warga negara

Eddie Samson: ‘Ik ben 100% Indo, Indisch’

Eddie Samson (1934-2024) is deze week naar de hemel vertrokken, las ik, en dat raakte me. Omdat ik hem in 2015 ontmoette en onder de indruk raakte. Hij woonde tien in Soerabaja, nadat zijn vader had besloten dat het gezin Warga Negara werd. Hieronder zijn portret, dat ik overneem uit mijn boek over HALIN.

Zorg voor het verleden

Eddie Samson is een uitzonderlijke man. Hij spreekt snel, geconcentreerd en met kennis van zaken over het Nederlands erfgoed in Indonesië. Daar zorgt hij voor als Indische man. Zorgen voor het verleden is belangrijk voor hem. Weten wat geweest is, dat in ere houden als het goed was. Van het slechte lering trekken, dus kritisch durven zijn. In die zin is hij activist en daardoor werd hij een plaatselijke beroemdheid. Indonesische kranten schrijven regelmatig over hem en over zijn betrokkenheid bij voormalige koloniale gebouwen, begraafplaats of boeken.
Eddie spreekt even vloeiend Indonesisch als Nederlands en heeft overal een opinie over. Nederland, het land waar zijn hart naar uitgaat, heeft hij nooit gezien. Aan de muur van zijn huis hangen drie portretten in een lijstje: koningin Wilhelmina, koningin Juliana en koningin Beatrix. Drie vorstinnen, die voor Eddie elk het gezicht van dat verre land zijn.

Hoop, geloof en liefde

Het gaat om de juiste mentaliteit, legt hij uit. Heb je die dan red je het. Wat er ook gebeurt. Wat hemzelf betreft: ‘Je mag niet zeggen: “dit is mijn lot”. Het leven is een strijd, Je moet dus strijden, je moet actief zijn. Je moet daden bij de woorden doen. Je moet hoop, geloof en liefde hebben. De maker daarboven wil dat zo: je moet doen, je gedrag en je woorden moet één zijn, dat moet in overeenstemming zijn met je verlangens. Je kunt niet gaan rondhangen en naar Nina Bobo luisteren, dat is gemakzuchtig. Veel mensen zijn zo. Ik niet.’

‘Alles voor de Indo, ja’

Met die mentaliteit leeft en werkt Eddie. In zijn dagelijks leven, waar hij zijn gemoedsrust moet zien te bewaren. In zijn werk voor de Indische verenigingen en voor het koloniaal erfgoed in zijn stad. Het verleden, dat bestaat en het bestaat niet voor hem. Hij weegt het hardop tegen elkaar af. Enerzijds is het voorbij: “Al is al. Soedah. Een streep eronder.’ Anderzijds, ja, anderzijds is het niet vergeten: ‘Je kunt ervan leren.’ Want de kinderen van Indische mensen die Warga Negara werden, moeten weten wat hun afkomst is.
Eddie: ‘Wij leven hier in Indie als de laatste der Mohikanen. Straks zijn we er niet meer. Zeg over tien jaar, twintig, dan zijn er geen ouders meer die vragen kunnen beantwoorden. Het gaat verloren. Dat doet wel pijn hoor, dan kunnen wij niets meer vertellen. Ze zeggen gemakkelijk: ‘Mijn vader is peranakan-Indo, maar echt begrijpen kunnen ze dat straks niet meer.’ Iets of meer dan iets, blijft wel bewaard in Bureau De Indo. Dat is het tijdschrift van de Indische Vereniging waar Eddie lid van is. Elke drie maanden verschijnt het blad. Ze hebben bijeenkomsten. ‘Alles voor de Indo, ja.’

100% Indo

Eddies vader, Johannes Alexander Samson, bezat het Nederlands paspoort en was Nederlander. Zijn moeder Femina Koraag ook. Maar toen zijn vader op 17 september 1951 Warga Negara werd om zijn pensioen te kunnen behouden, werden de anderen dat ook. Zo waren de regelingen. Eddie begrijpt de regeling, maar heeft bezwaar tegen de uitvoering: ‘De namen van mijn moeder en mij komen niet voor op de optieverklaring. Ik was minderjarig en kon niet zelf beslissen. Uit onwetendheid heeft mijn vader in 1951 of 1955 mijn paspoort en dat van mijn moeder ingeleverd bij het Nederlandse consulaat in Soerabaja.
Dus ik ben zeker niet uit eigen wil Indonesiër geworden. Daarvoor heb ik nooit gekozen. Ik ben in merg en been, ook met het bloed en lichaam 100% Indo, Indisch. Ik ben westers opgevoed, mijn omgeving, cultuur, school, opleiding, werkkring waren en zijn Nederlands. Maar door het opteren van mijn vader werd ik als minderjarige Indonesiër.’

‘Toen dacht ik wel,
was ik maar donkerder’

Hij heeft een roerige tijd achter zich liggen, dat moet hij beamen. De oorlog, de Bersiap, Nieuw-Guinea, alles heeft hij meegemaakt. ‘Je had periode één,’ doceert Eddie, ‘dat was voor de oorlog. We waren allemaal Europeanen, of we nu Engels waren, Duits, Hollanders. Toen kwam periode twee, dat was de Japtijd. Dat was een slag. Mijn vader moest in de gevangenis, ik moest werken in de gaarkeuken. Het duurde tot en met 1945. Omdat ik blank ben, was dat voor mij niet zo veilig om op straat te lopen. De buren hield zich liever afzijdig. Toen dacht ik wel, was ik maar donkerder. Dan krijg je de derde periode. De revolutie, de Bersiaptijd. Mijn vader werd opgesloten en afgeranseld door de pemoeda’s en ook mijn moeder en ik werden opgesloten. We zijn door de Engelsen bevrijd. Tijdens de oorlog zijn we alles kwijtgeraakt. Een rijwiel, kunst, schilderijen, waardevolle boeken en antieke collecties en onze Philips radio. Ik kon drie en half jaar niet naar school gaan.
Komt periode 4, toen ging ik weer naar school, een leuke tijd. Ik was geliefd bij de meisjes. Ze vonden me galant. Stout met meisjes was ik nooit. Als ik verliefd was, dan voelde ik me blij als ik haar een hand mocht geven. Maar de HBS werd gesloten, die heb ik niet kunnen afmaken. Toen ben ik gaan werken.’

Kippetje achterop

Daarmee kwamen er inkomsten. Geld. Eindelijk, voor het eerst na al die benauwde jaren, de kans om zelf te beslissen, om het leven vorm te geven. Ondanks de pesterijen van Indonesiërs omdat hij zo licht was en de moeilijkheden die dat op het werk opleverde. Hij bleef anders, want hij had Nederlands bloed. Zijn generatiegenoten maakte hetzelfde mee.
‘De meeste jeugd was toen kapot,’ zegt Eddie nuchter. ‘We waren bang voor de toekomst, dat is door de Jap gekomen. We wisten niet wat we met het leven aan moesten, dus toen ik begon te verdienen… het was of er een paard van de stal was losgekomen… Ik kon kopen wat ik wou. In die tijd begon ik te roken en te drinken. Bier. Soms borrels. Dat was erg duur. Ik kon het betalen, maar aan het eind van de maand was het altijd nul. Ik had een fiets en vaak een kippetje achterop, een meisje. De jongen was de haan. Djago.’

Oorlog

‘In die tijd was ik de eerste voorrijder bij de motorclub Soerabaja. Dat vonden ze wat, een kleine man op zo’n grote Harley Davidson, dat trok de aandacht. Na vier, vijf jaar ben ik daarmee gestopt omdat ik steeds duizelig was en vaak donkere vlekken voor mijn ogen zag. De stabiliteit was er niet meer. Dat komt als je niet genoeg slaapt. Je krijgt misselijkheid en koortszweet. Zo maken de meeste mensen een ongeluk.’
En hoe dat kan, niet genoeg kunnen slapen? Dat komt door alles waarover Eddie zwijgt. Wat hij als jonge jongen heeft moeten doorstaan in oorlog en Bersiap.

Sinds Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië, heeft hij geen last meer gehad van discriminatie, vindt hij. Dat hij toevallig wat blanker is dan anderen, maakt niet meer uit, zegt hij. Hij is en blijft ‘Indisch in hart en nieren’, dat zeker. Nederlands? ‘Dat is een paspoort kwestie.’ Die heeft hij vaak willen oplossen. Twee keer vroeg hij een visum aan om naar Nederland te mogen gaan. Twee keer werd hij geweigerd. Een smeekschrift aan koningin Juliana ook. Hij probeerde als verstekeling Indonesië te verlaten, maar ook dat mislukte. Nu heeft hij er meestal vrede mee op een filosofische manier: ‘Mijn moederland is in handen van Indonesiërs, Holland is en blijft mijn vaderland.;

Hollands voetbal

De laatste jaren is Eddies leven overzichtelijk. Elke dag staat hij om 5 uur ’s morgens op. Dat gaat vanzelf tot de moskee In de buurt. Dan wandelen. De krant lezen, baden, schrijven, bezoek. s Middags een uur slapen, dan baden, koken en dan is het alweer avond:
‘Als er voetbal is, zit ik de hele tijd voor het scherm. Ik ben gek op Hollands voetbal. Ik ken de voetbalwereld uit mijn hoofd. Soms bel ik Holland ook op met een telefoonkaart die ik gekregen heb. Ook mijn kennissen in Australië en Amerika. Je moet de mensen blijven volgen. Dan ben ik om vier uur weer wakker. De tijd gaat verbazend snel, vooral als je erg druk bent.’

Romantisch

Je moet wat van het leven maken, vindt Eddie. Ondanks wat er op je pad komt. Geldt ook voor de liefde:
‘Vroeger was ik altijd verliefd. Als een meisje vrij was, kon je dat zien, want dan droeg ze vlechten. Had ze twee vlechten, dan was ze ongetrouwd, dus dan mag je een kans wagen. Een vlecht voor en een vlecht achter, dan is ze verloofd. Je mag nog een kans wagen. Heeft ze twee vlechten voor, dan is ze getrouwd. Klaar.’ Hij is nog romantisch, ook in zijn huwelijk. Zijn echtgenote is Javaanse en dat was eerst moeilijk: ‘De Javaanse vrouw, vergeleken met een Hollandse is heel verschillend. Ze zijn niet zo romantisch als Indische jongens. Ik kan haar wel een zoen geven. Dat wilde ze vroeger niet uit verlegenheid, later wel, toen was ze verindischt. Samen hebben ze vier kinderen, de twee uit Eddies eerste huwelijk brengt ze met liefde groot. Geen van de kinderen spreekt Nederlands: ‘Ze hebben dat nooit geleerd op school. In de omgang Nederlands spreken was taboe voor ze. De leerboeken waren in de Indonesische taal. Ik zou wel willen dat ze Nederlands spraken, maar dit is een andere generatie. Het is te laat en nu kan het niet meer.

Rijk aan verleden

Te laat, maar niet voor de gebouwen uit de Nederlandse tijd. Met anderen werkt Eddie voor het behoud van het verleden in Indonesië. Wat geweest is, hoeft niet meteen afgebroken te worden. Bewaar het toch, denkt hij, bewaar IJssalon Zangrandi, het oude station Goebeng, het graf van journalist Von Faber en veel meer. De stad is rijk aan verleden en als je dat weghaalt, verdwijnt het fundament. Hij heeft het er druk mee: ‘Ik zit in veel clubs en doe veel radio-interviews, vaak in de uitzending van Suara Soerabaja, de stem van Soerabaja.’

Soms piekert hij en dan slaapt hij nog minder, maar en daarmee praat hij over het piekeren heen sinds zijn dochter ervoor zorgde dat zijn huis ventilatie kreeg, gaat het beter. Hij heeft heus vrede mee dat hij in Indonesië is gebleven. Dat komt omdat hij voor zichzelf duidelijk weet wie en wat hij is: “Indisch wil zeggen dat je hier geboren bent, dat je geen Indonesiër bent in je cultuur. Je gaat met je hart naar Holland ofschoon vanwege mijn band met Suara Surabaya hoor ik 100% hier, ondanks alles. Toen wilde ik graag weg naar Holland. De kinderen? Ze weten wat Indisch is. Ze weten dat vader een peranakan-Indo is, van gemengd bloed, een Indo Belanda, ze voelen niet als Indo, ze weten alleen dat ze Indisch bloed hebben. De kleinkinderen zijn Indonesisch. Ze noemen me Opa. Een Hollands woord. Het komt niet voor bij de Indonesischen. De kinderen noemen me Pappie. In mijn Kampong noemen ze ons Pappie en Mammie. Het zijn een paar Hollandse woorden die hem veel doen. Mijn vrouw spreekt liever Indonesisch, maar wat Pappie en Mammie betekent, dat weet zij ook.

Balans

Dus zo heeft Eddie Samson uiteindelijk een balans gevonden. Hij leeft in het heden en zorgt voor het beste van het verleden. Hij is Indonesisch als het moet en Nederland Nederlands waar het kan voor zichzelf 100% indo, dat telt het meeste.
(Foto’s: Rino Berhitoe)

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Comité NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië

NASSI was een noodzaak voor de spijtoptanten. Het is 1960, in het voormalige Indië zijn voormalige landgenoten in de problemen.  Ze willen naar Nederland.  Ik hoorde de verhalen in Indonesië, waar ik voor de Stichting HALIN was. Daar ontmoette ik degenen die warga negara werden, om wat voor redenen dan ook.

Wie waren dat?

  • degenen die hadden gekozen voor de Indonesische nationaliteit en spijt van die keuze hadden, vooral omdat ze behandeld werden als een tweederangs burger, en dat na alle beloften over welkom zijn
  • ouders van jonge meisjes, die zagen dat hun dochters onveilig waren (ik heb de brieven gelezen)
  •  genoeg mensen die destijds geen administratie genoeg hadden want de Nederlande overheid vroeg nogal wat, en na een oorlog had niet iedereen de juiste papieren in een kastje liggen
  • degenen die toen minderjarig waren, dus zelf geen besluit hadden mogen nemen, en nu meerderjarig waren en voor Nederland kozen

Er waren anderen, die bleven. Graag en met genoegen.
Achterblijvers, vertrekkers.

halinEen geschiedenis vol verdriet en hoop en verdriet. De mensen die ik sprak waren gebleven. Maar ik las, weer thuis, pijnlijke verhalen over degenen die wilden vertrekken maar dat niet, of nog niet konden dan wel mochten.

In de jaren na de oorlog stuurden de achterblijvers brieven naar de familie in Nederland: help ons.
Degenen die het was gelukt naar Nederland te komen, vertelden verhalen over angst, ellende en armoede.

Visumaanvragen

In 1959 kwamen er meer dan 13.000 visumaanvragen voor de komst naar Nederland, slechts 2.000 kregen een ja. De rest moest maar zien. De omstandigheden waarin ze leefden werden zwaarder.
Zelfs in de Tweede Kamer werden vragen gesteld hierover.

Ik kwam deze ellendige toestanden tegen toen ik aan mijn boek over HALIN werkte: Hulp Aan Landgenoten In Indië/Indonesië. Hartverscheurende brieven van overzee las ik. Een grote schreeuw om hulp.

Comité NASSI

In een Moesson uit 2016 vond ik informatie van de historische ellende:

  • 1951 radiotoespraak van Hoge Commissaris A.Th. Lamping; hij roept Indo’s op te kiezen voor de Indonesische nationaliteit
  • 1957 Zwarte Sinterklaas: maatregelen tegen Nederlanders, uiteindelijk moeten alle Nederlanders het land verlaten; nationaliseringen van Nederlandse bedrijven
  • 1958 Cees Stolk draagt zijn boekhandel en Drukkerij G. Kolff & Co over en neemt in Nederland contact op met Tjalie Robinson over de situatie van spijtoptanten
  • 1960 grote bijeenkomst in de Haagse Dierentuin en oprichting van Comité NASSI

Foto uit HALIN-boek.

Toen was het Comité NASSI er dus. NASSI: Nationale Actie Steunt Spijtoptanten in Indonesië.
Een grote naam, dat ‘nationaal’, het hoorde bij de grote plannen. Druk zetten, Nederland activeren, de Indische gemeenschap hier laten meedoen.
In het Comité zat onder andere journalist Tjalie Robinson. Ik las in Tong Tong (‘Het enige Indische blad in Nederland – trouw – branie -ondernemend’) van 15 juni 1960 wat hij vond. Tjalie schrijft sprankelend Nederlands, een feest om te lezen. En hij is messcherp:

  • Het is merkwaardig, maar vooral verontrustend, dat de zaak van de ‘spijtoptanten’ zich van maand tot maand in een traag tempo kan voortslepen, omdat a. de regering niet van zins of bij machte is krachtiger op te treden, b. het Nederlandse volk (en vooral het gerepatrieerde deel) niet tot groter verontwaardiging en dus groter activiteit te brengen is.
  • Tien jaar geleden werd – mede met het argument dat Nederland zoveel mensen niet bergen kon – door de Regering sterke pressie uitgeoefend op tienduizenden Nederlanders in Indonesie om het warga-negara-schap te aanvaarden. […]
  • Waarde lezers, met geloven alleen, dat ons bestaan in Holland verzekerd is, komen we er niet. We zullen er voordurend strijdvaardig voor moeten zijn. En als wij geen strijdvaardigheid kunnen opbrengen, zelfs ‘maar’ voor een zaak als die van de spijtoptanten, dan is het met onze toekomst slecht gesteld. […]
  • Stuur adhesiebetuigingen. Organiseer plaatselijke acties. Ajo, bangoen! Tong-tong! Tongtong! Tong-tong!

Spijtoptanten

Het ging om duizenden en duizenden spijtoptanten.
Tot ze hier waren, was er steun nodig. Geld, om pakketten te sturen. Bij Tong Tong stond de beroemde Bruine Bus, waarin muntjes en meer welkom waren.
Het Comité NASSI gaf niet gauw op. Er kwamen acties, medewerking aan televisieprogramma’s en veel, heel veel publiciteit in Tong Tong.
HALIN en het Comité richtten het Visumadviesbureau op, dat later het NASSI-adviesbureau werd. Ook hier: praktische steun. En ook netwerken en druk zetten in de wandelgangen. Alles moest indirect en voorzichtig, gezien de delicate verhouding tussen Nederland en Indonesië.

Het is onvoorstelbaar wat een werk het geweest moet zijn. En ook wat een moed er was om het tegen de regering op te durven nemen. Te blijven hameren op verruiming van de spijtoptanten-regelingen, in woorden, in affiches, in beelden.
En het hielp.
Golf na golf ‘repatriëringen’ bereikte Nederland, wat een vreemd woord is: velen hadden hun geboorteland moeten verlaten, en zagen Nederland voor het eerst. Pas eind jaren 1960 werd de regeling die verruimd was, weer gesloten.

Ja, er kwamen verruimingen, maar nooit voldoende. Nog altijd leven er mensen daar, die eigenlijk liever hier hadden willen zijn. Ik heb ze in Indonesië ontmoet, hun hand geschud, naar hun leven gevraagd. Een deel van de gesprekken kwam in mijn boek over HALIN. En ik weet: de ouderdom komt met de gebreken, ook daar. Dan is er geld nodig om te helpen. Ik ben donateur van HALIN.

De geschiedenis is nooit af. Hoe werkt dat door in een familie, als een vader of moeder als spijtoptant het geboorteland moet verlaten? Het moet een koffer vol emotie zijn: wrok, om het dankbaar moeten zijn, verdriet om het verlies van wat eens het eigen land was, en ook wat Tjalie zo goed zei: nooit vanzelfsprekend voelen hier in Nederland te horen.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over het Indo-Eenheids Verbond in 1954

Het Indo-Europees Verbond (IEV) had anno 1954 zich aan het jonge Indonesië aangepast. Een nieuwe naam. Een nieuwe missie. In de kop van het verenigingsblad Onze Stem staat: ‘Gabungan Indo Untuk Kesatuan Indonesia’. De betekenis: ‘Indo Vereniging voor Indonesische Eenheid’.

1954

Ik las het juni-nummer uit 1954, gedrukt op slecht papier. Het moest goedkoop. Dat 1954 is een lastig jaar. Indonesië zelfstandig, jawel, maar een jonge staat, nog maar een handvol jaren geleden was dat alles er: oorlog, bersiap, die politionele acties, de ontbinding van het KNIL, het lag bij alle blijvers in het geheugen.
Zij bleven in een nieuw land dat tegelijkertijd hun geboorteland was. En toch anders. Geen wonder dat de vereniging nog altijd bloeide. Veel mensen probeerden te wennen aan de nieuwe staat, de nieuwe tijd, de nieuwe verhoudingen.
Hier is dit andere IEV aanwezig volgens het blad:

  • Afdelingen en correspondentschappen in Balikpapan, Bandjarmasin, Bandung, Bogor, Djakarta, Djatiroto, Modjokerto,Kapang, Lirik, Palembang, Pendopo, Pontianak, Sabang, Semarang, Surabaja, Makassar, Sragi, Muntok

Soms is de afdeling groot, zoals in Bandung, waar zelfs verschillende commissies werkzaam zijn zoals de Commissie Sociale Zorg (L. Hermsen en P. Spangenberg) en de Commissie Jeugd-zaken (F.A.H. Herst en B.F. Rudolph). Die sociale zorg zit ook in Semarang (Mevr. L. Palmen- Worthington en mevr. L. Hardy) en in Surabaja (F.E. Jaspers). Er zijn ook correspondentschappen met een enkele naam en adres: In Makassar is dat R. van Raalten, Djl. Dr. Ratulangi 156.
Het maakt op mij een indruk van een zekere eenheid, mensen die noodgedwongen naar elkaar omzien. Want zij zijn, zoals de vereniging dat noemt: Indo. En vaak, maar niet altijd, Indonesisch staatburger, Warga Negara. Het ene is etniciteit, het andere is nationaliteit.

Perkara

Juist deze jaargang bevat een discussie over het gaan of blijven en wat dat betekent. Het is bijna een perkara over mentaliteit. Natuurlijk zijn daar verschillen in. Zie maar eens te wennen aan het Indonesisch zijn, als voorheen de banden met Holland juist hoog stonden aangeschreven.
De discussie bestaat vooral uit twee stukken, die voor de leden herkenbaar moeten zijn geweest; anders werden ze immers niet geplaatst.
Ik zal uit beide stukken citeren.

Eerst rept het openingsartikel onder de titel ‘Eenheid’ over een nieuwe verdeeldheid, want er zijn tegenwoordig: ‘3 afzonderlijke groepen, nl. de Indo-W.N., de Indo-Nederlanders en de Indo-Staatlose.’ Dat is dus al een probleem.
Nu het eerste stuk, getekend door ‘Uw Ketua’. Het is een soort colum, gezellig en persoonlijk ‘van hart tot hart’, zoals het heet. Gaandeweg verandert de sfeer.

  • Ik zat, als vele anderen op een bankje bij de Lurah te wachten om één of andere surat keterangan te halen.
  • Plotseling zag ik een bekend gezicht! Hij was vroeger Hoofdcommies bij mij op kantoor geweest. Ijverig, serieus, punctueel, ervaren, kortom, alle contouren van een goede administratieve kracht.
  • Omstreeks eind 1948 was hij met 4 andere Indo-ambtenaren bij mij geweest om mijn mening te horen over het Indonesisch staatsburgerschap dat in de nabije toekomst zou komen.

Na dit gesprek lijkt de voormalige Hoofdcommies ook te willen blijven. Nu ligt het anders. Het gesprek ontvouwt zich:

  • Toch beluisterde ik een klank in zijn stem die er vroeger niet ingezeten had. Was dit een meer joviale toon wegens het wegvallen van vroegere dienstverhoudingen? Neen, er zat meer in. Dit was vriendelijkheid van iemand die zich verre superieur voelt, maar het niet zo direct wil laten merken.
  • En toen begreep ik het al: “Hij is NEDERLANDER.”(met hoofdletters).
  • Ik zweeg en dacht: “Kom jij dan maar over de brug”.
  • En hij kwam dan ook, prompt. Hij kon het niet laten eenvoudig.
  • Hij: “Ik ga naar Holland” (Zijn gezicht straalde).
  • Ik: “Zo? Vroeg gepensionneerd?”
  • Hij: “Ja, Ik heb 500 gulden pensioen in Holland als kantoorhoofd. Boleh!”

De schrijver overdenkt bij zichzelf de vreugden van Holland: kou, winterhanden, zware winterkleding, de duurte van het dagelijks leven. Maar dit zeggen? Nee.
Ook niet als de nieuwe pensionado zich laat gelden tegenover de lurah en zegt: ‘saja pulang kenegeri’, dat hij naar huis gaat. Maar die uitspraak geeft wel ‘andere overpeinzingen’:

  • Dit is het soort Indo dat onze opneming In de Indonesische samenleving van dag tot dag bemoeilijkt. Als een Nederlander-totok van zich zelf zegt ‘saja pulang kenegeri’, dan zal geen Indonesiër daar iets bij denken.
  • Maar als zo iemand met de tjap van vele Indonesische voormoeders op zijn gezicht en de krul van sambal-trassi-smuller om zijn mond van zichzelf beweert ‘saja pulang kenegeri’, dan kan het niet anders of ieder die het hoort denkt bij zichzelf: ‘Zie je nou wel dat die lui geen snars om hun geboortegrond geven.’
  • En met ‘die lui’ worden wij dan vereenzelvigd, want… wij zijn ook Indo’s.
  • Nu was mijn weemoed betul-betul foetsie, ik dacht bij mezelf, ga dan maar vlug.
  • En deze gemoedsstemming heb ik hem een spoedige en een voorspoedige reis toegewenst.
  • Hij zal er niks van hebben gemerkt, want hij was nog vol van zijn glorierijke moment.

De reactie

In september verschijnt een reactie hierop van ‘een donateur’. Deze herkent de situatie, schrijft hij of zij, en in een lang betoog valt een veelzeggende ervaring op, gestuteerd in de tweede helft van 1949.

  • Bij een halte stapte ik op de bus, welke ging in de richting van het Commissariaat der Nederlanden, tegelijkertijd met een Belanda-Indo van naar schatting een goede vijftig. De handen vol paperassen, uit zijn jaszakken staken gewichtige dienstenveloppen.
  • Blijkbaar zag hij in mij, grijzende totok met militaire houding, een 100% koloniaal type, die hij vertrouwen kon, een mede-anti-Indonesiër.
  • Hij begon met: “Hebt U ook zoo’n last met Uw papieren voor Holland?”
  • Ik snapte dadelijk, dat deze man er een was van hen, die weg wilde.
  • Maar ik wilde hem eens uithoren en zei: “Ik, met mijn papieren voor Holland? Wel, ik helemaal niet.” Ik voelde dat mijn medeppassagier dacht: “Och die wordt natuurlijk weer voorgetrokken”, maar ik zweeg.
  • “Waarom u niet en ik wel?”
  • Ik vond het toen welletjes en zei droogjesweg: “Wel om de heel eenvodige reden, dat ik niet naar Holland ga, maar kalmpjes en lekker hier blijf.”
  • Met verbaasde ogen keek hij mij aan.
  • “Blijft U hier?” zo liet hij zich uit, “Wilt U hier onder zo’n Sukarno staan?”
  • Op mijn wedervaag: “Ja, waarom niet”, draaide hij zich van mij af met een: “Nou IK niet!” en negeerde verder zo’n Hollander.

Verder gaat het betoog over aanpassen en ‘je geboorteland’, waarvan de donateur zegt:

De toestanden en verhoudingen in deze jonge, nieuwe Staat zijn nog niet volmaakt, kunnen niet in eens volmaakt zijn, alles moet groeien en de Indonesiër zelf is ook nog lang niet weer in evenwicht, na alle schokkende gebeurtenissen welke sinds 1942 over hem heen zijn gegaan. Van hem te eisen of te wachten dat hij volmaakt is, terwijl wij hetzelf niet zijn, is wel wat al te veel. Er moet hier veel slijten en vergeten worden en daar is tijd voor nodig.

En die regels komen toch akelig binnen. Want ja: die ‘schokkende gebeurtenissen’ waren er geweest voor beide kanten, en leven in hetzelfde land met nieuwe verhoudingen.. Er was veel dat moest slijten. In een oorlog sta je tegenover elkaar en nu… moest je een plaats naast elkaar zien te vinden. En niemand wist hoe.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Warga negara: de drie zusjes bleven hopen

zusjes

Warga negara is een term met emotie, voor de meesten. Warga negara zijn degenen die Indoneisch staatsburger werden. Uit vrije keus. Uit overtuging. Omdat ze minderjarig waren en hun ouders die beslissing namen. Of omdat er een oude moeder of vader was die beslist niet weg wilde en wat doe je dan.
Iedereen had een eigen reden. Iedereen een eigen levensverhaal.

Nette armoede

In 2008 ontmoette ik Betty, Lenny en Thea Kalshoven. We spraken elkaar in Jakarta, de stad die voor de zusjes altijd Batavia blijft. Indische zusjes met een familieverhaal. Thea was als oudste wat bedachtzamer, de andere twee wat onstuimiger in hun manier van praten.
Op de foto ben ik druk aan het schrijven. Van ons gesprek zal een interview komen, en dat staat in het boek over de Stichting Halin. Ze zijn arm. Speciaal voor onze ontmoeting droegen ze hun netste kleren. Ik zag wat slijtageplekken aan een kraagje en dacht: hoe lang al doen ze met deze kleren? Het is nette armoede, van het soort dat trots laat zien.

Ik kan me nu wel voor de kop slaan dat ik het gesprek niet heb opgenomen. Of gefilmd, dat was nog beter geweest.

Nederlands spreken

Thea van Kalshoven

De zusjes spreken met elkaar Nederlands, zo houden ze de taal bij. Nederlands blijven spreken in Indonesië is best moeilijk, legden ze me uit, je moet er je best voor doen. Keer op keer vertellen ze elkaar – en mij nu ook – hun familieverhaal: over hun grootvader Oscar Ellinger die fabrieken en grond bezat in Oost-Java. Een vermogend man. Hij trouwde met Rasmani, zij kwam van Madoera. Een prinses. Hun dochter werd de moeder van de zusjes. Zij trouwde met een Hollander. Dat was de vader van de zusjes.

De oorlog slaat ook hier diepe wonden. Opa dood, vader weg – later blijkt dat hij onder druk heeft getekend voor het staatsburgerschap. Dat weten de meisjes niet. Ze hebben het moeilijk genoeg. Moeder wordt ziek en Thea moet als oudste zorgen voor de anderen. Moeder sterft, vertelt Thea:

“We sliepen vaak op het graf van moeder, dat was tenminste koel. Nee, we waren nooit bang. het was toch onze eigen moeder, onze eigen tuin?”

Zo lopen de familielijnen in het kort. En zo zijn ze Indonesisch geworden.

De familielijnen zeggen dat Betty, Lenny en Thea na het overlijden van hun vader de erfgenamen zijn van opa Oscar. Dat is een gedachte vol troost. Met geld kunnen ze elk hun huis laten opknappen, bijvoorbeeld. Het gaat niet om luxe. Hoewel een dak dat niet lekt, ook een vorm van luxe is.
Er is alleen dat ene probleem: de bewijzen dat ze erfgenaam zijn.

Niemand heeft genoeg opgeschreven. Ze kunnen niets bewijzen. En geen bewijs betekent: geen geld. Dus leven de zusjes in hoop. En met de toelage van de Stichting Halin. Ze hebben kinderen, maar ja: die hebben ook een eigen leven. En die zijn ook meer Indonesisch, dus ze weten niet veel meer van vroeger. Misschien liggen de papieren in Holland, zeggen ze, maar kom daar eens achter. En dan heb je nog de procedures.

Wat doe je eraan?

Lenny: “We moeten bewijs hebben. Dat is er niet meer door de oorlog. Er zijn getuigen die verklaren dat wij de gerechtigden zijn, omdat wij de nazaten van de oorspronkelijke eigenaar zijn. Getuigen als de chauffeur van Opa. Eigenlijk is dat genoeg maar in Indonesië is dat niet zo. Hier heb je voor bewijzen geld nodig.”

En precies daaraan hebben ze tekort. Gelukkig krijgen ze steun van de Stichting Halin. Dan nog is het puzzelen om uit te komen. En de kinderen? Betty woont alleen: “Ik wil geen last zijn voor de kinderen, ik vraag nooit iets aan mijn kinderen. Ze moeten zelf een leven opbouwen en voor hun kinderen zorgen.”

Dromen

Het was voor mij een moeilijke middag. Ik voelde het belang van hun droom over dat geld. Dromen geeft hoop, en hoop doet leven.  Juist als het dagelijks bestaan moeilijk is, heb je iets nodig om naar uit te kijken. Iets dat alles goed maakt, of in ieder geval veel. En dat was voor deze drie zusjes de erfenis van hun grootvader.
Ik ken de archieven in Nederland een beetje. Dus ik zei niets over mijn indruk van de onhaalbaarheid van het plan dat ze hadden. Ik stelde vragen, luisterde en knikte. Wat ik anders kon doen, weet ik nog altijd niet. Hun herinneringen nam ik serieus, en ik zag ook de troost die ze ontleenden aan dat plan van bewijs gaan maken. Want dan… dan…

Eigen weg

halin

Wat ik zei, iedereen die warga negara werd, heeft een eigen levensverhaal. Genoeg mensen die daar naar tevredenheid een eigen leven opbouwden. Of min of meer tevreden. Maar er zijn ook degenen die nog altijd steun ontvangen van de Stichting HALIN. En met de ouderdom komen de gebreken, en daarmee de zorgen. Degenen die ik heb ontmoet, spreken ook graag over familie in Nederland. En dan dacht ik bij mezelf, weet elke familie in Nederland eigenlijk van de familie in Indonesië, vooral van de arme tantes en ooms, ik was er niet helemaal zeker van.

Na al die tijd denk ik nog steeds aan de zusjes Kalshoven en anderen, die ik ontmoette. Helemaal nu het augustus is, een maand met emotie.

Praat met mij
Als u over familie in de oude Indische tijd schrijft, dan hoort daar ook kennis van de historie bij. Zo wordt uw verhaal beter en interessanter om te lezen. Werkt u aan een levensverhaal? Praat met mij:

  • voor vrijblijvend advies over historische bronnen, zodat u meer informatie vindt
  • over de opzet van uw project, zodat u het meteen goed aanpakt, dat scheelt enorm veel tijd en hoofdpijn
  • maak een afspraak voor telefonisch overleg via mijn digitale kalender: klik hier en kijk hoe dat gaat.

Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

Over de voormalige landgenoten in Indonesië

landgenoten

Deze dagen denk ik met reden aan de voormalige landgenoten in Indonesië. “Zij konden toch kiezen?” Die vraag hoorde ik het vaak toen ik aan dit boek voor HALIN werkte. Over degenen die bij en na de onafhankelijkheid in het nieuwe Indonesië bleven. Kiezen, dacht ik dan, maar hoe vrij is die keuze?

Het lijkt of het kassian met de ouderen daar in golven gaat. Soms is er een televisieprogramma en dan weten we het allemaal weer.  Er zijn meer stichtingen dan HALIN die zich om hun lot bekommeren, en al werken ze op een eigen manier, ze hebben gemeen dat er altijd geld tekort is. Dat gaat vanzelf, als je voor de ouderen daar zorgt. Er is tekort aan alles. Niet iedereen heeft kinderen die voor je kunnen zorgen.

Kiezen

Wie minderjarig was, mocht niet kiezen. Dat deden je ouders voor je. Dus wat zij wilden, gebeurden. Geen vrije keuze. Er waren mensen die de zorg hadden voor hun vader of moeder die niet weg wilde of durfde. Wat weegt zwaarder in zo’n situatie: de zorg die je voelt, of verkassen naar een ander land? Of je hebt simpelweg niet alle papieren die de Nederlandse regering eist, voordat je naar Nederland mag. Die eisen waren aanzienlijk, ook al werden ze steeds minder hoog.

Nee, echt kiezen was het niet.

Ja, voor een aantal wel. En er zijn er ook, die het uitstekend hebben gedaan als nieuwe Indonesiërs. Maar het gaat nu over die anderen. Ik lees regelmatig dat er weer een boek over de dekoloniatie is verschenen, dat er weer een toneelstuk op de planken komt van de derde of vierde generatie die op zoek gaat naar de roots. Dan denk ik aan deze ouderen. Ze zitten vol met woorden, uitdrukkingen, ervaringen – meer dan de jongere generatie zich kan voorstellen. Deze generatie noemt zich onbevangen ‘Indo’, daar zullen deze ouderen heel voorzichtig mee zijn.

Terug

Deze dagen is er het nieuws van de teruggave van onder andere de zogeheten Lombok-schat; kostbaarheden op Lombok door het KNIL mee naar Nederland genomen. Een hele discussie over eigenaarschap hoort erbij. Over zorgplicht. Over de koloniale tijd. En ik weet dat hiervan een echo klinkt in het dagelijks leven van deze ouderen. Toen ik er was, hoorde ik het zelf: als er iets moeilijks in Nederland is,  gaan deze ouderen voorzichtiger over straat. Degenen met een Nederlandse naam helemaal.

Betaaldag

landgenotenVoor mijn HALIN-boek reisde ik naar Indonesië. In Bandoeng woonde ik een zogeheten betaaldag bij. In een bijgebouw van een kerk was dat. Iedereen op stoelen aan de kant. Dan een welkomstwoord van de contactpersoon. Daarna werd iedereen bij naam genoemd. Opstaan, naar voren, het geld voor de steun van die maand in ontvangst nemen.

Toen ik de zeer oude mevrouw van de grote foto boven zag, voelde ik dat kassian weer van binnen, het kassian dat pijn doet omdat je zo graag wil dat iets anders is dan het is en je weet, het is zoals het is.

Ik vroeg naar haar leeftijd. Ze was pas ergens in de 60 jaar. Dan weet je: een moeilijk leven.

Er waren ook ouderen met kinderen en kleinkinderen. Dat stemde me tot nadenken over het doorgeven van het Indische, dat wij hier in Nederland zo belangrijk vinden. Is het dat daar ook? Minder, lijkt het. De kinderen weten wel iets van dat vader of moeder in ‘de Nederlandse tijd’ leefden, de kleinkinderen al minder. Wat ik hoorde over de kleinkinderen was dat ze zich overwegend Indonesisch voelen. Vanzelfsprekend thuis in hun eigen land, al zijn ze misschien in hun uiterlijk toch iets anders dan de anderen.  Kunnen blijven in het land waar je familie woonde, vinden zij vanzelfsprekend – maar misschien is het wel een luxe.

Levensverhalen

De verhalen van de Warna Negara’s raakten me toen en raken me nog steeds. Al die ouderen daar, er zijn er nog zo veel, en ze komen zo op leeftijd met alle gevolgen van dien. Het is zo’n belangrijke generatie, aangeraakt door oorlog en Bersiap, de ouderen daar en de ouderen hier hebben verhalen om over te huilen. Maar vooral om naar te luisteren. Ik hoop dat er ook daar een derde generatie opstaat die op zoek gaat naar de verhalen uit de familie.

Praktische schrijftip

Moeilijke herinneringen liggen meestal verborgen onder een deken van verdriet of geen-weg-mee-weten. Toch zijn het vaak juist die herinneringen, waar de volgende generaties iets aan hebben. Zij moeten begrijpen wat het onvoorstelbare is geweest. Misschien kunt u feiten noteren: wat gebeurde er wanneer. Dat is toch iets. En mogelijk kunt u later wat meer schrijven. Wilt u hier eens met mij over van gedachten wisselen? Maak dan een afspraak voor een gratis overleg-gesprek via mijn digitale kalender. Klik hier en kijk hoe dat gaat. (Opent in een nieuw venster.)


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan door op het plaatje te klikken. Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Hoe begin ik? 5 gouden tips waarmee het altijd lukt

gratis ebook

“Ik vind dat mijn ouders gezien mogen worden”

ouders

Foto van mijn ouders Intanija binti Tarsid & Leendert Thomas

Dit was een mail die ik twee, drie keer las. Het verhaal over een moeder, die in Nederland werd uitgescholden. Gerda Thomas schreef over het levensverhaal van haar vader en moeder. Vol oorlog, maar ook: vol veerkracht, zoals die generatie vaak was en is.  Ik mocht het verhaal publiceren, met de foto’s erbij.

 

Ik ben een persoon

Mijn moeder is een inlandse, zoals dat werd genoemd. Over zichzelf zei ze: “Saya orang dari Kalimantan Selatan”. Ze zei niet: “Ik ben Indonesisch” maar “Ik ben een persoon afkomstig van Zuid Kalimantan”. Mijn vader was in feite ook “een inlander”, zijn opa had het Nederlanderschap verworven en mogelijk zelfs behorend tot Belanda Hitam. Dit ben ik aan het uitzoeken.

Vanwege het ontbreken van Nederlands bloed moest mijn vader en zijn gezin na de demobilisatie van het KNIL achterblijven om Warga Negara te worden. Het was 1951.

Blanda kind

Een ingevoerde regeling vanuit de regering om de toestroom  naar Nederland vanuit, toen al Indonesië, te beperken. Dit zou een gewisse dood voor hen betekent hebben. Hun eerste kindje was leliewit met gitzwarte ogen en gitzwart haar. Dit zou uitgelegd worden als een ‘blanda kind’. In mijn moeders geslacht komt albino voor. Mijn vaders Molukse KNIL-maten hebben hem overgehaald zich in te schepen als Molukker op een Moluks troepenschip vanuit Surabaya naar Rotterdam.

In de inschepingspapieren was te lezen hoe dit is aangepakt. Met de New Autralia naar Nederland. Vanuit Rotterdam via Amersfoort in Kamp Westerbork/Kamp Schattenberg terecht gekomen. Mijn moeder vertelde dat ze door DMZ dienst maatschappelijke zorg zijn ‘ontdekt’ en naar een Indisch pension zijn overgebracht. Ze hebben geen fijne tijd gehad op het schip en in het kamp. Mijn vader
was een KNIL-er. Mijn moeder geen Molukse maar van Banjarmasin/ Zuid Kalimantan. Een vreemde eend. Ze sprak Bahasa Indonesia omdat haar eigen taal anders was en mijn ouders alleen in deze taal met elkaar konden communiceren.

Ploppor

Toen het gezin van mijn ouders vanaf 1951 eenmaal via vele omzwervingen van pension naar pension, na een verblijf in Nieuw Guinea 1955-1962, uiteindelijk een eigen woning kregen in het midden van het land viel ons buitensluiting en discriminatie ten deel onder de Indische gemeenschap. Het ging om de afkomst van mijn moeder.
Zij was in de ogen van sommige Indische mensen “een vuile Indonesische”. Voor het huis van mijn Indisch vriendje hoorde ik voor het eerst “ploppor”. Hij had me trots meegenomen naar huis als zijn Indisch vriendinnetje. Daar dacht zijn moeder anders over.
Zijn moeder had in een Jappenkamp gezeten met zijn oudste broer en zijn vader was aan de Birmaspoorlijn als krijgsgevangene te werk gesteld geweest. Zijn moeder was niet bepaald trots op het feit dat haar zoon met “de Indonesische” thuis kwam. Ik leerde van nog meer narigheid waar ik later als volwassen vrouw begreep waar wij voor uitgemaakt werden.

Mijn zoektocht naar waar ik nou bij hoorde vind hier zijn oorsprong.

“Wat ben ik papa?”  Als mens is het belangrijk om te weten waar je vandaan komt en waarom mijn vader mij geen antwoord gaf toen ik hem vroeg of we Indisch waren? Hij gaf me namelijk het antwoord waar hij was geboren in Soerabaja. Maar hij zei niet dat we Indisch waren.

Eigen verhaal

Het is allemaal goed gekomen. Stamboomonderzoek is mooi in dit proces. De oorlog in voormalig Nederlands-Indië kent vele facetten.
Een ieder heeft zijn eigen verhaal.

Gezien mogen worden

Ik vind dat mijn ouders geschiedenis genoemd mag worden. En dat zij gezien mogen worden. Zeker omdat hun ervaringen ons leven als hun kinderen heeft beïnvloed. Mijn vader had bij leven dit jaar 106 jaar zijn geworden. Onze moeder zal bij leven en welzijn 94 jaar worden dit jaar.
Ik heb in 2015 in Bronbeek een voordracht over mijn vader gegeven. Een postuum eerbewijs. “Ik zoek mijn halfzus en vind mijn vader”. Ik had informatie gevonden over de man, de jonge man toen, de man die wij kinderen nooit hebben gekend. Bronbeek gaf het publiek: ‘Het podium is voor u’. Ik was 57 jaar.
Mijn vader stierf toen hij 57 jaar was geworden; 2015 was ook een bijzonder herdenkingsjaar door 70 jaar geleden einde oorlog in Nederlands-Indië. Allemaal belangrijke getallen.

Timor

Mijn vader vocht op Timor samen met de Australische guerrillastrijders. Hij was opgeroepen voor zijn nummer en zat bij de genie die zwaar onder vuur lag. De geallieerde troepen moesten het Portugese deel in handen krijgen. Dit is gebeurd. Toen kwamen de Japanse troepen met o.a. parachutisten. Een grote overmacht. Timor was een onherbergzaam oord. Ze zijn de pan ingehakt. Een handje vol mannen, KNIL-ers en enkele Australiërs, hebben het overleefd. Waaronder gelukkig ook mijn vader. Bij de derde poging met het schip de Tjeerd Hiddes, de twee eerdere schepen zijn tot zinken gebracht, zijn de overgebleven mannen gered en naar Australië gebracht.

Pas op Borneo is het begin van ons leven begonnen. De start van het gezin wat wij nu zijn.

 


Wanneer er een nieuw artikel verschijnt, mail ik een berichtje aan degenen die zich hebben ingeschreven. Dan hoeft u niet te zoeken. Inschrijven kan dor op het pnderstaande plaatje te klikken.  Dan krijgt u meteen een ebook cadeau: Drie tips om herinneringen door te geven

Ga naar de bovenkant