Vilan van de Loo

Op zoek naar de familie (3-3)

Groepsportret vliegeniers Andir (Tropenmuseum/Wikimedea)

Volgens mijn broer had hij van onze vader gehoord dat opa als een ware despoot – in hoeverre was hij streng, maar rechtvaardig? – kon heersen over het werkvolk. Opa had een driftig karakter. En soms kon men hem horen razen en tieren, als er iets mis ging in de productie.
Maar ik stel mij voor, dat het nooit is voorgekomen dat de plantagehouder met gemengd bloed, ook maar met een zweem van een gebaar van vriendschap zou willen neerhurken rond de kring van koelies bij het dobbelspel, een traditie van het werkvolk.
Niet alleen zijn waardigheid van machtige toewan (toean besar) hield dit tegen, de afstand van planter en werkvolk was groot en onoverkoombaar. De planter was op de plantage de heerser over de van oudsher min of meer onvrije arbeid. Die werknemers waren koelies, die deze vorm van werk als enige mogelijkheid zagen om inkomsten te verwerven.

In sommige bronnen wordt vermeld dat de koelies op basis van vrijwilligheid werden geworven, maar daar past wel van reserve bij. Ze werden veelal in de val gelokt door ronselaars en die val klapte dicht met vooruitbetaling van een deel van het loon, zodra het driejarige contract werd getekend. Omdat de plantages afgelegen waren, werd er door de planters onderling – naar voorbeeld van de koelies – veelvuldig gedobbeld om geldbedragen. Dit om de eentonigheid van het plantageleven te doorbreken. Carlo had als oudste zoon een goede band met zijn vader, hoewel hij niet deelde in de gokverslaving van zijn vader.

Andir

Mijn ouders hadden elkaar nog voor de oorlog uitbrak, ontmoet in Bandoeng. Mijn vader werkte al bij de technische dienst op het militaire vliegveld Andir, waar hij onder andere verantwoordelijk was voor het onderhoud van de (gevechts)vliegtuigen.
Mijn moeder, Geraldine Melanie (Milly) Boom, geboren op 24 oktober 1922 in Bandoeng, zat nog op school. Omdat haar opa, Frederik Anderson, commies was op een residentiekantoor op Java, moest zij volgens traditie goed onderwijs volgen. Zij zat nadat zij de Mulo afgerond had, op de AMS (algemene middelbare school) en zou daarna doorstromen naar de laatste klas van de Gouvernements-HBS B. Kinderen van bestuursambtenaren kregen voorrang bij toegang tot een middelbare school.

Oorlog

Toen de oorlog uitbrak, was mijn vader 28 jaar oud en mijn moeder 20 jaar oud. Door de oorlog werden zij van elkaar gescheiden, maar zij geloofden erin om elkaar na de oorlog terug te zien. Mijn vader werd op 19 augustus 1943 gevangen genomen en kwam in Japans krijgsgevangenschap. Eerst in het 15e bataljon Bandoeng. Dan werd hij vanuit het Tiende Infanteriebataljon Batavia (waarschijnlijk in mei 1944) via een Japans helleschip, mogelijk de Chuka Maru, vervoerd naar de dodenspoorweg Pakan Baroe op Sumatra. Het was een van de eerste transporten van krijgsgevangenen voor de aanleg van de Sumatraspoorweg.

Helleschip

De omstandigheden op het helleschip waren slecht: overvol, geen eten, drinken bestond uit brak water, veel kolenstof. Ook het leven in het kamp was erbarmelijk. De gevangenen werden over het algemeen slecht behandeld. Er was vaak weinig eten beschikbaar en men moest hard werken. Overtreders van de regels konden vaak rekenen op strenge straffen of martelingen.
Omdat mijn vader door het harde plantageleven weerbaar was geworden, overleefde hij de oorlog. Mijn moeder was buitenkamper, samen met haar moeder. Haar twee oudere broers kwamen ook in Japans krijgsgevangenschap terecht. Haar vader was al voor de oorlog in 1940 overleden.

De tijd erna

Ergens in november 1945 kwam mijn vader vrij. Hij is direct gaan zoeken naar zijn meisje (mijn moeder) en naar zijn familie. Hij ontdekte, dat de bezittingen en de plantage van zijn vader helemaal verwoest waren en vernam dat zijn ouders door de nationalisten weggevoerd waren naar een onbekende plaats.
Volgens mijn moeder, had mijn vader een heel goede band met zijn vader. Zij hadden een beetje hetzelfde karakter, branie-achtig, en avontuurlijk. Mijn vader was ook driftig, in de zin van vol levenslust. Door het Japanse krijgsgevangenschap kon hij echter ook soms lijden aan perioden van slapeloosheid en melancholie.
Mijn vader sprak weinig over de oorlog en de tijd daarna. Als mijn vader meedoet met de eerste politionele actie Operatie Produkt, om de plantages terug te winnen, heeft hij zijn vader nog steeds niet gevonden. Voor deze oorlog onderbreekt mijn inmiddels gehuwde vader zijn detachering op Biak (Nederlands Nieuw-Guinea). Mijn moeder blijft achter, hoogzwanger van haar eerste kind. Is mijn vader vrijwillig gegaan, of heeft hij daartoe een oproep van het Indisch leger ontvangen? In het eerste geval komen er allerlei vragen. Wat waren de overwegingen van mijn vader geweest om zijn prille huwelijk en jonge aanstaande gezinnetje in de waagschaal te stellen? Was er iets of iemand belangrijk genoeg om alles op het spel te zetten?

Droomverschijning

Op een keer vertrouwde mijn vader mij echter wel toe, dat hij op een warme middag, toen hij half aan het dromen was, er opeens een verschijning naar hem toekwam. Het was de droomverschijning van zijn vader, Gustaaf, die hem naderde, of hij iets wilde zeggen, en daarna weer verdween. Had zijn vader om hulp gevraagd? Waarom kwam zijn vader zo stilletjes en zwijgzaam? Waar was Gustaaf? Was het besluit tot deelname aan de politionele actie of het gehoor geven aan de oproep van het leger een onderdeel geweest van de zoektocht van mijn vader naar mijn opa? Is er van tevoren een woordenstrijd tussen het jonge echtpaar geweest?
Of heeft mijn moeder hem laten gaan. Berustend, stilletjes, met het verhaal van de droomverschijning in gedachten. Er was iets, wat nog gedaan, afgerond moest worden. Zachtjes verklaarde mijn vader, dat “later bleek, dat precies op die dag en op dat uur van de droom Gustaaf de Bats stierf in het nationalistenkamp Wonopringgo”. Op 18 februari 1947. Een stukje mystiek Indië. Die droom heeft mijn vader wel aan mij verteld, maar nooit dat hij in een gevechtseenheid van het KNIL had gezeten, en zich al vechtend – op zoek naar zijn vader – een weg heeft gebaand, Mijn vader had zijn (verwoede) zoektocht verzwegen, verdrongen. In dat zwijgen zit het verhaal geborgen.

Ereteken

Inderdaad vind ik op het afschrift van het uittreksel stamboek (nummer 54514) van mijn vader (Carlo Johannes Theodorus de Bats) vermeld dat hij op 15 mei 1933 – op 19-jarige leeftijd – werd ingelijfd als soldaat bij het KNIL (motorbrigade Batavia), waarna hij op 2 november 1933 met groot verlof gaat. In 1937 gaat hij gedurende 20 dagen voor eerste herhalingsoefening bij dezelfde motorbrigade Batavia. Op 1 mei 1946 wordt mijn vader gedemilitariseerd in de rang van sergeant. Hij is dan ook werkzaam – als burgermilitair technische dienst – op het militaire vliegveld Andir bij Bandoeng. Op 30 juni 1950 volgt de reorganisatie van het KNIL, en later volgt de opheffing ervan (26 juli 1950). De eerste politionele actie wordt niet vermeld op de kaart. In het algemeen worden de politionele acties met daartussen een wapenstilstand, niet vermeld op het stamboek. Waarschijnlijk voltooide mijn vader de twee politionele acties. Wel vind ik de aantekening: 30-11-1948. Gemachtigd tot het dragen van het Ereteken voor Orde en Vrede.

Op zoek naar de familie (2-3)

De haven van Pekalongan (Tropenmusuem/Wikimedea)

Volgens de omstreden mening van historicus Mary van Delden waren de Indonesische interneringskampen beschermingskampen geweest. Soekarno liet vanwege de geconstateerde chaos een order uitvaardigen om Nederlanders op Republikeins gebied voor hun eigen veiligheid te interneren. Deze internering begon op 11 oktober 1945. Tegenwerpingen van vooral de zijde van geïnterneerden was dat het feitelijk gijzelingskampen waren met de geïnterneerden als een soort politiek drukmiddel, te gebruiken tegen Nederland.

Familiepapieren

Na de interneringsperiode had oma De Bats-Van Rooijen de plantagepapieren in vertrouwen meegegeven aan Kasroen, de inlandse mandoer (opzichter), en raakte daardoor de plantage kwijt. Het eigendom van de familie te Wonotunggal was reeds in 1942 vernield. De plantage was gerampokt en de gehele aanplant vernield. Het zelfgebouwde huis en de schuren waren in brand gestoken. Daarbij kwam nog, dat er vanwege brand in de archieven van Pekalongan het bezit van de plantage (erfpacht van Wonotunggal) en het huis niet bewezen kon worden.
Oma vertelde dat de pastoor had kunnen getuigen, maar dat hij dat niet gedaan had. Het laatste bezit in Pekalongan omschrijft oma als volgt: “Kleinland- en tuinbouwbedrijf en varkensfokkerij met een zelf gebouwd steenen huis met drie voorraadschuren – erfpacht, groot 33 bouws, gelegen in Wonotunggal, residentie Pekalongan, beplant met klappers- petehbomen, cassave en ananassen en verder met occulaties van alle soorten vruchten (djeroeks, mangga’s etc.

Pekalongan

Een gelukkige tijd was het bouwen van het huis met de grote fruitaanplant in Wonotunggal (Pekalongan). Opa was na de grote suikercrisis (in Europa ging men suikerbiet telen) in de jaren dertig overgegaan op fruitbomen. Maar toen het land eindelijk vrucht begon te dragen, opa zijn wijnen maakte, brak de oorlog uit en de familie verloor erg veel.”

Mijn vader, Carlo de Bats, was een fervente en begaafde jager. Hij kwam uit een groot gezin van elf kinderen. Mijn vader was het tweede kind en de oudste zoon in het gezin. Grootvader Gustaaf de Bats was planter. Dat was iemand die een stuk plantage bezat, althans de grond daarvan pachtte en gebruikte voor de teelt van gewassen. Gustaaf heeft gewerkt als tuinemployé op verschillende suikerondernemingen.
In de afleveringen van Nieuw adresboek van geheel Nederlandsch-Indië, staat dat opa, Gustaaf de Bats, op de volgende suikerfabrieken heeft gewerkt: in 1915 als employé suikerfabriek Sidanglaoet, Cheribon; in 1919 als employé suikerfabriek Sroenie, in 1923 tot 1932 als employé suikerfabriek Petaroekan, Pemalang (van de Javasche Cultuur Maatschappij). In 1932 is Gustaaf de Bats werkzaam geweest bij de suikerfabriek Remboen (Premboen, residentie Kedoe, Midden-Java) als hoofdsnijveldopzichter. Vanaf een zekere periode na 1932 was Gustaaf waarschijnlijk werkzaam op de suikerplantage Kalimati(e) te Batang (Pekalongan). Het kan zijn dat er ook enige fruitbomen stonden. De plantage was het eigendom van de Landbouwmaatschappij Kalimati te Amsterdam.

Suikercrisis

In 1884 brak de Indische suikercrisis uit. Nederland en andere Europese landen gaan bietsuiker produceren in plaats van rietsuiker importeren, waardoor Indië nog slechts een derde van de suikerprijs ontvangt en een deel van de oogst helemaal niet kwijtraakt. Desondanks werd er op 20 december 1904 in de kranten aangekondigd dat de maatschappij Kalimati de exploitatie aangaat van de gelijknamige suikeronderneming te Batang, Pekalongan. De grond werd gepacht van de inlandse bevolking. In 1936 zou de liquidatie (opheffing) van de onderneming volgen als gevolg van de economische crisis. Misschien dat de onderneming tot aan de oorlog in beperkte omvang is blijven bestaan. Een onderzoeker meldt als laatste suikeronderneming Wonotunggal.
Opa De Bats had een goed inkomen. Na zijn pensioen heeft hij dat geïnvesteerd in het land en het huis in Wonotunggal. Oma Jet was enorm trots op het feit dat opa Taaf het gebracht had tot tuinemployé (planter), een positie die voor Indo’s haast niet bereikbaar was. Die werden veelal snijvelder. Een snijvelder was een toezichthouder op het snijden van suikerriet. Een functie als opzichter. Ook enkele (half)broers en een enkele zoon van Gustaaf waren planters. Het was in zekere zin een plantersfamilie.
Op zo’n plantage werkten veel inlandse arbeiders, en mijn opa hanteerde een streng regime om zijn onderneming te leiden. Er moest discipline zijn en een vast patroon van werken. Want er moest een goede opbrengst geproduceerd worden. Er werd een goede inzet van de werknemer gevraagd. Ook tegenover zijn kinderen moet opa een streng regime gevoerd hebben. Hij was een vader van de spartaanse opvoeding ten opzichte van zijn zoons en dochters.

Op de plantage

Mijn vader had, naar eigen zeggen, een prachtige avontuurlijke tijd op de plantage. Het heeft hem altijd gespeten, dat zijn eigen kinderen dit leven nooit gekend hebben. Als kind zwierf hij rond in de ruige natuur, of reed als jonge puber stiekem alleen in de autojeep van zijn vader over het terrein. Later zou mijn vader een begaafd jager op wilde zwijnen worden, Er gaat een verhaal dat niemand erin slaagde om een groot wild wit zwijn af te schieten, dat een dorp onveilig maakte door steeds de beplanting op de akkers van de inwoners te verwoesten. Dat zwijn was een hardnekkige legende, dat zorgde voor jarenlange terreur. Mijn vader werd op de jacht gevraagd, en het gelukte hem het witte zwijn neer te leggen. Later bleek het om een oud exemplaar te gaan, met vergrijsde haren. Ik herinner mij dat mijn vader in Bandung geregeld met een stuk afgeschoten zwijn over zijn ene schouder van de jacht thuiskwam – en over zijn andere schouder een jachtgeweer – en dat wij dagenlang het zwijnenvlees ingezouten en gekruid te drogen legden in de zon. De stukken gedroogd vlees werden daarna in olie gebakken. En met rijst en groenten gegeten. Een lekkernij, onder de naam deng-deng.

Scherpschutter

Dat mijn vader een goede jager werd, was dus te danken aan zijn vader. Opa trainde al zijn (zeven) zonen om te volharden in de jacht. Hij verbood hen zonder de – reeds aangejaagde – prooi voortijdig naar huis te keren. Desnoods moest er een nacht en dag langer in het oerwoud verbleven worden. Naast het uithoudingsvermogen in de jacht werd ook het mededogen voor al wat leeft aangekweekt. Uit respect voor de prooi, mocht het – gewonde – dier nooit zonder noodzaak lijden. Daarom, moest er aangeleerd worden om op de prooi te schieten met een nauwkeurigheid die grensde aan volmaaktheid. Mijn vader stond bekend als een ware scherpschutter, die altijd op de zwijnenjacht werd gevraagd.
Heeft hij zich om deze reden aangemeld voor de politionele acties? In elk geval werd hij ingedeeld bij de infanterie van het KNIL als scherpschutter. Een scherpschutter is een militair die gespecialiseerd is in het raken van een doel op lange afstand met een enkel geweerschot. De schutter is getraind om zeer precies te schieten met een bepaald type geweer. Het hoeft dus niet per se een scherpschuttersgeweer te zijn, een standaard infanteriegeweer is ook mogelijk. Omdat dit een specialistische functie is, is het ook mogelijk, dat mijn vader zowel bij het KNIL als bij de KL (Koninklijke Landmacht) werd gedetacheerd. Om welke bataljons het gaat, is onbekend.

Ze noemen me baboe

baboe

“Mijn moeder vertelde vroeger verhalen over haar baboe,” zegt Sandra Beerends. “Dan dacht ik: waarom had ik geen baboe? Het was een soort sprookje: een vrouw die jou bijna als een ‘prinsesje’ behandelt. Ik wist niet dat dat bestond, dat zou ik ook wel
willen.’

Zo begon haar fascinatie. En nu is er een documentaire die door heel Nederland gaat.

Naar Indonesië

baboeDe premiere was op het Internationale  documentaire festival Idfa. Nu zijn er vertoningen (zie lijst onderaan) De film gaat naar Indonesië. Daar is ook belangstelling.  Er komt een groot artikel in het Indonesische maandblad Tempo.
“Ik wil ook het Indonesische perspectief op onze geschiedenis laten zien,” zegt Sandra.

“Ze noemen me baboe” – dat is de titel. Veelzeggend en meteen duidelijk voor wie er gevoel voor heeft. Sandra: “Ik heb gekozen  voor het perspectief van een Indonesisch meisje dat als baboe gaat werken, in de periode 1939-1949. Ze leeft in die tijd, dus daar  is ze deel van, en ze kijkt er met eigen ogen naar. Alles gebeurde over haar hoofd, ze had niet de macht of de mogelijkheid er
zelf iets aan te doen.

Jaren heeft Sandra Beerends aan de documentaire gewerkt. Ze reisde door Indonesië en sprak met vrouwen die  als baboe hadden gewerkt, met hun kinderen,kleinkinderen en met Nederlandse kinderen, die ooit in hun jeugd in Indonesië zijn
groot gebracht door Baboes. Gaandeweg besloot ze een fictieve laag in de documentaire te leggen. Maar de basis is echt,  waargebeurd. Eerst nog even dat andere, het persoonlijke. Sandra vertelt.

Tante Trui

“Veel mensen vertelden me over hun baboe. Ze was bij iedereen belangrijk geweest, soms een tweede of eerste moeder. Mijn moeder (Semarang, 1939) vertelde me over haar jeugd en daar kwam de baboe in voor. Zij was degene die er van ’s morgens
vroeg tot ’s avonds laat zat, die je verzorgde, mandiede, poederde met bedak om te zorgen dat je niet ging smetten. Van anderen
hoorde ik dat ook.

Sandra Beerends

Sandra Beerends

Meestal werden ze baboe genoemd. Een woord dat de nazaten als scheldwoord ervaren. Of ze kregen een rare Nederlandse naam, zoals  baboe Marie.  Naast mijn moeder woonde Tante Trui, zij had tien kinderen en twee baboes. Zij zijn later meegegaan naar Scheveningen  waar ze in kleine huisjes woonden.

In eentje woonde de oudste baboe met een eigen dochter en de vijf oudste kinderen van Tante  Trui, en in het andere huisje de Tante Trui met Oom Jan, de andere baboe en de kinderen. Ik ben daar vaak geweest.”

Het zijn mooie verhalen die mensen vertellen, weet Sandra, maar het gekke is: ze houden opeens op. “Als ik vroeg, hoe is het met haar, de baboe, verder gegaan, dan wist haast niemand dat. Dus mijn nieuwsgierigheid daarna groeide. Ik weet dat er mensen naar  Indonesië terug gingen en hun baboe zochten, maar zonder naam begin je niet veel.”

Om de baboes terug te vinden, dook Sandra ook de  film-archieven in.

Familiefilms

In het Amsterdamse Eye liggen familiefilms uit Indië, gemaakt door degenen die aan Nederlandse familie wilden laten zien hoe ze
het hadden. Sandra heeft er honderden gezien want: ook baboes kwamen soms in beeld. Ze vertelt wat ze met al dat materiaal deed:
“Uit die verhalen heb ik één lijn gemaakt want ik wilde  één verhaal vertellen. Ik werk als dramaturg mee aan films en series en
voor mij is het emotionele verhaal belangrijk. De beelden waren zonder geluid. Ik heb er muziek voor laten componeren, een
sounddesign laten ontwerpen en er een voice over aan toegevoegd. Deze stem van de baboe is van de Indonesische actrice Denise
Aznam. De ondertiteling van het gesproken Maleis is in het Nederlands en Engels.”

 

Wilt u de film zien?
Vanaf 28 november:

LantarenVenster Rotterdam
Chassé Cinema Breda
Filmtheater Gigant Apeldoorn
Natlab Eindhoven
Louis Hartlooper Complex Utrecht
Filmhuis Den Haag
Filmhuis Dakota Den Haag
Verkadefabriek Den Bosch
Filmtheater De Keizer Deventer
CineBergen Bergen N-H
Slieker Film Leeuwarden
Focus Filmtheater Arnhem
Filmtheater Hilversum
Filmtheater Het Fraterhuis Zwolle
The Movies Dordrecht
Filmhuis Alkmaar
Groninger Forum (vanaf 30-11)
EYE Amsterdam (vanaf 1-12)
Het Ketelhuis Amsterdam (vanaf 1-12)
Rialto Amsterdam (vanaf 1-12)
De Balie Amsterdam (vanaf 2-12)
Filmschuur Haarlem (vanaf 1-12)
LUX Nijmegen (vanaf 1-12)
Filmtheater Lumière Maastricht (vanaf 1-12)
Cinema Gouda (vanaf 1-12)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven? klik hier en lees.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven

Wat is de stoomcursus Levensverhaal schrijven?

stoomcursus“En dat was dus 16 maart 1947,” zei een veteraan tegen me. Een man met een scherp geheugen. Hij zag het verleden voor zich en wist wat er wanneer was gebeurd. Ik zat er wat bedremmeld bij, want ik wist nauwelijks nog wat ik vorige week deed. Nee, dan deze man. Vertellen als een geschiedenisboek.

Hoofdrekenen

Zulke mensen zijn er meer. Met een voorraad herinneringen waar ik U tegen zeg.  Het zijn ook degenen die goed kunnen hoofdrekenen, daar ben ik altijd van onder de indruk.

Soms heeft iemand een kant en klaar levensverhaal, maar nog niet op schrift. Het enige dat nodig is, dat is een beetje kennis van hoe je dat nou aanpakt, dat opschrijven.  Hoe je begint en wat je daarna doet. Er moet wat structuur in, anders gaat het alle kanten op en dat kan niet.

Stoomcursus

Knikt u nu van ja dat wil ik ook weten, dan is er goed nieuws. Ik heb een stoomcursus Levensverhaal schrijven gemaakt. Die bestaat uit vijf videolessen (modern, hè?) waarin ik de basis uitleg. U kunt zich opgeven onderaan de video en dan komt alles vanzelf in de email. Het is niet technisch of moeilijk. Als u een mail kunt openmaken, dan kunt u meedoen. En anders mailt u mij en dan komt het best in orde.

Waar ik in de stoomcursus vooral over spreek, is het voorwerk. Een levensverhaal schrijven is niet van gaan zitten en schrijven en na een paar uur is het af. Een goede voorbereiding is het halve werk. Daarom leg ik uit wat het voorwerk is en hoe u dat kunt doen.

Die wijsheid haal ik uit mijn eigen praktijk. Ik heb zo’n dertig boeken geschreven en ik pak het steeds op dezelfde manier aan. Als de methode werkt, dan werkt het. Dus voor mijn volgende boek ga ik het weer zo doen. Elke keer voel ik me nogal overweldigd door alles wat er op me afkomt. Dan begin ik bij het begin, en wat dat is, leert u in de stoomcursus. Doet u mee?

Opgeven kan onder de video:

[si-contact-form form=’6′] 

Met een Indische oma eet je altijd lekker

Lin Scholte

De ouders van Lin Scholte in de tangsi

Met een Indische oma eet je altijd lekker. De laatste tijd zie ik kleinkinderen – volwassen inmiddels – de recepten van Oma opnieuw koken.

Tjobek

Goed nieuws.
De Indische keuken blijft weer een generatie langer bestaan. En de achterachterachterkleinkinderen van deze oma’s staan ook al in de keuken. “Wat is dat?” “Een tjobek.”

Ilona BrookKort geleden ontdekte ik het YouTube-kanaal van Ilona Brook. Ze is de kleindochter van Lin Scholte, de vrouw die zo geweldig goed schreef over het tangsileven van weleer. Lin Scholte publiceerde ook een kookboek: Lekker koken van sabang tot merauke heet het. Daarin verzamelde ze eigen recepten en familierecepten; haar moeder en grootmoeder kookten in de tangsi. Dus dat is wat je noemt een historisch monument. Ja, en dan komt Ilona. Hypermodern filmpjes maken van de recepten van oma. Dat op YouTube zetten. Wie het ontdekt, gaat haar volgen. Zoek eens op Youtube naar “authentiek Indisch koken”, dan komt u bij de filmpjes. Die gaan onder andere over:

  • Ajam Opor á la Lin Scholte
  • Tahu Tjampur á la Lin Scholte
  • Semur á la Lin Scholte (“Zo ziet de smoor eruit na vier uur”)

En af en toe komt er een filmpje bij. Het is Indische kookcultuur in actie. Ik kijk graag naar de filmpjes van Ilona:  klik hier en kijk ook.

Gouden randje

Voordat u het vraagt: zelf had ik alleen Hollandse oma’s. Mijn eet-herinnering is dat ik als heel jong meisje achter een bord met een gouden randje zat, en daarin zat kippensoep met vetoogjes. Daar griezelde ik van. Daarom weet ik het nog.
Borden met gouden randjes vind ik nog steeds mooi. Dat wel.

Ketjap sedeng

Ilona kookt dus als haar grootmoeder. U kent vast Marc Tierolf van Tjemaralaan 14. Hij kookt met de kookschriften van zijn overgrootmoeder Miet, dus een generatie verder. Wat is het geweldig dat ten eerste Oma Miet haar recepten opschreef en ten tweede dat ze er nog zijn. Ik geloof dat half Indisch Nederland de beroemde ketjap sedeng wel in de kast heeft. Marc houdt ook vast aan de traditie: een recept van Oma Miet gaat hij niet moderniseren. Dat heeft wel wat, vind ik. Dat je weet: dit is de smaak die door de tijd heen behouden is gebleven.

Een paar generaties terug nog maar, al zoveel mensen zijn er niet meer, maar we zijn met elkaar verbonden. Wat u en ik kunnen eten, aten onze grootouders ook. Dat is een gevoel van samen-zijn, door de tijd heen.

 


 

Waarom moeilijke levens juist belangrijk zijn (filmpje)

moeilijke levens

“Ik heb veel te veel ellende meegemaakt, wie wil dat nou lezen?” Tante H. wachtte niet op mijn antwoord. Ze is een tengere dame van een zekere leeftijd en ze kan over haar familie in Indië een paar generaties terug vertellen. Haar verhaal zit vol oorlog, zegt ze. Dus.

Dan denk ik: dat zijn verhalen over veerkracht, over doorgaan, over wie je nog bent als al het vertrouwde om je heen verdwijnt. En hoe kan een mens dat? De verhalen uit Indië over de laatste jaren bevatten zulke moeilijkheden dat de mensen van na die tijd ze nauwelijks kunnen bevatten. Daar kan een levensverhaal bij helpen. Er zijn nooit genoeg verhalen over het kamp of over de Buitenkamptijd.

Veerkracht

De eerste keer dat ik over Buitenkampers hoorde, begreep ik het niet. Ik stelde typische na-oorlogse vragen: waar dan van leven, hoe aan geld, aan eten, maar de Jap en hoe dan dit en hoe dan dat. Zo onbegrijpelijk was het voor me. Zo onvoorstelbaar. En nog, al weet ik er nu meer van.

Wat me altijd weer raakt, is de ongelofelijke veerkracht van degenen die dit en vergelijkbare verhalen vertellen. Er zijn er genoeg die het niet kunnen, omdat de ervaringen veel schade veroorzaakten. En er zijn genoeg mensen die het wèl kunnen, maar aarzelen omdat het een opeenstapeling van moeilijke verhalen is. En ze willen de kinderen of kleinkinderen er niet mee belasten. Het is toch voorbij. Maar het is niet weg.

(tekst loopt door onder video)


Juist van moeilijke levens kunnen anderen veel leren. Over veerkracht. En wat weten degenen van na de oorlog nou over oorlog? Niks. Ja, we kunnen een geschiedenisboekje uit de kast halen maar daar staat het echte gevoel niet in. Elk verhaal over oorlog en Bersiap, over repatriëring en contractpensions, over de kille ontvangst en de grote domheid (“Waar hebben jullie Nederlands geleerd?) dat zijn verhalen over veerkracht en overleven. En over doorgaan. Daar kunnen de kinderen en kleinkinderen veel aan hebben.

Het zijn die verhalen die mij ontzag inboezemen. En ook een beetje bemoedigen, ook al ben ik van na die tijd.

 

→ Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Wat een medium mij vertelde (filmpje)

medium

Met een medium is het zo, dat je pas na het consult weet of je er iets aan had. Eens was ik op consult bij een medium en haast terloops vertelde ze me dat mijn overleden grootmoeder bij mij thuis op de bank zat.

Dat had ik niet verwacht. En ook al niet gemerkt. Want al voel ik soms iets – u weet wat ik bedoel –  Oma had ik niet waargenomen. Thuis keek ik toch anders naar de bank. Ik ging veiligheidshalve in een stoel zitten.

(tekst loopt door onder filmpje)


Andere zijde

Dat andere is bij u en mij aanwezig, alleen zijn we er niet altijd gevoelig voor. Dat is ook goed. Je weet nooit wat er meekomt van de andere zijde. Het is beter om voorzichtig te zijn.

Na dit consult dacht ik weer meer aan mijn grootmoeder. Ik schreef haar brieven en zij mij ook, in een echt oma-handschrift. Als ik ze nu lees, is het net of ze meer van me wilde dan ik gaf. Ze gaat in op alles wat ik zeg en vertelt er wat extra’s bij. Het lijkt of ze me laat zien: kijk eens wat ik allemaal weet, je hoeft het alleen maar te vragen.

Maar ik kende de vragen toen nog niet.

Wachten

Misschien bent u ook aan het wachten tot een kind of kleinkind de goede vragen stelt. Of u bent opgevoed met een onuitgesproken verbod om niet naar deze of die tijd te vragen. Soms moet dat ook zo blijven. Niet elke herinnering is te verdragen en wegstoppen kan dan het beste zijn. En al die andere herinneringen?

Wat u niet opschrijft, dat verdwijnt. Maak desnoods een klein lijstje van feiten: namen ouders en grootouders, school, uw lievelingskleur, het mooiste liedje dat u kent, wat maakt u gelukkig en waar kunt u niet tegen, en als u drie levensregels aan iedereen mocht opleggen, welke zouden dat dan zijn?

U kunt best klein beginnen. Als het daarbij blijft, is dat ook niet erg. Dan is er in ieder geval iets. En dat is ook goed.

“Het is me overkomen. Heel onbegrijpelijk.”

Bronbeek

(Foto Henk Monster, wikimeda commons)

Je hebt spoken, geesten en je hebt ook engelen. Daar heeft oud KNIL-militair Bo Keller (91) een merkwaardige ervaring mee opgedaan. Wat moet je, als er iets gebeurt waarvan je denkt: kàn niet? Het opschrijven. Bo Keller mailde me wat hij meemaakte. Hier komt zijn verhaal.


Bo Keller

Bo Keller (foto: NederlandseKrijgsmacht.nl)  

Jaren geleden was er op het landgoed Bronbeek een open dag en ook ’n imker was dan aanwezig. Maar ik had al de hele week pijnen om mijn rechterschouderblad en
uitgerekend deze nacht had ik slecht geslapen van de pijn.

Ik kon met de beste wil van de wereld geen fut vinden en bleef lekker thuis
de zielepoot uithangen. Mijn vrouw ging wel daar ze in de Kumpulan ging helpen met het eten verdelen aan de bezoekers.

In het bos

In de middag besloot ik om toch te gaan, want ik ben ook imker en ik was benieuwd
wie daar in Bronbeek  de voorstelling gaf.  De bus in, op naar Bronbeek en direct naar mijn waarschijnlijke imkercollega die in het bosgedeelte op het landgoed  ’n plekje had.

Er stonden al heel wat bezoekers omheen. Ik probeerde wat naar voren te komen
en hoorde een vrouwenstem rechts achter mij duidelijk zeggen: “Och meneer wat ’n pijn heeft U.” Ik draaide me om en zag een wat oudere blonde dame, die me heel vriendelijk toe knikte en voordat ik wat kon zeggen, zei ze: “U moet chocolaatjes eten, dan gaat het over.”

Kumpulan

Nog steeds verbaasd, mompelde ik: “Bedankt, zal het direct aan mijn vrouw zeggen” en verwijderde me om naar de Kumpulan te gaan waar mijn echtgenote bezig was.

”Zal wel wezen,” zei mijn vrouw, “welke dame is het?”
“Nou, kom maar mee, dan wijs ik je die dame aan.”
Zo gedaan. Maar nergens heb ik deze vrouw terug kunnen vinden. Ter plaatse ben ik heel goed bekend. Ik speurde overal naar haar. Nergens en nergens te vinden.
Wel kwam ik een kennis tegen, die me vroeg waarom ik me plotseling van die voorstelling verwijderde. Ik vertelde het verhaal en hij zei: “Daar stond niemand achter jou.”

Nooit meer pijnen

Om het kort te maken, ik heb direct chocolade naar binnen gewerkt en tot nu toe – ik ben nu 91 jaar – nooit meer pijnen waar dan ook gehad.

Terug denkend ben ik ervan overtuigd dat een ”Engel” mij daar aansprak. Ik ben ’n ongelovige en frons mijn wenkbrauwen als ik zo’n verhaal hoor. Maar het is me overkomen. Heel onbegrijpelijk.

Kunnen spookverhalen waar gebeurd zijn?

spookverhalen

Batavia (Wikimedea commons/Tropenmuseum)

Paul Baro schrijft zijn herinneringen op. Hij stuurde me ‘spookverhalen’. Als u ze leest, ligt u straks ook wakker, net als ik.  Ook in Nederland kan er dat vreemde gebeuren, net als in Indië. Van Paul (die de cursus Levensverhaal schrijven volgt) mocht ik drie spookverhalen publiceren. U bent een gewaarschuwd mens.

 

Oma Tien en de sirihpruim

Wie in Indië is grootgebracht heeft beslist ooit naar spookverhalen geluisterd. Spookverhalen kunnen streek gebonden zijn of hebben betrekking op een bepaalde straat of gebouw of plek. Ook zijn er de toevallige verhalen die verband houden met vreemde gebeurtenissen.
Het zal niemand verbazen dat deze gebeurtenissen in de meeste gevallen plegen plaats te vinden in de nachtelijke uren.

De verhalen werden gedeeld bij gezellige bijeenkomsten waar vrienden, ooms en tantes, al dan niet met kroost, bijeen waren.
Bij mijn opa Frits en oma Tien was het gebruikelijk dat op zaterdag na het avondeten buiten gezellig werd gekeuveld (ngobrol) onder een grote waruboom die in de tuin stond.
Wanneer de zon onderging haalde oma obat njamuk spiralen die aangestoken werden en vervolgens om de hals van een fles werden gehangen. Onder elk tafeltje werd dan zon’n fles met spiraal geplaatst. Het ging er altijd gezellig aan toe. Niet in het minst door de zekerheid dat op enig moment wel een wedang jahe venter of sate boer langs kwam. De wedang jahe, een pittige en gezoete gemberdrank, werd als opwarmer voor de frisse Yogyase avond gedronken.
Op een avond was alles opgesteld en ging het gesprek in het begin over familie zus of zo. Opa die van geroddel niets moest hebben kwam op het juiste moment met een sterk spookverhaal op de proppen. Iedereen luisterde aandachtig en de kleintjes waren intussen steeds dichter bij hun ouders gaan zitten omdat ze het eng vonden. Eigenlijk kan ik mij het verhaal van opa niet meer herinneren maar wel wat er na afloop van opa’s verhaal gebeurde.
Oma Tien keek opa enigszins tartend aan en zei dat ze hoe dan ook niet in spoken geloofde. Toeval of niet, maar net nadat oma haar mening gaf vloog er een sirihpruim door de lucht die vol op oma’s mond terecht kwam.
Nu is de sirihpruim niet bepaald fris en hygienisch te noemen, zeker wanneer er reeds op was gekauwd. De bewuste pruim was er een die goed was doorgekauwd en het rode sap (speeksel), dat zo kenmerkend is voor deze tabakspruim droop tergend langzaam van oma’s mond. Zij heeft na het gebeurde snel haar mond en hele gezicht gewassen en nooit meer haar ongeloof jegens spookverhalen geuit.

 

De heldhaftige jaga’s

Het moet omstreeks 1946 zijn dat mijn vader twee jaga’s (bewakers) had ingehuurd om het huis te bewaken. Deze bewakers werden voor de nacht ingehuurd en hoefden feitelijk alleen rondjes te lopen en alarm slaan bij onraad.
Ons huis was vrijstaand en werd aan een zijde verlicht door een straatlantaarn. Dat zou derhalve de minst interessante zijde voor eventuele onverlaten moeten zijn.
De mannen werden op maandag voor het eerst ingezet. Tegen een uur of tien kwamen ze opdagen en kregen een korte uitleg van wat er van hen werd verwacht. Nou meneer, dat is geen probleem. Maakt u zich vooral niet ongerust, wij zullen goed opletten zeiden ze heldhaftig. Na deze geruststellende woorden ging een ieder onder zeil en werd het rustig in huis. Iets na middernacht werd er opgewonden op de voordeur geklopt. Mijn pa deed, nadat hij gezien had dat beide bewakers voor de deur stonden, open. “Ada apa mas?”vroeg mijn vader. Hij had de vraag ternauwernood gesteld of beide mannen vertelden opgewonden dat ze aan de zijkant van het huis werden verrast door een boze geest. “Hoe weet je dat het een geest is” vroeg pa. “Nou meneer, we liepen aan de verlichte zijde van het huis naast elkaar toen wij ineens een groot spook dat uit het huis kwam zagen. Wij waren er zo door verrast dat we ons voorzichtig verwijderden van het spook. Maar toen we dat deden werd het groter, en hoe harder we wegliepen hoe groter het alsmaar werd”, vertelde de heldhaftigste van de twee.
Pa met de twee “helden”naar buiten om naar de plek des onheils te kijken.
Intussen was het hele gezin wakker van het tumult en waren nieuwsgierig wat mijn vader zou ontdekken. Niet veel later kwam mijn vader breed grijnzend en hoofdschuddend terug in de woonkamer en vertelde wat er naar alle waarschijnlijkheid was gebeurd.
Bij het passeren van de straatlantaan keek een van de jaga’s terloops naar de muur en waar hij een schim zag. De schim was de schaduw van hem en zijn makker. Geschrokken van de reactie van de eerste bewaker raakte de tweede bewaker in de stres en namen ze wat meer afstand van het “spook”. Doordat de mannen zich dichter naar het licht van de lantaarn bewogen werd de schaduw groter. En toen men het op een lopen zette richting lantaarn, groeide de schaduw uit tot enorme afmetingen! Zo werd een bijzonder spannend spookverhaal met simplele natuurkunde naar het land der fabelen verwezen.
De bewakers heeft pa ondanks het gebeurde, uit piëteit toch maar even aangehouden.

De geheimzinnige haji

In 1947 heeft ons gezin, in afwachting van vrijkomende woningruimte, een paar maanden bij oom Johan in Surabaya ingewoond. Oom Johan had een groot gezin, maar er kon nog een achterkamer worden vrijgemaakt voor ons.
Het voordeel van de achterkamer was dat de toiletten, de was- en doucheruimte maar ook de waterput direct onder bereik waren.
Omdat het in de ochtend altijd een drukte van jewelste was bij de douche- en mandikamer gingen mijn vader en ik ons meestal behelpen bij de waterput.
Wanneer je bij de waterput stond dan keek je aan een kant uit op de achterzijde van het huis en aan de andere kant op de achter galerij.
Op een ochtend stonden pa en ik bij de waterput onze tanden te poetsen toen mijn vader mij ineens aanstootte met de vraag of ik die haji bij de gudang (schuur) ook zag staan. Ik bevestigde dat en stelde tevens de vraag hoe die man daar ineens kwam. Pa liep naar de plek waar de haji stond om te ontdekken dat de man plotseling in het niets was verdwenen.
Bij het ontbijt werd ter verificatie aan oom Johan gevraagd of hij een haji had toegelaten tot de achter galerij. Oom Johan kon de vraag niet geheel plaatsen, dus werd hem verslag gedaan van het gebeurde. Zowel oom Johan als de overige gezinsleden stonden wat verbaasd en ongelovig te luisteren naar ons relaas, maar niemand had een haji toegang verleend tot het huis.
De hele week gebeurde er niets maar vrijdag ochtend na het gebeurde stonden pa en ik weer bij de waterput en verdraaid, ineens stond die geheimzinnige haji weer op de zelfde plaats voor de gudang. Wij zagen hem bijna gelijktijdig en pa maande mij om even stil te zijn teneinde de man goed in zich te kunnen opnemen. Nadat hij de man voldoende had bekeken stapte hij opnieuw naar de man toe. En opnieuw verdween de man in het niets.
“Dat was een geest” zei pa met grote stelligheid. De verschijning heeft zich nog drie maal gemanifesteerd en is daarna nooit meer teruggekomen.
De achtergrond van het verschijnsel hebben we niet kunnen achterhalen, maar voor mij was het wel een bijzondere ervaring. Ik was toen zes jaar.


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan hier: klik en kijk  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven.

Gratis workshop levensverhaal schrijven: 27 oktober 2019 (filmpje)

Welke stappen moet u zetten om uw levensverhaal op papier te krijgen? Wat kunt u het beste doen en wat moet u zeker laten? In de workshop levensverhaal schrijven leg ik het uit.

Deelnemen is gratis.

Hoe doet u mee met de workshop?
Simpel: ziet u dat knaloranje knopje bovenaan? Als u daarop klikt, schrijft u zich in. Daarna krijgt u een mail als bevestiging. Begint de workshop, dan stuur ik weer een mail waarin nog een keer staat op welke link u moet klikken om bij het webinar te komen.

De generatie waarvan u deel uitmaakt, heeft een belangrijk verhaal te vertellen. U heeft de grote veranderingen meegemaakt en in uw eigen leven doorvoeld. U begrijpt ook hoe het leven van uw vader of moeder was, of u wilt dat al schrijvende gaan begrijpen. Of u wilt opschrijven hoe u zich staande hield tegenover het grote verhaal van uw ouders. Dat is een goed plan. Leg het vast, nu het nog kan.

De gratis workshop levensverhaal schrijven is een voorproefje van de jaarcursus. Daarmee help ik u stap voor stap verder. Van mij krijgt u structuur. Aan het einde van de cursus staat uw levensverhaal op papier. Alles wat belangrijk is, heeft u opgeschreven. Dan is het er eindelijk van gekomen, kunt u zich voorstellen hoe dat voelt?

Wat u gaat leren in de jaarcursus:
uw levensverhaal komt op papier

Ik ga u helpen uw levensverhaal op te schrijven, volgens dezelfde methode waarmee ik zelf mijn boeken schrijf. Eerst informatie verzamelen, dan die ordenen en daarna schrijven. Hoe ik dat aanpak, leg ik uit in een les. Dat is geen technisch gedoe, hoor. Daar snap ik zelf ook niks van. Wanneer u een mail kunt openen, dan kunt u meedoen. Want de lessen komen per mail.

Elke week krijgt u van mij een les met daarbij een werkblad. Zo ontdekt u stap voor stap hoe het moet:  hoe begin je nou zoiets, wat zijn de grenzen van uw boek (niet alles hoeft erin), hoe maakt u hoofdstukken en hoe schrijft u een hoofdstuk, wat zijn goede onderwerpen voor een hoofdstuk, wat te doen als u niet alles meer weet, hoe u omgaat met onderwerpen die voor u moeilijk zijn en met privacy van anderen. En meer! En nog meer!! Wat het is wel een jaar lang!

Kan niet mis gaan!  En u kunt mij altijd mailen met vragen. Samen komen we er wel uit. 

Meer weten over de jaarcursus? klik hier en lees
Ga naar de bovenkant