Vilan van de Loo

Wat kunt u wèl doen in december? (tip)

december

December komt elk jaar sneller, lijkt het. Wat, alweer pepernoten? Ja, en een dag later denken we aan de Kerst, alweer een jaar voorbij en terugkijken en vooruitkijken, en het is net of er heel december geen dag meer is om zelf rustig adem te halen.

Niet gaan somberen, hoor. Kijk naar wat er wèl kan. Dat probeer ik ook te doen. Ik heb een voorstel.

Hoe vind u die foto bovenaan? Die kwam ik tegen in een oude Indische krant. Kindertjes die wat inspreken voor hun vader die, naar alle waarschijnlijkheid, in de Politionele Acties zat. De krant is van 6 december 1947. Tegen Kerstmis dat jaar zal de opname van hun stemmetjes worden uitgezonden via Radio Batavia.
Samen rond de boom lukte niet.
Maar dit lukte wèl.
Voorbeelden uit het verleden die een beetje pijn doen, om alles, daar leren we het meeste van.
Ik wel.

Aandacht

Juist in deze tijd zijn we wat emotioneler, ik in elk geval wel. Ik hoef maar één foto van iemand in een bed op de intensive care te zien, en ik ben al bang voor mezelf en mijn dierbaren. Die muziek in de supermarkt maakt me zenuwachtig.
Het betekent dat ik mijn aandacht naar iets anders moet brengen. Want wat ik aandacht geef, dat groeit.
Dus: iets doen, actie, zelf de baas zijn over de dag.

Nu komt mijn voorstel.

Herinneringen

Wanneer u ooit gedacht heeft aan het opschrijven van uw familiegeschiedenis, dan is juist december ideaal om aan anderen informatie te vragen. Door de emotie komen nogal eens wat herinneringen boven borrelen. We kijken allemaal terug en zijn blij als we dat kunnen delen. Dit is ideaal als u een beetje opziet tegen de drukte van bijeenkomsten, ook al zijn ze nog zo gezellig.
Mijn voorstel is: u maakt voor elke bijeenkomst een plannetje. Als volgt.

Kies een oude foto uit waar u vragen over heeft of over zou kunnw stellen als begin van een gesprek. Een oude foto. Daarvan maakt u een kopie, flink groot en u schrijft op een vel papier vragen. Nummer ze. Eerst de gemakkelijke. Daarna de moeilijke.
Nu zijn er twee opties.

    1. Ofwel de vragenlijst neemt u mee als spiekbriefje naar het diner, de avond of de dag van de bijeenkomst.
    2. Ofwel u stopt de lijst in een envelop en stuurt deze met een print van de foto aan een of meer
      familieleden die u straks zult zien. “Als er een momentje voor is.”

Nou, met uw lijst spannende vragen komt dat momentje er zeker weten. Dat wordt wat.

Wat voor vragen?

Vragen kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • wie maakte de foto
  • wie staan er wel op
  • wie niet en hoe kan dat
  • welk jaar is dit
  • wat gebeurde er toen nog meer
  • over wie waren er toen zorgen in de familie
  • wat was het fijnste uit die tijd
  • aan wie stuurden de personen op de foto brieven (en waar zijn die brieven nu)

Onderaan de vragenlijst zet u als uitleg dat u het verhaal van de familie voor uzelf op een rijtje aan het zetten bent. Dat is nodig, want veel mensen worden zenuwachtig van vragen. Dan denken ze hun antwoorden morgen op het internet te lezen. Wees dus voorzichtig met elkaar.

December is de ideale maand om juist herinneringen op te halen en te verzamelen. Doe het dan ook. Deel wat herinneringen, vraag wat herinneringen. Wie weet wat voor moois er uit kan voortkomen, juist nu.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Als de kinderen niets vragen en niets willen weten

“Het interesséért de kinderen gewoon niet,” zei de Zeer Oude Mevrouw tegenover me. Ik vroeg hoopvol hoe oud ze waren. “Nog geen vijftig,” zei ze.
En ik: “Dan kan het best later komen, hoor.” We keken elkaar even aan en wisten wat de ander dacht: of zij er dan nog zou zijn om hun vragen te beantwoorden.
Maar zoiets zeg je niet hardop.
De Zeer Oude Mevrouw behoorde tot de Eerste Generatie.
Haar kinderen waren toen drukdrukdruk: met de kinderen, met werk, met zichzelf, met alles.
Dat snapte de mevrouw en ik ook.

Stapje vooruit in de tijd naar nu-vandaag.
De Tweede Generatie is in een rustiger fase gekomen.
Kinderen de deur uit. Tijd voor nadenken. Dan: alwéér een rouwkaart met een uitnodiging voor een uitvaart.
Dan voelt een mens: straks ben ik aan de beurt, en wie ben ik eigenlijk? Waarom heb ik met een half oor naar al die familieverhalen geluisterd zonder wat op te schrijven? Aan wie kan ik nog wat vragen?
Zelfverwijt. Schuldgevoel. Maar ook: verlangen naar wel-weten. Dat is een gevoel waar liefde in zit: liefde voor de vorige generaties, liefde voor de familie, liefde voor het Indische.

Aanpassen

Misschien is het niks-opschrijven van eerder wel een compliment voor de opvoeding. Destijds was de Tweede Generatie jong en wat was toen het motto?
“We zijn nu hier, in Nederland.”
Het aanpassen en meedoen lukte vaak goed. Plus dan het vaak drukke leven met werk en gezin.
En nou ja, dat drukdrukdruk.
Pas wanneer het leven verandert, geleidelijk of met een klap, komen de vragen.
Waar moet je beginnen als volwassene, met weinig kennis en er is niemand meer van de oudste generatie?
En dan is er de derde generatie, en de vierde, druk met theaters en podcasten en wat al niet, maar wat weten zij eigenlijk van hun eigen familie?

Tweede Generatie

Ik ben wat peinzend, dat merkt u wel. Een beetje melancholiek. Het einde van het jaar nadert, dan heb ik dat nogal. En het komt ook door wat ik in mijn leven heb en dat zijn gesprekken met de Tweede Generatie.
Die kinderen van weleer.
Ook de derde en vierde generatie meldt zich nu bij me aan.
Hoe verder weg van Indië, hoe groter de belangstelling en hoe minder vermogen tot duiding.

Het komt dus nu vooral aan op de Tweede Generatie.
Bewaren, doorgeven, bewaren, doorgeven.
Alléén voor wie het Indische verhaal belangrijk vindt, inclusief oorlog en wat dat teweeg kan brengen tussen ouders en kinderen.

In mijn coachingsessies hoor ik daarover veel. Wat me steeds verrast is hoe ver herinneringen kunnen teruggaan: als u iets over uw vader weet, dan weet u ook vast iets over zijn vader en hopelijk ook over diens vader. Zo ook via uw moeder.
Dat zijn al drie generaties.
Is dat belangrijk genoeg om op te schrijven?
Dat dacht ik wel.
U bent de expert, want u weet het uit de eerste hand. Die familieverhalen kunnen zomaar uit uw geheugen komen; in een half oor past veel informatie.
En de ene herinnering haalt de andere op.

Antwoorden

Dus ga graven, bedoel ik te zeggen, in uw geheugen, schrijf op wat u wèl weet. Kijk in de toekomst en weet: op enig moment wil de jongste generatie weten waar ze thuis horen in de familie, op wie ze lijken. Dan zijn uw verhalen van belang. Daar zitten de antwoorden in.
Beter een half oor dan geen oor.

Doe mee:
Easy peasy. 5 stappen om uw familieverhaal (eindelijk) op papier te zetten
Het webinar is maandag 9 december 2024, ochtend (10.00 uur) en avond (19.30 uur).

Meer lezen:  via de link, klik hier en lees.

Meteen aanmelden kan ook:

Ja, ik ga mijn familieverhaal eindelijk opschrijven, ik ben er bij

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*

Uw aanmelding komt bij mij en dan mail ik u terug.

Iets over een kamerscherm en gouden kebaja-speldjes

“O, dat is al zo oud,” zei Tante Anneke, ietwat beverig wuivend naar het kamerscherm. “Mijn moeder heeft dat een keer laten maken bij een Chinees.”
“Het is prachtig,” zei ik vol bewondering.
Tante Anneke: “Jaja.” Zelf keek ze er al decennia naar. Dan is het nieuwe er wel af.

Ik was destijds bij Tante Anneke om te praten over het leven van haar moeder, de kruidengeneeskundige mevrouw Kloppenburg. Af en toe reisde ik naar de flat bij Arnhem, waar ik in het schemerlicht luisterde naar verhalen over Indië. Soms zag ik in dat halfduister iets opflonkeren, iets uit de oude tijd.

Kebaja-speldjes

Een ver achternichtje van mevrouw Kloppenburg liet me kebaja-speldjes zien, ook van vroeger. Ze opende haar hand en ik zag ze glanzen, de gouden sieraden, betoverend door de kostbaarheid van herinneringen, aanwezig in die kleine speldjes. Ik wist wie de kebaja had gedragen, dat was Lucy, het lievelingszusje van mevrouw Kloppenburg. Dat is het ontroerende van familiestukken: er zitten familieverhalen in.

Ik mocht de speldjes even in mijn hand nemen, ze lagen er als kleine stille getuigen van een vervlogen tijd.

Dat Tante Aneke nu in de hemel is, weet ik zeker. Maar waar het kamerscherm is, dat weet ik niet. De gouden speldjes zijn vast bij een ander achternichtje. Er is nog zo heel veel dat van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven, vaak met hele of halve verhalen erbij, die elkaar ook nog eens kunnen tegenspreken. Wat moeten we daarmee, met zulke verhalen?

Geheugen

Die familieverhalen hoorde ik van Tante Anneke. Ze was de jongste dochter uit een groot gezin, en in haar leven had ze geluisterd naar verhalen van haar grootmoeder, moeder en oudere zusters. Ze wist nog veel. Anekdotes. Details. Wat het ene familielid van het andere familielid vond. Wat ze als jong meisje wel en niet had gemogen, omdat ze een meisje was. Hoe streng haar moeder altijd was: “We mochten geen staltaal spreken.” Waarmee ze bedoelde, altijd Algemeen BeschaafdNederlands (ABN), ver weg staand van het Nederlands dat bedienden spraken.

Haar geheugen leek uitstekend en toch had ik er in mezelf vragen over:

  • is een familieverhaal na drie generaties doorgeven nog betrouwbaar?
  • kun je ook een herinnering van een ander als het ware erven, zodat het net is of je het zelf hebt meegemaakt?
  • wat  betekent het als het geheugen de ene keer dit geeft als waarheid en de andere keer dat als waarheid?

Daar ben ik nog niet uit, maar misschien kan de techniek me helpen.

Casettebandjes

De gesprekken heb ik indertijd opgenomen, ze staan op casettebandjes. Nu zijn dat ouderwetse dingen. Ik bezocht een technische winkel waar ik als oude mevrouw advies vroeg. Nu heb ik een apparaat waarmee ik die bandjes kan digitaliseren. “Het wijst zich vanzelf,” zei de jonge verkoper monter.

Daar hoop ik op. Want dan kan ik de verhalen opnieuw horen, woord voor woord, en dan weet ik weer wat de jongste dochter van mevrouw Kloppenburg vertelde.

 

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Maar hoe maak je nasi tim?

nassi tim

Zeg tegen een ziek iemand: “Jij hebt nasi tim nodig,” en de ander is al half beter. Als je tenminste het goede maakt.

Nasi Tim is een gerecht waar een lintje om mag, zo belangrijk is het. Goede voeding en troost op hetzelfde bord. En ook is het recept mysterieus, tenminste voor iemand als ik zonder Indische achtergrond.
Het is soep en toch ook niet.
Rijst en meer dan dat.
Het is eenvoudig maar toch luistert het weer nauw.

Eten is emotie, is ervaring, is herinnering. Kent u dat, iets van vroeger eten en dat u dan meteen weer weet: ja, dat was daar, en toen, en wie erbij waren? Dan weet u alles weer. Dat schrijft u toch wel op? Zo kunt u ook familiegeschiedenis schrijven.

Ik raadpleegde mevrouw J.M.J. Catenius-van der Meijden in haar Groot nieuw volledig Indisch kookboek, 1381 recepten Den Haag/Brussel: Van Goor zonen (negende druk; eerste druk vermoedelijk 1925). Dit schrijft ze:

17 Nasi tim

Voor zieken: bijv: voor een of twee personen. Een kopje rijst, 2 kopjes water, 3/4 theelepel zout, 1 ons gehakt van kip of van kalfsvleesch, of een kipekluif, danwel een stukje malsch rauw vleesch.

  • Het gehakt maakt men aan met een ei, een sneedje geweekt brood en zout.
  • Nu neemt men een zogenaamden timpot, (een petiman), doet daarin de rijst met het water en stoomt den pot, die goed wordt dichtgemaakt, in een groteren pot met water, gedurende een half uur. Ook de grootere pot moet dichtgedekt zijn.
  • Is de rijst in den timpot bijna gaar, dan neemt men er de helft uit en doet er den bal gehakt (de kippenkluif of het vleesch) in en bedekt dit weer met de uitgehaalde rijst. Als de rijst te droog is gestoomd, voegt men er een scheutje water bij, wanneer het gehakt er in wordt gedaan.
  • Men laat de rijst verder twee uren doorstoomen, terwijl men telkens in den grooteren pot warm water bijvoegt, als dit te veel verdampt is. Dit water moet beneden (onder) het deksel van den timpot blijven.

Ik weet het niet: een timpot is me onbekend. Maar ik vermoed dat er iets zachts en zaligs uit komt.
Heerlijk.
Mijn eerste eetherinnering is kippensoep van oma. Ze zette een groot wit bord met een gouden randje voor me neer, en ik kreeg een enorme lepel. Dat is best moeilijk als je zes jaar bent, zo oud was ik. De geur was zoutzoet en er kwam damp uit bord. Ik kreeg het nooit helemaal op maar dat gaf niet. Die borden met gouden randje maakten ook diepe indruk op me. Nu koop ik overal en nergens serviesbordjes… allemaal met een gouden randje.

Kookboek

Ik keek ook even in het andere kookboek van mevrouw Catenius: Makanlah nasi! (eet rijst!) De Indische rijsttafel (voor Holland) ‘s-Gravenhage: Ort & Van Straaten, 1922 (derde, vermeerderde druk van ‘Patti. De Indische rijsttafel’)
In het voorwoord ervan spreekt mevrouw haar voldoening uit over het de reacties over het laagdrempelige van de recepten. Het bleek inderdaad…

  • … zoodanig te zijn samengesteld, dat ook onervaren vrouwen en zelfs heeren — dit is mij persoonlijk bekend — het gaarne als leiddraad gebruiken bij de bereiding van een eenvoudige maar goede rijsttafel.

Hierdoor bemoedigd – want ik ben een onervaren vrouw – las ik aandachtig hoe ik rijst moest bereiden. Als volgt:

1. Gewone rijst.

  • Alle rijst, welke ook en van welken prijs, moet, alvorens gekookt te worden, worden gewasschen, opdat het stof, het meelige, met het waschwater wegvloeit. Zonder deze bewerking zou de gare rijst er als pap uitzien. De rijst moet tevens, door het wasschen, helder wit zijn.
  • Men neemt ongeveer twee à twee en een half pond rijst en wascht ze goed helder.
  • Daarna doet men de rijst in een geëmailleerden of ijzeren pot met deksel en voegt er zooveel water bij, dat dit ongeveer 2 à 3 c.M. boven de rijst uitkomt. Men voegt er 1 à 2 afgestreken lepels zout bij. Nu wordt den pot gesloten.
  • De rijst laat men niet te hard, boven een matig vuur, koken, tot ze bijna is droog gekookt en er zich gaatjes in het gekookte vertoonen. Daarna neemt men den pot van het vuur, roert de rijst goed door elkander en voegt er nog een klein kopje water door en laat dit, met het deksel er op, boven een zacht vuur koken, tot de rijst gaar is. Nu en dan moet men er nog in roeren.
  • Rijst kan, naar mate van het vuur, op deze wijze gekookt, in een à anderhalf uur gaar zijn.

 

2. Een andere manier.

  • Heeft men de gewenschte hoeveelheid rauwe rijst genomen en haar goed schoon gewasschen, dan neemt men op een kopje rijst twee kopjes water. Het water eerst laten koken met een weinig zout (op 2 kopjes water 1/2 à 1 theelepel zout).
  • Als ’t water goed kookt en borrelt doet men er de rijst in en roert men steeds, tot er geen water meer boven de rijst is (10 à 15 minuten). Dan dit boven een zacht vuurtje een à anderhalf uur laten stoomen. Den pot houdt men goed gesloten en mag dan niet tusschentijds worden geopend.
  • Na 1 1/2 uur de rijst met een houten lepel omwoelen; zoogenaamd – losmaken – en dan is de rijst gereed, om warm te worden opgediend. Wil men dus om half zes eten en warme rijst ter tafel brengen, dan moet ze om vier uur worden opgezet.

Ik begrijp de investering van tijd en liefde.
Maar ik deins ervoor terug.
Deze twee manieren vormen de basis voor Nasi Tim, zo blijkt:

11. Rijst voor zieken en zwakken.
(b. v. voor 1 of 2 personen)
Nasi-tim.

  • Men neemt 1 à 1 1/2 ons rijst en kookt deze als is aangegeven in no. 1 – verder: 3/4 theelepel zout, 1 ons kalfsgehakt of kalfsvleesch.
  • Wordt de rijst met gehakt gekookt, dan wordt dit eerst met zout, brood en een ei aangemaakt.
  • Men neemt vervolgens een klein pannetje met deksel en kookt de rijst op, als in no. 3 aangegeven. Daar de rijst zacht moet zijn, wordt er meer water bijgevoegd, tot ze, gaar zijnde, nog zacht is en het vleesch of gehakt gaar is.

Het blijft verlangen, ook naar een Nasi Tim versie die plantaardig zou kunnen zijn. Tot ik een simpel recept heb, is het voor mij zaak gezond te blijven, zodat ik geen Nasi Tim nodig heb. Nassi tim lijkt me heerlijk, zeker nu er de koude dagen weer aankomen. Maar klopt het recept van mevrouw Catenius voorlees? En kan het ook plantaardig? Wat vindt u? Reacties graag onder het artikel, dan hebben we er allemaal iets aan en dat is fijn.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Pa van der Steur jubileert (met audio: Pa spreekt tot zijn kinderen)

Pa in 1899, nog met donkere baard. Om hem heen militairen en kinderen uit zijn tehuis. Het is duidelijk een promotiefoto.

In 1938 was Pa van der Steur een beroemd man in Indië. Iedereen kende zijn tehuis, waar hij kinderen van militairen in opving. Hij had ook logerende kinderen. Het was dus een tehuis, geen weeshuis.  Al tientallen jaren leidde hij het tehuis, met medewerkers. Dat moet een hele zorg zijn geweest, om de boel draaiede te houden. Want iedereen keek naar hem, voor alles.

In het Soerabaiasch Handelsblad van dinsdag 26 april 1938 stond een interview met Pa. Wat hij zegt en hoe typeert hem: de nadruk op geld nodig, de groei van het tehuis en het blijvende groei van het aantal kinderen. Feitelijk is het crowdfunding via de krant. In mijn biografie van Pa ga ik ook in op zijn zorg voor militairen, want daarvoor ging hij eigenlijk naar Indië. Hier volgt het interview.


Een terugblik

De afgeloopen Zondag was een zeer bizondere dag: voor het Oranje Nassau Gesticht te Magelang; toen herdacht Pa van der Steur in allen eenvoud den dag dat hij voor veertig jaren als godsdienstleeraar in dienst trad van het Protestantsche Kerkbestuur te Batavia.

Des morgens werd hij bij het ontwaken door 188 jongens van 6 tot 12 jaren verwelkomd, die een lied zongen; de godsdienst-oefening in het kerkje van het gesticht droeg een zeer bizonder cachet, en in den namiddag kwam de kerkeraad van de Protestantsche Kerk te Magelang hem gelukwenschen. Ook was er in den loop van den dag een gelukwenschtelegram van het Kerkbestuur te Batavia gekomen.
Den 24sten April 1898 – bij besluit No. 8 – kwam Pa van der Steur in dienst van het van het Protestantsch Kerkbestuur in Indië.
Wij hebben een onderhoud gehad met den jubilaris, die niettegenstaande zijn hoogen ouderdom nog steeds de dagelijksche leiding heeft van het gesticht, dat thans niet minder dan circa duizend kinderen telt.

Den 10den September 1892 vertrok Pa van der Steur als geordend zendeling van de Baptistenkerk met de „Conrad” uit IJmuiden, om in de laatste dagen van de maand October van hetzelfde jaar in Indië te arriveeren.

Het eerste begin

Het beroemde portret vn Pa, dat bij menig volwassen Steurtje in de huiskamer hing.

Den 4den April 1893 begon Pa van der Steur met den arbeid ten behoeve van het misdeelde Indische kind waarmede hij zoo groote bekendheid en populariteit verwierf. Op dien dag nam hij een viertal weeskinderen ln zijn huis en snel groeide het aantal.
Het spreekt vanzelf dat zijn gesticht vrouwelijke hulp niet kon ontbeeren. Eerst vond Pa van der Steur een zijner zusters bereid bij zijn werk behulpzaam te zijn. Den 4den April 1907 trad hij in het huwelijk met Anna Maria Zwager, die spoedig als Moe van der Steur bekend was.
Van de vier kinderen, die het eerst door Pa van der Steur opgenomen werden, is er nog één in leven en van haar kreeg Pa van der Steur tot zijn groote blijdschap dezer dagen een brief, een taart en bloemen.
Het gesticht was eerst ondergebracht in een heel eenvoudig huisje in Wates (Magelang), dat thans nog bestaat en door een hoefsmid geoccupeerd wordt. Het bleek reeds spoedig noodig te zijn loodsen bij te bouwen en nevenstaande huizen te huren om het stijgende aantal kinderen te bergen.
Het waren toen jaren van harden strijd, en groote moeilijkheden, vooral van financieelen aard, moesten overwonnen worden. Het gebeurde dikwijls dat men des avonds het geld nog niet bijeen had voor de passar-inkoopen van den volgenden dag; maar dan kwamen de Jannen te hulp en met de woorden: „vooruit Jongens, voor de kinderen van onze kameraden!” (het waren hoofdzakelijk
soldatenklnderen, die Pa van der Steur ln zijn gesticht had) ging men met den helm rond en zoo kreeg Pa van der Steur dan het geld om den volgenden dag de hongerige magen van zijn pupillen te vullen.
„Maar”, zoo voegde Pa van der Steur er aan toe, “al die kinderen, die met mij den harden tijd hebben meegemaakt ln die eerste jaren en die dikwijls de honger rond ons huis zagen waren, zijn goed terecht gekomen.

De aanstelling tot predikant

U vraagt mij hoe ik tenslotte godsdienstlee raar geworden ben? Dat ging als volgt: Ik was – nu meer dan veertig jaren geleden – bij een onderwijzersfamilie hier ter stede te gast. Zij klaagden over het feit dat de Roomsche kinderen twee keeren in de week godsdienstonderricht kregen, terwijl de Protestantsche kinderen in Magelang een catechisatie hadden. Dat kwam omdat er in die jaren slechts één predikant was voor Djocja en Magelang en voor laatstgenoemde plaats bleef slechts heel weinig tijd over. Onmiddellijk kwam de gedachte in mij op dat ik in Magelang wel godsdienstonderwijs zou kunnen geven; ik stelde mij met den predikant in Djocja in verbinding en het was voor elkaar.
Het was in 1896 of ’97 dat resident P. M. L. de Bruin Prince in Magelang kwam. Hij stelde veel belang in mijn werk en bezocht met zijn echtgenoote het oude tehuis, waar hij onder andere het kerstfeest heeft bijgewoond.
Resident de Bruin Prince vroeg mij of ik voor ’t werk op de scholen, eigenlijk dus het werk van een predikant, een toelage kreeg.
Op mijn ontkennend antwoord bood hij mij aan een gratificatie van ƒ 1000 te zullen aanvragen. Natuurlijk heb ik het aangenomen, want het geld zou ik voor mijn gesticht best kunnen gebruiken.
Er is toen tusschen resident de Bruin Prince en het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia gecorrespondeerd en het resultaat was dat ik officieel benoemd werd tot predikant met een maandelijksch salaris van ƒ 150. Eerst kwam ik in tijdelijken dienst, doch vrij spoedig volgde mijn vaste aanstelling.

Ik heb die benoeming echter op één voorwaarde aangenomen: dat men mij zou laten werken, zooals ik dat wensch en dat men mij in geen enkel opzicht aan banden zou leggen, want ik wil in mijn werk de inspraken van mijn hart volgen.
Met groote waardeerlng spreekt Pa van der Steur dan van het Protestantsch Kerkbestuur, dat nem gedurende veertig jaren steeds volkomen vrij heeft gelaten, zoodat hij inderdaad de inspraken van zijn hart en zijn geweten heeft kunnen volgen.
„Mijn salaris als predikant, zoo ging Pa van der Steur voort, “is mij steeds van zeer grooten steun geweest. Ik heb in de afgeloopen jaren aan het publiek heel veel keeren om geld gevraagd, maar dat ging altijd zooveel gemakkelijker, omdat ik zelfs het geringste deel daarvan niet voor mijzelf noodig had. Ik had immers mijn salaris, dat in den loop der jaren tot ƒ. 500 klom, tot dat het bezuinigingsspook eraan knabbelde en het tot plus minus 400 daalde.
Bovendien kon ik daarvan ruim ƒ. 4000 per jaar voor het gesticht oversparen.”

De eerste subsidie

Klik hier en luister naar de stem van Pa, opname uit de jaren 1930. Hard zetten!

In het jaar 1896 vroeg ik een audiëntie aan bij den Gouverneur-Generaal Van der Wijck. Ik had al mijn boeken bij me en ik liet den Landvoogd zien dat ik voor f. 1200 aan onbetaalde rekeningen had en riep zijn hulp in. Hij beloofde mij dat nog voor het einde van het jaar – het was in December dat ik den Landvoogd bezocht – al mijn onbetaalde rekeningen vereffend zouden zijn.
Ook deelde hij mij mede dat ik een request kon indienen om een maandelijksche subsidie van ƒ. 100. Dat waren dan de eerste subsidies van het Indische gouvernement en met den groei van mijn gesticht zijn zij ook grooter geworden.

Hoe het gesticht groeide

In 1900 ging mijn gesticht over naar de plaats, waar het thans nog staat. Maar het had toen op lange na niet den omvang, welke het thans heeft. Het bestond toen uit een oudo kazerne van de pradjoerits, welke ik tegen contante betaling van het gouvernement kocht. Het was toen een onooglijk gebouw; de dakbedekking bestond uit sirap, dat vol ongedierte zat. Er waren toen reeds 250 tot 300 kinderen. Voor de meisjes had ik in de oude kazerne geen plaats en daarom moest ik eerst enkele huizen huren.
In 1903 ging ik naar Holland, maar ik was na een afwezigheid van enkele maanden reeds terug omdat ik hoorde dat het in Indië niet naar wensch ging. Tijdens mijn verblijf In Nederland werd ik in audiëntie ontvangen door den toenmaligen minister van koloniën en ook door de Koningin-Moeder, met wie ik ruim twee uren heb zitten praten. Ik wist in Holland ook het geld bijeen te krijgen voor den bouw van een nieuwe zaal.

Het gesticht is steeds verder gegroeid. Ik kreeg eerst subsidie voor 350 kinderen, doch tijdens het bewind van Gouverneur-Generaal Van Heutsz werd het aantal tot 400 opgevoerd. Ik heb steeds alle mogelijke steun en medewerking van de Indische regeering gehad en ook van het groote publiek ondervond ik financieelen steun en waardeerlng voor mijn werk. Het eenige punt, waarover wel eens verschil van meening heeft bestaan tusschen mij en het gouvernement, was het aantal kinderen dat ik opnam. Maar ik heb geantwoord dat noch die arme kinderen noch lk er iets aan kunnen doen dat zij op de wereld zijn en dat zooveel mogelijk geholpen dient re worden, waar hulp noodig is.

Nadat mejuffrouw De Haan uit Haarlem ƒ 2500 had geschonken voor den aankoop van een stuk grond en een bouw, kocht hij zelf voor ƒ2500 van de Indische regeering een oude school op. „Ik heb naderhand nog eens een gebouw van het gouvernement gekocht, aldus Pa van der Steur, maar dat heb ik nooit betaald”.
Het terrein aan den voorkant, waarop nu ook het kerkje staat, was een geschenk van den oud-Deliaan Jansen. Het geld voor het kerkje kreeg Pa van der Steur ter gelegenheid van zijn 25-Jarlg Indisch Jubileum. De avondschool werd gebouwd met een bedrag van ƒ 5000 dat voor dat doel door den oud-minister Cremer geschonken was.
En weet U, zoo eindigde Pa van der Steur zijn relaas, indien ik eerder gedacht had aan den dag dat ik veertig jaren godsdienstleeraar ben. dan had ik de menschen in Indië om veertig centen voor het gesticht gevraagd, maar dat ben ik heelemaal vergeten.

Pa van der Steur

Pa en Moe van der Steur, circa 1938

Nu is het Oranje Nassau Gesticht een zeer uitgebreid complex, dat een duizendtal leerlingen telt. Vergelijken wij het tegenwoordige gesticht met het nederige huisje, waarin Pa van der Steur in 1893 begon, dan valt de groei des te meer op. Wij gelooven niet dat wij overdrijven. Indien wij zeggen dat de stad Magelang door het gesticht een zeer bizonderen klank heeft gekregen.
Zooals reeds gezegd ontving Pa van der Steur een telegram van het Protestantsch Kerkbestuur te Batavia een telegram, dat wij hieronder zullen laten volgen:

Bij gelegenheid van Uw veertigjarig jubileum in dienst onzer kerk gedenken wij met dankbaarheid Uw zegenrijken arbeid.
Moge God U nog vele jaren kracht schenken voor deze grootsche taak.

 


Hier eindigde het interview. Geen kwaad woord over de man en zijn werk, dat typeert deze tijd. In onze tijd zijn er nazaten van de opgenomen kinderen die er meer over willen weten. Ze mailen mij en dan zeg ik wat ik hier zeg: Pa van der Steur hield van zijn pupillen een  archief bij. Dat is bewaard gebleven en het ligt in de universiteitsbibliotheek Leiden. Het is alleen toegankelijk voor nazaten. Maar er zijn twee waarschuwingen die ik nu geef. Ten eerste, niet van elke pupil is het dossier  bewaard gebleven. Ten tweede, is er wel een dossier met documenten, dan vertellen die soms een ander verhaal dan in de familie is verteld. Dat kan moeilijk zijn. Maar ook helderheid brengen.

Klaar voor bezoek? Klik en kijk hier naar het Pupillenarchief: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562

(of kopie en plak de link: https://collectionguides.universiteitleiden.nl/resources/ubl562 )

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schoonheidsgeheimen uit het Indische leven

schoonheidstips

Schoonheidsgeheimen waren er vroeger ook. Kijk naar oude foto’s en denk: hoe kan het dat deze vrouwen en meisjes allemaal beeldig dik zwart haar hebben? Ja, nee, DNA zegt niet alles. Zonder zorg wordt ook dat lelijk.  Om meer te weten, raadpleegde ik het werk van mevrouw J. Kloppenburgh-Versteegh: Indische planten en haar geneeskracht. De vroege editie, uitgegeven bij Semarang: Masman & Stroink, 1907.

Mooi haar

Mevrouw Kloppenburg-Versteegh

Die vroege editie is de eerste. Daarin lees ik haar eigen woorden en ik hoor haar eigen stem. Die stem is niet altijd lief. Mevr ouw Kloppenburg houdt niet van klagen en zeuren en ik heb de indruk dat ze zich ergert aan Hollandse vrouwen. Zoals wanneer deze klaagt over “het dunne haar” dat ze heeft. Hoe komt dat? Te scherp wassen, met groene zeep, soda of haarmiddelen die niet deugen. Ja, dan dunt de boel uit. Dat snap ik. Wel is die methode een stuk sneller dan wat mevrouw vervolgens uiteenzet. Ik citeer:

  • Wij zullen daarom eerst melding maken, hoe men hier in Indië het hoofd wast.
  • Voor één persoon is het gewicht van een half kattie merang, dat is stroo van de padie voldoende; men gaat dat den avond vóór het gebruik branden, is ze geheel verkoold, dan giet men er koud water op, ongeveer iets minder dat een liter. Vóór men tot het hoofdwasschen overgaat, neemt men een weinig klapperolie, wrijft er de poriën van het hoofd flink mede in, totdat zich al de roos loslaat, neemt een stofkammetje en kamt het vuil eruit.
  • Vervolgens neemt men bovenstaande merang, die men door een doek giet en gaat daarmede het hoofd wassen, totdat het vel wit en het haar niet meer vettig is.
  • Daarna neemt men het sap van eenige djeroeks poeroet en begiet men het haar er meê, en eindelijk gebruikt men water, waarin eenige kananga’s, melaties of rozen geweekt zijn, om het djeroekwater af te spoelen, droogt nu het haar goed af, evenwel niet wringen en kamt het met een zeer grove kam uit en laat het los drogen.

Dat is nog maar de basis. Bonustip:

  •  Bij hard, weerbarstig haar kan men na het gebruik van de djeroek een weinig klappermelk gebruiken, die men met het geurige water afspoelt.

Ook het gebruik van de beroemde lidah boejaja legt mevrouw Kloppenburg uit:

  • Verliest men het haar door hoofdpijnen, zenuwen of andere oorzaken, dan is aan te bevelen het hoofd koel te houden met een dezer middelen: Lidah boeaja, waroe bladeren, bongol pisang.
  • De lidah boejaja, afb. No. 20, is een dik blad, na het geschild te hebben, ziet men een hard geleiachtige massa, dit wordt op het hoofd gestreken, ’s morgens vroeg vóór het bad, naar verkiezing kan men die den geheelen dag op het hoofd laten; men moet dit middel wel drie maanden gebruiken, maar het resultaat is dan ook prachtig.

Zo moet het en ik geloof het meteen. Want: die foto’s.   En dat grote groene op de foto hierboven is de plant. Maar er zijn bezwaren. Wie kan in onze tijd een dag lang – drie maanden –  met plantenpudding op het hoofd lopen? Ik niet.  En hoe kom ik aan ‘stroo van de padie’?

Tegen kaalheid

Mevrouw geeft ook een recept tegen kaalheid. Ik neem het over, omdat ik vandaag een jongeman zag met diepe inhammen. Kassian, zo jong al dacht ik. Misschien leest hij het. Kan.

  • Bij het uitvallen van het haar of kaalhoofdigheid is het gebruik van kemirieolie zeer aan te bevelen.
  • De kemirienoot wordt stuk geslagen, de inhoud er uit gehaald en fijn gewreven, van 100 kemirie’s krijgt men slechts een kwart Eau de Cologne fleschje olie (het welbekende lange groene model).
  • De fijn gewasschen kemirie’s worden met een splitglas water in een ijzeren pan op het vuur gezet, laat ze koken, totdat men de olie er uit kan scheppen, doe ze vervolgens door een fijne dooek.
  • De poriën moeten er 2 à 3 keer per week mede in gewreven owrden.
  • Klapperolie is ook goed, doch eerstgenoemde werkt krachtiger.

Dergelijke recepten vragen van ons geduld en tijd, dat zijn schaarse artikelen. Het is gemakkelijker om wat te kopen. Daarom intrigeren de recepten me ook zo. Dat bewerkelijke ervan lijkt me de garantie dat je iets goeds maakt, en er zitten nergens chemische toevoegingen bij. De kracht van de natuur geoptimaliseerd.

Geen rimpels

Een vriendin van mij vroeg naar iets tegen rimpels. Daar heb ik nog geen antwoord op. Wel zie ik dat oudere Indische dames vaak een uitstekende huid hebben. Zacht, fluwelig, hier en daar iets van een plooi.
En dure crèmes kopen ze niet. Hoe dan?  Obat drinken, hoor ik steeds.  En dat een moeder het recept wist, nee zij niet meer, zo jammer.
Wat zit er in die obat ? Dat is dus de vraag. . Tot dusver kan ik deze adviezen aan u doorgeven:

  •  heeft u last van sproeten of teint-verschillen? Deppen met peterseliewater, zegt mevrouw J.M.J. Catenius-van der Meijden (inderdaad, zij van het kookboek).
  •  nooit zeep gebruiken, neem het zeepvruchtje lerak. Advies van mevrouw J. Kloppenburg, de kruidengeneeskundige. Zeep droogt de huid uit. Mevrouw Kloppenburg had tot op hoge leeftijd ook al zo’n prachtige huid. Maar over obat-drankjes zegt ze niets.

Bedak

Voor degenen die het liefst nu en vandaag een mooie huid hebben is de oplossing: bedak. Het is rijstpoeder, met of zonder parfum, met of zonder kleur. De beste merken zijn Martha Tilaar en Nyonya Meneer en u snapt wel: dat ligt niet bij de Etos. De Bedak van den Berg is uit het Bataviaasch Nieuwsblad van 9 januari 1900, dus die zal inmiddels wel uitverkocht zijn.

Uit Indonesië nam ik ooit een doosje mee. Het lag in een kleine toko en ik wist meteen wat het was. Want ooit had ik tijdens een koempoelan een ietwat oudere dame (denk: tachtig min) gezien met een zachte, egale huid. Ze zag er sereen uit. En ze had krullen, wat een vrolijk lijstje om dat mooie gezicht was. Hopelijk heb ik niet gestaard. Later hoorde ik van iemand: zij draagt bedak.

Mijn advies is: koop alleen bedak in uw eigen huidskleur. Spierwitte bedak staat lelijk, dat heb ik zelf ontdekt dankzij mijn doosje.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

 

Uitnodiging: Klub Buku: lezing – interview – vragen

Klub Buku komt eraan en ik zit er helemaal in. Met genoegen, en ook met een beetje spanning. Want het is een vol middagprogramma volgende week vrijdag in de Sophiahof te Den Haag:

  • eerst geef ik een lezing met mooie historische beelden
  • dan komt er een interview
  • daarna er is veel ruimte voor vraag en antwoord met het publiek, dat bent u hopelijk
  • en als de doos op tijd arriveert, kunt u een boek kopen, als u wilt gesigneerd

Het is: vrijdag 21 juni 2024 , 14:30-17:00
Museum Sophiahof
Den Haag
Komt u ook?
Voor informatie: klik hier (of kopie en plak de link https://www.museumsophiahof.nl/agenda/klub-buku-de-atjeh-generaal )

En dit alles heeft te maken met mijn nieuwe boek: De Atjeh-generaal. Het militaire leven van Frits van Daalen, 1863-1930. Ik heb er eerder wat over gemeld.
Van Daalen, met zijn Indische achtergrond, bekleedde topfuncties in de koloniale samenleving. Hij was onder meer gouverneur van Atjeh en commandant van het KNIL. Hij beleefde een dramatisch conflict met Van Heutsz dat zowat uitliep op een nationale crisis, ik heb ongelofelijke stukken gelezen. Politiek. In mijn boek zit ook de macht van het noodlot, het gaat ook over het koningshuis en over Indisch zijn.

Beroemdste Indo

Eigenlijk is het leven van Van Daalen een venster op zijn tijd.
Toen ik aan het onderzoek begon, dacht ik steeds: wie is hij toch, wie is deze even onbuigzame als gevoelige man?
Die sympathie van Wilhelmina en Emma, hoe zat dat?
En hoe was dat toch, om tegen wil en dank de beroemdste Indo van zijn generatie te zijn?

En nu komt het.

KNIL-voorvader

Want de afgelopen jaren heb ik in de wandelgangen heel wat nazaten ontmoet van een KNIL-voorvader. Soms ver terug, dan wist iemand vaag: “Hij is nog op Atjeh geweest”, zonder veel verder te weten. Als ik een jaartal hoor, kan ik wel globaal iets zeggen of het toen een offensieve tijd was of wat minder. Vaker weet een nazaat: daar en daar, er zijn enkele namen.
Met een naam kan ik wat onderzoek doen. Er is een stamboek, dat geeft informatie. Ik help graag.

Er zijn ook nazaten die trots zijn op hun militaire voorvader. Omdat ze vinden: onze voorvader woonde en leefde in Indië, dat was inderdaad de koloniale tijd, maar daarom was onze voorvader nog geen slechte koloniale man. En juist die nazaten, daar zijn er best veel van, is mijn indruk.
Ik wil u graag ontmoeten, want we delen een belangstelling.

Ik hoop dat u vrijdag naar de Sophiahof komt, helemaal als er een KNIL-man in uw familie zit, maakt niet uit in welke generatie. Het gaat voornamelijk over de oude tijd, Van Daalen nam afscheid als commandant in 1914, maar het is vermoed ik informatief. Ik vertel over het contrast tussen de militaire realiteit in Indië en wat ‘Den Haag’ daarvan vond, met enkele verhalen die u zullen verrassen. Dat deden ze mij ook.

Mijn vraag is ook: als u komt, als nazaat zijnde, neemt u dan iets mee van de voorvader? Een foto. Een brief. Een document. Of alleen zijn naam, en de jaartallen van tijd van leven. Dan kijk ik extra naar u uit.

Voor de duidelijkheid: iedereen is welkom in  Klub Buku. Als u nieuwsgierig bent, zin heeft in verhalen over Indië, meer wilt horen over deze generaal: kom vooral.
Nog een keer de link voor informatie: klik hier en kijk (of kopie en plak https://www.museumsophiahof.nl/agenda/klub-buku-de-atjeh-generaal )

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Top 5 mooiste fotoboeken over Indië

Houdt u ook zo van fotoboeken over Indië? Foto’s, bijschriften, verhalen over de auteur en diens gevoelsleven, voor mij zijn die fotoboeken vensters op de wereld van toen.

Ik kijk ook online maar dan mis ik de samenhang. Die bestaat al tusen vijf gezellige foto’s van Indische gezinnen in een album. Muziekavondjes. Fuiven. Literatuur. Witte strikken. Scholen. Bekende Indische Nederlanders van toen als Dicky de Hoog. Vrijmetselarij. Hotels. Militairen. Stadsbevolking en huizen met galerijen. Boekhandels en apotheken en schouwburgen en eh… Nou, veel dus. Elk fotoboek over Indië is me welkom, dus gezien de cadeautijd waarin wij leven,  noem ik mijn top vijf van Indische fotoboeken.

fotoboek1 E. Breton de Nijs: Met vreemde ogen

Tempo doeloe – een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Querido, 1988
192 pagina’s

Dit is een zeer mooi fotoboek van Rob Nieuwenhuys, gepubliceerd onder zijn andere naam. En u ziet het: toen was tempo doeloe nog geen scheldwoord. Voor mij ook nog niet, hoor. Hier is de oude Indische tijd in beeld. Die grote huizen. Hoe de mensen keken. Eigenlijk is dit een boek over de tussentijd: er zijn nog sporen van de oude Indische samenleving, maar ook is de nieuwe Europese invloed al zichtbaar.
Van dit boek is met de twee andere boeken nog een herdruk gekomen, maar daar is een nieuwe selectie gemaakt. In de eerste uitgave staat mevrouw Kloppenburg wel, in de tweede niet meer. Dus dan weten we het weer: hoe ouder, hoe beter.

 

 

 

2 Joop van den Berg: Zo was Indië, 1850-1950. Herinneringen aan een eeuw Nederlands-Indië

Servire, 1976
fotoboek159 pagina’s
Veel dagelijks leven, advertenties en verhalen uit de pers van toen. Ook mooi-droevig zoals dat van het Indische meisje Pauline Blom. Ze kreeg in 1929 een motorongeluk. En je kijkt toch van: wat een leuke stoere jonge vrouw, haar vriendinnen reden ook vast motor. Daarom hou ik van dit boek: ik ga ervan dromen en fantaseren over Pauline Blom.
Joop van den Berg recenseerde vroeger voor het dagblad Trouw boeken over Indië. Dan durfde hij nooit echt streng te zijn, omdat hij zelf zo gevoelig was. Zo’n lieve man. En hij wist ook zo veel van de oude tijd, zulke mensen zijn er steeds minder dat is beklemmend.

Daarom zijn boeken zo belangrijk. Hoe persoonlijker, hoe beter.

Dit soort boeken verschijnen niet tot nauwelijks meer.

 

 

 

3 Hein Buitenweg: Soos en samenleving in tempo doeloe

Servire, 1965
192 pagina’s
Hij is wat minder bekend dan Rob Nieuwenhuys en dat is jammer. Hein Buitenweg kijkt scherper, waar Rob Nieuwenhuys met emotie kijkt. Ze vullen elkaar aan. Nieuwenhuys heeft gevoel voor grandeur, voor glorie en glamour. Buitenweg ziet het kleine, de eenvoud, het dagelijks leven. En leuk toch, die titel: je moet iets van Indië weten om dat te snappen. De soos. En de samenleving. Ik zag een zwembadfoto en herinnerde me verhalen die ik over zwembaden hoorde. Buitenweg schrijft er ook verhalen vol details bij. Dat je weet: zo was het toen.

 

 

fotoboek

4 Tjaal Aeckerlin: Kroonduiven en paradijsvogels. Indische-Nederlanders in voormalig Nieuw-Guinea

KIT Publishers, 2010
179 pag.
Voor wie niets weet van Nieuw-Guinea is dit een eye opener: daar bloeide dus ook de Indische cultuur, op een eigen manier. Voor anderen een emotioneel oja-boek. Extra mooi boek door de veelvuldige familiefoto’s, dat brengt het dichterbij. Goede uitleg van wat-wat is. En wat zijn de foto’s kraakhelder afgedrukt. Waarschuwing: hierna wilt u alles van Tjaal Aeckerlin lezen. Ja, dat gebeurde met mij, inderdaad. Hij maakt belangrijke boeken, vol herinneringen van anderen. Een schatbewaarder.

 

fotoboek

5 C.A. Heshusius: KNIL 1830-1950. Soldaten van de kompenie KNIL 1830-1950. Een fotodocumentaire over het dagelijks leven van het Koloniale Leger in Nederlands-Indië

Uniboek/Spectrum, 1986
191 pag.
In mijn top vijf vanwege het grote informatieve karakter van de foto’s en het feit dat ze verzameld zijn. Er is nog altijd geen groot overzichtswerk van het KNIL, gek genoeg. Het boek staat op de laatste plaats in de top 5 vanwege het klein formaat van de foto’s. Elk kan best op een grote halve pagina, dan zie je meer.

 

 

Meer

Er zijn nog meer fotoboeken, en ook boeken met heel veel foto’s (wat weer iets anders is), zoals de reeks Beeld van een stad. Deze vijf, daar blader ik het liefste in.

Misschien moet ik even iets duidelijk zeggen. Dat hele idee van koloniseren was natuurlijk fout. Dat doe je niet met een ander land. Maar het gebeurde en het duurde verschrikkelijk lang. Eigenlijk duurt het nog, maar dan in families die de geboden en verboden uit die tijd in zich hebben zitten op de een of andere manier. Veel Indische families hebben dat. Het maakt het leven vaak moeilijk. Zo, dat is gezegd.

Ik heb de Top 5 onder elkaar gezet, als u de boeken wilt kopen is dat handig. Waar? Soms is een boek te bestellen bij uw plaatselijke boekhandel, het boek van Tjaal Aeckerlin hopelijk. Anders overal en nergens, bijvoorbeeld op rommelmarkten en bij www.boekwinkeltjes.nl

Klik hier en download de Top5 Fotoboeken

Ik hou me aanbevolen voor tips voor andere boeken. Welk fotoboeken vindt u nou mooi?

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Zien we elkaar op de Tong Tong Fair?

tong tong fairStraks weer Tong Tong Fair en u vergaat vast net als ik van de nieuwsgierigheid. Want elk jaar is het weer anders dan de vorige keer en toch is het vertrouwd dat je voelt: ja, hier wil ik zijn en hier blijf ik nog wel even.

Op de grote foto bovenaan: links Bol Kerrebijn en naast hem zit ondergetekende. Wat een man. Oud-KNIL, een goede verteller en een Indische jongen van 90plus. Het is alweer een jaar geleden, wat gaat dat snel. En voordat u het niet durft te vragen: Bol is nog steeds onder ons en fietst ons er allemaal uit op zijn racefiets.
Mij in ieder geval wel.

Dit jaar kijk ik weer uit naar de Tong Tong Fair en als het even kan, hoop ik u te ontmoeten. Daarom geef ik nu mijn lijstje van wanneer ik er ben en waarom.

Het Indisch Dozijn: 12 boeken uit vooroorlogs Indië
18.45 ‘Het Indisch Dozijn; 12 boeken uit vooroorlogs Indië’
De gemakkelijkste manier om het oude Indië te leren kennen is lezen. Heerlijk hangen en lezen. Maar wat? Ik geef u 12 boeken die elk een eigen licht werpen op de tijd van toen, van damesroman naar soldatenboek, en alle genres ertussen. Over liefde en liefdesverdriet, over het dagelijks leven, over de ontluikend Indische emancipatie en over gezondheid en ziekte, over rijk en arm, en nog veel meer. Wanneer u het Indisch Dozijn heeft gelezen, begrijpt ook u meer van de oude tijd en van het leven van Indische mensen in Indië.
Handig: na de lezing krijgt u een A4 met titels.
Erna signeer ik in de stand van Tong Tong Fair.

Eerste Generatie Show
Vrijdag 1 september 1330 uur: Maurits Baal (100)
Maurits Baal is een Indische jongen van 100 jaar oud. Hij woont in Bronbeek, als veteraan. Aan ons vertelt hij over zijn tijd in het tehuis in Soekaboemi, zijn tijd bij het KNIL en over Indisch zijn, wat dat voor hem betekende. Hoe was dat, Indisch zijn in Indië en hoe in Nederland? En die honderdste verjaardag, hoe gaat zoiets?

Erna: om 1500 uur spreekuur, ik vermoed in de de stand van Tong Tong Fair. Dus heeft u een vraag over uw verhaal, wilt u me iets laten zien, of denkt u even hallo zeggen kan dat: wees welkom. Ik zit er en kijk naar u uit.

Eerste Generatie Show
Maandag 4 september 1630 uur: Evert Mutter (1938)
Evert Mutter is een man met meningen die ergens over gáán: de verandering in het kijken naar het koloniale verleden, waarom mensen zich een Indische afkomst toeëigenen en het belang van het blijven vertellen over wat Indië was. Zijn geboorteland, waar zijn eerste herinneringen liggen, die hij altijd met zich meedraagt.

Eerste Generatie Show
Zaterdag 9 september 1300 uur: Patricia Tjiook-Liem (1939)
Recent publiceerde ze Chinezen uit Indonesië: De geschiedenis van een minderheid. Ze is voorzitster van het Chinese Indonesian Heritage Center en ze werkt onder andere aan een persoonlijke familiekroniek. “Ik wil onze geschiedenis dicht bij de mensen brengen,” zegt ze. Waarom is dat nodig, en hoe was en is dat: een Chinese afkomst in Indië, Indonesië en Nederland?

Lezing
Generaal G.C.E. van Daalen en het KNIL
Frits van Daalen (1863-1930) was een Indische jongen en gezien dat feit bereikte hij opmerkelijk hoge posities. Hij was gouverneur van Atjeh en later commandant van het KNIL. Vilan van de Loo werkt aan zijn biografie De Atjeh-generaal die begin 2024 verschijnt. Ze licht een tipje van de sluier op. Wie was deze Van Daalen, wat was zijn invloed op het KNIL en hoe kan het dat hij zo omstreden is geraakt?
Als altijd: een lezing met prachtige historische beelden.
Erna: signeren in de stand van de Tong Tong Fair.

Waar die stand dan is? Ja, dat ontdekken u en ik als we er zijn. Ik loop op de eerste dag altijd te zoeken en op de laatste dag weet ik de weg.

 

Praat met mij

Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Schrijftip: hoe kan ik leuker schrijven? (video)

U kijkt naar uw tekst en het gevoel komt meteen binnen: dit is niet leuk om te lezen. De feiten staan er, de jaartallen zijn in orde, maar het lijkt eerder een rapport of een opstel dan een verhaal dat leuk is om te lezen.

Leuk, moet dat? Ja, een beetje wel. Plezier hebben in schrijven is belangrijk, dat houdt u gaande. En plezier in het lezen is ook belangrijk, want of u nu schrijft voor heel Nederland of voor de familie, u wil niet dat uw werk ongelezen blijft. In de video vindt u tips om dat plezier terug te vinden.

Oefenen

Wat ik ook schrijf, of het een column is of een biografie, de opdracht aan mezelf is het plezier te vinden en vast te houden. Soms vergeet ik het. Dan zie ik het meteen. Wat ik schrijf, is dan  saaier. Er hoeft niet meteen humor in of flauwe grappen, dat bedoel ik niet. Wel dat een tekst gericht moet zijn op lezers, en die mogen er best genoegen aan beleven, net als u wanneer u schrijft.

Video

In deze video:

  • waarom u uw werk in stukjes moet hakken
  • wat krrr krrr krrr met uw tekst kan doen
  • wat u krijgt als u blijft oefenen

Zet de stap
Heeft u dat ook? En zit er wel een verhaal in uw pen? Praat met mij. Maak een afspraak via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat. (opent in een nieuw venster)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Ga naar de bovenkant