schrijfcursus levensverhaal mijn levensverhaal

Wat is er toch met de rantang? (video)

rantang

Op een klein tafeltje, bescheiden in de schaduw van een kast, stond de rantang. In een tweedehandswinkeltje. Ik was er een week voordat alles dichtging en kon mijn ogen er niet van losmaken.

Van binnen

Een rantang, te koop voor 32,50 euro.
Ik aaide wat over het emaille. Van binnen werd ik zacht en ook een beetje droevig. Want ik dacht aan de tijd van drukke Tong Tong Fairs, mensen horen vertellen en samen hangen, en dat er dan altijd wel iemand is om even iets aan te vragen.
Voor mij is de rantang iets van vroeger dat de tijd overleefd heeft.

Dierbaar

Aan de winkeldames vroeg ik hoopvol of dit een oude was. Ze dachten van wel. De inschatting was jaren 1960. Zoiets. Een vrouw hoorde ons praten en vertelde dat haar vader een rantang had meegenomen uit Indië. Hij was er niet meer en zij had er bloemen in geplant.
Voor de herinnering. En het dierbare gevoel, dat ze bij die rantang had.

Weer thuis zag ik dat de Hema ook een rantang verkochten, alleen heette het daar lunchbox. Het was lelijk. Niet eens van emaille.

Online vond ik wat uitleg over de rantang. Het is om eten mee te nemen, wel een doek erom wikkelen zodat alles warm blijft.
Ik moet bekennen dat ik altijd dacht dat de rantang een pannenset was, en dat het pannetje bovenaan de garende hitte kreeg van het pannetje daaronder, dat weer warmte kreeg van het pannetje daaronder enzovoort, en dat het dus voor mensen als ik hogere wiskunde was om te weten welk gerecht je waarin maakte.
Ja, ik heb veel fantasie, dat merkt u wel.

(tekst loopt door onder video)

Mee naar huis

Die rantang heb ik mee naar huis genomen. Ik hield het vast aan mijn hand, in de hoop dat ik op straat  iemand zou tegenkomen die er een verhaal over wist, uit de eigen familie, nog uit Indië. Meer iedereen had haast, niemand keek, dus ik kwam thuis zonder verhaal.
Dus nu is mijn hoop op u gevestigd.
Heeft u nog een verhaal waarin een rantang voorkomt? Een piepkleine anekdote is ook al fijn. En heeft u een idee hoe oud deze rantang is?

Maakt u straks ook Zwartzuur? (recept)

Traditie biedt troost, want traditie blijft wat het is en dat is iets moois in de tijd waarin wij leven. Ik dacht aan Kerstmis, oud en nieuw, en toen dacht ik aan Zwartzuur.
Traditie.

Fluitketel

Voordat u het vraagt, ik maak het niet. Want ik kan niet koken, in mijn keuken staat anderhalve pan en een fluitketel. Maar de Indische keuken is vol van verhalen, dus daar komt mijn belangstelling vandaan. Gezellig, verhalen over wie wat maakte en hoe, en wanneer. Dan zit ik goed bij Zwartzuur.

Oma Miet

In Het Indische kookschrift van Oma Miet van Marc Tierolf staat deze mooie foto die ik mocht overnemen. Hij geeft Oma’s recept en schrijft: “Dit is het gerecht dat al zwartzuurbijna 100 jaar met oudjaar door mijn familie gegeten wordt. Dit zal het eerste fusiongerecht zijn geweest. Van oorsprong is het een Frans gerecht, maar in Indië hebben ze het verbeterd door de smaken van het oosten erin te verwerken.”

Daar staat het: bijna 100 jaar.
Dus bijna een eeuw, hoeveel generaties kunnen er dan over vertellen? Minstens drie. Of vier.
Het verhaal van Zwartzuur gaat verder terug. In de roman Mevrouw Klausine Klobben op Java uit 1899, geschreven door de Indische schrijfster Dé-Lilah, verschijnt een zekere Sientje. Zij moet van zichzelf en anderen iets literairs schrijven maar dat lukt niet:

“Eerlijk gesproken, heeft het een en ander mij verbazend gehinderd. Ik ben namelijk voor de schrijftafel gaan zitten en ben er meê begonnen, met het journaal vlak voor mijn neus; ik heb me kolossaal ingespannen, ben aan ’t pikeren gêgaan, heb eenige zeer fraaie tirades op papier gezet, met groote letters ’t woord “Batavia” neergeschreven en later betrapte ik mij zoo waar, dat ik bezig was om een recept neêr te schrijven, hoe men zwartzuur van eend maakt.”

Hoe dan?
Dat zegt Sientje niet.

Het recept

Bij mevrouw Koba M.J. Catenius-van der Meijden vond ik het volgende recept. Het komt uit Makanlah Nasi! (Eet rijst!) De Indische rijsttafel (voor Holland)  De derde vermeerderde druk van “Patti – de Indische rijsttafel”. ‘s-Gravenhage: Ort & Van Straaten, 1922.
Hier komt het:

46. Zwartzuur van kip of eend.
(namaak hazepeper).
Twee jonge kippen of 1 eend,
3 groote uien fijngesneden,
een theelepel kruidnagel gruis,
een theelepel peper,
vier theelepels suiker,
een stuk kaneel,
een bierglas roode of witte wijn,
een half bierglas azijn,
twee lepels beschuitkruim of maïzena,
zout naar smaak; bouillon of water, boter.

Men snijdt de kip of eend aan stukken en deze worden met peper en zout ingewreven en in boter bruin gebraden. De uien worden apart gefruit in boter; daarna voegt men hierbij de azijn, de wijn, de suiker en de specerijen.
In deze saus doet men de stukken kip of eend en laat ze zacht stoven, terwijl men er wat bouillon of water bijvoegt. Om de saus te binden, doet men er kruim of maïzena bij.
(Maakt men in Indië zwartzuur, dan meent men in plaats van wijn bessensap, doet er minder azijn bij, doch voegt er een half kopje soja aan toe.)

Traditie

Het lijkt me best eenvoudig om te maken, maar ja, wat weet ik van die dingen? Als ik worteltjes kook, branden ze aan. Wanneer u het recept wilt dat Oma Miet geeft, kunt u haar kookboek hier bestellen. Ik hoop dat u deze traditie ook in uw leven heeft, of iets anders dat ook troost en houvast biedt. Misschien is juist deze tijd goed om eens wat op te schrijven.

Hoe gaat het schrijven? Een optimistische vraag

Ziezo, de stoomcursus Familiegeschiedenis is klaar. Deze week kreeg ik een stapel mail (iedereen krijgt antwoord) en ik tik mijn vingers blauw. Van u hoop ik hetzelfde. Gaat het naar wens?

Vragen

Degenen die me mailden, waren vooral degenen met zorgen en vragen. Zo gaat dat altijd en het is ook helemaal niet erg. Dan kan ik immers mij nuttig maken met raad en daad en dat is voor mij een fijn gevoel. Hieronder een lijstje met vraag en antwoord, anoniem hoor. Misschien heeft u er wat aan. Erna verklap ik een nieuwtje dat u misschien van dienst kan zijn.

“Ik ben begonnen met de Stoomcursus maar elke dag een video is te veel, wat nu?”
Dan zeg ik: rustig aan. Doen wat kan. De uitlegvideo’s blijven de hele maand december nog online staan. Als het niet lukt voor de Kerst alles af te krijgen, dan komt er altijd een ander goed moment. Wat denkt u van Oudejaarsavond?
We kijken dan allemaal terug en u heeft dan iets moois te bieden.
Of: Vaderdag of Moederdag in 2022.
Neem een einddatum, dan heeft u een doel en een doel zet u in beweging.

“Er is niemand meer aan wie ik iets kan vragen.”
Dat kan. En het betekent dat anderen aan u iets willen vragen. Wanneer we ook beginnen, we missen altijd iemand aan wie we wat kunnen vragen. En dan zijn wij opeens degene die het meeste weten.
Wat kunt u doen als u niets weet over uw ouders of grootouders?
Tip: zoek naar een beroemde tijdgenoot, naar bekende mensen die min of meer hetzelfde meemaakten, dan heeft u een mogelijkheid tot vergelijken. Het is iets, en soms is iets al veel.

“Ik heb geen tijd maar ik wil het wel.”
Zie de eerste vraag.
En ook: maak het gemakkelijk voor uzelf. Dus niet gaan beslissen van ik moet elke dag drie uur schrijven. Doe wat u wel kunt. Misschien is een uurtje op dinsdag goed genoeg. En een enkel A4-tje met familiekennis is altijd beter dan helemaal geen A4-tje.

“Kan ik nog meedoen?”
Ja hoor, stuur me mail dan maak ik het in orde.
[si-contact-form form=’7′]

“Hoe moet ik over een ander schrijven?”
Gebruik de ik-vorm, want u bent de verteller. U vertelt dus vanuit uzelf.
Dus niet: Eddie zei altijd…
Maar wel: Mijn grootvader zei altijd…

“ Kan ik telefonisch overleggen want ik heb een andere vraag en het is te persoonlijk voor in de mail?”
Dat kan. Op de pagina contact staat mijn digitale afsprakenkalender, daar kunt u gemakkelijk een afspraak plannen. Mij mailen kan ook, dan stemmen we een dag en uur af.

Nu het nieuwtje.

Ik was blij verrast om te merken hoezeer het leeft, familiegeschiedenis schrijven. Daarom ga ik een cursus ontwikkelen met meer diepgang en praktische begeleiding. Die begint aan het eind van de zomer. De cursus gaat een paar maanden duren, met elke maand een webinar voor verdieping en vraag en antwoord, en met twee persoonlijke coachinggesprekken per persoon. Er is plaats voor maximaal 20 mensen, anders loopt mijn hoofd om. Dus denkt u dat wil ik misschien, laat het me vrijblijvend weten. Zelf heb ik er nu al zin in.

Indische salon online: onze militaire voorvaders

indische salon

Voordat u het zegt: ja, er waren ook vrouwen bij het KNIL. Maar deze donderdag gaat het over voorvaders in het KNIL. Er komt een Indische salon aan, bent u erbij?

De uitnodiging staat. En het is gemakkelijk om erbij te zijn, want deze Indische Salon van het Indisch Herinneringscentrum is helemaal online. En gratis.
Misschien zucht u nu een beetje, net als ik. Want er gaat niks boven met elkaar in een zaal zitten en samen meer weten dan alleen voor het computerscherm. Altijd leuk om te zien hoe iemand in het publiek zich gaat opwinden – die gaat vragen stellen – of een plastic tasje bij zich heeft met oude spullen en je hóórt nog eens wat.
Kom allemaal weer terug.
Maar nu nog even niet.

Erbij zijn

Donderdagmiddag 2 december is er dus een Indische Salon online. U kunt zich opgeven op deze pagina: klik en kijk.
Dan krijgt u een link toegestuurd waarmee u kunt inloggen en de Salon bijwonen.

Programma

Eerst ga ik een lezing houden over Frits van Daalen (1863-1930), de hoogste Indische officier van zijn tijd, enkele jaren gouverneur van Atjeh en later commandant van het KNIL. Van Daalen ontving bij leven veel lof en ook kritiek, maar nu staat hij vooral in een negatief daglicht vanwege zijn inzet van extreem militair geweld. De lof is verdwenen.
Maar wie was deze man eigenlijk? Wat gebeurde er nu werkelijk? Ik vertel met mooie historische beelden uit de tijd van toen over deze fascinerende man.

Als u denkt: ik heb ook een voorvader in het KNIL (of voormoeder), hoe kom ik meer te weten? Blijf dan hangen in de uitzending. Want Maarten Fornerod van de Indische Genealogische Vereniging (IGV) geeft een presentatie met de veelbelovende titel: Een duik in de archieven: waar vind ik wat? Maarten wijst ook op online archieven, dus met wat klikken hier en daar kunt u een stuk wijzer worden. Inderdaad, als u weet waar. Dat legt Maarten dus uit.

In het kort

Indische Salon – Indisch Herinneringscentrum
donderdag 2 december – aanvang 1400 uur
Lezing Vilan van de Loo: Generaal Frits van Daalen
Lezing Maarten Fornerod: Een duik in de archieven: waar vind ik wat?
Aanmelden: klik hier

Stoomcursus Familiegeschiedenis: het verhaal op papier met de Kerst

Virus of geen virus, straks is het Kerstmis. En dat komt elke dag dichterbij, ik hoor dat veel mensen nadenken over samenzijn en hoe dat moet.  Toen ik daarover nadacht, dacht ik ook aan degenen die graag hun familiegeschiedenis op papier willen zetten, al jaren lang.

En dat lukt maar niet.
Geen tijd.
Geen structuur.
Geen overzicht.
Hoe begin je zoiets.

Kan het ook kort en snel en goed?
Jawel.

Als u weet hoe.

Dan kunt u straks met de Kerst iedereen het cadeau van het jaar geven: de familiegeschiedenis. U maakt er ook een eboek van, zodat u het naar familieleden kunt mailen.

Het gaat dus om het hoe: hoe krijgt u dat voor elkaar? Dat vertel ik u in een serie van vijf korte uitleg-video’s die ik op vijf dagen achter elkaar aan u toestuur. Elke ochtend komt er eentje, die u kunt bekijken wanneer u wilt, of tien keer achter elkaar als u dat leuk vindt. De uitlegvideo’s staan de hele maand december online

Ik stuur ook een werkblad mee, daarop staat een voorbeeld van wat u moet doen. Want ja: u gaat aan de slag. Dan heeft u met de Kerst het familieverhaal op papier.

Dit is de Stoomcursus Familiegeschiedenis:

Maandag 6 december
Uitlegvideo 1: De indeling van een familieverhaal

Vaste elementen
Wat u kunt overslaan
Lengte
Werkblad: voorbeeld van een indeling

Dinsdag 7 december
Uitlegvideo 2: Wat moet er in het familieverhaal?

Zo komt u aan informatie
Omgaan met Delpher
Werkblad: voorbeeld van een pagina met informatie

Woensdag 8 december
Uitlegvideo 3: Leren schrijven

Dit maakt schrijven gemakkelijk
Wat als u wel kunt praten maar niet kunt schrijven
Wat u doet met familiegeheimen
Werkblad: voorbeeld van een geschreven tekst

Donderdag 9 december
Uitlegvideo 4: Zet de puntjes op de i

Dit doet u als u iets niet weet
Zo maakt u de tekst beter
Werkblad: zeven tips waarmee u de tekst kunt bijschaven

Vrijdag 10 december:
Uitlegvideo 5: Maak er wat van

Zo zet u foto’s in het document
Zo maakt u een papieren boek ervan
Zo maakt u een ebook
Werkblad: vijf praktische adviezen om uw familieboek mooi te maken

Dus dat gaat lukken, dat weet ik nou al.
Ik heb de kennis, u heeft het verhaal.
En in die week kunt u mij ook mailen als u ergens niet uitkomt.

Kost dat?
Kost niks.
Gratis.
Ik vind het gewoon leuk om te doen. Plus, ik heb pas mijn boek over het KNIL bij de uitgeverij ingeleverd dus ik heb nu meer tijd en ik heb er zo’n plezier in om uitlegvideo’s te maken.

Is het iets voor u?

  •  U heeft een familiegeschiedenis die u al langer op papier wilt zetten
  •  U vindt het leuk om hiermee aan de slag te gaan
  •  U bent al begonnen maar ja het is niet af
  • U denkt: dit jaar doe ik het gewoon

Wat kost het ook alweer?
Niks dus.

Doet u mee?

Als u straks met de Kerst de korte en krachtige versie van uw Familiegeschiedenis Cadeau wilt doen, geef u dan op voor de Stoomcursus Familiegeschiedenis. Dag 1 is 6 december.

[si-contact-form form=’3′]

Vraag en antwoord

Ik weet haast niks, kan ik toch meedoen?
Ja, tuurlijk. U kijkt gewoon hoe ver u komt met wat u wel weet, en dan mailt u mij voor aanvullende tips.

Ik heb al 200 pagina’s en ik moet nog veel doen, heb ik iets aan deze cursus?
Misschien leert u iets over grenzen stellen, dat kan voor u belangrijk zijn.

Net die week zit mijn agenda vol, kan ik ook later beginnen?
Ja hoor, want de mails blijven gewoon in uw mail zitten en de uitlegvideo’s staan de hele maand december nog online.

Kan ik ook samen met iemand anders meedoen?
Geen probleem. U geeft zich alletwee gewoon op en dan werkt u samen. Gezellig.

Moet ik er een boek van maken? Ik weet niet of ik dat wil.
Een boek hoeft niet. U kunt de familiegeschiedenis ook gewoon voor uzelf houden.

Ik ben niet indisch, kan ik dan ook meedoen?
Ja, u bent van harte welkom.

Ik heb een andere vraag, kan ik even mailen of bellen?
Dat kan, even doorklikken naar contact. Komt in orde.

Hoe kan ik me opgeven?
Via dit fomuliertje:
[si-contact-form form=’3′]

Hoe lang blijven herinneringen bestaan?

herinneringen

Deze week verliet ik mijn warme huis, om door wind en regen naar de Sophiahof in Den Haag te gaan. Met Gustaaf Peek was ik te gast in een podcast over Lin Scholte en haar roman Bibi Koetis.

Donker

Bij aankomst dacht ik bezorgd: was het wel vandaag? Want de voordeur was op slot. Ik moest naar binnen via een grote tuin  en de tuin was een duisternis met gladde blaadjes, precies het soort locatie waar een seriemoordenaar me opwacht. Ergens in de verte scheen het licht.
Ik liep door, maar wel een beetje sneller.

Een bijeenkomst in deze tijd is bijzonder. Het heeft een zeker risico maar o, de gezelligheid is zoveel waard. Ik hield meteen hartstochtelijk van iedereen die ook door de donkere kou was gereisd en ik heb die avond meer gelachen dan in de weken ervoor.
Deze podcast was een anders-dan-anders bijeenkomst.
Vier mensen op het toneel, publiek, een camera en ze gaan alles nog monteren en dan uitzenden, wanneer weet ik gek genoeg niet. Het was een samenwerking van Fixdit, Writers Unlimited en Museum Sophiahof.
We spraken over Indisch-zijn, de koloniale tijd, de tangsi, de literaire stijl van Lin Scholte en zo was het een genoeglijke avond, tot die ene vraag uit het publiek kwam, aan mij gericht.
Of ik wat meer kon zeggen over het kazerneleven. Wat dat nou was.

Herinneringen

In mij viel alles stil.
Want op dat moment besefte ik: dat weten mensen niet meer. De herinneringen eraan zijn vervaagd, als ze niet zijn opgeschreven en gelezen. Want hoe gaat zoiets?
Je grootvader vertelt iets over zijn kazerneleven, je vader vertelt wat zijn vader altijd vertelde en jij hebt het druk en denkt soms hoe was het ook alweer.
Twee, drie generaties hebben de kans om het op te schrijven. Niet meer. Dan is het weg, voor altijd.

Ik haalde adem en vertelde over het kazerneleven, de tangsi, het regime van om zo laat dit, om zo laat dat. De kantine. De vrouwenloods. De kinderen – anak kolong. Lagere rangen, hogere rangen. Overplaatsingen. De nieuwe zijn in de vrouwenloods en wat dan.

Het leek of ik er gisteren nog was geweest, in de kazerne. Maar dat was natuurlijk niet zo. Ik had het werk van Lin Scholte gelezen, zij schrijft er zo beeldend over dat je het zowat voor je ziet. Ik weet dat ze over haar Nederlands twijfelde, maar ze wilde van het leven dat haar ouders en tante in de kazerne leefden een realistisch beeld geven. Haar herinneringen die zo persoonlijk lijken, dat ze vast weleens gedacht heeft: ‘Wie zit hier nou op te wachten?’
En nu weten we wie dat allemaal waren zijn. Generatie op generatie, tot op de dag van vandaag. U schrijft uw verhaal toch ook wel op? Ik help u er graag bij.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

‘Het regende scheldwoorden en een oogenblik later ook steenen’

Op vrijdag 23 augustus 1918 schreven de Indische kranten over een dessa-drama. De heer Van Amerongen was achtereenvolgens uitgescholden, gestenigd, gestoken en vervolgens gestorven. Reden genoeg voor ontzetting, maar de koloniale kranten reageerden merkwaardig laconiek. Hoe kon dat?

Dessa-drama

Het was de Preanger-Bode die de term “dessa-drama” in de wereld hielp. Zoiets was een kwestie van tijd geweest vond de krant evenals het Soerabaiasch Nieuwschblad, want de tijden waren er bepaald naar. De aanleiding voor dit drama lag in het vermoeden van de heer Van Amerongen dat er gestolen ketella (cassave) verkocht werd in de pasar. Hij ging op onderzoek. De krant beschreef de eerste akte van het drama als volgt:

“De heer v. A., employé van de firma Apcar en Co., had een gegrond vermoeden, dat veel van zijn gestolen ketella op den passer te Sambi werd verkocht; hij wilde zich hiervan zekerheid verschaften om zoo mogelijk de daders aan de politie over te laveren. Dezer dagen begaf hij zich met dat doel naar genoemden passer, later gevolgd door zijne echtgenoote, die blijkbaar reeds te voren van dit in te stellen onderzoek een of ander onheil verwachtte.

Bij het doen van navragen aan een vrouw, die met een hoeveelheid ketella op den passer zat, werd hij op zoo’n onhebbelijke wijze door haar te woord gestaan, dat hij zijn drift niet meester kon blijven en haar een klap gaf. Dit was natuurlijk zeer verkeerd, de tijden zijn er niet meer naar om zijn handen uit te steken; deze klap was de aanleidende oorzaak van het daarop gevolgd tumult, een welkome gelegenheid voor een paar raddraaiers, die nooit bij een oploopje ontbreken, om deze nog wel bij te leggen zaak op een bloedbad aan te sturen.

Spoedig liep men te hoop, het regende scheldwoorden en een oogenblik later ook steenen, waardoor de heer v. A. en zijn vrouw gewond werden en hen tot retireeren noopte; ter waarschuwing loste v. A een schot in de lucht.”

Echtgenote

Ja, dat was nou onverstandig. De klap. Dat schot. De echtgenote was niet zomaar haar man gevolgd: ze wist waarschijnlijk dat hij driftig was en wellicht ook dom. Want de krant schreef het correct op: ‘de tijden zijn er niet meer naar.’ De tijden van de koloniale overheerser waren geteld, zeker in de ogen van de opkomende nationalistische beweging. Daar had men liever vandaag dan morgen onafhankelijkheid van Nederland, terwijl in Nederland daarvoor wel enige ontvankelijkheid bestond, maar bepaald geen plan met een tijdpad. Wie zich in de kolonie gedroeg als driftkop met het recht om naar eigen inzicht lijfstraffen uit te delen – zoals de klap – kreeg met consequenties te maken. De ‘Inlanders’ waren niet meer zo volgzaam. Van Amerongen had het moeten weten, al was het alleen maar, zoals de krant meldde, dat zijn collega’s gewapend hun werk op de ondernemingen verrichten. Het natuurlijk veronderstelde gezag bleek ontoereikend.

Tweede akte

De tweede akte van het dessa-drama verliep als volgt:

Terzelfder tijd kwam dr. B. op een motor, lorrie van één der in de buurt liggende suiker-ondernemingen den passer Sambi voorbij, waar hij, het tumult ziende, direct stopte. Het gevaar ziende, waarin de aangevallenen en ook hij zelf verkeerde, stelde hij voor, zoo spoedig mogelijk met de motor lorrie zich in veiligheid te brengen. En of het zoo moest, bij de pogingen om te vluchten brak de ketting de overbrengende beweging en daar stonden zij nu. Men trachtte de menigte tot kalmte te brengen, doch dit mocht niet baten; men drong steeds op, de heer v. A. verwondde nog iemand met een schot, doch men deinsde niet af.
In het daarop gevolgd handgemeen verloor v.A zijn revolver en kreeg met een kris een levensgevaarlijken steek. En eensklaps deinsde toen de menigte af, zich tevreden stellende met slechts één offer.

Zo was het kennelijk: er moest bloed vloeien, iemand moest boeten voor de belediging en de vernedering van de klap, en die iemand was Van Amerongen. Dr B. wist hem en de echtgenote naar het ziekenhuis te brengen. Voor haar op tijd, voor hem te laat. Van Amerongen stierf. Het koloniaal gezag wist uit de woedende menigte feilloos de moordenaar te traceren die opgepakt werd, en dat was het de laatste akte van het drama…

“hetwelk nog betrekkelijk minder ernstig is afgeloopen dan het zich aanvankelijk liet aanzien.”

Er stond nog net niet: eigen schuld, stommeling.

Blijf op de hoogte

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Het hospitaalschandaal in Indië in 1900

Hospitaal te Atjeh/ Collectie Tropenmuseum Wikipedia Commons

Terwijl de Atjehoorlog voortwoedde en Nederland, alle verwachtingen ten spijt, nog altijd niet gewonnen had, kwam er in 1900 een nieuw probleem bij. Dat meldde de arts L.J. Eilerts de Haan, werkzaam in het ziekenhuis aldaar. In verschillende artikelen beschreef hij dat er uit ziekenhuizen voeding werd gestolen. De daders schold hij uit voor ‘hospitaalhyena’s’. Met goede bedoelingen, zoals een klokkenluider die meestal heeft.

Officier van gezondheid

Het Indische dagblad De Locomotief trok zich de zaak van het hospitaalschandaal aan. Op 10 maart 1900 publiceerde de krant een fors artikel over de zaak waarbij ook alweer een nieuw probleem was gekomen, te weten de positie van de arts zelf. Dokter L.J. Eilerts de Haan, officier van gezondheid eerste klas, had inmiddels Indië verlaten. Of dit geheel vrijwillig was, stond te bezien. De dokter zelf was inmiddels een verdacht persoon geworden of gemaakt, en ook dat typeerde zijn positie als klokkenluider. Er was namelijk een onderzoek naar de dokter ingesteld:

“Dit geeft te denken. Er ligt zoo iets in van: tóch zullen wij dan lastigen kerel wel krijgen! […] Natuurlijk heeft Dr. Eilerts de Haan wel eerst bij zijn chefs geklaagd, maar het is de vraag hoever en hoelang het legerbestuur zulke pogingen wil zien uitstrekken.

Indien Dr. Eilerts de Haan wellicht – ik weet er niets van, onderstel slechts – wat spoediger dan een ander tureluursch is geworden over de eeuwige officieele uitvluchten waar het geldt breken met de sleur, en maar altijd zijne zieken laaghartig zag bestelen, zal hem dit dan te kwade warden aangerekend? Zal op de vingers worden nageteld: hij had dit nog kunnen doen, en dat nog kunnen vragen, en op dit of dat nog kunnen wachten? Moet liever ook de legercommandant niet op prijs stellen, dat de knoeierij nu eens duidelijk aan het licht is gebracht en den man hoogachten, die dit heeft durven doen?”

Dat waren scherpe zinnen die duidelijk maakten wat nu het ergste werd gevonden. Niet zozeer de diefstal of de verminderde hoeveelheid gezonde voeding voor de militairen, maar het gezichtsverlies van de superieuren. Menigeen begreep, hoe verstandig de dokter was geweest door de uitslag van een dergelijk onderzoek naar hem niet af te wachten.

Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 12 februari 1906: de dokter houdt spreekuur in het militair hospitaal.

Eieren

De kranten bleven publiceren over het hospitaalschandaal. Het betrof hier vooral militaire ziekenhuizen, waar de lagere rangen in opgenomen werden. De indruk bestond dat zij geen klachten durfden in te dienen als er iets ontbrak. Dat iets kon zijn: voeding, versterkende drank of zelfs medicijnen. Schreef een arts vier eieren voor, dan kreeg de patiënt er twee. Melk werd verdund. De lijst van diefstallen leek eindeloos.

Gaandeweg 1901 bleek dat er al járen gestolen werd uit de hospitalen, maar er iets aan doen… dat leek vrijwel onmogelijk. De artikelen die dokter Eilerts de Haan erover had geschreven om de misstanden aan de kaak te stellen, waren zelfs geweigerd door het Indisch Militair Tijdschrift, schreef Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, begin 1901, ook al had hij de morele steun van Van Heutsz, de gouverneur van Atjeh.

Doofpot

Wie baat bij deze diefstallen had, bleef speculeren. Mogelijk floreerde hier een crimineel stelsel van verkoop en winst met afdrachten aan deze en gene, en daarbij konden – gezien de doofpot reactie – best hooggeplaatste militairen betrokken zijn.

Klokkenluider

In Nederland haalde de zaak van het hospitaalschandaal de kringen van ministers. Merkwaardig genoeg wilden ook zij het karakter van de klokkenluider bespreken. Het heette twijfelachtig te zijn dat een militaire arts met voorbijgaan van zijn meerderen de steun van publieke opinie had gezocht voor zijn zaak. Maar had hij een alternatief gehad? Kennelijk: neen. Het Kamerlid Van Kol nam het voor hem op:

Ook insubordinatie heeft hier niet plaats gehad, want ware dat het geval, dan zou generaal van Heutsz aan die artikelen zeker zijn goedkeuring niet hebben gehecht en daardoor als zijn meening hebben doen kennen, dat alleen door het opwekken der publieke opinie tegen die misstanden, daarin verbetering kon worden verwacht.

Het hielp niet. De zaak werd van kwaad tot erger. Niet meer het hospitaalschandaal stond centraal, maar de persoon van de dokter. In februari 1901 schreef het Soerabaijasch handelsblad een harde beoordeling van deze gang van zaken:

“Wel kan men den man, die dit durft ondernemen, niet wettelijk straffen, maar men maakt hem af op geniepige wijze in den conduite-staat. Zoo is het dr. Eilerts de Haan gegaan, zoo zal het ieder officier en ambtenaar gaan die in Indië misstanden aan het licht durft te brengen en den moed heeft dit openlijk, zonder masker voor, te doen. Totdat eindelijk iedereen zwijgt. Dan is het ideaal van het koloniaal gouvernement bereikt.”

En de dokter? Hij besloot zijn tijd als militair arts uit te zitten, met het oog op zijn pensioen. Erna publiceerde hij zijn autobiografie: Zonderlingschap. Het laatste woord was voor hem.

Blijf op de hoogte

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

De moord werd opgelost dankzij een schaartje

Op donderdag 22 oktober 1936 bekende Djasimin de moord op een jonge vrouw, preciezer gezegd, hij bekende de lustmoord. Binnen een week was hij gepakt. De fatale aanwijzing had de stadspolitie van Soerabaia gevonden in een schaartje.

Arrestatie

Goed werk van de stadspolitie om binnen een enkele week een dader op te sporen en te arresteren. Misschien was men extra gemotiveerd door de maatschappelijke druk die er na de moord was ontstaan. Een mengeling van verontwaardiging en kassian (mededogen) heerste en dat had te maken met de tragische situatie van het slachtoffer, “echtgenote van een Inheemsch beambte van het gouverneurskantoor”, zoals het Soerabaijasch Handelsblad haar op 14 oktober discreet omschreef. Die discretie werd gecompenseerd door een zekere rijkdom aan details:

Hedenochtend tusschen 7.30 en 8.15 is in één der gemeentewoningen aan Tambaksarie een misdrijf geschied, waarvan de echtgenote van een Inheemsch beambte van het gouverneurskantoor het slachtoffer is geworden.
Toen n.l. omstreeks kwart over acht de baboe van de passer terugkwam, vond zij haar meesteres dood op het bed liggen met om haar hals een strop, samengesteld uit een das en enkele electrische snoeren.

Men dacht aan zelfmoord. Maar een deskundige patholoog-anatoom wist het zeker: móórd. Voor de dader bestonden aanwijzingen:

Gisteravond is n.l. ten huize van de vermoorde vrouw een werklooze inlander uit het Bodjonegorosche gekomen; uit medelijden werd hem door haar echtgenoot onderdak voor den nacht aangeboden. Hedenochtend 7.15, toen de echtgenoot naar zijn werk ging, was deze Inlander nog aanwezig, en ook om 7.30, toen de baboe naar de passer ging, was hij er nog. Bij terugkomst van de baboe bleek hij echter verdwenen te zijn, en lag de vrouw dood op bed.

Dus na half acht… en dan de gastvrijheid, die zo beloond werd. En die arme baboe, niets vermoedend thuis komend om dit te moeten zien. Het was meer dan afschuwelijk.

Drie dagen later gonsde het rond: een lustmoord, dat was het geweest. Het Soerabaijasch Handelsblad gebruikte het woord en wist ook: “omtrent de identiteit van den dader [bestaat] vrij groote zekerheid”.

Braaf

Natuurlijk raakte dit de lezers van de krant. Gastvrijheid stond hoog aangeschreven, dus hier werd iets kostbaars met de voeten getreden. Daar kwam evenwel nog iets anders bij. De echtgenoot – die de dader dus in zijn eigen woning had uitgenodigd – werkte bij het gouverneurskantoor, met andere woorden: hij was een respectabel en naar alle waarschijnlijkheid hardwerkend ambtenaar, in dienst van de koloniale overheid. Een braaf man, die zijn goede inborst op wrede wijze beloond zag. Hopelijk is hij niet aanwezig geweest bij het proces van de dader.

Proces

Het was de Indische Courant van 22 oktober 1936 die meer informatie verschafte dan menigeen wenste, hoe nieuwsgierig ook. Naam en toenaam van de dader werd unverfroren gepubliceerd. De moordenaar heette Djasimin. Hij had eerder spullen van zijn neef Satim gestolen. Deze werd verhoord en vertelde nog veel meer waardoor de moord een onwrikbaar feit werd, zelfs met voorbedachten rade:

Twee dagen voor den moord zwierf hij om de woning van den klerk rond, omdat hij gehoord had, dat deze in het bezit zou zijn van juweelen. Daarna speelde hij de rol van hulpbehoevende, als hoedanig hem nachtverblijf werd verleend.
Den volgenden dag wachtte de moordenaar op het uur, dat de klerk naar zijn kantoor was gegaan en de meid haar inkoopen op den passer zou doen. Zoo cynisch bleef de moordenaar bij alles, dat hij met het plan rondloopend om de vrouw te vermoorden, nog met haar sprak, terwijl hij twee stukken koperdraad in zijn hand had, waarmede hij de vrouw later zou worgen. Hij heeft gewacht, totdat de vrouw zich naar de kamer had begeven, alvorens hij zijn afschuwelijke daad volbracht. Daarna heeft de dader zich meester gemaakt van eenige kostbaarheden, zooals een halsketting, een trouwring, een zilveren horloge, dat op een tafeltje lag, eenig geld dat in een onafgesloten kast lag opgeborgen en een schaartje.

Dit schaartje zou zijn noodlot worden, want het werd op den moordenaar aangetroffen, toen de politie in zijn desa huiszoeking kwam doen. De andere gestolen voorwerpen had de moordenaar verkocht.

Ja, dat schaartje, dat bracht gelukkig nog gerechtigheid. De krant meldde ook dat er op het lichaam van het slachtoffer een medisch onderzoek was uitgevoerd, waardoor het vermoeden van de lustmoord nu een feit was. Kassian, kassian, die arme vrouw.

Kies

Wat in deze moordzaak opviel, was de nadruk die op de harteloosheid van de dader, zonder veel aandacht voor het slachtoffer en haar echtgenoot. In vergelijkbare situaties werden tijdens de processen nogal eens getuigen opgeroepen die uitvoerig vertelden hoe erg en hoe vreselijk alles was wat ze gezien dan wel gehoord hadden. Hier zweeg zelfs de baboe, die toch haar werkgeefster had aangetroffen. Daarmee troffen de kranten een merkwaardig kiese toon. Naar het hoe en wat van de lustmoord moesten de lezers maar raden. Dat de gastvrijheid zo ernstig geschonden kon worden, dat was waarschijnlijk al erg genoeg.

(Dit artikel verscheen eerder op Historiek.nl)

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

“In de papaya’s zat dynamiet”

Bert Emmen is 93 jaar en in het bezit van een aanzienlijk dossier. Dat gaat over de gebeurtenissen van vroeger in Indië. Hij is veteraan, oud-KNILman en vooral is van belang dat hij nog altijd de gevolgen ervaart van zijn verzetsactiviteiten. De erkenning ervan blijft uit maar, zegt Bert: “Daarvoor vecht ik door tot aan mijn dood.” Wat gebeurde er destijds?

Beroeps

“Mijn vader was beroepsmilitair bij het KNIL,” begint Bert zijn verhaal. “Hij was sergeant bij de infanterie. Het was toen zo geregeld dat er veel overplaatsingen waren, je was hooguit één jaar op één plaats. Mijn vader is begonnen in Djokja, daarna kwam hij in Magalang, toen in Malang, Bandoeng, Batavia en daarna in Tjimahi. Ik ben in Batavia geboren, mijn vier zusters en mijn andere broer weer in een andere plaats.”
“Direct na de capitulatie werd mijn vader krijgsgevangen genomen, we wisten niet waar hij was. Wij gingen naar het evacuatiekamp Pakato (Makassar), dat was opgericht voor KNIL-gezinnen. Ik was toen 14 jaar. Omdat ik thuis de oudste zoon was, moest ik zorgen voor wat er nodig was. Mijn moeder zei wat ik moest doen, bijvoorbeeld groente verkopen. En dat deed ik. Ja, natuurlijk. Je moet helpen.”
“In 1942 werden alle lui die in het verzet zaten door de Japanner geliquideerd. Dus er waren nieuwe mensen nodig. Onze kopstukken waren naar Australië gegaan en organiseerden van daaruit verzetsacties. In het kamp vroeg de kapitein-arts of ik bereid was koeriersdiensten te doen. Daarmee verdiende ik ook weer wat geld dus dat deed ik. Toen was ik 15. Er werd gevraagd of ik naar de haven twee grote jonge papaya’s kon brengen. Er zat natuurlijk iets in, maar dat het dynamietstaven waren, wist ik later pas. Ze waren van plan de haven op te blazen. Ik moest de papaya’s daar achter een container zetten, dan zou een vriend ze ophalen, hoorde ik.
Toen ik er was, was er niemand. Wel lagen er twee oorlogsschepen. En daar ontmoette ik een Japanner die ik kende van voor de oorlog. Hij had in Batavia-centrum een warenhuis, dat was Toko Okamura. Ik kende hem van voor de oorlog, want we woonden in de buurt van zijn winkel. In vredestijd was hij een goede Jap. En toen ik hem ontmoette was hij ook heel goed tegen mij. Want toen hij aan boord ging en ik mee liep over de plank, riep hij: “Als de donder terug.”
“Net voordat ik op de fiets stapte, hoorde ik het geronk van bommenwerpers die de zaak bombardeerden. Ik was op tijd weg maar raakte wel gewond aan mijn rechtervoet.”
“Terug in het kamp zei de dokter: ‘Je had nooit met die Jap moeten praten, daar komen problemen van. De week erna ben ik met mijn moeder opgepakt door de Kenpetai.”

Dat is het verhaal en toch ook weer niet. Bert vertelt niet over de mishandelingen die volgden en hoe die sporen achter hebben gelaten. Hij vertelt evenmin over hoe het is, om als jonge jongen te weten dat ze je moeder pijn doen. En over hoe je dan verder moet, als ze je laten gaan.

Tekenen

In 1946 is Bert 18 jaar. Op Makassar is het niet veilig, dus als de arts zegt dat Bert als burger geen maar als militair wel een wapen mag dragen, is de keuze snel gemaakt. Hij tekent voor het KNIL. Ook omdat zijn vader nog steeds weg is. En achttien jaar zijn in die situatie, dan ben je zowat volwassen. De oorlog duurt voort in de acties van kapitein Westerling. “Toen het rustig was, ben ik met ontslag naar Nederland gegaan voor studie. Na Westerling was het daar rustig.” In Berts dossier ligt een verklaring die dat bevestigt: ‘Redenen van zijn ontslag was i.v.m. zijn toekomstig vertrek naar Europa voor eene voortzetting zijner studies aldaar.’
Of hij ooit bang was? Nooit, want legt Bert uit: “Ik maak me nooit druk. Als het gebeurt, dan gebeurt het. Als het je tijd is, dan is het zo.”
Het verhaal gaat verder. De studie in Nederland gaat niet zo goed. Wat gebeurt: “Ik werd als dienstplichtige door Nederland terug geroepen naar Indië, voor de tweede politionele acties. Mijn moeder kreeg een bericht dat ik me in Tjimahi moest melden, maar toen zat ik er al. Over deze fase praten we niet, want het gaat nu om iets anders. Die erkenning. Dus we hebben het ook niet over de tijd in Nieuw-Guinea en zijn latere vestiging in Nederland.

Erkenning

In 2016 vroeg Bert erkenning aan van zijn verzetsverleden en de wonden die het sloeg. De wet buitengewoon pensioen Indisch verzet was er immers. Pelita verrichtte onderzoek, bracht een rapport uit en de erkenning werd afgewezen.
De afwijzing voelde als ontkenning.
Nou, dan moet je net Bert hebben. Hij ging in beroep. Ook dat werd in 2018 afgewezen. In het dossier is een document waarin Pelita onder andere schrijft: ‘“dat de naam van de aanvrager niet naar voren komt uit de in het kader van het onderzoek bestudeerde literatuur en archieven”. In het handschrift van Bert staat erbij: welke, geef dan bewijs.
Pelita: “dat de benaderde getuige eveneens geen bevestiging uit eigen waarneming heeft kunnen geven voor de door de aanvrager naar voren gebrachte activiteiten.” Bert: welke persoon.
En eind november 2020 werd er weer een beroep afgewezen. Als Bert daarover vertelt, praat hij drie keer zo snel van woede. Alsof er bij verzet altijd getuigen zijn. Die Hollandse bureaucratie. En hij zegt: “Denken ze dat wij achterlijk zijn? Ik ben en ik blijf strijdbaar. Ze hebben de verkeerde mensen benaderd. Maar zij zijn ambtenaren en beëdigd, dus de rechter gelooft wat ze zeggen. Ik krijg net van onze veteranenvereniging een brief dat we 900 leden hebben, ik wil ze vragen in mijn zaak te getuigen. Dan dien ik een aanklacht in wegens valsheid in geschrifte en
machtsmisbruik. Ik ga hiermee door tot mijn dood.”

Bond

Er is nog een piepklein momentje over waarin ik vraag of hij als VOMI-man nu ook lid wordt van de Bond van Wapenbroeders. Bert: “Daar ben ik al lid van vanaf dat ik in Nederland ben: dus 1962 . Ik ben altijd al lid geweest, alleen was ik een tijdje weg toen mijn vrouw ziek was. Het is belangrijk wat ze over vroeger schrijven, over de Japanse bezetting en de Bersiap.” En dan zitten we middenin de oorlog, die diep in mensen zit.

(Dit interview verscheen begin 2021 in het blad van de Bond van Wapenbroeders)

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.


levensverhaal

Ga naar de bovenkant