Vilan van de Loo

De rechte rug van Oom Latu (99)

rechte rug

Deze week dacht ik aan Oom Latu. Een Molukse militaire man van de eerste generatie. Ik ontmoette hem een hele tijd terug en hij is nu bevorderd tot de hemel. Toen ik  zijn verhaal opschreef voor Marinjo, dacht ik nog: later kan ik altijd nog wat meer vragen.  Zo leren we dat er niet altijd een later is. Als eerbetoon aan een bijzondere man publiceer ik het interview en de foto’s die ik destijds (2015) maakte.


Srategisch

Meteen als de huiskamerdeur openga, kijkt hij me aan. Direct. Vorsend. Oom Latu zat recht voor die deur, wat je noemt op een strategische positie. Wanneer ik hem een hand geef, kijkt hij even wat priemender. Iets is er goed gegaan, want Oom Latu zit kort erna aan de tafel, klaar voor het interview. Hij is bereid iets over zijn lange leven te vertellen. Lang, inderdaad: want als het hem gegeven is, viert hij volgend jaar januari in zijn woonplaats Breukelen zijn honderdste verjaardag. Dat klinkt oud. Maar hij is alleen oud in jaren. Zijn stem klinkt helder en vast, hij is zo idealistisch als een jongeman en hij heeft een mooi plan voor september. Dat kom ik later allemaal te weten.

De kinderen

Eerst praat ik met de kinderen, vooral met Rudy en Frans. Als ze vertellen over hun jeugd in Utrecht, zie ik ze veranderen in de jongens die ze zijn geweest. Dat enthousiasme. Maar ook het plichtsgetrouwe, van ’s avonds wel uitgaan maar dan ’s morgens op tijd in de kerk zitten, desnoods slapend met je hoofd tegen de bank voor je. Ze vertellen honderduit over de kelders, de barretjes, de vriendengroepen, alles, tot de zwijgende aanwezigheid aan die tafel de hele huiskamer overheerst. Het moment voor ons gesprek is gekomen.

Verjaardag

oom Latu

De handen van een vader, grootvader, overgrootvader en militair.

Die dag spreekt Oom Latu geen Nederlands. Daarvoor is zijn verhaal te groot. En zelfs met de vertaling door Rudy en zijn echtgenote Fien komen we tijd te kort. Ik hoor dat schrijfster Sylvia Pessireron een boek maakt met interviews met ouderen en twee dagen hier is geweest, dat wordt iets om naar uit te kijken. Vandaag gaat het vooral over de oorlog en over een groot verdriet uit de Molukse geschiedenis dat ik nog in geen enkel Hollands geschiedenisboek heb kunnen vinden. Maar eerst: de 99ste verjaardag. Hoe is die bijzondere dag gevierd?
Rudy vertelt: “Er is een kerkelijke dienst gehouden, een paar oudjes waren aanwezig, en de familie uiteraard. Voor zijn verjaardag heeft hij een financiële bijdrage gegeven aan de kerk.” Want ja – geld is altijd leuk, maar zijn levenservaring heeft Oom Latu geleerd dat er veel is, dat zwaarder telt. Voor hem is dat: de eenheid, in de wijk en onder de Molukse gemeenschap. Daar hecht hij aan, en dat brengt hij in de praktijk. Bij feesten in de wijk is hij altijd lid van het organiserende comité. Dat is de vrolijke kant. Een droevige is er ook. Vanuit de Molukse gemeenschap is er vorig jaar een herdenkingsceremonie ontwikkeld, waarin op elk Moluks graf in Breukelen een bloem is gelegd. Daar is hij ook bij geweest. Herdenken is vasthouden, in de omhelzing van het blijven herinneren, ook wanneer het pijn doet.

Militair

oom Latu

Een foto uit 1949, uiterst rechts oom Latu.

Oom Latu is op 5 januari 1916 geboren te Itawaka (Saparua) als Julius Latumaerissa. Zijn vader heette Josefus Latumaerissa, zijn moeder heette Angganita Wattimena. “Mijn moeder leek op een Hollander, ze was ook lang voor een Molukse.” Er waren acht kinderen in het gezin, vier jongens en vier meisjes, hij was de derde jongen. Een zusje woont in Wierden, zij wordt in december 97 jaar.
In Itawaka hebben de ouders een moestuin, daar leven ze van. Het is een soort boerenleven, eigenlijk. Rudy heeft in 1978 iets van die tuin gezien: “Mijn vader heeft er als kleine jongen kruidnagelbomen geplant en die zijn goed gegroeid. Alle kruidnagelen die daarvan geoogst worden, zijn inkomsten voor de familie daar.”
Voor de jonge Julius was iets anders weggelegd dan een leven in de tuin. Hij mocht en wide dominee worden; en daar begint eigenlijk het grote verlangen naar eenheid dat zijn leven beheerst. Zorgen voor een eigen kudde; dolende schapen terughalen, dat zou hij doen. Op zijn twintigste woonde hij bij zijn oom Samuel Latumaerissa, die ook dominee is. Het is dan 1936. Een tijd waarin mooie verhalen over de militaire dienst circuleren. Wat je hebt als je in dienst bent, dat het eigenlijk een goed leven is. Het sprak hem aan. Dat wilde hij eigenlijk veel liever dan een kudde schapen hoeden. Erop uit trekken, het volle leven in met kameraden.
Zo kwam het dat in 1936 Julius zich bij het KNIL aanmeldde, overtuigd dat er hier een nieuwe toekomst op hem wachtte. Maar hij werd afgekeurd. Erna probeerde hij het weer, en nóg een keer, en uiteindelijk is het met tussenkomst van zijn grootmoeder in orde gekomen. “Het handgeld was toen zestig gulden. Ik kwam bij het KNIL in 1938 als gewoon soldaat.” Niet iedereen zal hem met vreugde hebben uitgewuifd. Er was Johanna Tahapary, degene met wie hij zou trouwen. Zou… In de jaren voor de oorlog gaan de ontwikkelingen heel snel. Julius kwam via opleidingen bij de marechaussee. Na de aanval op Singapore aan het begin van de oorlog werd de marechaussee naar Medan geroepen. Met die afstand, de oorlogssituatie en de chaos van alle omstandigheden moesten de trouwplannen afgeblazen worden. In Palembang voelde Julius het diepe verdriet daarover in zijn hart. “Ik wilde het rechtzetten. Me verzoenen met het verleden. Daarom heb ik daar de dominee gevraagd om te bidden en het zo af te sluiten, zodat ik verder kon gaan.” Dat is gebeurd. Maar nog twinkelen zijn ogen en lacht zijn mond als hij haar naam noemt.

Oorlog

Nu komen de oorlogsverhalen. Het zijn geen stoere anekdotes die altijd goed aflopen. Het is evenmin een sentimental journey. Oom Latu zit met een rechte rug aan tafel en vertelt, waaraan hij sinds die tijd waarschijnlijk elke dag heeft gedacht. Het lijkt, of hij niets vergeten is.
Hij weet nog: dat Singapore gevallen was, en ze de jungle introkken voor guerrilla, met steun van de bevolking. Sergeant Smit trok eruit, op verkenning. Kwam hij binnen drie dagen niet terug, dan moesten zij verder trekken. Na de derde dag maakten ze hun wapens onklaar en begroeven ze met uniformen. Ze zouden proberen om Sumatra te bereiken.
Hij weet ook nog: het zoeken naar een boot. Eten krijgen van een dorpshoofd en moeten denken aan kameraden die dan honger hebben. En hoe dat voelde, weet hij ook nog: het verdriet dat de eenheid van de kameraden verbroken was.
En later: de vreugde, toen sergeant Smit toch bleek te leven.
En dan is er dan andere wat er gebeurde, iets dat voor mensen van na de oorlog niet goed te bevatten is. Gevangenschap. Zijn generaal Overlaken die van de Japanners een formulier moet ondertekenen dat over capitulatie gaat. Hij weigert. De Japanners dreigen, zetten hem onder druk. De generaal blijft weigeren en daarmee is zijn lot beslist.
Executie.
De generaal vraagt aan Oom Latu of hij de laatste maaltijd voor hem wil maken. “Ik heb sajoer gekocht. Ik had rijst en kip. Daarmee heb ik gekookt. Koffie wilde hij maar ik had geen melk. Toen heb ik thee gemaakt. De volgende dag werd de generaal onthoofd.” Wat kon hij doen, zonder wapens, tegen een overmacht?
Hier houden de oorlogsverhalen nog lang niet op. Er volgen lange jaren waarin de Japanners hem van het ene oord naar het andere transporteren. Van Pakum Baru naar Medan, vandaar naar Birma om aan de spoorweg te werken. Dan weer naar Batavia – oom Latu somt alle plaatsen op in de juiste volgorde, maar ik zie alleen oor mijn geestesoog die jonge man, middenin de oorlogstijd, die liever het KNIL in wilde dan dominee worden. Uiteindelijk, zegt Oom Latu, zijn ze iemand tegengekomen die vertelde dat er een bom op Hiroshima was gegooid.
Oom Latu was toen 29 jaar.

Nederland

Net als vele anderen vertrok ook Julius Latumaerissa naar Nederland. Op 14 april 1951 verliet de boot de haven van Soerabaja, met aan boord Julius en zijn vrouw Dorthea Likumahwa en hun baby Benjamin, die enkele maanden oud was. Op 15 mei zette het gezin voet aan wal in Rotterdam. Daarna kwamen de kampen, waarna ze verhuisden naar Breukelen. Maar in deze paar zinnen gaat een ander verhaal verscholen en dat gaat over Benjamin, over Bennie, zoals hij werd genoemd. Rudy vertelt: “Mijn broer is geboren in Soerabaja en hij heeft de overtocht meegemaakt. In Westerbork heeft hij nog een paar maanden geleefd. Toen is hij door de slechte omstandigheden gestorven, hij was zes maanden oud.” En Rudy vertelt meer: over de grote aantallen kindergrafjes uit die tijd, allemaal door dezelfde oorzaak, en te vinden overal waar Molukkers in die tijd hebben gewoond. Het doet pijn aan mijn hart om dit te horen, al die kinderen en daarmee ook al die gezinnen met een lege plek, waar iemand had moeten opgroeien. Dat is genoeg voor een levenslange wrok, denk ik. Maar daarvan is niets te horen in de verhalen die Oom Latu me vertelt.
Keer op keer gaan ze over saamhorigheid, over trouw zijn aan elkaar, in het klein en in het groot. Zijn stem haperde alleen toen hij sprak over de kameraden in de jungle, verder niet.

September

oom LatuEn nu? Oom Latu woont met zijn tweede echtgenote Robekka Ukolseja in de Molukse wijk te Breukelen. De wijk is slechts twee blokken groot, en er wonen aan een kant van de straat ook Hollanders. Elke zondag gaat hij naar de kerk en dan zit hij op zijn vaste plaats, vlak voor de verwarming. De kinderen komen graag op bezoek, net als zijn kleinkind en de vier achterkleinkinderen. Zij kennen de verhalen over vroeger, zegt Rudy: “Hij hoefde het eigenlijk nooit speciaal aan ons te vertellen. We hoorden zijn levensloop van kleins af aan, want bij elk doopfeest en iedere bruiloft zat hij bij zijn oud-kameraden en dan wisselden ze hun verhalen uit. Zo groeiden we ermee op.”

Oom Latu knikt bij wat Rudy zegt, zeker, zo gaat dat. De kinderen moeten het ook weten, van de Molukken. Daar hoort hij thuis. Beter gezegd: daar is zijn hart thuis. In september gaat hij weer terug. Niks rondreizen in Indonesië. De familie begroeten, de kruidnagelbomen zien, thuis zijn. Hij is en blijft een zoon van Itawaka.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

oom Latu

De voorvaders in Atjeh en Frits van Daalen

voorvaders

Er bestaat van Frits van Daalen (1863-1930) één foto waarop hij lacht. Eén! Dat is gek. In zijn tijd (het oude Atjeh) werd al volop gefotografeerd. Van Daalen was een hoge officier van het Oost-Indische leger, later commandant, ook gouverneur van Atjeh, en in het bezit van belangrijke Willems-Ordes.

En hij was Indisch, in zijn tijd zo ongeveer de Indische man die het állerverst kwam.
Dat je denkt: die moest de fotografen van zich afslaan.

Nee hoor.

Ik heb een kleine collectie bij elkaar. Altijd en eeuwig is Van Daalen beheerst, bij het harde af. Op die ene lachfoto is hij in Atjeh, hij bungelt in een hangmat. Op expeditie. Ontspannen. Een gezellige man.

Militair

Dan zie je opeens: zo was hij ook.
En u weet het misschien: Van Daalen is in de Atjeh-oorlog van veel ellendigs beschuldigd, en dan gaat het vooral over de militaire expeditie die hij in 1904 leidden. Het woord massamoord valt dan geregeld. Dus daardoor is iedereen meteen klaar met hem. Maar ik niet.

Indisch

Toen ik mijn biografie van Van Heutsz schreef, dacht ik: er is zo weinig over Van Daalen zelf bekend. Hoe was het voor hem om toen Indisch te zijn, zo zichtbaar aan de top? En wat gebeurde er nu werkelijk op zijn expedities en waarom? Hoe zag hij dat zelf? En hoe ging hij om met de lof en kritiek die hij als militair kreeg?
Zo begon ik dus met het puzzelen op het levensverhaal van Van Daalen. Er is een website: www.inatjehgevochten.nl

Voorvaders

De website gaat over Van Daalen en ook over voorvaders in het Oost-Indische leger, zoals het KNIL toen heten. Die horen toch ook bij onze geschiedenis? Ik dacht het wel.
Maar dat is tegenwoordig een moeilijk verhaal. Het is tegenwoordig lastig om hardop trots te zijn op een voorvader die in Atjeh heeft gevochten, want voor je het weet, begint iemand te schelden met “koloniaal”. Dat heb ik zelf ook meegemaakt. Het verbaasde me. En ik dacht: het gaat hier wèl om mannen die bereid waren te sterven voor de Nederlandse vlag. We kunnen van alles vinden van die oorlog en van de koloniale tijd, maar toen en daar bestond die bereidheid.

Namen

Achter de rug van Van Daalen staan al die voorvaders die ook een naam en een plaats in onze geschiedenis verdienen. Misschien is uw voorvader daar ook bij. Wilt u mij dat laten weten? Wanneer we hun namen kunnen noemen, krijgen ze een plaats in de geschiedenis, en zo horen ze er ook bij. En dat is wel zo eerlijk.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven door op het plaatje hieronder te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

levensverhaal

Waarom deze generatie moeders zo bijzonder is (video)

moeders

Niet elke moeder kan lief zijn. Dat is erg. Maar waar. Er zijn moeders, die zo getekend zijn door de oorlogstijd, dat de kinderen dit hebben gemerkt.

Ik zeg dat hardop als ik een workshop geef over herinneringen opschrijven. Dan zijn er reacties. Er zijn mensen die schrikken, en ook mensen die opgelucht kijken. Want zij hebben het zelf ervaren en ja, zoiets is vaak heel moeilijk om over te praten.

Wat te doen, als u een kind bent van een moeder die vol oorlog zat? Mijn advies is: schrijf het op, schrijf het van u af, maak uw hart leeg.

Er zijn ook moeders, die juist door de oorlog voelden: mijn kinderen zullen alleen liefde kennen. Door de Indische Schrijfschool heb ik veel verhalen gehoord over vrouwen die hun kinderen door alles heen wisten te loodsen: de overtocht, het contractpension, gepest worden want het enige donkere kind in de klas zijn. Kinderen die dan toch ‘dubbel hun best’ moesten doen. Die druk was er vaak ook.
Het kind moet eerst volwassen worden om zich af te vragen: hoe heeft mijn moeder dat toch allemaal op kunnen brengen?

Dat is een generatie moeders die nooit meer terugkomt. Moeder zijn in zulke moeilijke omstandigheden.
Het is een belangrijke reden voor mij geweest om de cursus te maken: Schrijf het levensverhaal van uw moeder.
De cursus duurt 10 weken en begint op 2 oktober.

Heeft u het gevoel, dat u uw moeder kent?
Wilt u voorkomen, dat herinneringen vervagen?
Schrijven helpt.
In de video krijgt u alvast vijf korte tips.

(tekst loopt door onder video)

We zitten nu in een zachte nazomer en toch is het zo, dat na september oktober komt, en dan november en dan is het alweer december, de maand van Kerstmis. Hoe dat er dit jaar uit gaat zien met de Corona, weten we niet. Maar wel dat we gevoeliger zijn van binnen. Het zou mooi zijn, als u dan uw moeders levensverhaal op papier heeft staan.

Wanneer u van binnen ervaart, dat het tijd is om het levensverhaal van uw moeder op te schrijven, dan is deze cursus misschien iets voor u. Op de cursuspagina staat hoe zoiets gaat: gemakkelijk en met veel hulp van mij. Klik en lees hier meer over de cursus.
Daar staan ook ervaringen van degenen, die de cursus eerder volgden.

Doet u mee?

Wilt u liever eerst overleggen, dan kan dat natuurlijk ook. U kunt snel een telefoon-afspraak maken via een handig formuliertje. Klik en kijk hoe het eruit ziet. Dan heeft u mij zo aan de telefoon.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

afscheid

Wies van Groningen over haar moeder Clara Hukom (video)

HukomClara Hukom leerde ik kennen door haar dochter Wies. Zij schreef over haar moeder. Mooie verhalen en boeken zijn het, waardoor ik langzaam vertrouwd werd met haar familie. Wies heb ik een paar keer ontmoet.

“Ik ben geboren in Blangkedjerèn, op Sumatra. Mijn Molukse moeder en mijn vader, een totok, hebben daar vijf jaren gewoond met hun kinderen. We hebben overal gewoond, in Batavia, Tjimahi, later ook in Bandoeng. Tussendoor gingen we naar Holland met een half jaar verlof. Zo ook in 1939, althans dat was de bedoeling. Maar in verband met de oorlogsdreiging besloot mijn moeder dat zij met haar kinderen in Holland zou blijven.”

Daar en hier

In 1929 werd Wies geboren als Louise Metaal, een meisje in een KNIL-kampement in het binnenland van Atjeh. Tien jaar was ze, toen zij in Delft moest gaan wonen. Dat beviel niet zo, vertelt ze: “Ik was op m’n hoede. Ik dacht dat de mensen boos op me waren, ze keken altijd zo streng. Het was natuurlijk ook oorlog. Mijn gevoel voor de schoonheid van Delft, haar grachten…. dat heeft me in Nederland gered van verdriet, van eenzaamheid.”
Het “daar en hier” waren twee gescheiden werelden. In Nederland leefde het gezin geïsoleerd: “Ik wist helemaal niet dat we Indisch waren. Daar werd bij ons niet over gepraat. Ik was zeventien toen ik mijn moeder voor het eerst Maleis hoorde spreken. Er kwamen twee Malino-studenten [plaats waar de conferentie voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Indonesië werd gehouden; Molukse studenten in Nederland] op bezoek en als geschenk hadden ze een trommeltje tjengkeh, kruidnagel, meegenomen. Wat een schok, ik kon mijn eigen moeder niet verstaan.”
Later, veel later, ging Wies op zoek naar wat Indisch zijn betekende. Ze las Maria Dermoût, ontdekte dat haar grootmoeder Louisa de naaister was van het gezin Dermoût, ging Indonesisch leren en verzamelde alles wat zij kon over Indie en dat koloniale verleden. “Als je aan mij vraagt, ben je Indisch, dan zeg ik: ja, ik heb een Hollandse vader en een Molukse moeder. Maar ik ben niet in een Indische gemeenschap opgegroeid, ik ben niet in een Molukse traditie opgevoed. In je belangrijkste jaren, van je 10e tot je 17e, leefde ik vrij geïsoleerd in Nederland, in een westerse wereld.”

Over haar moeder

Wies van Groningen-Metaal volgde op latere leeftijd in Nederland een opleiding Beeldende Vorming, was werkzaam in de Utrechtse Vrouwenbibliotheek en -documentatiecentrum, en volgde een schrijfcursus bij Astrid Roemer. In 1973 reisde ze met haar moeder door Indonesië en dacht: “dit ken ik, ik ben thuis”. Daarna werkte ze in de bibliotheek van het Moluks Historisch Museum. Sinds haar 60ste jaar schrijft ze, vooral over haar moeder Clara Hukom en daardoor indirect over de dochter van Clara die zij zelf is:

“Over het KNIL is genoeg geschreven, maar weinig over al die vrouwen met hun kinderen. Ze waren afhankelijk van het dienstbevel van hun man. Ook zij moesten de dagmarsen van Kotadjané naar Blangkedjerèn maken. Wat heeft dat voor mijn moeder betekend dat ze daar terechtkwam, in zo’n kleine militaire gemeenschap?”
“De titel van mijn laatste boek is: Is militair. Is militair. De invloed van mannen, mensen die macht naar zich toetrekken. Wat voor effect heeft een koloniaal systeem wel niet op een samenleving? De geschiedenis van Nederlands-Indië is er een van geweld. Ga maar na: Banda-kruidnagelmonopolie, Atjeh, Tweede Wereldoorlog, bersiap, KNIL, het geweld van Molukkers hier in de jaren zeventig. Op somige vragen die ik stelde, antwoorde mijn moeder met een zucht: ‘Is militair kind. Is militair.'”

Mijn voormoeders van de Molukken is het laatste boek van Wies van Groningen. Ze is 80plus en het lijkt of ze steeds dieper bij de essentie komt, naarmate ze ouder wordt. Daaruit kwam dit boek voort. En ze heeft een plan, dat even groots als kwetsbaar is. “Er zal wel veel kritiek komen,” vermoedt ze. Die zou weleens mee kunnen vallen. Eerst is er dit nieuwe boek.

“Nieuw,” aarzelt de schrijfster. “Nieuw is misschien een groot woord. Want er staan stukken in die de mensen al kennen uit mijn vorige boeken. Maar niet alles verscheen eerder en de lijn die ik erin heb aangebracht is zeker nieuw. De magische lijn van mijn voormoeders wilde ik zichtbaar maken, en ik wilde laten zien wat die lijn betekent, met een link naar adat.”

(tekst gaat verder onder de video)

Voormoeders

Wies trouwde met een Indische man en kreeg kinderen. Het leven was vol en druk, en dat had zo kunnen blijven als ze niet tot drie keer toe wakker was geschud.
De eerste keer: ze hoorde haar moeder Maleis spreken met Malino-studenten. “Die taal verstond ik niet. En hoe ze lachte, dat ze zo kon klinken, was ik vergeten.”
De tweede keer: op haar bruiloftfeest kreeg ze een grote taart van tante An Nikyuluw, die zei dat ik haar pela was. “Ik wist niet wat dat was, pela. Maar ik begreep dat het met bescherming te maken had.”
De derde keer was het haar voormoder Johanna zelf, die plaatsnam op een trapje in Wies’ tuin. “Door te verschijnen liet ze zien, dat voor haar de banden niet waren doorgesneden, dat ze me zou beschermen.” De lijn met voormoeders was getrokken en Wies had er een plaats in gekregen.

Familiegeschiedenis

Het klinkt zo mooi: een plaats innemen in je eigen familiegeschiedenis, verhalen verzamelen en vragen stellen. De werkelijkheid is weerbarstig. Niet iedereen van de ouderen vertelt even gemakkelijk over wat in het verleden ligt. Feiten als namen en jaartallen kunnen onvindbaar zijn.
Dat ondervond Wies, toen ze in 1992 naar het familiehuis in Oma reisde. “De familie heeft me vlak voordat ik wegging in het oude huis van de Hukoms gebracht. Er werd gebeden en ik kreeg de stamboom te zien, een grote rol papier waar wel namen maar weinig jaartallen op stonden. Omdat ik de taal niet sprak, is mij veel ontgaan. Het is toch iets traumatisch geweest, dat ik als kind mijn moeder hoorde praten zonder haar te verstaan. Of er een andere wereld zichtbaar werd, waarin ik misschien geen plaats zou hebben.”

KNIL-vrouwen

Dan is er nog dat ene grote plan: “In een flits dacht ik: er moet een monument komen voor de vergeten KNIL-vrouwen, dat kan haast niet anders. Honderden jaren lang zijn er vrouwen met hun man meegegaan, en waar zijn ze begraven? Niet alleen in de koloniale periode, maar ook tijdens de Bersiap zijn er veel vrouwen die geen graf hebben. Waar moet je dan een bloem leggen, als je niet weet waar je voormoeder is begraven? Dat monument moet voor de onbekende KNIL-vrouw zijn. Een plaats, om haar te kunnen ontmoeten en te eren.” Ze kijkt naar de kleine prauw in haar vensterbank en zegt zachtjes: “Er zijn zo veel voormoeders geweest die ergens, geen mens weet waar, begraven liggen.”

(Delen van dit artikel verschenen eerder in Marinjo en op de website Damescompartiment.nl. Foto en filmopname door Vilan van de Loo)


Wilt u ook over uw moeder schrijven? Dat kan. Op 2 oktober begint de korte cursus Schrijf het levensverhaal van uw moeder. U kunt meedoen als u al tien keer bent begonnen of als u  nog nul schrijfervaring heeft. Er is een aparte pagina over de cursus, ook met ervaringen van andere cursisten. Klik en lees hier  meer.  U kunt het ook, en ik help u graag.

Rudy Hartung: afscheid van Java

afscheid

Rudy Hartung behoeft geen introductie meer. Hij woont in Indonesië en kijkt terug op de late oude tijd. Hieronder zijn verhaal ‘Afscheid van Java’. Weer met mooie foto’s van toen.

 

Naar Nederland

Sinds 1930 is pap bij de BPM (Bataafsche Petroleum Maatschappij) werkzaam geweest. Op het kantoor in Semarang. Hij was toen 24 jaar. Was nog niet getrouwd. In de jaren 1950 was BPM/SHELL al overgenomen, door PERTAMINA de Indonesische Aardolie Maatschappij. Pap heeft te kennen gegeven dat hij graag op 1 augustus 1955 naar Nederland wou vertrekken. Pap was toen 49 jaar. Mam was 39 jaar. Op 1 augustus 1955 namen mam en pap afscheid van Semarang. Van de BPM/SHELL. Van vrienden, kennissen. Afscheid van onze bediendes. En van onze buren.

Afscheid van Java. Onze geboortegrond. Wij vertrokken naar Nederland.

De leemte

Gedurende zijn werkperiode bij BPM, is er een “leemte” ontstaan, die ruim 5 jaar heeft geduurd.
Pap was krijgsgevangene. Hij werd in maart 1942 naar Japan afgevoerd. Na de bevrijding en na zijn terugkeer uit Japan, kon hij niet direct naar Semarang terugkomen. Pap en mam en kinderen (3) zijn tijdelijk in Balikpapan gebleven. Kort na onze terugkeer in Semarang is pap naar Padang overgeplaatst. Om daar, op het BPM kantoor, Indonesisch personeel in te werken. Het was gedurende de jaren van overdracht van BPM/SHELL naar PERTAMINA. In 1951 gingen wij weer terug naar Semarang.
Gedurende al deze jaren van overdracht, heeft pap een fijne samenwerking gehad.
Met de Indonesische collega’s van PERTAMINA. Het was zowel in Padang als ook in Semarang. Sinds de terugkeer van pap uit Japan, zijn wij met ’twee broertjes en een zusje’ rijker geworden.

Sport verbroedert

Pap is altijd een sportman geweest. In zijn jongere jaren heeft hij altijd gevoetbald. Hij speelde “op de rechter vleugel” van het elftal Go Ahead. In Semarang. In die tijd, dus voor de oorlog, waren ook een paar Javanen in het eerste elftal van Go Ahead opgesteld.
Ik lees de namen: Soejitno, Siswonto en Slametngalim.

afscheid

Het eerste elftal Go Ahead ( Vooroorlogs jaar )
Ook de BPM had een elftal. Pap speelde ook in BPM elftal, en voetbalt later met nieuwe Indonesische collega’s op kantoor. Pap heeft met hen getennist en gevoetbald, hij neemt tennislessen bij een Indonesische collega die in Semarang voor PERTAMINA werkte en die vreselijk goed tennis speelde.

Het BPM elftal 1955
Veel Indonesische collega’s waren dol op voetballen. Een welkome aanwinst voor het vroegere BPM elftal. In 1955 wordt voor “pak Eddy” een “afscheids wedstrijd” georganiseerd door Indonesische collega’s. Pap noemde het nog wel het BPM elftal.
Maar goed… sport verbroedert… nietwaar?

afscheid

 

Het verlaten van je geboorteland doet pijn

Het kan zelfs heel veel innerlijke pijn doen. Iemand noemde het “chronische pijn” en dat is goed verwoord. Geestelijke pijn die je nog kunt voelen en daar is lang niet altijd obat voor.
Pap en mam gingen zich voorbereiden voor hun vertrek naar Nederland. Beiden geboren en getogen op Java. Oma Clara, pap’s moeder, is vlak voor het einde van de Japanse bezettingsjaren overleden.  Zij was al weduwe. Zijn zusters, tante Martha en tante Troel waren al naar Nederland vertrokken. Van mam’s kant waren haar (5) zusters al naar Nederland vertrokken. Mam’s moeder, oma Anna (weduwe) was ook al naar Nederland vertrokken.
Alleen de 2 oudere broers van mam, zijn in Indonesië achter gebleven. Zij hadden de Indonesische nationaliteit aangenomen.

Voor pap was er geen toekomstperspectief meer in Indonesië. Het was een logische keuze om naar Nederland te vertrekken
Pap was altijd meer op “Westerse cultuur” georiënteerd.
Thuis bij ons, werd Nederlands gesproken. Op zijn Indisch. Vooral bij mam. Inmiddels was BPM door PERTAMINA overgenomen
De reorganisatie op het kantoor Semarang kwam op gang. Er waren nog enkele andere Indische Nederlanders op het kantoor.
Hun werkzaamheden werden aan nieuwe Indonesische collega’s overdragen. Zij werden “de Boele of londo” genoemd. De Javaan heeft een groot gevoel voor humor; het is beslist niet als scheldwoord bedoeld of dat het kwetsend zou zijn bedoeld. De Javaan is daar veel te beschaafd voor.

En dan is het zover.  Het is 1 augustus 1955. Wij moesten afscheid nemen. Van de buren, van vrienden. En van onze bediendes. Wij hielden ons goed. Het laatste afscheid was met de familie Younge. Onze naaste buren. Met de kinderen Mary, Tjali en Jany  en Freddy de jongste die nog klein was.
Ook afscheid van enkele schoolvrienden: Humprey Haye, Miel van der Linde en nog een paar. Zij zouden allemaal ook naar Nederland vertrekken.

Er was verdriet  toen wij afscheid moesten nemen van onze naaste buren, van kennissen en vrienden en van onze vier baboes. Maar wij hielden ons goed.

afscheid

Onze lieve kokki en de lieve baboes. Zij hadden zich traditioneel aangekleed.

Familie Younge

De familie Younge had in Semarang een busbedrijf. Mevrouw Younge was een Javaanse vrouw. Zij was een prinses, van één van de kraton’s van Midden Java. Er stond een piano bij hun in huis en mevrouw Younge speelde piano, klassieke muziek.

Proefkonijn voor oevéé
In die tijd had ik veel last van puistjes op mijn gezicht.  “Oh Ruud dat is akné,” zegt buurvrouw Younge. Dus jeugdpuistjes.
“Kom maar langs, dan behandel ik jou wel met “oevéé”, zegt zij.
“En gratis hoor!”
“Wat is dat mevrouw Younge, oevéé?” vraag ik

“Oh even kijken Ruud.”
Mevrouw Younge studeerde toen voor schoonheidsspecialiste en buurvrouw Younge. zij bladert in de gebruiksaanwijzingen van de oevéé.
“Oh Ruud, hier staat het. Ultra Violet stralen!”

Dus ik was haar proefkonijn voor oevéé bestraling. En toen heeft zij mij regelmatig met oevéé bestraling behandeld totdat ik van al mijn puistjes was verlost.  Zo’n leuke herinnering aan buurvrouw Younge.
Later heb ik mevrouw Younge nog eens bezocht toen zij in Amersfoort woonde. Meneer Younge was inmiddels al overleden

afscheid

Onze naaste buren de familie Younge.

 

Op het vliegveld. Wachten op het vliegtuig. Ons vliegtuig is geland. Allemaal worden we wat verdrietig.
Wij omhelzen elkaar.
“Tot ziens ja!”
En even later moeten wij instappen.

afscheid

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

afscheid

Dit is het eenvoudigste begin van uw levensverhaal (video)

levensverhaal

“Mijn familie is generaties lang in Indië geweest, wij zijn verindischt maar we zijn niet Indisch,” zei de mevrouw tegen me. Ik had het gevraagd, of ze een Indische achtergrond had. Wie dat heeft, is er vrijwel altijd heel precies over.

Klassieke antwoorden zijn:
“Ik ben één zestiende Indisch.”
“Ik ben INDO, weet u wat dat betekent? In Nederland Door Omstandigheden.” (Dit zeggen vooral 70plus mannen die daarbij hun stem verheffen.)
“Ik ben half-Javaans.”
“Mijn moeder was een Indisch meisje, maar ik ben gewoon Nederlands.” (Hier is het eeuwige misverstand over het verschil tussen Hollands en Indisch.)

Elk antwoord verwelkom ik, omdat het gesprek ermee verder gaat. Ik vind dat iedereen het recht heeft om zichzelf te benoemen. Ooit verklaarde een zeer Indische dame hardop dat ze “pur sang Hollands” was. Dat gevoel, die woorden, het maakt ook deel uit van het eigen levensverhaal. Want ja, hoe je jezelf benoemt, dat heeft een reden, en die reden is belangrijk.
Dan vraag ik altijd: “U schrijft uw levensverhaal toch wel op?”
De tegenvraag komt: “Maar hoe begin ik?”

Advies

In mijn vorige artikel heb ik drie manieren uitgelegd om te beginnen met een familieverhaal te schrijven. Voor het schrijven van een persoonlijk levensverhaal heb ik ook een advies.

Het kan creatief, met terugblikken, in de hij/zij-vorm, met een gedicht of weetikwat-allemaal, maar mijn dringende advies is: hou het eenvoudig.
Want:

  • eenvoud biedt overzicht
  • eenvoud maakt dat u gemakkelijker ziet hoe u verder moet
  • het moeilijker maken kan altijd nog

Dus wat is de eenvoudigste manier om met uw levensverhaal te beginnen?

(tekst loopt door onder video)

Een levensverhaal beginnen is iets spannends. Want het is wel de bedoeling dat u dan verder gaat. In de video zeg ik het ook: vaak denken mensen dat schrijven net gaat als met die dominosteentjes: geef er een tikje tegen en de hele rij gaat vanzelf om. Ziezo klaar.

Begin

Het begin betekent: de eerste zin van hoofdstuk 1. En een levensverhaal bestaat uit gemiddeld tien hoofdstukken en elk ervan heeft een aantal pagina’s. Er hoort een inleiding bij. Soms een nawoord. Een inhoudsopgave. Maar eerlijk is eerlijk: met de eerste zin heeft u een goed begin, en dat geeft de burger (m/v) moed.

In de video gaf ik het antwoord en een beetje meer, dus hier zal ik het kort houden. U begint uw levensverhaal met de eenvoud der eenvouden: “Ik ben geboren op….”. Daarna kunt u uw ouders en andere familieleden beschrijven, maar het begin is, inderdaad, bij het begin.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

hoe begin ik

Zo schrijft u uw familieverhaal (video)

familieverhaal

“Dus je had Tante Dé, maar ja, ze was eigenlijk mijn tante niet, snap je,” zei de vrouw bij me aan tafel. Hm-hm deed ik, want ik wilde dat ze verder vertelde. Even later: “Je weet toch wat een anak mas is?” Ik weer: hm-hm. Ruim een half uur later besloot ze met: “En zo kwam ik er dus achter dat ik nog familie in Indonesië heb.”
Ik vroeg: “Dat schrijft u toch wel op?” Want ik wilde het dolgraag lezen: haar familie was Indisch, Hollands, Peranakan en Javaans.
Ze zuchtte en keek me aan.
“Hoe begin ik zoiets?”

Families

Bij het begin, dacht ik, maar dat antwoord is te simpel. Indische families, families uit Indië kunnen heerlijk ingewikkeld zijn. Onbegrijpelijk voor een gemiddelde Hollander. En vaak ook te moeilijk om te snappen voor de kinderen en kleinkinderen. Dat het allemaal samen ging en toch ook niet, dat iedereen wist wie-wie was, en je had een eigen plaats en er waren toch duizend gevoeligheden. Omdat je toch nooit kon weten. Ja, en dan de oorlog nog.

Hoe zet u dat op papier?
Er zijn drie manieren.
Op de video leg ik het uit op een schoolbord.

(tekst gaat verder onder video)

Eerste manier: per generatie

Dan schrijft u eerst de namen op van de oudste generatie die u zich kunt herinneren of waarover u informatie hebt. Dan zet u de andere feiten erbij: geboorteplaats, huwelijken, kinderen. Misschien weet u nog iets van verhalen, van anekdotes.
Daarna gaat u verder met de op-een-na-oudste generatie. Dan de op-twee-na-oudste generatie.
Het voordeel van deze methode is dat het altijd lukt. Het biedt overzicht. En het geeft niet als u van de een meer weet dan van de ander. Deze methode is ideaal als u om de een of andere reden haast heeft.
Een nadeel is er ook: het ziet er een beetje schools uit, een beetje opstel-achtig.

De tweede manier: via chronologie

U maakt een lange lijst van jaartallen, misschien wel vijftig of honderd, of nog meer, en u vertelt per jaar wat er daarin gebeurde in de familie. Wie wordt er geboren, wie gaat er hemelen, wie verhuist er en waarheen, zijn er ruzies of juist verzoeningen, schrijf alles op wat u weet per jaar.
U krijgt dan een helder chronologisch overzicht van alle familiegebeurtenissen. Het is meteen duidelijk dat er in sommige jaren veel gebeurt (ik denk even aan 1942) en in sommige jaren minder tot niets.
Voordeel van deze methode: lukt ook altijd en het ligt tenminste vast. En u kunt samen met familie eraan werken, dan mailt u: “Waarom verhuisden we ook al weer naar Bandoeng in 1938?” Dat kan gezellig zijn.
Het nadeel: u heeft wel het overzicht, maar het kan een beetje saai zijn, want het is een verzameling van feiten en geen verhaal.

De derde manier: via uw levensverhaal

Dus u schrijft in de ik-vorm, van het kleine kind dat u was tot en met de volwassene die u nu bent, en in de ik-vorm kijkt u naar de familie.
Wie leerde u het eerste kennen? Vast uw ouders. Dan gaat hoofdstuk 1 over uw ouders. En dan kunt u gemakkelijk ook hun ouders beschrijven, dus uw grootouders. U beschrijft hier ook in wat u later ontdekte. Als baby weet u immers nog niet dat uw ouders een naam hebben.
En in hoofdstuk 2 bent u al wat ouder en dan beschrijft u de tantes en ooms, eventueel de broers en zusters. Zo gaat u verder tot en met het laatste hoofstuk.

Voordeel van deze manier: u schrijft een meeslepend levensverhaal dat recht doet aan de familie, en zo blijft dat tenminste bewaard. Er zijn verhalen, u wordt zich bewust van de onderlinge banden, positief en waar de spanning zit, en dan schrijft u op.
Tweede voordeel van deze manier: u kunt het samen met mij doen. Ik geef 1-op-1 schrijfcoaching. Als u daar meer over wilt weten, klik dan hier. U komt dan op de webpagina waarop ik vertel hoe zoiets gaat.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

herinneringen

Wanneer u wel of niet over de oorlog schrijft

oorlog

“En toen kwam ik dus in het ziekenhuis,” zei de oudere heer. Hij zweeg. Ik ook. Zijn verhaal herhaalde hij keer op keer,  dus ik wist wat hij ging zeggen. “Toen kwam alles terug.” Weer zwijgen.

Hoe was dat gesprek? Hard en eenvoudig, terwijl zijn hond steeds bij me op schoot wilde om daar zijn kop tegen de mijne te duwen. Ik ben dierenvriendin, maar dit was niet het moment voor kop-knuffels.

De man vertelde me hoe hij nooit over de moeilijke tijd had gesproken. Hij wilde de kinderen niet belasten en bovendien, alles wegdrukken van binnen ging hem goed af. Gewoon doorgaan, poekoel toeroes, en verder al.
Maar toen brak hij een been en kwam de ziekenhuisopname en toen die nachten met herinneringen die niet meer weg wilden.

Ik zat er en luisterde. Daarna ging ik weg, mijn rok vol hondenharen.

Zwijgen mag

Vertellen over wat er was, hoeft niet altijd. Niemand is verplicht om te praten, om te vertellen, om door te geven. Zwijgen mag. Herinneringen onderdrukken kan een overlevingsmechanisme zijn.
Maar op tijd leren praten kan belangrijk zijn. Er zijn mensen die daarbij kunnen helpen, Pelita weet wie en wat.

Soms kan het, vertellen en doorgeven. Toch hoor ik dan vaak: “Ik weet niet of mijn verhaal interssant genoeg is, al die ellende…”. Dan haal ik diep adem voordat ik het antwoord geef dat alles anders maakt.

Structuur

Kijk, u bent er nog. En u heeft min of meer een manier gevonden om de ellende uit het verleden te verwerken of te verdragen. Dat alleen al is iets waar andere mensen veel aan kunnen hebben, dus ik zou zeggen: schrijf uw levensverhaal op zodat u er anderen mee helpt. En daarvoor ga ik u een beetje structuur geven in de vorm van vijf stappen. Lees eerst de stappen door, voordat u aan de slag gaat.

Stap 1: Kies de herinnering
Benoem en beperk waar u over wilt gaan schrijven. Dus niet meteen de hele oorlog, Bersiap en de kille ontvangst in Nederland. Neem een jaar, een maand, neem een herinnering waarvan u denkt: dat kan ik aan om te vertellen. Hoe het begon, wat er daarna gebeurde en wat de uitkomst ervan was.
Geef u rekenschap van hetgeen de meeste pijn deed of doet: dat is waar uw gedachten steeds naar terug gaan, en dat u dan in uw lichaam een reactie ervaart. Probeer dat ook op te schrijven. Alleen feiten zijn ook al genoeg.

Stap 2: Het keerpunt
Na het ergste, begon de tijd na het ergste. Er was dus een keerpunt. Wat was dat, en hoe kon dat ontstaan? Kreeg u hulp van anderen, was er steun van Boven, heeft u een veerkrachtig karakter? Ergens begon iets, dat het keerpunt mogelijk maakte.

Stap 3: De weg omhoog
Na het keerpunt volgde de weg omhoog, uit het diepe en het moeilijke. Hoe verliep dat, wat gaf u kracht en moed? Hoe reageerde uw omgeving?

Stap 4: Tegenslag
Een weg omhoog is nooit een rechte lijn. Er is vaak tegenslag en er zijn teleurstellingen. Die kunnen moedeloos maken. Maar niet voor altijd. Hoe ging u om met die moeilijkheden, juist als u weer de weg omhoog was ingeslagen?

Stap 5: Ermee leven
Dat is de laatste stap: ermee leven. Met de herinnering, met wat eens moeilijk en onverdraaglijk was. Op de een of andere manier is uw leven in rustiger vaarwater geraakt. U kunt terugkijken.

Anderen helpen

Met deze vijf stappen kunt u een levensverhaal, of een deel ervan, opschrijven, juist als het vol ellende zit. Want het gaat dan niet meer om de moeilijkheden, maar om hoe een mens, u dus, daarmee omgaat.
Daarmee belast u anderen niet. Daarmee helpt u anderen.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Kipas en tips om kalm en koel te blijven

kipas

“Warm, hè?” zei ik tegen Yvonne Keuls. We zaten naast elkaar te signeren op de Tong Tong Fair en de temperatuur steeg met de minuut. Yvonne keek eens naar mij. Zij is geen klager, maar een aanpakker.

Vijf minuten later stond ik in bij een kraampje, kocht rieten waaiers en bracht er eentje aan Yvonne. “Kipas, heerlijk”zei ze. We waaierden ons de middag door en zagen steeds meer mensen langs onze tafeltjes wandelen die ook op dat idee waren gekomen.
De prijzen van de rieten waaiers stegen, de verkoper was slim.
Op de dag erna kwam de verlossende regen.

Wijsheid uit Indië

En nu, met de tropische hitte in Holland, hebben we de wijsheid uit het oude Indië hard nodig. De hele tijd kipassen kan niet, ik heb werk te doen en u vast ook.

Wat zegt mevrouw Kloppenburg? Heel veel in haar handboek Het leven van de Europeesche vrouw in Indië (1913), dat ze speciaal schreef voor Hollandse vrouwen die in Indië kwamen. Ik neem wat tips uir die nog tot op de dag van vandaag nuttig zijn.

Matig met sambal
Wees met eten en drinken matig; gebruik weinig thee of koffie. Gebruik zoo min mogelijk alcohol of bier. Eet geen overdreven heete spijzen, maak geen misbruik van sambal enz. Eet geen pedis of sambal, als ge veel last van hoofdpijn hebt.
Gewen u langzaam te eten en het voedsel goed te kauwen; spoel na iederen maaltijd uw mond.

Zuinig met paracetamol en andere medicatie
Maak geen misbruik van asperine of hoofdpijnpoeders, ga liever bij u zelf na, wat de oorzaak der hoofdpijn zijn kan, b. v. constipatie, kouvatten, overspanning, onvoldoende werking van lever en nieren, zwakte, onvoldoend krachtig voedsel, verkeerde ligging, verzakking of ontsteking der baarmoeder of ontsteking der eierstokken, ontsteking aan nieren of verlies van eiwit.

Rein
Lijd een kalm leven; bedwing zooveel mogelijk uw hartstochten en leef in alle opzichten rein.
Maak u niet zonder noodzaak druk.

Naar de wc
Wees voorzichtig bij het gebruik maken van een vreemd privaat; kunt ge er niet op hurken, zoo neem papier mee om er den bril mede te beleggen. De leelijkste ziekten kan men er door krijgen, wanneer men gebruik maakt van een besmet privaat.

Parfum
Maak geen gebruik van parfums in welken vorm ook.

Langere termijn

Ruim een eeuw oud zijn deze adviezen en er zit veel waars is. Het gaat er dus om bij hitte het lichaam zo veel mogelijk te ontzien en op de wat langere termijn te denken. Dus niet bij trek in het een of ander je impulsen volgen. Wat vandaag aantrekt, speelt morgen op.
Het lijken me goede adviezen, ook tijdens de huidige hittegolf in Holland. Ik sta in ieder geval een uur eerder op, probeer me niet op te winden over de hitte en naar vreemde wc’s ging ik al liever niet. Wat ik vandaag ga doen? Lezen. Kipassen. Hopen dat er volgend jaar weer een Tong Tong Fair komt.

Heeft u nog goede tips van vroeger om deze hittetijd door te komen? Iets dat uw moeder of grootmoeder altijd zei dat moest?

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

kipas

Tante Koetis en de oorlog die in Indië doorging

tante KoetisTante Koetis was de jongere zuster van Djemini, de moeder van de schrijfster Lin Scholte. Jonger, en ondernemender, en vol liefde voor de familie. Maar toen kwam de oorlog, die in Indië langer duurde dan in Nederland.

Ik leerde Tante Koetis kennen in de boeken van Lin Scholte. Toen zij nog een klein meisje was, kwam Tante Koetis bij ouders wonen in Tjimahi. Oom Ojok ook. Het was een samengestelde familie van Indonesisch, Hollands (Lins vader) en Indisch, en dat ging goed. Zorg voor de aanwezige voorouders bestond naast de christelijke God.
Koetis had zelf geen kinderen en misschien was het daarom, dat ze zich aan de neefjes en nichtjes hechtte. Toen Lin’s ouders naar Makassar verhuisden, besloot Koetis mee te gaan.
Ze verkende de omgeving op eigen initiatief.
Ze leerde fietsen.
Ze trouwde.
Ze kookte, hield van mooie sarongs en ze ging graag naar de bioscoop.
Streng en lief.
Een tante om op te vertrouwen.
In Bibi Koetis voor altijd (1974) schrijft Lin Scholte het levensverhaal van haar tante. Dat doet ze met liefde, maar ook met pijn in het hart.
Dat heeft met de oorlog te maken.

Reisgeld

Lin Scholte, dan getrouwd en moeder, gaat naar Nederland. Haar ouders ook. Het is de bedoeling, dat ook Tante Koetis komt. Na jaren krijgt ze de brief waarin staat dat alles geregeld is. Lin Scholte schrijft:

“Het reisgeld voor Koetis’ overtocht was er. Koetis las en herlas de brief tot tranen bewogen. Ze volgde nauwgezet de instructies, liet pasfoto’s maken en vroeg een paspoort aan. Ze meldde zich op het Commissariaat van de Kroon in Jakarta. Ze kocht een grote kist voor de ruimbagage en een hutkoffer en liet er haar naam op schilderen, het land en de plaats van bestemming. Ze kocht voorraden rijsttafelartikelen, kruiden en andere zaken. ”

Inreisvisum

Het enige dat nog ontbrak aan de formulieren, was het inreisvisum voor Nederland. En juist dát werd geweigerd. De Nederlandse overheid vond het een te groot risico dat zij wellicht ten laste zou komen van de staat. Voor Tante Koetis was evenwel al een baan geregeld. Een garantie wilde niet iedereen in de familie ondertekenen, en daar zat de pijn die Lin Scholte tot in lengte van jaren gevoeld moet hebben.

Tante Koetis pakte haar koffers weer uit. Lin Scholte heeft haar nooit meer gezien. Ook dat is oorlog: die hele lange nasleep.

Herinneren

In een brief scheef Lin Scholte:

“Zal ik je eens wat zeggen? Koetis is voor mij niet dood, helemaal niet. Ze blijft zo levend in onze herinnering; we spreken vaak over haar. Alles wat ik schreef over haar leven, is het onderwerp van onze gesprekken geweest. Doordat ik over haar schreef herleefde ze weer voor me. Hoe ik naar haar verlang… ik behoef mijn eigen verhaal maar te lezen. […] Ze was een vriendin voor ons.’ Dat is waar. Ze begreep onze kleine en grote verdrietelijkheden. Ze was pleitster en hoedster van haar zusters kinderen en kindskinderen. Daarom leeft ze voort in onze herinnering. Ze zal dat blijven doen zolang we ons haar herinneren en over haar praten. Daarin vind ik persoonlijk mijn troost, weet je.”

Hoe mooi is dat: “…zolang we ons haar herinneren en over haar praten.”


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

lin scholte

Ga naar de bovenkant