is het laatste boek van Wies van Groningen. Ze is 80plus en het lijkt of ze steeds dieper bij de essentie komt, naarmate ze ouder wordt. Daaruit kwam dit boek voort. En ze heeft een plan, dat even groots als kwetsbaar is. “Er zal wel veel kritiek komen,” vermoedt ze. Die zou weleens mee kunnen vallen. Eerst is er dit nieuwe boek.

“Nieuw,” aarzelt de schrijfster. “Nieuw is misschien een groot woord. Want er staan stukken in die de mensen al kennen uit mijn vorige boeken. Maar niet alles verscheen eerder en de lijn die ik erin heb aangebracht is zeker nieuw. De magische lijn van mijn voormoeders wilde ik zichtbaar maken, en ik wilde laten zien wat die lijn betekent, met een link naar adat.”

(tekst gaat verder onder de video)

Voormoeders

Wies trouwde met een Indische man en kreeg kinderen. Het leven was vol en druk, en dat had zo kunnen blijven als ze niet tot drie keer toe wakker was geschud.
De eerste keer: ze hoorde haar moeder Maleis spreken met Malino-studenten. “Die taal verstond ik niet. En hoe ze lachte, dat ze zo kon klinken, was ik vergeten.”
De tweede keer: op haar bruiloftfeest kreeg ze een grote taart van tante An Nikyuluw, die zei dat ik haar pela was. “Ik wist niet wat dat was, pela. Maar ik begreep dat het met bescherming te maken had.”
De derde keer was het haar voormoder Johanna zelf, die plaatsnam op een trapje in Wies’ tuin. “Door te verschijnen liet ze zien, dat voor haar de banden niet waren doorgesneden, dat ze me zou beschermen.” De lijn met voormoeders was getrokken en Wies had er een plaats in gekregen.

Familiegeschiedenis

Het klinkt zo mooi: een plaats innemen in je eigen familiegeschiedenis, verhalen verzamelen en vragen stellen. De werkelijkheid is weerbarstig. Niet iedereen van de ouderen vertelt even gemakkelijk over wat in het verleden ligt. Feiten als namen en jaartallen kunnen onvindbaar zijn.
Dat ondervond Wies, toen ze in 1992 naar het familiehuis in Oma reisde. “De familie heeft me vlak voordat ik wegging in het oude huis van de Hukoms gebracht. Er werd gebeden en ik kreeg de stamboom te zien, een grote rol papier waar wel namen maar weinig jaartallen op stonden. Omdat ik de taal niet sprak, is mij veel ontgaan. Het is toch iets traumatisch geweest, dat ik als kind mijn moeder hoorde praten zonder haar te verstaan. Of er een andere wereld zichtbaar werd, waarin ik misschien geen plaats zou hebben.”

KNIL-vrouwen

Dan is er nog dat ene grote plan: “In een flits dacht ik: er moet een monument komen voor de vergeten KNIL-vrouwen, dat kan haast niet anders. Honderden jaren lang zijn er vrouwen met hun man meegegaan, en waar zijn ze begraven? Niet alleen in de koloniale periode, maar ook tijdens de Bersiap zijn er veel vrouwen die geen graf hebben. Waar moet je dan een bloem leggen, als je niet weet waar je voormoeder is begraven? Dat monument moet voor de onbekende KNIL-vrouw zijn. Een plaats, om haar te kunnen ontmoeten en te eren.” Ze kijkt naar de kleine prauw in haar vensterbank en zegt zachtjes: “Er zijn zo veel voormoeders geweest die ergens, geen mens weet waar, begraven liggen.”

(Delen van dit artikel verschenen eerder in Marinjo en op de website Damescompartiment.nl. Foto en filmopname door Vilan van de Loo)


Wilt u ook over uw moeder schrijven? Dat kan. Op 2 oktober begint de korte cursus Schrijf het levensverhaal van uw moeder. U kunt meedoen als u al tien keer bent begonnen of als u  nog nul schrijfervaring heeft. Er is een aparte pagina over de cursus, ook met ervaringen van andere cursisten. Klik en lees hier  meer.  U kunt het ook, en ik help u graag.

Rudy Hartung: afscheid van Java

afscheid

Rudy Hartung behoeft geen introductie meer. Hij woont in Indonesië en kijkt terug op de late oude tijd. Hieronder zijn verhaal ‘Afscheid van Java’. Weer met mooie foto’s van toen.

 

Naar Nederland

Sinds 1930 is pap bij de BPM (Bataafsche Petroleum Maatschappij) werkzaam geweest. Op het kantoor in Semarang. Hij was toen 24 jaar. Was nog niet getrouwd. In de jaren 1950 was BPM/SHELL al overgenomen, door PERTAMINA de Indonesische Aardolie Maatschappij. Pap heeft te kennen gegeven dat hij graag op 1 augustus 1955 naar Nederland wou vertrekken. Pap was toen 49 jaar. Mam was 39 jaar. Op 1 augustus 1955 namen mam en pap afscheid van Semarang. Van de BPM/SHELL. Van vrienden, kennissen. Afscheid van onze bediendes. En van onze buren.

Afscheid van Java. Onze geboortegrond. Wij vertrokken naar Nederland.

De leemte

Gedurende zijn werkperiode bij BPM, is er een “leemte” ontstaan, die ruim 5 jaar heeft geduurd.
Pap was krijgsgevangene. Hij werd in maart 1942 naar Japan afgevoerd. Na de bevrijding en na zijn terugkeer uit Japan, kon hij niet direct naar Semarang terugkomen. Pap en mam en kinderen (3) zijn tijdelijk in Balikpapan gebleven. Kort na onze terugkeer in Semarang is pap naar Padang overgeplaatst. Om daar, op het BPM kantoor, Indonesisch personeel in te werken. Het was gedurende de jaren van overdracht van BPM/SHELL naar PERTAMINA. In 1951 gingen wij weer terug naar Semarang.
Gedurende al deze jaren van overdracht, heeft pap een fijne samenwerking gehad.
Met de Indonesische collega’s van PERTAMINA. Het was zowel in Padang als ook in Semarang. Sinds de terugkeer van pap uit Japan, zijn wij met ’twee broertjes en een zusje’ rijker geworden.

Sport verbroedert

Pap is altijd een sportman geweest. In zijn jongere jaren heeft hij altijd gevoetbald. Hij speelde “op de rechter vleugel” van het elftal Go Ahead. In Semarang. In die tijd, dus voor de oorlog, waren ook een paar Javanen in het eerste elftal van Go Ahead opgesteld.
Ik lees de namen: Soejitno, Siswonto en Slametngalim.

afscheid

Het eerste elftal Go Ahead ( Vooroorlogs jaar )
Ook de BPM had een elftal. Pap speelde ook in BPM elftal, en voetbalt later met nieuwe Indonesische collega’s op kantoor. Pap heeft met hen getennist en gevoetbald, hij neemt tennislessen bij een Indonesische collega die in Semarang voor PERTAMINA werkte en die vreselijk goed tennis speelde.

Het BPM elftal 1955
Veel Indonesische collega’s waren dol op voetballen. Een welkome aanwinst voor het vroegere BPM elftal. In 1955 wordt voor “pak Eddy” een “afscheids wedstrijd” georganiseerd door Indonesische collega’s. Pap noemde het nog wel het BPM elftal.
Maar goed… sport verbroedert… nietwaar?

afscheid

 

Het verlaten van je geboorteland doet pijn

Het kan zelfs heel veel innerlijke pijn doen. Iemand noemde het “chronische pijn” en dat is goed verwoord. Geestelijke pijn die je nog kunt voelen en daar is lang niet altijd obat voor.
Pap en mam gingen zich voorbereiden voor hun vertrek naar Nederland. Beiden geboren en getogen op Java. Oma Clara, pap’s moeder, is vlak voor het einde van de Japanse bezettingsjaren overleden.  Zij was al weduwe. Zijn zusters, tante Martha en tante Troel waren al naar Nederland vertrokken. Van mam’s kant waren haar (5) zusters al naar Nederland vertrokken. Mam’s moeder, oma Anna (weduwe) was ook al naar Nederland vertrokken.
Alleen de 2 oudere broers van mam, zijn in Indonesië achter gebleven. Zij hadden de Indonesische nationaliteit aangenomen.

Voor pap was er geen toekomstperspectief meer in Indonesië. Het was een logische keuze om naar Nederland te vertrekken
Pap was altijd meer op “Westerse cultuur” georiënteerd.
Thuis bij ons, werd Nederlands gesproken. Op zijn Indisch. Vooral bij mam. Inmiddels was BPM door PERTAMINA overgenomen
De reorganisatie op het kantoor Semarang kwam op gang. Er waren nog enkele andere Indische Nederlanders op het kantoor.
Hun werkzaamheden werden aan nieuwe Indonesische collega’s overdragen. Zij werden “de Boele of londo” genoemd. De Javaan heeft een groot gevoel voor humor; het is beslist niet als scheldwoord bedoeld of dat het kwetsend zou zijn bedoeld. De Javaan is daar veel te beschaafd voor.

En dan is het zover.  Het is 1 augustus 1955. Wij moesten afscheid nemen. Van de buren, van vrienden. En van onze bediendes. Wij hielden ons goed. Het laatste afscheid was met de familie Younge. Onze naaste buren. Met de kinderen Mary, Tjali en Jany  en Freddy de jongste die nog klein was.
Ook afscheid van enkele schoolvrienden: Humprey Haye, Miel van der Linde en nog een paar. Zij zouden allemaal ook naar Nederland vertrekken.

Er was verdriet  toen wij afscheid moesten nemen van onze naaste buren, van kennissen en vrienden en van onze vier baboes. Maar wij hielden ons goed.

afscheid

Onze lieve kokki en de lieve baboes. Zij hadden zich traditioneel aangekleed.

Familie Younge

De familie Younge had in Semarang een busbedrijf. Mevrouw Younge was een Javaanse vrouw. Zij was een prinses, van één van de kraton’s van Midden Java. Er stond een piano bij hun in huis en mevrouw Younge speelde piano, klassieke muziek.

Proefkonijn voor oevéé
In die tijd had ik veel last van puistjes op mijn gezicht.  “Oh Ruud dat is akné,” zegt buurvrouw Younge. Dus jeugdpuistjes.
“Kom maar langs, dan behandel ik jou wel met “oevéé”, zegt zij.
“En gratis hoor!”
“Wat is dat mevrouw Younge, oevéé?” vraag ik

“Oh even kijken Ruud.”
Mevrouw Younge studeerde toen voor schoonheidsspecialiste en buurvrouw Younge. zij bladert in de gebruiksaanwijzingen van de oevéé.
“Oh Ruud, hier staat het. Ultra Violet stralen!”

Dus ik was haar proefkonijn voor oevéé bestraling. En toen heeft zij mij regelmatig met oevéé bestraling behandeld totdat ik van al mijn puistjes was verlost.  Zo’n leuke herinnering aan buurvrouw Younge.
Later heb ik mevrouw Younge nog eens bezocht toen zij in Amersfoort woonde. Meneer Younge was inmiddels al overleden

afscheid

Onze naaste buren de familie Younge.

 

Op het vliegveld. Wachten op het vliegtuig. Ons vliegtuig is geland. Allemaal worden we wat verdrietig.
Wij omhelzen elkaar.
“Tot ziens ja!”
En even later moeten wij instappen.

afscheid

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

afscheid

Ga naar de bovenkant